Update 26sept11 vergelijk oude en nieuwe boek Help

Page 1

Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Overzicht wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ In dit document geven we een overzicht van de inhoudelijke wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’. Daarbij vergelijken we de nieuwe editie van 2011 met de vorige uitgave van 2008.

De inhoud van het handboek werd gebaseerd op verschillende wetenschappelijke bronnen: -

De reanimatierichtlijnen van de Europese reanimatieraad: de ERC-guidelines 2010

-

De eerstehulp- en reanimatierichtlijnen van de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen: de IFRC-guidelines 2011

-

Evidence gevonden door het Expertisecentrum van Rode Kruis-Vlaanderen

-

Expert opinie van de Medische Commissie van de Humanitaire Diensten, Rode KruisVlaanderen

Via de inhoudstafel kan je rechtstreeks naar het hoofdstuk van je keuze gaan. Daarbij vind je per hoofdstuk de onderwerpen waarin er zaken gewijzigd zijn. Dit document is een aanvulling van het document ‘20110822_Inhoudelijke wijzigingen handboek.doc’. Daarin zijn we gestart met de hoofdstukken die belangrijk zijn voor het geven van de cursus Eerste hulp. In het huidige document hebben we alle hoofdstukken toegevoegd die van belang zijn voor de vervolgcursus Helper en voor de cursus Bedrijfseerstehulp. In de inhoudstafel hebben we deze hoofdstukken in het rood aangeduid, met de vermelding NIEUW erbij. Ook in het document zelf zie je deze vermelding staan bij de nieuwe onderwerpen.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.1


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Historiek van dit document: Benaming document

Wijzigingen en aanvullingen

20110822_Inhoudelijke wijzigingen handboek.doc

Eerste versie van het document: alle hoofdstukken waarin onderwerpen voorkomen die worden behandeld in de cursus Eerste hulp: - Basisprincipes van eerste hulp - Vier stappen in eerste hulp - Reanimatie - Verslikking - Bloedingen - Huidwonden - Brandwonden - Hoofd en hals - Borst - Ledematen - Vergiftiging

22 augustus 2011

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek.doc

Tweede versie van het document: de hoofdstukken waarin onderwerpen voorkomen die worden behandeld in de cursussen Helper en Bedrijfseerstehulp: - Eerstehulpmateriaal - Verbandtechnieken - Steken en beten - Buik en rug - Elektrocutie en bliksem - Problemen bij hitte en koude - Bedrijfseerstehulp - Een slachtoffer verplaatsen

26 september 2011

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.2

Online vanaf


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

INHOUDSTAFEL

HOOFDSTUK 1: BASISPRINCIPES VAN EERSTE HULP ......................................................................................... 8 BASISPRINCIPE 1: BLIJF RUSTIG IN EEN NOODSITUATIE ..................................................................................................... 8 BASISPRINCIPE 2: VERMIJD BESMETTING ...................................................................................................................... 8 BASISPRINCIPE 3: HANDEL ALS EERSTEHULPVERLENER ..................................................................................................... 8 BASISPRINCIPE 4: ZORG VOOR HET COMFORT VAN HET SLACHTOFFER ................................................................................. 9 BASISPRINCIPE 5: VERLEEN PSYCHOSOCIALE EERSTE HULP ................................................................................................ 9 Omgaan met slachtoffers ............................................................................................................................... 9 Omgaan met omstaanders ............................................................................................................................. 9 BASISPRINCIPE 6: HOUD REKENING MET EMOTIONELE REACTIES NADIEN ............................................................................. 9 HOOFDSTUK 2: VIER STAPPEN IN EERSTE HULP .............................................................................................. 10 STAP 1: ZORG VOOR VEILIGHEID ............................................................................................................................... 10 STAP 2: BEOORDEEL DE TOESTAND VAN HET SLACHTOFFER............................................................................................. 10 STAP 3: ALARMEER DE HULPDIENSTEN ....................................................................................................................... 10 Wie alarmeren? ............................................................................................................................................ 10 Hoe alarmeren? ............................................................................................................................................ 10 Wie alarmeert de hulpdiensten? .................................................................................................................. 10 STAP 4: VERLEEN VERDERE EERSTE HULP .................................................................................................................... 11 Prioriteiten bij de verzorging van een slachtoffer......................................................................................... 11 Prioriteiten bij ongevallen met meerdere slachtoffers ................................................................................. 11 Grondig onderzoek van het slachtoffer ........................................................................................................ 11 Bewustzijn en ademhaling regelmatig controleren ...................................................................................... 11 HOOFDSTUK 3: EERSTEHULPMATERIAAL – NIEUW ! ....................................................................................... 12 HUISAPOTHEEK ..................................................................................................................................................... 12 VERBANDMATERIAAL .............................................................................................................................................. 13 REINIGINGS- EN ONTSMETTINGSMIDDELEN ................................................................................................................. 13 WERKMATERIAAL .................................................................................................................................................. 13 HOOFDSTUK 4: VERBANDTECHNIEKEN – NIEUW ! .......................................................................................... 14 PLEISTERS............................................................................................................................................................. 14 VERBANDEN ......................................................................................................................................................... 14 Kompres ........................................................................................................................................................ 14 Zwachtel ....................................................................................................................................................... 14 Kousverband ................................................................................................................................................. 14 Driehoeksverband ......................................................................................................................................... 14 Vetverband ................................................................................................................................................... 14 HOOFDSTUK 5: REANIMATIE .......................................................................................................................... 15 REANIMATIE VAN EEN VOLWASSENE .......................................................................................................................... 15 Het bewustzijn controleren........................................................................................................................... 15 De luchtweg vrijmaken ................................................................................................................................. 15 De ademhaling controleren .......................................................................................................................... 15

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.3


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Stabiele zijligging .......................................................................................................................................... 15 Hartmassage en beademing ........................................................................................................................ 15 AED bij een volwassene ................................................................................................................................ 16 Flauwte ......................................................................................................................................................... 16 REANIMATIE VAN EEN KIND ...................................................................................................................................... 16 REANIMATIE VAN EEN BABY ..................................................................................................................................... 17 OVERZICHTSTABEL ................................................................................................................................................. 17 HOOFDSTUK 6: VERSLIKKING ......................................................................................................................... 18 VERSLIKKING BIJ EEN VOLWASSENE ............................................................................................................................ 18 VERSLIKKING BIJ EEN KIND ....................................................................................................................................... 18 VERSLIKKING BIJ EEN BABY ....................................................................................................................................... 18 VERSLIKKING BIJ EEN (ZICHTBAAR) ZWANGERE VROUW .................................................................................................. 18 PREVENTIE VAN EEN VERSLIKKING.............................................................................................................................. 18 OVERZICHTSTABEL ................................................................................................................................................. 18 HOOFDSTUK 7: BLOEDINGEN ......................................................................................................................... 19 UITWENDIGE BLOEDING .......................................................................................................................................... 19 Techniek: een drukverband aanleggen......................................................................................................... 19 Opengebarsten spatader .............................................................................................................................. 19 Amputatie ..................................................................................................................................................... 19 INWENDIGE BLOEDING ............................................................................................................................................ 20 Blauwe plek .................................................................................................................................................. 20 Verplettering ................................................................................................................................................ 20 Blauwe nagel ................................................................................................................................................ 20 VERUITWENDIGDE BLOEDING ................................................................................................................................... 21 Bloed uit de neus .......................................................................................................................................... 21 Bloed uit de mond......................................................................................................................................... 21 Afgebroken of uitgevallen tand .................................................................................................................... 21 Anaal bloedverlies ........................................................................................................................................ 22 Vaginaal bloedverlies ................................................................................................................................... 22 Bloed bij de urine .......................................................................................................................................... 22 SHOCK DOOR BLOEDVERLIES..................................................................................................................................... 22 HOOFDSTUK 8: HUIDWONDEN ....................................................................................................................... 23 TYPES HUIDWONDEN .............................................................................................................................................. 23 DE VERZORGING VAN EEN HUIDWONDE ...................................................................................................................... 23 EEN GEÏNFECTEERDE WONDE.................................................................................................................................... 23 ENKELE SPECIFIEKE HUIDWONDEN ............................................................................................................................. 24 Een wonde met een vreemd voorwerp ......................................................................................................... 24 Vishaakje ...................................................................................................................................................... 24 Splinter ......................................................................................................................................................... 24 Een wonde door een ritssluiting ................................................................................................................... 24 Skin tears ...................................................................................................................................................... 24 HOOFDSTUK 9: BRANDWONDEN.................................................................................................................... 25 TYPES BRANDWONDEN ........................................................................................................................................... 25

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.4


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

DE VERZORGING VAN EEN BRANDWONDE ................................................................................................................... 25 ENKELE SPECIFIEKE BRANDWONDEN........................................................................................................................... 25 Brandwonde aan de luchtweg ...................................................................................................................... 25 Brandwonde aan het oog – NIEUW !............................................................................................................ 25 Brandwonde door chemische producten ...................................................................................................... 26 Zonnebrand .................................................................................................................................................. 26 HOOFDSTUK 10: STEKEN EN BETEN -

NIEUW !............................................................................................. 27

INSECTENSTEEK ..................................................................................................................................................... 27 TEKENBEET ........................................................................................................................................................... 27 SCHURFT .............................................................................................................................................................. 28 LUIZEN ................................................................................................................................................................ 28 STEKEN DOOR BEDWANTSEN .................................................................................................................................... 28 SPINNEN- EN SCHORPIOENENBEET ............................................................................................................................. 28 SLANGENBEET ....................................................................................................................................................... 28 HONDENBEET ....................................................................................................................................................... 28 RABIËS (HONDSDOLHEID) ........................................................................................................................................ 29 MENSENBEET........................................................................................................................................................ 29 KRAB VAN EEN KAT ................................................................................................................................................. 29 KWALLENBEET....................................................................................................................................................... 29 STEKELIGE ZEEDIEREN AAN DE KUST ........................................................................................................................... 29 HOOFDSTUK 11: HOOFD EN HALS .................................................................................................................. 30 FLAUWTE ............................................................................................................................................................. 30 HOOFDLETSEL ....................................................................................................................................................... 30 WERVELLETSEL ...................................................................................................................................................... 31 Whiplash ....................................................................................................................................................... 31 HERSENVLIESONTSTEKING........................................................................................................................................ 31 BEROERTE ............................................................................................................................................................ 31 SCHOKKEN EN STUIPEN ........................................................................................................................................... 32 Koortsstuipen................................................................................................................................................ 32 WONDE (IN DE BUURT) VAN HET OOG ........................................................................................................................ 32 Letsel aan de oogbol..................................................................................................................................... 32 Vreemd voorwerp in het oog ........................................................................................................................ 32 Vuiltje in het oog .......................................................................................................................................... 32 VOORWERP IN HET OOR OF DE NEUS .......................................................................................................................... 33 Vreemd voorwerp in het oor......................................................................................................................... 33 Vreemd voorwerp in de neus ........................................................................................................................ 33 TANDPIJN ............................................................................................................................................................. 33 KEELPIJN .............................................................................................................................................................. 33 HOOFDSTUK 12: BORST .................................................................................................................................. 34 HARTAANDOENINGEN............................................................................................................................................. 34 Hartaanval .................................................................................................................................................... 34 Hartaderbreuk of hartslagaderbreuk ........................................................................................................... 34 Aneurysma .................................................................................................................................................... 34 Hartritmestoornissen .................................................................................................................................... 34

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.5


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

ADEMHALINGSMOEILIJKHEDEN ................................................................................................................................. 34 Hyperventilatie ............................................................................................................................................. 34 Hoest ............................................................................................................................................................ 34 Astma en COPD ............................................................................................................................................ 34 Voorwerp ingeademd ................................................................................................................................... 34 Adem inhouden ............................................................................................................................................ 35 HOOFDSTUK 13: BUIK EN RUG – NIEUW! ....................................................................................................... 36 MAAGPIJN ........................................................................................................................................................... 36 BUIKPIJN .............................................................................................................................................................. 36 BRAKEN EN DIARREE ............................................................................................................................................... 37 Braken .......................................................................................................................................................... 37 Diarree .......................................................................................................................................................... 37 UITDROGING......................................................................................................................................................... 38 VREEMD VOORWERP INGESLIKT ................................................................................................................................ 38 DIABETES ............................................................................................................................................................. 39 BUIKLETSEL........................................................................................................................................................... 39 Inwendige bloeding in de buik ...................................................................................................................... 39 Buikwonde .................................................................................................................................................... 39 STEKEN IN DE ZIJ .................................................................................................................................................... 39 GALKOLIEK ........................................................................................................................................................... 40 NIERKOLIEK .......................................................................................................................................................... 40 RUGPIJN .............................................................................................................................................................. 40 LETSELS AAN DE GESLACHTSDELEN ............................................................................................................................. 40 HOOFDSTUK 14: LEDEMATEN ......................................................................................................................... 41 BLAREN DOOR WRIJVING ......................................................................................................................................... 41 KNEUZING ............................................................................................................................................................ 41 SPIERLETSEL .......................................................................................................................................................... 42 Spierkramp ................................................................................................................................................... 42 Compartimentsyndroom .............................................................................................................................. 42 ICE-regel ....................................................................................................................................................... 42 VERSTUIKING ........................................................................................................................................................ 42 BREUK ................................................................................................................................................................. 42 Heupbreuk .................................................................................................................................................... 42 Bekkenbreuk ................................................................................................................................................. 42 HOOFDSTUK 15: VERGIFTIGING ...................................................................................................................... 43 VERGIFTIGING DOOR INSLIKKEN ................................................................................................................................ 43 VERGIFTIGING DOOR INADEMEN ............................................................................................................................... 44 VERGIFTIGING DOOR CONTACT MET CHEMISCHE PRODUCTEN.......................................................................................... 44 VERGIFTIGING DOOR INSPUITEN ................................................................................................................................ 44 ENKELE SPECIFIEKE VORMEN VAN VERGIFTIGING ........................................................................................................... 44 Alcoholvergiftiging ....................................................................................................................................... 44 Vergiftiging door drugs ................................................................................................................................ 45 Voedselvergiftiging ....................................................................................................................................... 45

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.6


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

HOOFDSTUK 17: ELEKTROCUTIE EN BLIKSEM – NIEUW! ................................................................................. 46 ELECTROCUTIE....................................................................................................................................................... 46 HOOFDSTUK 18: PROBLEMEN BIJ HITTE EN KOUDE – NIEUW! ........................................................................ 47 ONDERKOELING..................................................................................................................................................... 47 VRIESWONDE ........................................................................................................................................................ 47 HITTESLAG ........................................................................................................................................................... 47 HITTEKRAMP......................................................................................................................................................... 47 ZWEETUITSLAG ...................................................................................................................................................... 48 HOGE OZONCONCENTRATIE ..................................................................................................................................... 48 HOOFDSTUK 23: BEDRIJFSEERSTEHULP – NIEUW! .......................................................................................... 49 EERSTEHULPMIDDELEN ........................................................................................................................................... 49 PROCEDURES VOOR EERSTE HULP .............................................................................................................................. 49 EEN SLACHTOFFER VERVOEREN ................................................................................................................................. 49 EERSTE HULP OP SCHOOL ......................................................................................................................................... 49 DE CURSUS BEDRIJFSEERSTEHULP EN DE BIJSCHOLINGEN ................................................................................................ 49 HOOFDSTUK 24: EEN SLACHTOFFER VERPLAATSEN – NIEUW! ........................................................................ 50 EEN SLACHTOFFER VERPLAATSEN IN EEN NOODSITUATIE................................................................................................. 50 VERVOER MET EEN DRAAGBERRIE .............................................................................................................................. 50

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.7


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 1: Basisprincipes van eerste hulp De zes basisprincipes van eerste hulp blijven dezelfde. In het nieuwe handboek wordt er wel een andere volgorde aan toegekend. Hoewel de volgorde van ondergeschikt belang is (de basisprincipes worden immers in elke situatie min of meer gelijktijdig toegepast), vonden we toch dat er een logische opeenvolging in te vinden is, namelijk: 1. Blijf rustig in een noodsituatie 2. Vermijd besmetting 3. Handel als eerstehulpverlener 4. Zorg voor het comfort van het slachtoffer 5. Verleen psychosociale eerste hulp 6. Houd rekening met emotionele reacties nadien

Basisprincipe 1: Blijf rustig in een noodsituatie In een reële situatie is ‘rustig blijven’ gemakkelijker gezegd dan gedaan. In het nieuwe handboek geven we daarom kort enkele tips over hoe je jezelf onder controle kan krijgen.

Basisprincipe 2: Vermijd besmetting Net als in het vorige handboek wordt het gebruik van wegwerphandschoenen aanbevolen om contact met lichaamsvochten van het slachtoffer te vermijden. De technieken ‘wegwerphandschoenen aantrekken’ en ‘wegwerphandschoenen uittrekken’ werden als dusdanig niet meer opgenomen in het handboek. De meeste mensen kunnen zich immers wel iets voorstellen bij het aan- of uittrekken van wegwerphandschoenen. Wel vermelden we dat het belangrijk is om bij het uittrekken van je handschoenen niet in contact te komen met de (bevuilde) buitenkant. Naast de mogelijke besmetting bij contact met bloed of andere lichaamsvochten, wordt ook ingegaan op de mogelijke besmetting bij een reanimatie (met beademing van het slachtoffer).

Basisprincipe 3: Handel als eerstehulpverlener Deze basisregel werd aangevuld met mogelijke drempels die mensen ervaren in een noodsituatie. Velen aarzelen immers om hulp te verlenen, zelfs als ze een eerstehulpcursus gevolgd hebben. We

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.8


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

geven je nuttige tips en antwoorden op de vragen die een cursist kan stellen, zodat ze zich in een reële situatie zeker genoeg voelen om effectief hulp te bieden.

Basisprincipe 4: Zorg voor het comfort van het slachtoffer Hier werden enkele voorbeelden toegevoegd van specifieke gevallen waarbij het wel aangewezen kan zijn om voedsel of drank te geven aan een slachtoffer.

Basisprincipe 5: Verleen psychosociale eerste hulp Omgaan met slachtoffers Het is belangrijk om zorg te dragen voor de bezittingen van het slachtoffer. In het vorige handboek stond dat je als hulpverlener kon zoeken naar identificatiedocumenten en eventuele aanwijzingen van mogelijke ziektes. Als je in de handtas of andere persoonlijke spullen ging zoeken, moest je dit met een getuige doen. We hebben de formulering hier iets aangepast met meer respect voor het slachtoffer, namelijk ‘Vraag naar identificatiedocumenten en eventuele aanwijzingen van mogelijke ziektes.’ In het geval je bij een bewusteloos slachtoffer komt, is je eerste prioriteit de zorg voor het slachtoffer en het alarmeren van de hulpdiensten, eerder dan het ‘zoeken in de persoonlijke spullen’. Laat dit liever over aan gespecialiseerde hulpverleners. Omgaan met omstaanders Het vroegere onderscheid tussen ‘omgaan met een paniekaanval’ en ‘omgaan met abnormaal gedrag’ werd verlaten. Er wordt in het nieuwe handboek enkel gesproken over ‘moeilijk gedrag’, waaronder allerlei reacties vallen, zowel normale reacties als reacties die te wijten zijn aan een onderliggend gezondheidsprobleem (bijv. suikerziekte, zuurstoftekort, drugs…).

Basisprincipe 6: Houd rekening met emotionele reacties nadien Na de hulpverlening kunnen er emotionele reacties blijven, zowel bij de hulpverlener als bij de andere betrokken, zoals het slachtoffer of zijn familieleden. We hebben deze basisregel uitgebreid en aangevuld met enkele voorbeelden.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.9


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 2: Vier stappen in eerste hulp Stap 1: Zorg voor veiligheid De techniek Rautek met twee eerstehulpverleners is weggevallen. We hebben ervoor gekozen om het boek zoveel mogelijk te schrijven in functie van een eerstehulpverlener die er alleen voor staat. Als die een noodevacuatie moet uitvoeren, is Rautek een mogelijke techniek om dat te doen. Wanneer hij hulp heeft en er twee hulpverleners aanwezig zijn, bestaan er meerdere mogelijkheden om een slachtoffer snel te evacueren.

Stap 2: Beoordeel de toestand van het slachtoffer Net zoals in het vorige handboek worden de technieken die hiervoor nodig zijn beschreven in het hoofdstuk Reanimatie.

Stap 3: Alarmeer de hulpdiensten Wie alarmeren? In het nieuwe handboek wordt ervoor gekozen om zoveel mogelijk het nummer 112 te gebruiken. Het nummer 100 wordt nog slechts vermeld waar er nadelen aan verbonden zijn, bijv. bij ontbrekende belwaarde van je gsm of in de buurt van één van de landsgrenzen. Ook de huisarts wordt vermeld in het lijstje van hulpverleners die je kan alarmeren. Hij is vaak de dichtstbijzijnde gespecialiseerde hulpverlener. Ook bij ongevallen kan je een beroep doen op hem. Hoe alarmeren? De paragraaf over de noodfax 100 is weggevallen. Het formulier bestaat wel degelijk, maar wordt vrij weinig gebruikt. Daarom bestond er twijfel of alle hulpcentrales wel in de mogelijkheid zijn om voldoende aandacht te schenken aan een binnenkomende fax. Bij vragen van een (dove of slechthorende) cursist kan er wel verwezen worden naar de noodfax. Wie alarmeert de hulpdiensten? Als je alleen bent met het slachtoffer, moet je zelf alarmeren. Tegenwoordig heeft bijna iedereen een gsm bij zich. Je alarmeer dus bij voorkeur met je gsm. Enkel als het echt niet anders kan, mag je het slachtoffer alleen laten om te gaan alarmeren.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.10


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Stap 4: Verleen verdere eerste hulp Prioriteiten bij de verzorging van een slachtoffer Geef absolute voorrang aan alle levensreddende technieken. In het vorige boek stonden hier de technieken die met reanimatie en bewusteloosheid te maken hebben. Dit hebben we in het nieuwe handboek aangevuld met het stelpen van levensbedreigende bloedingen. Prioriteiten bij ongevallen met meerdere slachtoffers Dit onderwerp werd toegevoegd. De ervaring leert dat eerstehulpverleners ook bij grootschalige incidenten een nuttige rol kunnen spelen. In het hoofdstuk Extra technieken wordt de hulpverlening in rampsituaties verder uitgewerkt. In het hoofdstuk Vier stappen in eerste hulp vind je echter al een eerste aanzet. Zo leert een eerstehulpverlener hoe hij een ongeval met meerdere slachtoffers moet aanpakken. Grondig onderzoek van het slachtoffer Deze techniek behoort niet meer echt tot de basis van eerste hulp. Bovendien is het belangrijk dat het slachtoffer niet onnodig gemanipuleerd wordt (bijvoorbeeld bij breuken, wervelletsels…). Gespecialiseerde hulpverleners vertrouwen niet volledig op een onderzoek dat werd uitgevoerd door een leek, en zullen bijgevolg het grondig onderzoek toch opnieuw uitvoeren. Deze overwegingen brachten ons ertoe om de techniek weg te laten uit het handboek. Bewustzijn en ademhaling regelmatig controleren Het voelen van de hartslag is volledig weggevallen. De Europese Reanimatieraad heeft deze techniek weggelaten voor de reanimatie. Wetenschappelijk onderzoek toonde immers aan dat het voelen van de hartslag geen betrouwbare methode is voor het beoordelen van de circulatie. Dit geldt zowel voor leken als voor professionele hulpverleners. In het vorige handboek werd het voelen van de hartslag nog vermeldt bij stap 4 (verdere eerste hulp), maar ook hier lijkt het ons consequenter om de techniek weg te laten. Temperatuur meten werd verplaatst naar het hoofdstuk ‘Infecties’. Aangezien koorts pas in dat hoofdstuk wordt uitgelegd, is het logischer om het meten van de temperatuur daarbij te vermelden.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.11


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 3: Eerstehulpmateriaal – NIEUW !

Huisapotheek De inhoud van de huisapotheek wilden we zo beperkt mogelijk houden. Dat hebben we gedaan om de kostprijs voor de mensen zo laag mogelijk te houden en omdat vele materialen en geneesmiddelen geen onbeperkte houdbaarheid hebben. Een aantal items zijn wegvallen uit de lijst: -

Het gebruik van vetverbanden, watten en hechtingsstrips wordt nergens in het boek aangeraden, dus hoeven deze materialen ook niet in de huisapotheek aanwezig te zijn.

-

Ook elastische zwachtels en netverbanden werden weggelaten uit de lijst. Deze raden we zeker niet af, maar ze hoeven niet noodzakelijk aanwezig te zijn in de huisapotheek. Je kan immers met andere (goedkopere) materialen hetzelfde doel bereiken. Wanneer er toch een specifieke indicatie zou bestaan om deze verbanden te gebruiken, kunnen ze nog altijd aangekocht worden.

-

Medicatie uit de huisapotheek wordt in de meeste gevallen gebruikt wanneer het gaat om minder dringende aandoeningen (bijv. keelpijn). Je bent dan wel in de mogelijkheid om een specifiek middel bij de apotheker aan te kopen of een voorschrift te halen bij de huisarts. Bovendien hebben geneesmiddelen een houdbaarheidsdatum. Het is dus niet aangewezen om veel medicatie in de huisapotheek te voorzien. Daarom hebben we het lijstje bewust beperkt gehouden en verwijzen we steeds door naar de huisarts.

-

Een andere reden om voorzichtig te zijn met medicatie op eigen initiatief is dat er soms een ernstige aandoening aan de basis kan liggen van een schijnbaar banaal symptoom. Onoordeelkundig gebruik van medicatie kan dan gevaarlijk zijn. Je mag bijvoorbeeld geen medicatie tegen obstipatie nemen als een mechanische obstructie in de darmen de oorzaak is.

In sommige delen van het land, met name in de buurt van nucleaire installaties, worden door de overheid jodiumtabletten uitgedeeld. In het geval van een kernongeval kunnen de omwonenden de raad krijgen om zo snel mogelijk deze tabletten in te nemen. De tabletten zorgen ervoor dat radioactief jodium niet meer kan opgenomen worden door de schildklier. Naast de inhoud van de huisapotheek, hebben we nog enkele zaken toegevoegd die nuttig zijn om in huis te hebben, bijvoorbeeld ijsblokjes in de diepvriezer. Ook werden er tips toegevoegd die je helpen om je huisapotheek altijd gebruiksklaar te houden.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.12


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Verbandmateriaal Naast alle materialen uit de huisapotheek, worden hier nog enkele bijkomende materialen besproken. De bedoeling is om meer achtergrondinformatie te geven. Een vetverband bijvoorbeeld is door velen gekend, maar het gebruik ervan is al minder duidelijk. Hechtingsstrips zijn vrij te koop bij de apotheker, maar toch kan het gebruik ervan schadelijk zijn. We raden hechtingsstrips niet aan, maar willen in het boek hierover wel enige duiding geven.

Reinigings- en ontsmettingsmiddelen In vergelijking met het vorige handboek wordt het reinigen en ontsmetten van je handen iets meer in de aandacht geplaatst. Handalcohol is een alcoholpreparaat dat speciaal ontwikkeld werd voor het ontsmetten van je handen. Het is niet irriterend voor de huid, in tegenstelling tot de gewone ontsmettingsalcohol. Om materiaal te ontsmetten kan je dit onderdompelen in ontsmettingsalcohol. Hoe langer je het materiaal laat liggen, hoe meer micro-organismen gedood worden. Wanneer alle micro-organismen verwijderd zijn, spreekt men van ‘steriel’ materiaal. Een steriele omgeving is bijvoorbeeld van belang bij een operatie. Bij eerste hulp (bijvoorbeeld het openprikken van een blaar) proberen we echter een evenwicht te zoeken tussen de steriliteit van het materiaal en de praktische toepasbaarheid van de techniek. Onze huid bevat immers zelf ook tal van micro-organismen, zonder dat ons lichaam daar schade van ondervindt. Volledige steriliteit is hier dus niet noodzakelijk. Wel is het belangrijk dat de aanwezigheid van micro-organismen zo klein mogelijk is. Een onderdompeling van 1 minuut in ontsmettingsalcohol doodt al een aanzienlijk deel van de micro-organismen, terwijl de techniek toch nog praktisch blijft voor de eerstehulpverlener. Zuurstofwater heeft toch wel enige nadelen in het gebruik, onder andere de beperkte houdbaarheid en de lage doeltreffendheid als ontsmettingsmiddel. Daarom raden we het gebruik van zuurstofwater niet meer aan. Uiteraard wil dat niet zeggen dat het in sommige gevallen niet kan gebruikt worden om vuil te verwijderen uit een wonde. Omwille van eenvoud bij het aanleren van de wondzorg, kiezen we er echter voor om het uitgebreid spoelen van een wonde als eerste hulp bij een huidwonde aan te leren.

Werkmateriaal Wegens de onbetrouwbaarheid van deze methoden om de koorts te meten werden ‘de hand op het voorhoofd’ en de koortsstrip weggelaten. Een aanvulling bij de koortsthermometers is dan weer de infraroodthermometer. Die kan de lichaamstemperatuur meten zonder direct lichamelijk contact, meestal via het voorhoofd.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.13


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 4: Verbandtechnieken – NIEUW ! De titel van dit hoofdstuk werd gewijzigd van ‘Pleisters en verbanden’ naar ‘Verbandtechnieken’. Deze laatste titel dekt beter de lading, namelijk een beschrijving van technieken hoe je verbanden kan aanbrengen. Hierin zit het gebruik van een pleister vervat.

Pleisters De techniek voor het aanbrengen van hechtingsstrips werd weggelaten, aangezien we deze techniek afraden. Het gebruik van hechtingsstrips kan immers schadelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer ze gebruikt worden bij een geïnfecteerde wonde.

Verbanden Kompres De meeste kompressen zitten tegenwoordig in een verpakking met twee losse flapjes. Daarom hebben we de techniek van het openscheuren van een verpakking weggelaten. Een kompres op een wonde kan bevestigd worden met een kleefpleister of met een zwachtel. Je kan uiteraard ook een elastisch netverband gebruiken. Dit werd in het nieuwe boek niet opgenomen, maar het betreft een vergetelheid. Zwachtel De zwachtelbreedte van 2,5 cm is weggelaten, aangezien we voor een verband rond een vinger het kousverband als techniek behandelen. Kousverband Het kant-en-klare kousverband werd in het vorige handboek aangeduid met de naam ‘opgerold vingertopverband’. Omdat hier mogelijk verwarring kan ontstaan met het ‘kousverband op rol’, hebben we ervoor gekozen om voor de kant-en-klare vorm de naam ‘voorgevormd vingertopverband’ te gebruiken. De technieken zijn ongewijzigd. Driehoeksverband De techniek van de schuine draagdoek (‘een draagdoek aanleggen over de gezonde schouder’) werd weggelaten. Navraag bij onze lesgevers wees uit dat deze techniek vaak niet correct werd uitgevoerd. Bovendien vermelden de eerstehulprichtlijnen geen gebruik van een draagdoek. We vonden dus dat één techniek voor het aanleggen van een draagdoek voldoende was. Vetverband De techniek ‘een vetverband aanleggen’ werd weggelaten, aangezien we eerder in het boek het gebruik van vetverband in de eerstehulpverlening afraden.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.14


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 5: Reanimatie Reanimatie van een volwassene Het bewustzijn controleren Rode Kruis-Vlaanderen en de Nederlandse Reanimatieraad hebben overlegd over de vertaling van de Europese reanimatierichtlijnen naar het Nederlands. De bedoeling is dat we zoveel mogelijk dezelfde begrippen en formuleringen gebruiken om mensen te leren reanimeren. De bewustzijnscontrole is niet veranderd ten opzichte van het vorige handboek. De vraag die gesteld wordt aan het slachtoffer - ‘Is alles oké?’ – werd veranderd in ‘Gaat het?’, omwille van de gelijkvormigheid met de Nederlandse Reanimatieraad. Uiteraard maakt een cursist die de vorige vraag gebruikt geen fout in de controle van het bewustzijn. De luchtweg vrijmaken Omwille van eenvoud zoeken we steeds naar termen die onmiddellijk duidelijk zijn voor een cursist. Daarom werd ‘de kinlift uitvoeren’ veranderd in ‘de kin omhoog tillen’. De techniek blijft echter onveranderd. Om dezelfde reden werd ook gekozen voor de term ‘vrijmaken van de luchtweg’ in plaats van ‘openen van de luchtweg’. De ademhaling controleren De techniek blijft dezelfde. Wel is het belangrijk om cursisten te wijzen op het bestaan van ‘gasping’ of ‘agonale ademhaling’. Het gevaar bestaat immers dat een eerstehulpverlener de foutieve conclusie trekt dat het slachtoffer ademt, terwijl het gaat om de laatste (abnormale) ademhalingspogingen van een lichaam in doodsstrijd. Daarom wordt bij de ademhalingscontrole de nadruk gelegd op de aanwezigheid van een normale ademhaling. Stabiele zijligging De Europese Reanimatieraad stelt dat er verschillende variaties van de stabiele zijligging bestaan, die niet noodzakelijk minder effectief zijn. Een slachtoffer waarbij de arm moeilijk in een rechte hoek geplooid wordt, kan bijvoorbeeld in een stabiele zijligging gelegd worden met een gestrekte onderste arm. Omwille van didactische redenen hebben wij ervoor gekozen om de techniek ongewijzigd te laten. Hartmassage en beademing Het gebruik van een automatische externe defibrillator (AED) wordt door de Europese Reanimatieraad sterk aanbevolen, ook bij een reanimatie door niet-professionele hulpverleners. Daarom verwijzen we al naar de techniek in de Wat doe je-kader bij een slachtoffer met een hartstilstand. Wanneer er een AED beschikbaar is, moet de cursist deze immers zoveel mogelijk gebruiken.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.15


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Wat betreft de techniek van de reanimatie zelf, zijn er slechts enkele kleine wijzigingen: - De hulpverlener knielt naast het slachtoffer ter hoogte van de bovenarm (in plaats van ter hoogte van de schouders). - De hartmassages moeten gebeuren aan een ritme van minstens 100 per minuut. Iets sneller mag ook, maar niet sneller dan 120 per minuut. - De diepte van de compressies bij hartmassage wordt 5 tot 6 cm (in plaats van 4 tot 5 cm). Wanneer er bij de eerste beademing gezien wordt dat de borstkas niet goed omhoog gaat, moet de mond gecontroleerd worden. Deze techniek blijft dezelfde. Ook is het belangrijk om te kijken of het hoofd goed achterover gekanteld is. AED bij een volwassene Het gebruik van een automatische externe defibrillator (AED) is integraal onderdeel van de reanimatie. Vandaar dat we ervoor gekozen hebben om de techniek ook aan te leren in de cursus Eerste hulp. Als een hulpverlener gestart is met reanimeren, moet hij dit liefst blijven doen terwijl een tweede hulpverlener een AED-toestel haalt. Het is belangrijk om de compressies zo weinig mogelijk te onderbreken, zelfs niet om de elektroden aan te brengen op de borstkas van het slachtoffer. Bij een sterk behaard slachtoffer kan het aangewezen zijn om de borstkas te scheren vooraleer de elektroden aangebracht worden. Aangezien het boek geschreven werd naar een hulpverlener, die in principe alleen alle handelingen uitvoert, leek het ons minder realistisch om het scheren van de borstkas standaard aan te bevelen. Een hulpverlener mag hier immers zeker geen tijd door verliezen. In een situatie waar meerdere mensen beschikbaar zijn, én onmiddellijk een scheerapparaat voorhanden is, kan dit uiteraard wel. Flauwte Dit onderwerp werd verplaatst naar het hoofdstuk ‘Hoofd en hals’.

Reanimatie van een kind Hier werden dezelfde wijzigingen aangebracht als bij de reanimatie van een volwassene. Ook het gebruik van een AED-toestel is bij een kind hetzelfde als bij een volwassene. Voor kinderen tussen 1 en 8 jaar wordt wel aangeraden om speciale elektroden te gebruiken. Als die niet voorhanden zijn, is het nog steeds beter om de elektroden voor volwassenen te gebruiken dan om helemaal niets te doen.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.16


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Reanimatie van een baby Wanneer het bewustzijn van een baby gecontroleerd wordt, kan er gebruik gemaakt worden van andere manieren om zijn aandacht te trekken, bijvoorbeeld door met een rammelaar te schudden, luid zijn naam te roepen… Bij het vrijmaken van de luchtweg mag het hoofdje niet té ver achterover gekanteld worden. De kans bestaat immers dat de luchtpijp dan dichtgedrukt wordt. Een AED kan ook gebruikt worden bij een baby, maar je gebruikt best een toestel en elektroden die speciaal aan baby’s zijn aangepast.

Overzichtstabel Deze werd toegevoegd, net als in het hoofdstuk Verslikking. Dit zijn immers twee onderwerpen waarbij er een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen eerstehulptechnieken voor volwassenen, kinderen en baby’s.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.17


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 6: Verslikking Verslikking bij een volwassene De technieken voor de eerste hulp bij een ernstige verslikking bleven ongewijzigd. Wel werd ervoor gekozen om vijf rugslagen onmiddellijk na elkaar te geven. Er hoeft dus niet na elke rugslag gecontroleerd te worden of de slagen de luchtwegobstructie hebben opgeheven. Als de hulpverlener na vijf rugslagen merkt dat het probleem nog niet opgelost is, gaat hij over naar de buikstoten. Het belangrijkste bij de ernstige verslikking is de afwisseling tussen deze beide technieken. Uit wetenschappelijke studies blijkt immers dat ongeveer de helft van de ernstige verslikkingen niet opgelost geraken door de toepassing van één enkele techniek. De kans op succes verhoogt wanneer een combinatie van technieken wordt gebruikt (rugslagen, buikstoten en waar aangewezen borststoten).

Verslikking bij een kind Hier werden dezelfde aanpassingen doorgevoerd als bij een volwassene.

Verslikking bij een baby Ook bij een baby kan zich een lichte verslikking voordoen. Je kan echter niet verwachten dat een baby reageert op de vraag ‘Heb je je verslikt?’. Je kan wel aan andere zaken zien dat de luchtweg niet volledig afgesloten is, namelijk als de baby huilt, hoest of nog ademt. Als je ziet dat de baby dit niet meer kan, gaat het om een ernstige verslikking.

Verslikking bij een (zichtbaar) zwangere vrouw We hebben ervoor gekozen om de titel aan te passen. Je kan immers niet bij elke vrouw zien dat ze zwanger is. Als een vrouw zich ernstig verslikt, kan ze je ook niet vertellen dat ze (vroeg) zwanger is. In dat geval zal je in de meeste gevallen de technieken toepassen zoals bij elke volwassene. Het belangrijkste is dan het leven van de vrouw redden. Als je weet dat een vrouw zwanger is, kan je uiteraard de hier beschreven technieken toepassen.

Preventie van een verslikking Dit onderwerp werd toegevoegd.

Overzichtstabel Deze werd toegevoegd, net als in het hoofdstuk reanimatie. Dit zijn immers twee onderwerpen waarbij er een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen eerstehulptechnieken voor volwassenen, kinderen en baby’s.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.18


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 7: Bloedingen Uitwendige bloeding Net zoals in het vorige handboek wordt hier het stelpen van een ernstige of levensbedreigende bloeding besproken. Ook een huidwonde kan (licht) bloeden. Voor de verzorging van een huidwonde verwijzen we door naar het hoofdstuk Huidwonden. Rechtstreekse druk op een bloeding wordt door wetenschappelijke studies opnieuw bevestigd als de beste techniek om een bloeding te stelpen. De effectiviteit van hoogstand van een lidmaat en indirecte druk op de aanvoerende slagader wordt in twijfel getrokken. Vandaar dat wij deze technieken ook niet meer als standaard aanbevelen. Het gebruik van een knevelverband is een zeer controversiële techniek, aangezien er belangrijke nadelen mee verbonden zijn. Zo kan het ongecontroleerd gebruik van een knevel schade veroorzaken aan onderliggende zenuwen en spieren of zelfs resulteren in het verlies van een lidmaat. We raden deze techniek dus zeker niet aan in ons handboek voor eerstehulpverleners. Techniek: een drukverband aanleggen De techniek van het drukverband blijft ongewijzigd. Opengebarsten spatader Aangezien deze onderwerpen niet zoveel met eerste hulp te maken hebben, werden oedeem en preventie van spataders weggelaten. Amputatie Bij een amputatie wordt een onderscheid gemaakt tussen een gedeeltelijk afgerukt (of afgesneden) lichaamsdeel of een volledige amputatie. Op die manier konden we duidelijker de eerste hulp afbakenen met betrekking tot het slachtoffer of met betrekking tot het geamputeerde lichaamsdeel.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.19


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Inwendige bloeding Blauwe plek Een blauwe plek vaak gepaard met zwelling van de zachte weefsels (kneuzing). Om de zwelling en de pijn te beperken is het afkoelen van het letsel nuttig. In principe kan je koelen op eender welke manier: met ijs(water), een koelzakje of onder koud stromend water. Sommige wetenschappelijke studies toonden aan dat herbruikbare koelzakjes niet zo efficiënt koelden als ijsblokjes in een zakje water. Vandaar dat we overal in het boek de voorkeur geven aan het laatste. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het gebruik van een koelzakje afgeraden wordt. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer er geen ijs ter beschikking is. Koelen houdt een zeker risico in op het ontstaan van vrieswonden, zeker bij mensen met weinig onderhuids vet. Daarom moet er steeds een (hand)doek rond het ijszakje gewikkeld worden vooraleer het op de huid aan te brengen.

Verplettering Bij een verplettering werd er vroeger een duidelijke tijdslimiet (15 minuten) aangegeven waarna een slachtoffer niet meer mag bevrijd worden. Bij een gekneld lichaamsdeel treedt er immers (onder andere) beschadiging van spiercellen op, waarbij er afbraakstoffen (bijv. myoglobine) kunnen vrijkomen die ernstige problemen kunnen veroorzaken wanneer ze vrijkomen in de bloedbaan. Ook het optreden van shock kan een gevolg zijn van het bevrijden van een langdurig gekneld slachtoffer. Naast de tijdsduur van de beknelling spelen nog andere factoren een rol. Zo is er bijvoorbeeld een groot verschil in het risico op complicaties tussen een slachtoffer dat met een vinger gekneld zit (zelfs als dit langer dan 15 minuten duurt) of een slachtoffer dat met het bekken onder een zwaar voorwerp vast zit. Daarom werd er in het nieuwe handboek voor gekozen om een lijstje situaties aan te reiken waarbij het gevaarlijk is om een gekneld slachtoffer te bevrijden: - als je onvoldoende mankracht of hulpmiddelen hebt om dit op een veilige manier te doen; - als het slachtoffer al langere tijd gekneld zit (bijvoorbeeld langer dan een half uur); - als het slachtoffer met een groot deel van het lichaam gekneld zit (bijvoorbeeld een volledig been, de borstkas, het bekken); - als er gevaar bestaat voor het ontstaan van bijkomende letsels bij de bevrijding. De beslissing om een slachtoffer al dan niet te bevrijden moet een afweging zijn van al deze risicofactoren, eerder dan een afgemeten tijdsaanduiding.

Blauwe nagel Om de zwelling en de pijn te beperken is het afkoelen van de vinger of de teen nuttig. In principe kan je koelen op eender welke manier: met ijs(water), een koelzakje of onder koud stromend water. Sommige wetenschappelijke studies toonden aan dat herbruikbare koelzakjes niet zo efficiënt koelden als ijsblokjes in een zakje water. Vandaar dat we overal in het boek de voorkeur geven aan

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.20


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

het laatste. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het gebruik van een koelzakje afgeraden wordt. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer er geen ijs ter beschikking is. Koelen houdt een zeker risico in op het ontstaan van vrieswonden, zeker bij mensen met weinig onderhuids vet. Daarom moet er steeds een (hand)doek rond het ijszakje gewikkeld worden vooraleer het op de huid aan te brengen. Hoewel dit op het eerste gezicht niet zo lijkt, bestaat er bij een blauwe nagel wel degelijk een risico op een besmetting met tetanus. Daarom hebben we hier als aandachtspunt de tetanusvaccinatie bijgevoegd.

Veruitwendigde bloeding Bloed uit de neus De eerste hulp bij een neusbloeding blijft dezelfde. Wel werd het lijstje situaties waarbij gespecialiseerde hulp moet ingeschakeld worden iets uitgebreid: - als de bloeding na 20 minuten nog steeds niet gestelpt is; - als de oorzaak van de neusbloeding een slag of stoot is, zodat de arts kan nagaan of er nog andere letsels zijn (bijvoorbeeld een breuk van het neusbeen); - als de neusbloeding erger wordt of gepaard gaat met andere symptomen (hoofdpijn, bloeduitstorting rond de ogen…); - als het slachtoffer slaperig wordt of het bewustzijn verliest; - als het slachtoffer bloedverdunners neemt. In het nieuwe handboek voegden we preventietips toe om een neusbloeding (of frekwentie neusbloedingen) te voorkomen. Bloed uit de mond Hierbij werd iets meer de nadruk gelegd op het onderscheid tussen een ‘banale’ bloeding uit de mond (bijv. een wonde aan de tong of de lippen) of een ernstige vorm (bijv. een schedelbreuk, bloed ophoesten of braken). In sommige gevallen is het dus wel degelijk aangewezen om gespecialiseerde hulp of zelfs de hulpdiensten in te schakelen. Afgebroken of uitgevallen tand Een uitgevallen tand plaats je best NIET terug op zijn plaats. Deze handeling houdt immers te veel risico’s in op beschadiging. Het is belangrijk om de tand enkel aan te raken ter hoogte van de kroon (het gedeelte dat zich boven het tandvlees bevond). Enkel wanneer de tand zichtbaar vervuild is, kan je hem maximum 10 seconden spoelen in melk of onder koud kraantjeswater. Om de tand te bewaren gebruik je liefst een potje met melk of speeksel. Het slachtoffer kan de tand eventueel ook bewaren in de eigen mond. Om de kans op terugplaatsing zo hoog mogelijk te houden, moet het slachtoffer zo snel mogelijk worden doorverwezen naar een tandarts.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.21


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Anaal bloedverlies Bloedverlies uit de aars is meestal afkomstig van kloofjes of bloedende aambeien. Soms kan het bloed afkomstig zijn uit de darmen. Daarnaast kan het bloedverlies ook het gevolg zijn van een daad van seksuele agressie. De eerste hulp werd in die zin aangevuld naar analogie met het vaginale bloedverlies na seksuele agressie. Vaginaal bloedverlies Een zwangere vrouw met vaginaal bloedverlies moet altijd doorverwezen worden naar een arts. Bloed bij de urine Bloed bij de urine is slechts zelden geassocieerd met een letsel. Bovendien zal bij een slag of stoot in de lenden het bloed bij de urine niet het belangrijkste of eerste teken zijn voor de hulpverlener. We hebben er dus voor gekozen om enkel de situatie te belichten waarbij het bloedverlies in de urine niet het rechtstreeks gevolg is van een slag of stoot.

Shock door bloedverlies Naast de uitleg over shock en de eerste hulp bij tekenen van shock voegden we hier enkele preventietips aan toe.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.22


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 8: Huidwonden De hoofdstukken ‘huidwonden’ en ‘specifieke huidwonden’ uit het vorige handboek werden samengevoegd.

Types huidwonden In het nieuwe boek hebben we een aantal criteria gevolgd bij de keuze om de preventie van een onderwerp al dan niet op te nemen: - preventietip die op korte termijn effect oplevert; - duidelijk omschreven aandoening (bijv. bijtwonde wel, huidwonde niet); - duidelijke impact van de tip; - veel voorkomende aandoening. De preventie van huidwonden werd weggelaten, omdat ‘huidwonden’ een te ruime lading dekt en het dus niet mogelijk is om wetenschappelijke gefundeerde tips te vinden die een duidelijk effect hebben op ‘alle’ huidwonden.

De verzorging van een huidwonde De wondverzorging blijft gelijk. Bij het lijstje wonden waarbij je best gespecialiseerde hulp inschakelt werd een aanvulling gemaakt. Wanneer een persoon met diabetes of met een verminderde immuniteit een huidwonde heeft, kan de genezing ervan vertraagd of gecompliceerd verlopen. Daarom raden we aan om bij hen steeds advies van een arts te vragen. Wat betreft het ontsmetten van een huidwonde blijft de algemene regel dat dit niet standaard hoeft te gebeuren, tenzij er geen of te weinig zuiver water ter beschikking is. Wanneer je echter bij een wonde die gespecialiseerde hulp vereist langer dan zes uur moet wachten vooraleer een arts de wonde kan bekijken, ontsmet je de wonde best toch onmiddellijk na het spoelen. Uiteraard geldt dit niet voor slachtoffers die met spoed moeten doorverwezen worden (bijv. als de wonde erg bloedt). Voor hen alarmeer je immers 112.

Een geïnfecteerde wonde In het nieuwe boek hebben we een aantal criteria gevolgd bij de keuze om de preventie van een onderwerp al dan niet op te nemen: - preventietip die op korte termijn effect oplevert; - duidelijk omschreven aandoening (bijv. bijtwonde wel, huidwonde niet); - duidelijke impact van de tip; - veel voorkomende aandoening. De preventie van gangreen werd weggelaten omdat dit geen veel voorkomende aandoening is.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.23


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Enkele specifieke huidwonden Een wonde met een vreemd voorwerp De techniek voor het onbeweeglijk houden van een vreemd voorwerp in een wonde blijft dezelfde. Vishaakje Ook het vishaakje wordt in het nieuwe handboek beschouwd als een vreemd voorwerp. In wetenschappelijke artikels was geen eenduidige techniek te vinden die effectief en veilig kan toegepast worden om elk vishaakje te verwijderen. Er bestaan immers veel soorten vishaakjes, die best met een verschillende techniek verwijderd worden. Het zou ons te ver leiden om in het boek meerdere technieken te behandelen. Daarom werd de keuze gemaakt om als eerste hulp bij een wonde met een vishaakje dezelfde eerste hulp te geven als bij andere wonden met een vreemd voorwerp. Het onderwerp ‘vishaakje’ werd weggelaten. Splinter Het verwijderen van een splinter moet gebeuren met een steriel pincet. Met ‘steriel’ wordt bedoeld dat er geen micro-organismen meer aanwezig zijn op het pincet. Je kan dit onder andere bekomen door het pincet in ontsmettingsalcohol onder te dompelen. Hoe langer je het pincet laat liggen, hoe meer micro-organismen gedood worden. Een steriele omgeving is bijvoorbeeld van belang bij een operatie. Bij het verwijderen van een splinter proberen we echter een evenwicht te zoeken tussen de steriliteit van het materiaal en de praktische toepasbaarheid van de techniek. Onze huid bevat immers zelf ook tal van micro-organismen, zonder dat ons lichaam daar schade van ondervindt. Volledige steriliteit is hier dus niet noodzakelijk. Wel is het belangrijk dat de aanwezigheid van microorganismen op het pincet zo klein mogelijk is. Een onderdompeling van 1 minuut in ontsmettingsalcohol doodt al een aanzienlijk deel van de micro-organismen, terwijl de techniek toch nog praktisch blijft voor de eerstehulpverlener. Het prikken met een steriele naald onder het uiteinde van de splinter werd weggelaten als standaard methode omdat dit een risico inhoudt op het bijkomend verwonden van het slachtoffer. In vele gevallen lukt het verwijderen van de splinter ook zonder deze handeling. Een wonde door een ritssluiting Dit is een nieuw onderwerp. Een stukje huid kan vastzitten tussen een ritssluiting. Dit kan bijvoorbeeld de huid van de hals zijn bij het sluiten van een jas of de huid van de penis of het scrotum bij het sluiten van een broek bij jongens of mannen. Er zijn verschillende mogelijke manieren om de huid te verwijderen. Daarvan hebben we er één uitgekozen op basis van de resultaten in wetenschappelijke studies. Skin tears Omwille van de specifieke wondverzorging hebben we dit onderwerp toegevoegd. Zo mag je bijvoorbeeld geen pleisters gebruiken op een dergelijke wonde, omdat de huid kan beschadigd worden bij het losmaken ervan.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.24


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 9: Brandwonden Types brandwonden In het vorige handboek werd hier vooral de nadruk gelegd op het onderscheid tussen een eerste-, tweede- of derdegraadsbrandwonde. Om de ernst van een brandwonde in te schatten spelen andere factoren ook een rol, zoals de oppervlakte, de plaats en de oorzaak van een brandwonde. Ook de leeftijd van het slachtoffer is belangrijk. Daarom zijn we in het nieuwe handboek eerder uitgegaan van de ernst van een brandwonde, waarbij de indeling in graden slechts één factor is.

De verzorging van een brandwonde De belangrijkste eerste hulp bij een brandwonde is het koelen. Dit moet lang genoeg gebeuren. In de nieuwe eerstehulprichtlijnen wordt aangeraden om te blijven koelen tot de pijn verlicht is. We zijn in het handboek dus afgestapt van de vroegere tijdsaanduiding ’15 tot 20 minuten’. Dit betekent niet dat die richtlijn plots foutief is, maar we kiezen voor eenvormigheid met de eerstehulprichtlijnen die door andere landen gebruikt worden. Een extra aandachtspunt is de waarschuwing dat ijs zeker niet mag gebruikt worden om een brandwonde te koelen. Dit kan de weefselschade immers erger maken.

Enkele specifieke brandwonden Brandwonde aan de luchtweg De belangrijkste eerste hulp is te zorgen dat het slachtoffer een houding aanneemt waarin hij goed kan ademen en de hulpdiensten te alarmeren. Over het spoelen van de mond met een ijsblokje of koud water bestaat enige controverse. Er bestaan geen studies die een duidelijk effect daarvan aantonen. Bovendien is er een risico dat het slachtoffer zich verslikt. Daarom hebben we deze aanbeveling laten vallen. Denk hier zeker ook aan het risico op een CO-vergiftiging. Brandwonde aan het oog – NIEUW ! De eerste hulp bij een brandwonde aan het oog is niet gewijzigd ten opzichte van het vorige handboek. Omwille van mogelijke schade aan het gezichtsvermogen is een dergelijke brandwonde altijd ernstig. Ook al wordt dit niet expliciet vermeld, toch alarmeer je best altijd gespecialiseerde hulp bij een brandwonde aan het oog.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.25


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Brandwonde door chemische producten De eerste hulp werd aangevuld met wat te doen bij contact met een poedervormig product. Dit kan je voorzichtig met een borsteltje of een doek verwijderen van de huid. Daarbij moet je zeker op je eigen veiligheid letten: zorg dat je geen contact hebt met het product en dat je het ook niet inademt. Een natte zakdoek voor je mond en neus kan je enigszins beschermen tegen opstuivend poeder. Zonnebrand Aangezien zonnebrand niets anders is dan een brandwonde die veroorzaakt werd door straling van de zon, werd ervoor gekozen om dit onderwerp onder te brengen in het hoofdstuk Brandwonden. Bij de preventie van zonnebrand wordt de aandacht gevestigd op de combinatie van zonnecrème en muggenmelk. Je laat best de zonnecrème even inwerken vooraleer je de muggenmelk aanbrengt. De werkzaamheid van zonnecrème neemt immers enigszins af wanneer je tegelijk de muggenmelk aanbrengt.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.26


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 10: Steken en beten - NIEUW ! Insectensteek Een insectensteek is niets anders dan een kleine steekwonde. Daarom wordt in het nieuwe handboek aangeraden om het wondje te behandelen als een huidwonde en het te spoelen met stromend water. De reden daarvoor is om eventuele restjes vuil of gif te verwijderen. Daarbij is de temperatuur van het water enkel van belang voor het comfort van het slachtoffer. Bij huidwonden raden we lauw water aan, vandaar dat we dit bij een insectensteek op een gelijke manier formuleerden. Een insectensteek kan fel zwellen. Daarbij helpt het aanbrengen van koude, bij voorkeur door ijsblokjes in een zakje water tegen de plaats van de beet te houden (met een handdoek of andere doek ertussen). Als er geen ijs voorhanden is kan je beide acties ook combineren door de plaats van de insectensteek onmiddellijk te spoelen onder koud stromend water. Omwille van didactische redenen hebben we er in het boek echter voor gekozen om beide handelingen afzonderlijk te benoemen. Ze worden immers omwille van een andere reden uitgevoerd. Een slachtoffer met een gekende allergie voor insectengif heeft soms een auto-injector bij zich (ook gekend als Epipen®). Dat is een voorgevulde injectiespuit met adrenaline waarmee hij zichzelf kan behandelen bij een acute allergische reactie. De preventie van een insectensteek wordt vervangen door specifiekere tips voor het vermijden van een muggenbeet en een bijen- of wespensteek.

Tekenbeet Om een teek te verwijderen kan je een pincet gebruiken of een commerciële tekentang. Je kan trekken met een rechte beweging of met een draaiende beweging. Een vergelijking tussen deze verschillende methoden leverde geen duidelijke resultaten voor of tegen een bepaalde methode op. Wel werd aangetoond dat je bij gebruik van een pincet best met een rechte beweging trekt. Daarom hebben we er in het boek voor gekozen om de rechte beweging aan te bevelen, maar wijzen er tegelijk op dat je bij het gebruik van een tekentang de gebruiksaanwijzing moet volgen. Dat wil zeggen dat je in sommige gevallen toch beter de draaiende beweging gebruikt. Na het verwijderen van de teek ontstaat er een klein huidwondje op de plaats waar de monddelen in de huid zaten. Die plaats moet je dus verzorgen als elke andere huidwonde: spoelen met water. Omdat een tekenbeet toch extra risico inhoudt op een infectie, hebben we ervoor gekozen om – als uitzondering op de regel – hier toch het gebruik van een ontsmettingsmiddel aan te raden. Een aandachtspunt bij een tekenbeet is de mogelijke overdracht van ziekten. Naast de ziekte van Lyme plaatsten we nog een tweede voorbeeld in het handboek: Früh Sommer Meningo Encephalitis

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.27


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

(FSME), ook wel Tick Born Encephalitis (TBE) genoemd. Deze ziekte is zeldzamer dan de ziekte van Lyme en komt vooral voor in landelijke bosrijke gebieden van Centraal Europa.

Schurft De maatregelen die je best neemt bij een slachtoffer met schurft werden iets uitgebreider behandeld. Zo is het belangrijk dat alle personen die samenwonen en onderling contact hebben gelijktijdig behandeld worden. Om herbesmetting te vermijden, moet de behandeling van schurft ook gepaard gaan met een aantal hygiënische maatregelen. De preventie van schurft is weggevallen.

Luizen De eerste hulp bij luizen werd uitgebreid.

Steken door bedwantsen De verspreiding van bedwantsen lijkt de laatste jaren te stijgen. Daarom wilden we hierover meer informatie opnemen in het handboek.

Spinnen- en schorpioenenbeet Bij een beet van een spin of een schorpioen werd in het oude handboek aangeraden om het lidmaat in hoogstand te houden. We konden dit niet onderbouwen door wetenschappelijk onderzoek en hebben daarom beslist om deze aanbeveling weg te laten. Het koelen van de beet blijft wel een belangrijke aanbeveling.

Slangenbeet Bij een slangenbeet is het erg belangrijk om het gebeten lidmaat zo onbeweeglijk mogelijk te houden. Elke manipulatie van de wonde kan immers infectie, absorptie van het gif of bloeding veroorzaken. Het lidmaat lager houden dan het hart is een extra manipulatie, waarvoor we geen bewezen positieve effecten konden vinden. Daarom werd dit weggelaten. Het aanleggen van een drukverband, al dan niet gecombineerd met een spalk is een techniek die soms wordt aangeleerd als eerste hulp bij een slangenbeet. Bij deze techniek is het erg belangrijk om de correcte druk te gebruiken. Bovendien kan een onervaren hulpverlener schade berokkenen aan het slachtoffer wanneer hij het lidmaat te veel manipuleert om het verband aan te leggen. Daarom hebben we ervoor gekozen om de eerste hulp bij een slangenbeet te beperken tot het onbeweeglijk houden van het lidmaat. Om dezelfde reden (beperken van de manipulatie) hebben we het uitwassen van de wonde weggelaten. De hoeveelheid gif die je hiermee verwijdert is verwaarloosbaar ten opzichte van het extra risico dat het slachtoffer loopt door de mogelijke verspreiding van het gif.

Hondenbeet Een hondenbeet (of beet van een ander dier) brengt altijd het risico met zich mee op een infectie met het rabiësvirus. Om het infectierisico minimaal te houden, moet je een bijtwonde zo snel mogelijk uitgebreid spoelen met water. In het vorige handboek stond dat je moet wassen met water en zeep. Wetenschappelijk onderzoek toonde aan dat zowel het spoelen met water als het wassen

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.28


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

met water en zeep preventief werken tegen een infectie met rabiës. Omwille van de eenvormigheid met de eerste hulp bij andere wonden hebben we ervoor gekozen om het spoelen met water aan te raden in ons handboek.

Rabiës (hondsdolheid) De preventie van rabiës is weggevallen omdat die vooral van belang is voor een specifiek doelpubliek (bijv. dierenverzorgers, archeologen, speleologen).

Mensenbeet Dit is een nieuw onderwerp. Net als bij een beet van een dier houdt een mensenbeet ook een risico op infectie in.

Krab van een kat Dit is een nieuw onderwerp. Een krabletsel is meestal een kleine wonde. Toch moet de wonde goed verzorgd worden. De nagels van katten kunnen immers ook micro-organismen bevatten. Zo kan een door rabiës besmette kat hondsdolheid of kattenkrabziekte overdragen.

Kwallenbeet Azijn op een kwallenbeet gieten heeft een bewezen positief effect. Het inactiveert namelijk de gifstof die verantwoordelijk is voor de symptomen. Daarom hebben we de alternatieven uit het vorige handboek weggelaten (droog zand, zout of suiker). Hiervoor vonden we immers geen duidelijke wetenschappelijke ondersteuning. Een belangrijke bemerking hierbij is dat azijn bij sommige kwallensoorten tegenaangewezen is, bijv. de Physalia utriculus (“bluebottle”). Het is dus belangrijk dat mensen zich informeren als ze op reis gaan in landen waar gevaarlijke kwallensoorten kunnen voorkomen. Om de pijn achteraf te verlichten, is een onderdompeling in warm water de beste methode. Je dompelt de aangetaste plaats gedurende 20 tot 30 minuten in zo warm mogelijk water. Uiteraard moet je hierbij opletten de huid niet te verbranden.

Stekelige zeedieren aan de kust De eerste hulp blijft dezelfde, maar de preventie van prikken aan zee werd weggelaten.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.29


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 11: Hoofd en hals Flauwte Het onderwerp Flauwte werd verplaatst vanuit het hoofdstuk Reanimatie naar het hoofdstuk Hoofd en hals. Als een slachtoffer van een flauwte niet na een tijdje (bijvoorbeeld 2 minuten) bijkomt, dan gaat het niet om een flauwte, maar is de situatie ernstiger. Dan handel je zoals bij een bewusteloos slachtoffer. We hebben de eerste hulp bij een flauwte aangevuld met enkele situaties waarin het aangewezen is om een arts te raadplegen: - als de flauwte totaal onverwacht optrad (bijvoorbeeld zonder voorafgaande emotie of zonder hevige pijn); - als de flauwte herhaaldelijk optreedt; - als er vermoedens zijn van hartproblemen (bijvoorbeeld flauwvallen terwijl men neerligt, tijdens een inspanning of bij een persoon met een verhoogd risico op hart- en vaataandoeningen); - als de flauwte optrad nadat het slachtoffer zich verwondde (bijvoorbeeld een uitgebreide kneuzing of een blauw oog). Er werden ook enkele tips toegevoegd om een dreigende flauwte te vermijden.

Hoofdletsel De vroegere onderwerpen hoofdwonde, schedelbreuk, hersenletsel en hersenschudding werden in het nieuwe handboek gegroepeerd in één onderwerp: hoofdletsel. Deze vereenvoudiging werd ingevoerd omdat een slachtoffer die een zware slag tegen het hoofd heeft gehad steeds het risico loopt op al deze letsels. De hulpverlener moet dan ook telkens dezelfde eerste hulp toedienen. In plaats van de onderwerpen elk afzonderlijk te behandelen, reiken we aan de hulpverlener een lijstje alarmsignalen aan, waaraan hij kan afmeten hoe ernstig de situatie is. Alarmsignalen voor een schedelbreuk: - bloedverlies of verlies van een helder vocht uit neus, mond of oor; - een blauwe verkleuring rond de ogen (een brilhematoom). Alarmsignalen voor een hersenletsel: - het slachtoffer ernstige bewustzijnsstoornissen vertoont, zoals sufheid, onrust, duizeligheid, geheugenverlies of bewusteloosheid; - het slachtoffer last heeft van licht en/of geluid; 20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.30


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

-

er bloedverlies is uit oren en/of neus; het slachtoffer schokkende bewegingen maakt of een verkrampte gedraaide houding heeft van armen of benen; het slachtoffer een vertraagde ademhaling heeft; het slachtoffer braakt na een ongeval.

Naast de techniek ‘hoofd immobiliseren met je handen’ wordt in het boek een tweede techniek aangereikt, namelijk ‘hoofd immobiliseren met je knieën’.

Wervelletsel Het immobiliseren van het hoofd kan je ook toepassen bij een slachtoffer waarbij je een wervelletsel vermoedt. De nieuwe eerstehulprichtlijnen reiken daarbij een aantal omstandigheden aan waarbij je rekening moet houden met een wervelletsel: - een val van een slachtoffer ouder dan 65 jaar; - een slachtoffer in een verkeersongeval; - een slachtoffer dat van een hoogte gevallen is (dus wanneer de voeten zich hoger bevonden dan het vloeroppervlak); een slachtoffer van een duikongeval (bijv. met de nek of het hoofd tegen de bodem).

Whiplash Aangezien de symptomen van een whiplash pas een tijd na een ongeval optreden, hebben we de kaders ‘wat stel je vast’ en ‘wat doe je’ hier weggelaten. Een slachtoffer van een ongeval moet behandeld worden zoals je leert bij de onderwerpen Hoofdletsel en Wervelletsel.

Hersenvliesontsteking Dit onderwerp werd verplaatst naar het hoofdstuk Infecties.

Beroerte De preventie van een beroerte werd weggelaten. In het nieuwe boek hebben we een aantal criteria gevolgd bij de keuze om de preventie van een onderwerp al dan niet op te nemen: - preventietip die op korte termijn effect oplevert; - duidelijk omschreven aandoening (bijv. bijtwonde wel, huidwonde niet); - duidelijke impact van de tip; - veel voorkomende aandoening.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.31


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoewel een beroerte een duidelijk omschreven, veel voorkomende aandoening is, hebben de preventietips rond een beroerte geen effect op korte termijn. Enkele voorbeelden zijn niet roken, voldoende lichaamsbeweging, gezonde voeding…

Schokken en stuipen Epilepsie en koortsstuipen zijn twee voorbeelden van aandoeningen waarbij schokken en stuipen kunnen optreden. We behandelen vooraf de algemene eerste hulp bij schokken en stuipen, waarvan de oorzaak niet gekend is. Vervolgens wordt er ingegaan op specifieke maatregelen die je kan nemen bij epilepsie en koortsstuipen. Koortsstuipen Bij koortsstuipen is het belangrijk om de lichaamstemperatuur van het slachtoffer te doen dalen. Eén middel daarvoor is het afdeppen met lauw water. Hierbij werd aangevuld dat je dit niet hoeft te doen als het slachtoffer erdoor overstuur geraakt. Het effect van het afdeppen alleen is immers niet zo groot. Belangrijker is de combinatie met een koortswerend middel.

Wonde (in de buurt) van het oog De indeling van dit onderwerp werd enigszins veranderd, maar aan de inhoud zijn geen grote veranderingen gebeurd. Letsel aan de oogbol De preventie van een oogletsel werd toegevoegd. Vreemd voorwerp in het oog Dit onderwerp komt in de plaats van ‘perforatie van een oog’. Vuiltje in het oog De technieken ‘Een ooglid omklappen’ en ‘Een contactlens verwijderen’ zijn niet zo gemakkelijk uit te voeren en kunnen – bij foutieve uitvoering – beschadigingen van het oog veroorzaken. Daarom werd ervoor gekozen om de technieken weg te laten. Voor het verwijderen van een vuiltje in het oog zijn er immers alternatieven (spoelen met water, tip van een zakdoek of een wattenstaafje). Als die niet lukken, verwijs je het slachtoffer best door naar een arts of oogarts.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.32


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Voorwerp in het oor of de neus Vreemd voorwerp in het oor In tegenstelling tot wat in het vorige handboek werd aangeraden, is het uitspoelen van een insect uit het oor met water geen goed idee. Het trommelvlies kan immers gescheurd zijn. Koud water in een oor gieten kan bovendien ernstige duizeligheid veroorzaken. Vreemd voorwerp in de neus Als een kind dat nog niet kan snuiten een voorwerp in zijn neus heeft gestoken, kan je proberen om de blaaskus-techniek (‘parent’s kiss’) toe te passen. Je doet dit best enkel bij een kind dat je goed kent. Door via de mond van het kind in te blazen terwijl je het niet-verstopte neusgat dichthoudt, veroorzaak je een druk achter het voorwerp zodat het kan losschieten.

Tandpijn De preventie van tandpijn werd weggelaten aangezien hierbij geen tips kunnen gegeven worden die op korte termijn effect hebben.

Keelpijn Een aanvulling bij keelpijn is de vermelding van ontsteking van het strotklepje (epiglottitis). Dit is een ernstige vorm van keelpijn die gepaard kan gaan met ernstige ademhalingsmoeilijkheden.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.33


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 12: Borst Hartaandoeningen Hartaanval De eerste hulp bij een hartaanval blijft dezelfde. In sommige gevallen kunnen de klachten van voorbijgaande aard zijn. Ook wanneer de symptomen binnen de 5 minuten vanzelf stoppen, blijft het belangrijk om een arts te raadplegen. Deze milde vorm kan immers de voorbode zijn van een zwaardere hartaanval. Hartaderbreuk of hartslagaderbreuk Omdat je hier als eerstehulpverlener niet veel aan kan doen, werd ervoor gekozen om het onderwerp te laten vallen. Aneurysma Ook dit onderwerp werd weggelaten. Hartritmestoornissen Net zoals bij een hartaanval wordt benadrukt om een arts te raadplegen, zelfs als de klachten vanzelf voorbijgegaan zijn.

Ademhalingsmoeilijkheden Hyperventilatie De preventie van hyperventilatie werd toegevoegd. Hoest Dit onderwerp werd uitgebreid. Het is namelijk belangrijk om een onderscheid te maken tussen een productieve hoest en een droge kriebelhoest. Bij de eerste vorm worden er slijmen opgehoest. Hoestremmers zijn hier af te raden. In sommige gevallen kunnen die de ziekte erger maken. Het is dus belangrijk om advies van een arts te vragen voor het nemen van een hoestsiroop. Een goede luchtvochtigheid in huis kan al veel helpen. Astma en COPD Deze onderwerpen werden samengevoegd aangezien de eerste hulp in beide gevallen gelijk is. Voorwerp ingeademd De preventie van het inademen van een voorwerp werd weggelaten.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.34


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Adem inhouden Een kind dat een driftbui heeft, kan je kalmeren door het tijdelijk te verwijderen van de situatie waarin de driftbui begon. Dit kan door het kind een ‘time-out’ te geven in een prikkelarme, maar veilige ruimte.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.35


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 13: Buik en rug – NIEUW! Maagpijn We hebben getracht om het hoofdstuk Buik en rug te vereenvoudigen, zodat de lezer bruikbare richtlijnen krijgt om de ernst van de situatie in te schatten. Een eerste onderscheid maken we tussen ‘maagpijn’ en ‘buikpijn’. Daarbij is de plaats van de pijn of last van belang: we definiëren ‘maagpijn’ als pijn in de bovenste helft van de buik, terwijl ‘buikpijn’ zich situeert in de regio onder de maagstreek. Om de correcte eerste hulp te geven is het niet van belang om te weten wat de oorzaak is. Daarom maken we een tweede onderscheid, namelijk tussen ‘lichte pijn’ en ‘ernstige pijn’. Een aantal alarmsignalen wijzen op ernstige pijn: - koorts; - zweten; - een snelle ademhaling; - verminderd bewustzijn; - het snel achteruitgaan van de toestand van het slachtoffer; - het braken van bloed. De eerste hulp is afhankelijk van de ernst van de pijn. Bij ernstige maagpijn geef je best het slachtoffer niets te eten of te drinken en verwijs je onmiddellijk door naar een arts. Indien nodig alarmeer je 112 (bijv. als het bewustzijn van het slachtoffer vermindert en zijn toestand snel achteruit gaat).

Buikpijn We spreken van ‘buikpijn’ als de pijn zich voordoet in de onderste helft van de buikstreek. Net zoals bij maagpijn, maken we een onderscheid tussen ‘lichte pijn’ en ‘ernstige pijn’. Als volgende alarmsignalen zich samen met de pijn voordoen, spreken we van ernstige pijn: - koorts: - zweten; - een snelle ademhaling; - verminderd bewustzijn; - het snel achteruitgaan van de toestand van het slachtoffer; - een harde, gespannen buik; - bloedbraken of een zwarte stoelgang. De eerste hulp is afhankelijk van de ernst van de buikpijn. Bij ernstige buikpijn geef je het slachtoffer niets te eten of te drinken en verwijs je onmiddellijk door naar een arts. Indien nodig alarmeer je 112 (bijv. als hij een harde, gespannen buik heeft en zijn toestand snel achteruit gaat).

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.36


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Braken en diarree Braken en diarree komen dikwijls samen voor. Daarom behandelen we de aandoeningen samen. De eerste hulp komt grotendeels overeen, maar om het geheel overzichtelijk te houden, hebben we toch afzonderlijke kaders voorzien voor braken en voor diarree. Braken Een aandachtspunt bij de eerste hulp is vermijden dat je zelf besmet wordt. Dit kan je doen door wegwerphandschoenen aan te trekken als je braaksel opruimt. Ook na contact met het slachtoffer was je best je handen grondig met water en zeep. Wanneer je best verwijst naar een arts bij braken is niet altijd zo eenduidig. We geven een lijstje met richtlijnen: - achteruitgang van de algemene toestand van het slachtoffer; - een slachtoffer dat belangrijke medicatie inneemt (bijv. de pil, hartmedicatie of diabetesmedicatie); - bloed in het braaksel of zwart braaksel (oud bloed); - braken gepaard met koorts; - braken gepaard met diarree; - braken gepaard met hevige buikpijn. Uiteraard kan je bij twijfel altijd doorverwijzen: beter een keer te veel dan een keer te weinig… Diarree Net zoals bij braken is het voorkomen van uitdroging belangrijk. Onderzoek wijst uit dat baby’s en jonge kinderen met een milde vorm van diarree gewoon onverdunde melk kunnen blijven drinken. Als de diarree ernstiger is of als het slachtoffer tekenen van uitdroging vertoont, geef je best kant-en klare rehydratatie-oplossingen. Een aandachtspunt bij de eerste hulp is vermijden dat je zelf besmet wordt. Dit kan je doen door wegwerphandschoenen aan te trekken als je ontlasting opruimt. Ook na contact met het slachtoffer was je best je handen grondig met water en zeep. Het is niet eenvoudig om een duidelijke richtlijn te geven over het raadplegen van een arts bij diarree. Belangrijker dan de tijdsduur van de diarree is het al dan niet aanwezig zijn van alarmerende symptomen, namelijk: - bloederige diarree; - etter bij de stoelgang; - hoge koorts (meer dan 38,5°C); - hevige krampen. Ook als de toestand van het slachtoffer achteruit gaat (bijv. als er tekenen van uitdroging te zien zijn) of als hij belangrijke medicatie inneemt, verwijs je door naar een arts. Omwille van het mogelijke risico voor het ongeboren kind, zijn zwangere vrouwen ook best voorzichtig. Een keer te veel advies vragen aan de arts is minder erg dan een keer te weinig…

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.37


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Preventie van diarree werd opgenomen in het nieuwe handboek. Hierin staan een aantal tips die specifiek zijn voor de preventie van reizigersdiarree, maar zeker ook nuttig zijn in onze streken. Minder hygiënische omstandigheden kunnen zich immers niet enkel op reis voordoen, maar ook bijvoorbeeld bij grote evenementen, in lokale kraampjes, bij verkoop van voeding op markten…

Uitdroging Het controleren van de soepelheid van de huid door het nemen van een huidplooi blijkt geen betrouwbare techniek te zijn om uitdroging met zekerheid vast te stellen. Verschillende symptomen kunnen gepaard gaan met uitdroging, zoals droge slijmvliezen, diepliggende ogen, sterk geconcentreerde urine… Wanneer een slachtoffer veel vocht verliest (bijv. bij hevige diarree, braken, zweten of koorts) denk je best altijd aan het mogelijk risico van uitdroging. Zelfbereide dehydratatie-oplossingen op basis van zout en suiker kunnen risico’s inhouden wanneer ze onzorgvuldig bereid worden. Daarom raden we liever de kant-en-klare oplossingen aan. Om voldoende vocht en voedingsmiddelen op te nemen, is het belangrijk dat – vooral jonge – slachtoffers zo snel mogelijk hun normaal eetpatroon hernemen: - een borstgevoede baby moet frequenter aangelegd worden; - een flesgevoede baby moet de normale hoeveelheid melk krijgen, aangevuld met rehydratatiedrank; - oudere kinderen (en volwassenen) mogen beginnen eten wanneer ze opnieuw trek hebben. In de volgende gevallen verwijs je best door naar een arts: - bij baby’s, jonge kinderen, bejaarden en door ziekte verzwakte personen met tekenen van uitdroging; - als het slachtoffer bewustzijnsstoornissen heeft; - als het slachtoffer geen vocht kan binnen houden; - als het slachtoffer weinig of niet urineert en de urine donker van kleur is; - als het slachtoffer koorts heeft. Uiteraard kan je bij ernstige situaties ook de hulpdiensten bellen. Aangezien uitdroging vaak het gevolg is van braken of diarree, bestaat de mogelijkheid dat je zelf besmet wordt. Was dus steeds je handen met water en zeep na contact met het slachtoffer.

Vreemd voorwerp ingeslikt Bij het inslikken van een klein en afgerond voorwerp ervaart het slachtoffer meestal geen klachten. Paniek is dus zeker niet nodig. Het is wel belangrijk om te achterhalen wat het slachtoffer precies

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.38


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

heeft ingeslikt. Knoopbatterijen zijn bijvoorbeeld bijtend en kunnen weefselbeschadiging veroorzaken. Als het slachtoffer geen klachten heeft na het inslikken van een relatief ‘veilig’ voorwerp, kan je gewoon afwachten. Na een tijdje verlaat het voorwerp meestal spontaan het lichaam bij de ontlasting. De mogelijkheid bestaat dat het ingeslikte voorwerp giftig is. In dat geval vraag je best advies aan het Antigifcentrum op het nummer 070 245 245. De preventie van het inslikken van een voorwerp werd weggelaten.

Diabetes Net zoals in het vorige handboek geven we uitleg over de bloedsuikermeter of glucometer. Hiermee kan het suikergehalte in het bloed bepaald worden. Het gebruik ervan is echter voorbehouden aan medisch personeel of goed opgeleide patiënten. Daarom herformuleerden we de aanbeveling in de ‘wat doe je?’-kader: ‘Laat het slachtoffer indien mogelijk zijn bloedsuikergehalte meten.’ In de praktijk kan dit ook een familielid zijn of iemand uit de omgeving van de diabetes-patiënt die het gebruik van de glucometer kent.

Buikletsel We hebben de informatie over een buikletsel onderverdeeld in een inwendig letsel en een uitwendig letsel. Inwendige bloeding in de buik Deze informatie is niet nieuw, maar stond in het vorige handboek verspreid (bij Buikwonde en Bloedingen). Hier zetten we de signalen die kunnen wijzen op een inwendige bloeding in de buik op een rijtje. Het gaat in elk geval om een ernstige tot soms levensbedreigende situatie. Buikwonde De informatie onder de titel ‘buikwonde’ beperkt zich tot de letsels waarbij er uitwendig een wonde zichtbaar is.

Steken in de zij Naast het stopzetten van de inspanning helpt een rustige ademhaling ook bij steken in de zij. Daarbij moet het uitademen langer duren dan het inademen.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.39


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Galkoliek Dit onderwerp werd weggelaten. Het is immers niet de bedoeling dat een eerstehulpverlener een diagnose kan stellen. Wanneer een slachtoffer ernstige buikpijn vertoont, kan de eerste hulp toegepast worden zoals beschreven onder ‘buikpijn’ en gespecialiseerde hulp ingeschakeld worden.

Nierkoliek Dit onderwerp werd weggelaten. Het is immers niet de bedoeling dat een eerstehulpverlener een diagnose kan stellen. Wanneer een slachtoffer ernstige pijn vertoont, kan de eerste hulp toegepast worden zoals beschreven onder ‘buikpijn’ en gespecialiseerde hulp ingeschakeld worden.

Rugpijn Rugpijn kan het gevolg zijn van een ongeval waarbij er een hevige kracht heeft ingewerkt op de rug (bijv. een verkeersongeval of een val van een hoogte). In dat geval bestaat het risico op een wervelletsel en adviseer je het slachtoffer best om zo weinig mogelijk te bewegen. In andere gevallen kan een houding aangenomen worden waarbij het slachtoffer weinig pijn voelt, bijv. de 90/90-houding. De foto die in het vorige handboek stond werd vervangen, aangezien de houding daar foutief werd uitgebeeld. Bij de preventie van rugpijn hebben we enkel die tips behouden die een effect op (relatief) korte termijn hebben. De andere tips uit het vorige handboek zijn uiteraard nog steeds nuttig, maar hebben eerder effect op langere termijn.

Letsels aan de geslachtsdelen Dit is een nieuw onderwerp in het boek. In de themales ‘Eerste hulp bij sportongevallen’ werden deze letsels ook al behandeld. Belangrijk is het slachtoffer zo veel mogelijk te laten ontspannen omdat dit de pijnreflexen onderbreekt.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.40


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 14: Ledematen Blaren door wrijving Het openprikken van een gesloten blaar moet gebeuren met een steriele naald. Met ‘steriel’ wordt bedoeld dat er geen micro-organismen meer aanwezig zijn op het pincet. Je kan dit onder andere bekomen door de naald in ontsmettingsalcohol onder te dompelen. Hoe langer je de naald laat liggen, hoe meer micro-organismen gedood worden. Een steriele omgeving is bijvoorbeeld van belang bij een operatie. Bij het openprikken van een blaar proberen we echter een evenwicht te zoeken tussen de steriliteit van het materiaal en de praktische toepasbaarheid van de techniek. Onze huid bevat immers zelf ook tal van micro-organismen, zonder dat ons lichaam daar schade van ondervindt. Volledige steriliteit is hier dus niet noodzakelijk. Wel is het belangrijk dat de aanwezigheid van micro-organismen op de naald zo klein mogelijk is. Een onderdompeling van 1 minuut in ontsmettingsalcohol doodt al een aanzienlijk deel van de micro-organismen, terwijl de techniek toch nog praktisch blijft voor de eerstehulpverlener. Ook bij het verzorgen van een open blaar leg je het pincet en het schaartje ongeveer 1 minuut in ontsmettingsalcohol. Over de preventie van blaren kan je heel wat raadgevingen terugvinden. Deze kunnen niet allemaal onderbouwd worden door wetenschappelijke studies. Daarom hebben we enkel die tips weerhouden waar duidelijk positieve effecten van konden aangetoond worden. Zo kan je bijvoorbeeld de kans op blaren verkleinen door vooraf een dunne sok aan te trekken en daarboven een dikke wollen sok te dragen.

Kneuzing Dit onderwerp werd toegevoegd. Letsels aan botten, spieren en gewrichten gaan vaak gepaard met zwelling van de zachte weefsels. Om de zwelling en de pijn te beperken is het afkoelen van het letsel nuttig. In principe kan je koelen op eender welke manier: met ijs(water), een koelzakje of onder koud stromend water. Sommige wetenschappelijke studies toonden aan dat herbruikbare koelzakjes niet zo efficiënt koelden als ijsblokjes in een zakje water. Vandaar dat we overal in het boek de voorkeur geven aan het laatste. Dit wil uiteraard niet zeggen dat het gebruik van een koelzakje afgeraden wordt. Het kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer er geen ijs ter beschikking is. Koelen houdt een zeker risico in op het ontstaan van vrieswonden, zeker bij mensen met weinig onderhuids vet. Daarom moet er steeds een (hand)doek rond het ijszakje gewikkeld worden 20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.41


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

vooraleer het op de huid aan te brengen en mag het ijszakje niet langer dan 20 minuten ter plaatse blijven. De techniek ‘Een ring verwijderen’ werd bij kneuzing geplaatst, omdat dit het eerste onderwerp is waar deze techniek kan worden toegepast. Bij andere letsels, zoals een breuk of een verstuiking kan deze techniek uiteraard ook worden gebruikt.

Spierletsel Spierkramp In de eerste hulp bij een spierkramp is niets gewijzigd. Wel wordt de aandacht gevestigd op het feit dat spierkrampen ook kunnen voorkomen bij een hitteslag. In dat geval is het belangrijk om de spieren niet extra op te warmen (bijvoorbeeld door te masseren). Compartimentsyndroom De preventie van een compartimentsyndroom werd weggelaten. ICE-regel Aangezien we de ICE-regel niet meer toepassen, wordt de paragraaf hierover weggelaten.

Verstuiking De preventie van een verstuiking werd toegevoegd en komt in de plaats van het algemenere ‘preventie van een sportletsel’.

Breuk De preventie van een breuk werd weggelaten en vervangen door specifiekere preventietips rond de preventie van een heupbreuk bij senioren. Heupbreuk Bij een heupbreuk is het vooral belangrijk om het slachtoffer onbeweeglijk te houden. Daarom werd de raadgeving om de holte onder de knieën op te vullen en iets rond de voeten te leggen weggelaten. Bekkenbreuk Ook bij een bekkenbreuk is het belangrijk om het slachtoffer onbeweeglijk te houden. Daarom werd de raadgeving om de holte onder de knieën op te vullen en iets rond de voeten te leggen weggelaten.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.42


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 15: Vergiftiging De indeling van het hoofdstuk Vergiftiging werd enigszins aangepast. In plaats van te starten met een algemene werkwijze voor de benadering van een ongeval met giftige stoffen, hebben we onmiddellijk het onderscheid gemaakt naargelang de opnameweg van de giftige stof: door inslikken, door inademen, door contact met chemische producten of door inspuiten. Daarna worden enkele specifieke vormen van vergiftiging behandeld, namelijk CO-vergiftiging, alcoholvergiftiging, vergiftiging door drugs en voedselvergiftiging.

Vergiftiging door inslikken Na het inslikken van een giftige stof is het belangrijk om de opname (absorptie) van het gif in het lichaam te vertragen. Onderzoek toont aan dat deze opname trager verloopt wanneer een slachtoffer op de linkerzijde ligt. Daarom kan je een slachtoffer dat je in stabiele zijligging moet leggen best op de linkerzijde leggen. Soms bevat de ademlucht van een slachtoffer nog giftige stoffen. Daarom is het erg belangrijk om als hulpverlener aan je eigen veiligheid te denken. Zo geef je best geen mond-op-mondbeademing aan een slachtoffer dat een giftige stof heeft ingeslikt. Ook reanimeren in gesloten ruimtes zonder verluchting is om dezelfde reden af te raden. De volgorde van de alarmering van gespecialiseerde hulp bij een vergiftiging is afhankelijk van situatie tot situatie. Net zoals in andere situaties is het bij een vergiftiging de eerste stap om te zorgen voor de veiligheid. Wanneer je nadien bij de controle van het bewustzijn en de ademhaling van het slachtoffer vaststelt dat de situatie ernstig of zelfs levensbedreigend is, moet onmiddellijk 112 gealarmeerd worden. In deze situatie is het toch ook nuttig om naar het Antigifcentrum te bellen, omdat zij je – in afwachting van de hulpdiensten – kunnen helpen om het slachtoffer zo goed mogelijk te behandelen. Als je hulp hebt, kan je dit best door een omstaander laten doen, zodat jij je kan blijven concentreren op het slachtoffer. Is de situatie minder ernstig, dan bel je best eerst naar het Antigifcentrum. Zij kunnen je immers de verwachte evolutie van de symptomen meedelen. Op basis van deze informatie kan het zijn dat je toch best naar een arts of zelfs naar 112 belt, ook al voelt het slachtoffer zich op dat moment nog goed. Sommige producten kunnen immers later nog hun effect uitoefenen. De preventie van een vergiftiging werd weggelaten en vervangen door tips in specifieke situaties: tips voor de preventie van een vergiftiging door inslikken, een CO-vergiftiging of een voedselvergiftiging.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.43


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Vergiftiging door inademen Soms bevat de ademlucht van een slachtoffer nog giftige stoffen. Daarom is het erg belangrijk om als hulpverlener aan je eigen veiligheid te denken. Zo geef je best geen mond-op-mondbeademing aan een slachtoffer dat een giftige stof heeft ingeademd. Ook reanimeren in gesloten ruimtes zonder verluchting is om dezelfde reden af te raden. De eerste hulp bij deze situatie wordt meer uitgewerkt dan in het vorige handboek.

Vergiftiging door contact met chemische producten Ook in deze situatie is het erg belangrijk om te zorgen voor je eigen veiligheid. De mogelijkheid bestaat dat een slachtoffer spatten van het chemisch product in zijn gezicht kreeg. In dat geval moet je opletten met het geven van mond-op-mondbeademing. Een poedervormig chemisch product verwijder je best zo veel mogelijk van de huid. Dit kan je voorzichtig doen met een borsteltje of een doek. Let op dat je niet wrijft, aangezien dit nog meer schade kan toebrengen aan de huid. Het product mag ook niet opstuiven, want dat kan je eigen veiligheid in het gedrang brengen. Een natte zakdoek voor je mond en neus kan je enigszins beschermen tegen opstuivend poeder. Opgelet: dit wil niet zeggen dat een natte zakdoek ook beschermt tegen mogelijke giftige dampen! Doorgaans is hiervoor gespecialiseerde ademhalingsbescherming nodig.

Vergiftiging door inspuiten De eerste hulp bij een vergiftiging door inspuiten werd meer uitgewerkt dan in het vorige handboek.

Enkele specifieke vormen van vergiftiging Alcoholvergiftiging In het vorige handboek werd expliciet afgeraden om koffie te geven aan iemand die alcohol gedronken heeft, omdat dit het effect van de alcohol zou versterken. Om dit laatste te staven hebben we echter onvoldoende argumenten gevonden (voor of tegen). Daarom werd de aanbeveling weggelaten.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.44


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Vergiftiging door drugs De onderwerpen ‘hallucineren en wanen’ en ‘bad trip’ werden samengevoegd. Het is immers de ‘bad trip’ waar een hulpverlener meestal mee geconfronteerd wordt. Dit is een niet gewenste uitwerking van drugs, terwijl de hallucinaties en wanen vaak gewenste effecten zijn. Voedselvergiftiging Er werden concrete tips toegevoegd ter preventie van een voedselvergiftiging.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.45


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 17: Elektrocutie en bliksem – NIEUW! Electrocutie Er is niets veranderd in de eerste hulp aan een slachtoffer van een electrocutie. Wel wordt nog meer benadrukt dat elk slachtoffer van een electriciteitsongeval moet onderzocht worden. De kans bestaat immers dat er inwendige letsels aanwezig zijn of nadien nog gezondheidsklachten blijven bestaan.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.46


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 18: Problemen bij hitte en koude – NIEUW! Onderkoeling Het onderscheid tussen een ‘beginnende onderkoeling’ en een ‘diepe onderkoeling’ wordt vervangen door criteria die iets duidelijker merkbaar zijn, namelijk: - rilt het slachtoffer nog? - is hij goed bij bewustzijn? Is het antwoord op beide vragen ‘JA’, dan kan het slachtoffer zich nog zelf opwarmen. Zorg dat hij geen warmte meer verliest, bijvoorbeeld door hem te beschermen met een slaapzak. Door het rillen (beweging van de spieren), wordt er warmte opgewekt. (passieve opwarming) Is het antwoord op beide vragen ‘NEEN’, dan is het slachtoffer niet meer bij machte op zich zelf op te warmen. In dat geval zal je hem als eerstehulpverlener moeten helpen door warme voorwerpen of lichaamscontact. (actieve opwarming)

Vrieswonde De indeling in eerste-, tweede- en derdegraadsvrieswonden is weggevallen. Deze onderverdeling is niet altijd gemakkelijk te maken en is bovendien niet relevant voor het verlenen van de eerste hulp.

Hitteslag Als een slachtoffer symptomen vertoont als gevolg van grote inspanningen en het slachtoffer goed bij bewustzijn is, geef hem dan iets te drinken. Wordt een slachtoffer met last van de hitte niet snel geholpen dan kunnen de symptomen evolueren naar een hitteslag. De preventie van een hitteslag werd toegevoegd.

Hittekramp Dit is een nieuw onderwerp in dit hoofdstuk. Bij een hitteslag kunnen er ook spierkrampen optreden. In het geval het slachtoffer goed bij bewustzijn is, kan je hem een sportdrankje geven terwijl je de verkrampte spier voorzichtig rekt.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.47


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Zweetuitslag Een belangrijk aandachtspunt bij zweetuitslag is het vermijden van de uitlokkende factoren. Adviseer het slachtoffer om extra inspanningen te vermijden. Je kan hem ook de raad geven om frequent de huid af te spoelen onder de douche (zonder zeep). Nadien draagt hij best losse kledij.

Hoge ozonconcentratie Een aanvulling op het vorige handboek is de raad om het slachtoffer naar een koele omgeving te brengen. Hij blijft best binnen, aangezien de ozonconcentratie daar lager is.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.48


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 23: Bedrijfseerstehulp – NIEUW! Het wettelijk kader van Bedrijfseerstehulp is enigszins gewijzigd. Sinds 15 december 2010 regelt een Koninklijk Besluit de verplichtingen van de werkgever omtrent de uitrusting van de hulpverlening in zijn bedrijf, de organisatie op de werkvloer en de vorming en bijscholing van de hulpverleners. Aangezien er in het nieuwe KB meer verantwoordelijkheid gelegd wordt bij de werkgever, stelden we de tekst bewust op als een raadgeving, en niet als een verplichting.

Eerstehulpmiddelen We hebben de subtitel ‘Eerstehulpkoffer’ gewijzigd in ‘Eerstehulpmiddelen’. De organisatie van de hulpverlening in een bedrijf houdt immers meer in dan enkel de aanwezigheid van een eerstehulpkoffer.

Procedures voor eerste hulp Dit is een nieuw onderwerp. Elke werknemer in een bedrijf moet op de hoogte zijn van de richtlijnen rond een noodsituatie. Interne communicatie is hier van groot belang. Ook het regelmatig inoefenen van de richtlijnen rond veiligheid en eerste hulp kan paniekreacties in een echte situatie voorkomen en ervoor zorgen dat er efficiënt hulp geboden wordt aan een slachtoffer.

Een slachtoffer vervoeren Vroeger was een rijgeschiktheidsattest (‘medische schifting’) noodzakelijk wanneer in opdracht van de werkgever personeel vervoerd werd in een bedrijfsvoertuig. De voorschriften hieromtrent zijn in 2008 aangepast. Het rijgeschiktheidsattest is niet meer vereist voor het vervoeren van collega’s.

Eerste hulp op school Dit onderwerp is weggevallen. Voor scholen hebben we een afzonderlijke publicatie ‘Eerste hulp voor leerkrachten’.

De cursus Bedrijfseerstehulp en de bijscholingen Hier werden enkele aanpassingen gedaan naar aanleiding van het KB van 15 december 2010: - De cursusduur is 18 uur plus een evaluatie van 15 minuten per cursist. - Op het einde van de cursus wordt een competentie-evaluatie voorzien. - Het brevet blijft geldig zolang de cursist minimum 4 uur per jaar bijscholing volgt. 20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.49


Wijzigingen in het handboek ‘Help! Eerste hulp voor iedereen’ – editie 2011 26 september 2011

Hoofdstuk 24: Een slachtoffer verplaatsen – NIEUW! Het hoofdstuk ‘Geavanceerde hulpverlening’ uit het vorige handboek werd verdeeld over twee nieuwe hoofdstukken: ‘Een slachtoffer verplaatsen’ en ‘Extra technieken’.

Een slachtoffer verplaatsen in een noodsituatie Bij de Rautek uit een auto volstaat het om de autozetel zo ver achteruit te schuiven als nodig om het slachtoffer gemakkelijk uit de auto te halen. Als je de autozetel immers nog verder naar achter zou schuiven, zit de deurstijl van de auto in de weg.

Vervoer met een draagberrie De techniek ‘een draagberrie conditioneren’ werd weggelaten.

20110926_Inhoudelijke wijzigingen handboek – p.50


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.