Juni 2010

Page 7

Donderdagmorgen, kwart over acht. In de vergaderkamer op de afdeling Verloskunde/Gynaecologie van het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) wordt de dienst overgedragen. Zo’n twaalf medewerkers - verpleegkundigen, klinisch verloskundigen, gynaecologen, co-assistenten - zitten aan de tafel, koffie, papier en pen bij de hand. Bij gebrek aan stoelen staat een aantal mensen tegen de muur, tweede rang. Op een groot scherm projecteert de beamer de namen van de patiënten. De gynaecoloog van dienst leidt de patiëntenbespreking en loopt de bijzonderheden langs. Het gaat over de overvolle verloskamers, een patiënt die een indicatie heeft om ingeleid te worden, over dik meconium, en een ‘op zich normale partus’. Degenen die de dienst overnemen, schrijven driftig mee op gele formulieren. Na de patiëntenbespreking houdt Josien Broekema (27) een presentatie. Ze is ‘oudste co’ en het is haar laatste dag als co-assistent in Alkmaar. Ze heeft een referaat voorbereid over medicamenteuze zwangerschapsafbreking. Keurig aan de hand van de PICO-vraag (problem - intervention - comparison - outcome) doet ze verslag van haar literatuuronderzoek: wat kan medicatie betekenen voor een succesvolle abortus? Na een paar vragen en enige discussie besluiten de gynaecologen dat ze het onderwerp maar eens moeten bespreken. ‘Aanstaande maandag, dan bekijken we of we er een protocolletje voor moeten maken.’ Zo blijkt de presentatie van de co-assistent toch wel wat losgemaakt te hebben. ‘Een mooi verhaal, Josien’, sluit Joke Bais de sessie af. Opleiding afgerond Joke Bais is gynaecoloog en opleider in het MCA. Vandaag heeft ze nog een beoordelingsgesprek met Josien en dan is haar bijdrage aan haar opleiding afgerond. Maar behalve van Josien - co-assistent van het AMC - is ze ook opleider van Caroline Dumoulin (26), eveneens oudste co, maar dan van het VUmc. Ook Caroline is bijna aan het einde van haar co-schappen. Zij krijgt, omdat ze van het VUmc is, ook nog een beoordeling van de verpleging. Daarna moeten ze gaan solliciteren voor een assistentschap. Josien weet het nog niet zeker, maar denkt aan de Eerste Hulp. Caroline wil - ‘na enige twijfel’ - gaan solliciteren voor een assistent-plaats bij Gynaecologie. Gemiddeld huist het MCA vier AMC-co’s en twee VUmc-co’s. Tegelijk lopen er op de afdeling een aantal masterfase-1-studenten van het VUmc rond - bezig met een eerdere fase van hun opleiding - en is er een Belgische klinisch verpleegkundige op stage. ‘Ik hou van opleiden, het is zo leuk’, zegt Joke Bais. Opnieuw het wiel uitvinden Maar tegelijkertijd baart de ontwikkeling rond de verschillende masteropleidingen haar wel zorgen. ‘AMC en VUmc gaan verschillende dingen doen. Ik denk dat dat niet handig is. Ik zou zeggen: overleg met elkaar en ga niet opnieuw het wiel uitvinden. De masterfase van het VUmc is al begonnen, het AMC moet nog beginnen. Dus straks krijg je een mix van oud en nieuw. Wij organiseren altijd een introductiedag, maar het is bijna niet te regelen om dat te doen als je mensen op verschillende momenten binnen krijgt.’ Op zichzelf ziet Bais de professionalisering van de opleiding als een verbetering. Er zijn KKB’s - korte klinische beoordelingen -, opleiders moeten portfolio’s invullen, er komen steeds meer beoordelingscriteria, zoals professioneel gedrag. ‘Zo krijg je als co-assistent al veel eerder feedback op je eigen handelen. Dat is goed, maar het kost wel veel tijd. De universiteiten moeten zich afvragen of het wel behapbaar is’, zegt Bais, ‘terwijl ik wel vind dat de BaMa een betere opleiding is. Maar er moet een goed evenwicht in zitten, anders ben ik de hele week bezig met begeleiden van co’s en met de vragen die er van alle kanten binnenkomen. Daar moeten we een middenweg in zoeken.’

7 discours

Ze gaat zelfs nog een stap verder: ‘Hoe moet ik het allemaal inpassen als de masteropleidingen van VUmc en AMC niet op elkaar aansluiten? Dan moet ik straks misschien keuzes maken, en kiezen voor één universiteit. Dat zou ik heel jammer vinden.’ Kennisniveau verschilt En dan is er nog het verschil in inhoud van de opleidingen. Niet alleen de planning en duur verschillen, ook het niveau waarmee studenten aan hun co-schappen beginnen, loopt uiteen. ‘Ik zie wel verschil tussen VUmc en AMC’, zegt Bais. ‘Maar hoe ervaren jullie dat’ - legt ze de vraag voor aan Josien (AMC) en Caroline (VUmc). ‘Ik heb de meeste co-schappen met VUmc-co’s gelopen’, zegt Caroline. ‘Dit is het eerste co-schap met AMC-ers. Ik merk niet veel van de verschillen.’ ‘De mensen van het AMC hebben allemaal hetzelfde rooster’, zegt Josien. ‘In de loop van anderhalf jaar heeft iedereen hetzelfde traject doorlopen. Dat is een verschil met studenten van het VUmc. In de vorige groep zat iemand die nog geen kindergeneeskunde had gedaan. Die moet je dan even meenemen bij het onderzoek van een pasgeborene. Aan die kleine dingen merk je het verschil.’ Joke Bais legt het onderscheid op een ander vlak. ‘Je maakt een bepaalde groei door in het verloop van je co-schappen. Je wordt meer dokter. Ik zie bij AMC-ers dat ze wat meer dokter zijn, wat beter gebekt en verder wat betreft zelfstandig werken, en bij de VUmc-co’s zie ik dat ze heel goed theoretisch onderlegd zijn.’ Jaloers Dat de VUmc-co’s op het gebied van kennis voorlopen, kan Josien zich wel voorstellen. Ze herinnert zich uit haar co-schappen neurologie dat de VUmcco’s elke vrijdag een terugkomdag hadden. ‘Als AMC-studenten waren wij daar wel jaloers op. Zij hadden de hele dag de luxe van college, terwijl wij de weekendoverdracht in elkaar zaten te knutselen. We vonden onszelf wat praktijkgerichter, op het VUmc zaten ze de stof nog eens door te nemen en hun kennis op te frissen.’ Over het kennisniveau zegt Joke Bais dat het niveau in het algemeen tegenvalt. ‘Je verwacht dat ze binnenkomen met kennis over dit blok, maar dat hebben ze soms anderhalf jaar terug behandeld. Dat is dus weggezakt. Zij zitten in een stroom: vrijdag is het ene blok afgerond en maandag begint het volgende co-schap alweer. Dat maakt het moeilijk om het goed voor te bereiden. Ook het feit dat het AMC geen examens meer heeft, helpt niet. Maar de manier van beoordelen gaat op de schop, dus dat probleem is erkend.’ [zie kader] Voorhoede Twee masterfase-1-studenten van het VUmc, Roel Driessen (22) en Bahar Khajeh (26), horen het aan. Zij zitten in de voorhoede van de nieuwe opleiding. In september zijn de studenten begonnen op het MCA. Ze lopen een heel jaar rond en zien in blokken van zes weken alle afdelingen. Ook zij hebben de patiëntenoverdracht op gynaecologie bijgewoond, en gaan na de bespreking met een begeleider bij een patiënt langs. ‘Klinisch redeneren is het kernwoord’ zegt Roel. ‘Ook al hebben we iedere week zeker één dag dat we terugkomen naar het VUmc, waar we extra theoretische kennis krijgen.’ Na ieder blok is er een theoretische klinische redeneer- en kennistoets, en juist daar komt de klinische ervaring van pas, merkt Bahar. De opleiding in Alkmaar is zeer klinisch gericht, vindt ze. ‘Wij zien gemiddeld meer patiënten dan de rest. En hoe meer je ziet, hoe beter je de toets kunt maken.’ ‘Oude stijl co-assistenten’ Caroline en Josien zien wel de voordelen van de

juni 2010


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Juni 2010 by Amsterdam UMC - Issuu