ALIBI editie 2 - 2022/2023

Page 1

ALIBI

In gesprek met Daphne Sies

Mensenrechten en Klimaat: TIJD VOOR VERANDERING

ALIBI MAGAZINE HET ONAFHANKELIJKE, JURIDISCHE TIJDSCHRIFT VAN DE FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID VAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM EDITIE 2 | 2023 | WWW.ALIBIONLINE.NL

Lalaine Jansen

De voorbije weken hebben zich gekenmerkt door hogere temperaturen, veel zon en weinig regen. Voor mij betekent dit dat de kille universiteitsbibliotheek wordt ingeruild voor een studieplekje in de zon. Het einde van het collegejaar nadert en dat betekent één en al drukte. De laatste studiepunten worden binnengehaald, minors of masters moeten worden gekozen, en sommige studenten bereiden zich voor om de faculteit voorgoed te verlaten en het ‘echte’ volwassen leven in te gaan. Óók ALIBI heeft de afgelopen periode niet stilgezeten en is druk bezig geweest met de voorbereidingen van deze editie. Bij deze heet ik alle lezers welkom bij de tweede editie van 2023!

Als je de Volkskrant of de Speld volgt op Instagram heb je vast de berichten over het asielzoekerscentrum in Ter Apel voorbij zien komen. Op een tamelijk spottende manier worden zorgen geuit over de inhumane omstandigheden in het centrum; daarnaast wordt het kabinet een terughoudende houding verweten. Isaiah Patterson duikt in zijn artikel dieper in de problematiek omtrent asielzoekersopvang door Nederlandse gemeenten. Daarbij

analyseert hij het wetsvoorstel van de staatssecretaris dat de asielzoeker crisis poogt aan te pakken. Kan het Rijk op een efficiënte en reële manier gemeenten dwingen om asielzoekers op te nemen?

Het is duidelijk dat efficiëntie en effectiviteit cruciaal zijn bij het hanteren van de huidige wet, evenals bij het implementeren van nieuwe wet- en regelgeving. Immers is het aan de overheid om te verzekeren dat de belangen van haar burgers zo veel mogelijk worden gerespecteerd en beschermd. Desondanks blijkt dat het vaststellen van effectief beleid niet altijd even makkelijk is. Zo stelt Lonneke Jonathans in haar artikel dat het hoorrecht van minderjarigen niet goed functioneert binnen de huidige wetgeving. Onderzoeksinstanties stellen daarom voor om de minimumleeftijd van het hoorrecht te verlagen, en zo de problematiek op te lossen. Zal dit voorstel daadwerkelijk zorgen voor een beter functioneren van het hoorrecht van jongeren?

Ook op internationaal niveau wordt nagedacht over hoe we het recht kunnen blijven verbeteren. Vooral met de opkomst van grote internationale vraagstukken, waaronder klimaatverandering. Wat internationale vraagstukken gecompliceerder maakt dan nationale, is dat het vaak moeilijker is om één verantwoordelijke overheid aan te wijzen. Om dergelijke vraagstukken aan te pakken is

samenwerking tussen staten nodig; er is een gemeenschappelijk compromis nodig wat nu vaak nog ontbreekt. Dit is waar internationale mensenrechtenverdragen een leemte kunnen vullen. Tijmen

Dietvorst vraagt zich in zijn artikel af of de negatieve gevolgen van klimaatverandering mogelijk ook onder mensenrechtenschendingen zouden kunnen worden geclassificeerd. Moet het mogelijk zijn om staten verantwoordelijk te houden voor tekortschietend klimaatbeleid op grond van mensenrechtenschendingen?

Ten slotte wordt de editie afgesloten met een interview met Daphne Sies. Ze werd neergestoken door haar ex, kort nadat ze de relatie met hem had beëindigd. Als slachtoffer van dit geweldsmisdrijf wordt ze in de maanden daaropvolgend betrokken bij het strafproces tegen haar ex. Destiny Ebinum en Jens Vreugdenhil gingen met haar in gesprek over haar ervaringen met het strafproces. Door persoonlijke inzichten te geven over het strafproces draagt het interview bij aan een beter begrip voor het slachtoffer in strafzaken. Als mogelijk toekomstige OvJ, strafrechtadvocaat of strafrechter biedt dit interview een onwijs inzichtelijk perspectief op het strafproces en de gevoelens die daarbij komen kijken.

Namens de hele redactie veel leesplezier!

Colofon

ALIBI is het tijdschrift van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam en wordt uitgebracht door en voor studenten. Vier keer per jaar doet onze vaste redactie haar best om studenten te voorzien van interessante artikelen betreffende diverse rechtsgebieden.

Wil je schrijven voor ALIBI?

Mail dan naar: voorzitter@alibionline.nl

Redactie ALIBI

Nieuwe Achtergracht 166, Kamer A0.55C

1018 WV Amsterdam www.alibionline.nl voorzitter@alibionline.nl

Voorzitter Ann-Charlotte Oei

Hoofdredacteur Lalaine Jansen

Penningmeester Elena Faber

Redactie Amin Larossi, Tijmen Dietvorst, Yi Xiang Ye, Lonneke Jonathans, Bram ten Broecke, Eva Tsjazjajeva, Destiny Ebinum, Isaiah Patterson, Jens Vreugdenhil, Dalila Hadzikadunic Vormgeving & illustraties Fier Media

2 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 VOORWOORD
Hoofdredacteur

ALIBI MAGAZINE 2 INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD INTERVIEW IN GESPREK MET DAPHNE SIES

04 12 08 16

ARTIKEL KAN HET RIJK OP EEN EFFICIËNTE EN REËLE MANIER GEMEENTEN DWINGEN OM VLUCHTELINGEN OP TE NEMEN?

ARTIKEL DE VERBETERING VAN DE EFFECTIEVE PARTICIPATIE BIJ HET HOORRECHT VOOR KINDEREN

ARTIKEL MENSENRECHTEN EN KLIMAAT: TIJD VOOR VERANDERING

3 EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE INHOUDSOPGAVE
02
08 12 16

IN GESPREK MET DAPHNE SIES

OP ZATERDAG 18 FEBRUARI 2012, CARNAVALSZATERDAG, WORDT DAPHNE SIES NEERGESTOKEN DOOR HAAR EX IN HAAR EIGEN WONING, KORT NADAT ZIJ DE RELATIE MET HEM HEEFT BEËINDIGD. ALS SLACHTOFFER VAN DIT GEWELDSMISDRIJF

WORDT ZE IN DE MAANDEN DAAROPVOLGEND BETROKKEN BIJ HET STRAFPROCES TEGEN HAAR EX. HET STRAFPROCES IS HET BEGIN VAN HAAR WEG NAAR HERSTEL. ZO GAAT ZE BIJVOORBEELD MET HAAR EX IN GESPREK - DIT GEBEURT VOOR

DE EERSTE KEER TIJDENS EEN BEMIDDELINGSGESPREK GEORGANISEERD DOOR STICHTING PERSPECTIEF HERSTELBEMIDDELING. INMIDDELS DEELT DAPHNE HAAR VERHAAL EN GEEFT ZE TRAININGEN AAN LEDEN VAN HET OPENBAAR MINISTERIE OVER ‘DEBEJEGENINGVANHETSLACHTOFFER’. VANWEGE HAAR ERVARING KAN DAPHNE NAMELIJK EEN ANDER - EN ZEER WAARDEVOL - PERSPECTIEF BIEDEN OP DE STRAFRECHTSPRAKTIJK: DIE VAN HET SLACHTOFFER. OP DINSDAG 4 APRIL JL.

GINGEN WIJ VOOR ALIBI IN GESPREK MET DAPHNE OVER HAAR ERVARING EN DE BIJZONDERE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER IN HET STRAFPROCES.

DOOR JENS VREUGDENHIL EN DESTINY EBINUM

De opvatting van Daphne over de huidige omgang met slachtoffers wordt al in de eerste minuten van het gesprek duidelijk: wij worden er door Daphne op gewezen dat de terminologie ‘bejegening van het slachtoffer’ niet helemaal passend is. ‘‘Bejegening is eigenlijk gewoon een duur woord voor omgaan met’’, aldus Daphne. Het is duidelijk: we moeten het juridisch jargon laten varen. Ze heeft eenzelfde boodschap voor de leden van het OM die ze traint; juridisch jargon vergroot de kloof tussen de strafrechtspraktijk en het slachtoffer. We beloven ons best te doen en parafraseren nog snel even onze vragen voor Daphne.

JE VERTELDE DAT JE NIET TIJDENS DE ZITTING VOOR DE EERSTE KEER GECONFRONTEERD WILDE WORDEN

MET JOUW EX, WILDE JE WEL ACTIEF BETROKKEN ZIJN BIJ DE STRAFZAAK?

‘’Dat zeker. Slachtofferhulp heeft me daar ook echt bij geholpen en ik heb tijdens de zitting ook gebruik kunnen maken van mijn spreekrecht. Je moet je alleen bedenken dat als je zoiets overkomt, dan leeft er een monster in je hoofd. Mijn ex was dat monster en ik wilde hem weer als mens zien, zodat ik makkelijker door kon met mijn leven. Dat kon niet gelijk, want in het begin sta je in overlevingsstand. We werden uit elkaar gehaald, hij werd meegenomen

door de politie en ik door de ambulance. We hadden toen geen enkel contact meer. Ik dacht, als ik mijn zegje wil doen tijdens de zitting, dan wil ik niet geconfronteerd worden met dat monster. Dan zou ik blijven hangen in schrik of alleen maar huilen. Ik heb daarom de organisatie Perspectief Herstelbemiddeling ingeschakeld om een bemiddelingsgesprek voor ons te organiseren in de gevangenis waar mijn ex toen zat. Ik had van tevoren vragen voorbereid, maar die heb ik eigenlijk niet kunnen stellen. Het gesprek was een ontlading van verdriet, pijn en woede. Alles kwam eruit, ook vanuit zijn kant. Na dat gesprek kon ik hem weer zien als mens die

ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 4 INTERVIEW
EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE 5 INTERVIEW

dit eigenlijk óók was overkomen. Ik keur niet goed wat hij heeft gedaan, maar iemand als mens zien maakt dat de horror je niet blijft achtervolgen. Dat heeft mij ook geholpen tijdens de zitting.’’

JOUW EX HEEFT ZICH UITEINDELIJK VOOR DE RECHTER MOETEN VERANTWOORDEN, HOE HEB JIJ HET STRAFPROCES TEGEN JOUW EX ERVAREN?

‘’Er kwam al heel snel een zitting. Al binnen drie maanden na het incident, wat voor de strafrechtspraktijk heel vlot is. Achteraf had het misschien beter langer kunnen duren voordat de zaak op zitting kwam, want ik zat eigenlijk nog in een soort schok- of overlevingsstand. Alles ging langs me heen. Ik voelde zelf niet zoveel. Iedereen om mij heen was verdrietig en boos en ik kon dat eigenlijk nog helemaal niet zijn. Dat kwam bij mij pas veel later. Het proces zelf verliep oké. Ik heb vooraf veel gesprekken gehad met de officier van justitie en die was heel begripvol, dus

het contact met haar verliep prettig. Ik wist daarnaast, omdat ik bij de reclassering heb gewerkt, hoe het in zijn werk ging bij de rechtbank. Dat maakte voor mij de drempels wat lager. Het enige waar ik me echter over verbaasde was de uitspraak. Niet de uitspraak an sich, maar de manier waarop ze de uitspraak doen. Dan moet je weer naar de rechtbank en dan kom je met heel veel mensen in de zittingszaal te zitten en dan leest de griffier in iedere zaak op wat de uitspraak was. Dat ging heel snel en dat was ook vrij onpersoonlijk, ik zat daar en dacht: ‘Oh, was dat mijn zaak, is het nou al gezegd?’ ‘Wat was nou precies de uitspraak?’ Dat had persoonlijker gemogen en dat vond ik jammer.’’

JE HEBT JOUW ROL IN HET STRAFPROCES ALS POSITIEF ERVAREN, MAAR DENK JE DAT HET OOK NEGA-

TIEVE KANTEN KAN HEBBEN OM ALS

SLACHTOFFER DEEL TE NEMEN AAN HET PROCES?

BIO

Jens Vreugdenhil:

Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid

aan de Universiteit van Amsterdam

‘’In mijn ogen niet. Het is een confrontatie en dat is super heftig, maar daarna kun je wel weer verder en kun je wat er gebeurd is gaan afsluiten. Ik denk daarom dat iedereen het eigenlijk wel nodig heeft, maar er zijn ook heel veel mensen die het uit de weg gaan. Alleen als je het uit de weg blijft gaan, dan houdt het feit of de dader de regie. Jij bent degene die verder moet en dan moet je de regie terugpakken, daar gaat het uiteindelijk om. Bij het strafproces aanwezig zijn helpt daarbij. Dat gezegd hebbende, ik ben van nature een persoon die de confrontatie aan wil gaan, maar dit is voor anderen soms lastiger.’’

ZIJN ER MANIEREN WAAROP DE DREMPELS VOOR SLACHTOFFERS OM MEE TE DOEN AAN HET STRAFPROCES KUNNEN WORDEN VERLAAGD?

‘’Tegenwoordig werken er mensen bij het OM die als tussenpersoon fungeren (slachtoffercoördinators, red.), zeker bij huiselijk geweld zaken en dat is heel fijn. Je hebt als slachtoffer iemand nodig die je de voors en tegens uitlegt en je kan uitleggen wat jouw positie is als slachtoffer en wat jouw rechten zijn. Anders heb je het idee dat je het allemaal zelf moet doen. Dat er nu dus tussenpersonen werken bij het OM kan de drempel voor slachtoffers verlagen. Ik denk daarnaast dat contact met lotgenoten belangrijk is; met mensen in gesprek gaan die hetzelfde of iets soortgelijks hebben meegemaakt. Als officier van justitie kan je tijdens een gesprek met een slachtoffer wel zeggen ‘ja, ik begrijp het’ of ‘ik snap het’, maar dat doe je niet echt. Je begrijpt het niet, want je hebt het niet meegemaakt.

Het is dus goed en meelevend bedoeld, maar dat soort woorden zijn juist heel lastig. Het werkt denk ik beter om iemand bij je te hebben die iets soortgelijks heeft meegemaakt. Het kan enorm drempelverlagend werken om iemand naast je te hebben die je écht begrijpt, maar dat moet je als slachtoffer wel willen.’’

WAT KUNNEN WE IN NEDERLAND

VERBETEREN TEN AANZIEN VAN DE OMGANG MET SLACHTOFFERS?

‘’Het Openbaar Ministerie moet eigenlijk gewoon toegankelijker worden. Hoe je dat doet is natuurlijk een moeilijke vraag, maar ik denk dat het al kan met een foldertje of met een filmpje. Daarnaast kan ook het contact vanuit het Openbaar Ministerie met het slachtoffer vaak beter. Een officier van justitie heeft tijdens de gesprekken met het slachtoffer een doel en dat is heel begrijpelijk. Zij hebben een datum voor een strafzaak en moeten het bewijs

ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 6
INTERVIEW
‘’Het gesprek was een ontlading van verdriet, pijn en woede. Alles kwam eruit, ook vanuit zijn kant.’’

voor die datum rond krijgen als ze een veroordeling willen, maar als je daar te veel mee bezig bent dan raak je slachtoffers kwijt. Als slachtoffer heb je meer tijd en begrip nodig en je bent tijdens die gesprekken vaak met hele andere dingen bezig. Zo’n gesprek kan dan heel averechts werken. Als officier doe je er goed aan om aan te voelen waar het slachtoffer in zijn eigen proces zit en waar de behoefte ligt van het slachtoffer. Je kan dus niet altijd alles bespreken in één gesprek, maar moet dat in twee of drie gesprekken. Soms mogen dingen extra tijd kosten. Je krijgt namelijk ook te maken met mensen die problemen met de mentale gezondheid hebben, zoals PTSS. Het is belangrijk dat het Openbaar Ministerie hierover voldoende kennis in huis heeft en hiermee weet om te gaan. Een laatste punt is de taal, juristen spreken altijd in vakjargon, maar dat is een enorme drempel voor slachtoffers.’’

NAAST HET OPENBAAR MINISTERIE

KOMEN NATUURLIJK OOK ANDEREN IN CONTACT MET HET SLACHTOFFER, ZOALS DE RECHTER EN DE ADVOCAAT. WAAR MOETEN ZIJ OP LETTEN?

‘’Als rechter moet je niet zakelijk en star blijven. Natuurlijk begrijp ik dat je als rechter niet te veel mag weggeven, welke ideeën je hebt over de zaak enzovoort, maar een menselijke benadering kan altijd en dat werkt wel beter. Het is voor iedereen super spannend als je in een rechtszaak terechtkomt en al helemaal als je dat voor het eerst meemaakt. Als de rechter dan heel strak of star is, dan is dat niet prettig. Wat advocaten betreft vind ik het moeilijk om te zeggen wat ik van hen verwacht. Vaak worden er wel veel kleine details opgeworpen die moeten gelden als verzachtende omstandigheden. Dat is een beetje onnodig en je merkt dat anderen daar geïrriteerd door raken. Het is natuurlijk hun baan, maar soms is het onnodig.’’

UITEINDELIJK IS JOUW EX VEROORDEELD, KAN JE DAAR WAT MEER OVER VERTELLEN?

‘’Mijn ex is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk. Er zijn mensen om mij heen geweest die het een belachelijk lage straf vonden, maar ik heb dat nooit zo gezien. Ik denk namelijk dat hij nog steeds niet klaar is met zijn straf. Hij is en blijft ook een mens. Ik probeer me in te beelden dat je zo’n feit gepleegd zou hebben, dan ben je toch ook heel lang bezig met daarbovenop komen? Dat is een nog grotere straf dan een paar jaar zitten, dat denk ik echt. Het lijkt mij heel zwaar om hem te zijn eigenlijk. Ik sluit mij aan bij wat Frans Douw (auteur van ‘’Het Zijn Mensen, het verhaal van een Gevangenisdirecteur”, red.) altijd zegt: Daders zijn ook mensen en die hebben ook het recht op nog een kans. Ik gun mijn ex nog steeds een heel mooi leven, maar alsjeblieft wel heel ver bij mij vandaan. Overigens vond ik natuurlijk wel dat er iets van een straf moest volgen op zijn daad.’’

‘’Wat er na de uitspraak gebeurt is overigens wel een punt van aandacht. Als slachtoffer krijg je dan geen informatie meer. Je wordt wel op de hoogte gesteld wanneer iemand bijvoorbeeld met verlof mag, maar dat is dan heel kort van tevoren en dat is natuurlijk heel spannend. Hetzelfde geldt voor de mededeling dat iemand vervroegd vrij komt. Daarbij krijg je geen begeleiding, je wordt enkel op de hoogte gesteld dat het zo is. Ik begrijp dat hij ook zijn privacy heeft, maar jij zit zelf ook in een proces om erbovenop te komen. Als je hem dan in de supermarkt tegenkomt, dan helpt dit niet.’’

WAAR HOOP JE OP VOOR DE TOEKOMST MET BETREKKING TOT DE POSITIE VAN HET SLACHTOFFER?

‘’Ik hoop dat de drempel voor het slachtoffer om in gesprek te gaan met

het OM lager blijft worden. Het moet natuurlijk geen leuk uitje worden om naar het OM toe te gaan, want het gaat om serieuze zaken. Maar ja, waar ligt de grens hè? Ik denk wel dat er nog heel veel valt te bereiken bij hoe de mensen binnen het OM de slachtoffers benaderen, of in ieder geval in hun gesprekken. Ze zijn nu bezig daarvoor te trainen, maar ik denk dat daar nog wel ruimte voor verbetering is.’’

DIT TIJDSCHRIFT IS NATUURLIJK VOOR (TOEKOMSTIGE) JURISTEN. WELKE LES/BOODSCHAP ZOU JE AAN HEN WILLEN MEEGEVEN?

‘’Probeer altijd jezelf te blijven en je te verwonderen. Ik probeer me altijd te verwonderen over hoe mensen in elkaar zitten en waar ze mee bezig zijn en probeer dat niet alvast voor ze in te vullen. Ik vraag ze juist ‘hoe zit dat dan bij jou?’

Probeer je dus op een open manier in de ander in te leven. Dan kan je echt naast iemand staan. Daarmee kom je denk ik het verst.’’

Destiny Ebinum:

Master Strafrecht

aan de Universiteit van Amsterdam

EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE 7
INTERVIEW
BIO
8 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 ARTIKEL | PUBLIEKRECHT
EEN EFFICIËNTE
VLUCHTELINGEN OP TE NEMEN? DE VLUCHTELINGENCRISIS IS EEN WERELDWIJD FENOMEEN WAAROP NEDERLAND GEEN UITZONDERING IS; ÓÓK NEDERLAND KAN ALS VERANTWOORDELIJKE WORDEN AANGEWEZEN OM VLUCHTELINGEN OP TE NEMEN EN TE VOORZIEN VAN ONDERDAK, VOEDSEL, MEDISCHE ZORG EN ONDERWIJS. ECHTER, DEZE VERANTWOORDELIJKHEID KOMT NIET ZONDER MOEILIJKHEDEN. HET KABINET HEEFT DE VLUCHTELINGENSTROOM ONDERSCHAT; EN NU IN ITALIË ZELFS EEN NOODTOESTAND IS UITGEROEPEN OMDAT DEZE STROOM IS VERVIERVOUDIGD VERGELEKEN MET AFGELOPEN JAAR, DREIGT DIT MOGELIJK OOK PROBLEMEN VOOR NEDERLAND OP TE LEVEREN. DOOR ISAIAH PATERSON
KAN HET RIJK OP
EN REËLE MANIER GEMEENTEN DWINGEN OM

Iedere Nederlander kan zich de beelden van tentenkampen in Ter Apel herinneren. Vluchtelingen verkeerden in erbarmelijke omstandigheden en sliepen onder andere op stoelen in de buitenlucht zonder toegang tot medische zorg.1 Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat Artsen Zonder Grenzen voor het eerst in zijn vijftigjarige bestaan medische noodhulp verleende in Nederland. Dit terwijl de organisatie een focus heeft op medische noodhulp in conflictgebieden en tijdens natuurrampen. Nederland hoort hier in beginsel dus niet onder te vallen. Deze inhumane omstandigheden en extreem uit de hand gelopen problematiek omtrent het organiseren van passend onderdak leidde bij veel Nederlanders tot woede jegens de overheid. Veel burgers vroegen zich af waarom er geen leiding werd genomen door het Rijk om dit probleem aan te pakken.

De opvang van vluchtelingen in Nederland is slecht geregeld. Gemeenten willen niet meewerken aan huisvesting en vluchtelingen kunnen niet goed doorstromen waardoor de opvangcentra overvol raken. Dit leidt tot de vraag: Kan het Rijk op een efficiënte manier gemeenten dwingen om vluchtelingen op te nemen? In dit artikel zal eerst worden gekeken hoe de huidige situatie tot stand kwam waarna het wetsvoorstel, als mogelijke oplossing voor de vluchtelingencrisis, onder de loep wordt genomen.2

OPVANG DOOR GEMEENTEN

De afgelopen decennia is er een groot contrast ontstaan tussen gemeenten die wel of niet vluchtelingen opnemen. In een gedecentraliseerde eenheidsstaat zoals Nederland hebben gemeenten veel vrijheid wat betreft lokaal beleid. Omdat de wet geen verplichtingen stelt, kunnen gemeenten asielzoekers en statushouders weigeren of voorwaarden stellen aan opvangplekken. Gemeenten

hebben de mogelijkheid om selectief te zijn in het opvangen van asielzoekers, bijvoorbeeld door te kiezen om Oekraïense vluchtelingen wel op te vangen, maar andere asielzoekers te weigeren. Daargelaten of dit beleid een discriminerend karakter heeft, leidt dit beleid op lokaal, nationaal en maatschappelijk niveau tot grote problemen. Op lokaal niveau ervaren bewoners overlast door de overbelaste opvang van vluchtelingen. Op nationaal niveau is er te weinig budget omdat er voorheen bezuinigd is en het maatschappelijk draagvlak afneemt wat leidt tot meer polarisatie in de samenleving.

Uit een enquête onder 144 gemeenten heeft 50% van de 82 gemeenten die opvang bieden aangegeven dat zij niet van plan zijn om de opvang voort te zetten, voor 42% is het onduidelijk en slechts 8% geeft aan door te gaan met het bieden van opvang.3 Sinds 2019 zijn gemeenten door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: COA) en het Rijk gevraagd om extra opvangplaatsen beschikbaar te stellen.4 Desalniettemin hebben tientallen gemeenten nog nooit bijgedragen aan de opvang van asielzoekers, zowel in tijdelijke noodopvang als in de vorm van asielzoekerscentra.5 Nu het COA met de huidige prognose inschat dat er tegen het eind van 2023 een extra opvangcapaciteit van 33.153 plekken zal moeten worden gerealiseerd om de asielzoekers en statushouders adequaat te huisvesten, dreigt er een tekort aan opvangplekken te ontstaan.6

Juridisch kader: Internationale verdragen Het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951, bepaald dat vluchtelingen die hun land ontvluchten vanwege oorlog, geweld of vervolging, recht hebben op bescherming en asiel.7 Echter, het verdrag legt geen specifieke verplichting op aan staten om vluchtelingen op te nemen. Daarnaast

stelt het EVRM algemene regels vast met betrekking tot mensenrechten en bescherming van alle mensen die zich binnen de unie bevinden, dus ook vluchtelingen.8

EU-WETGEVING

Dit is anders bij Europese wetgeving, waaruit een verplichting voor staten volgt om vluchtelingen op te nemen. Zo regelt het Dublin verdrag welke Staat de vluchteling dient op te nemen.9 Het verdrag bepaalt met het ‘eerste land van aankomst’- principe dat de lidstaat waar een vluchteling voor het eerst aankomt, verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag. Hiermee wordt voorkomen dat vluchtelingen meerdere asielaanvragen indienen en daarmee het systeem overbelasten.10

De Dublin-verordeningen bevatten criteria om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielaanvraag. Deze criteria omvatten onder meer de aanwezigheid van familieleden of connecties in een bepaalde lidstaat, de reisroute die de vluchteling heeft genomen en de bescherming die beschikbaar is in de verschillende lidstaten.11

Als de verantwoordelijke lidstaat is bepaald, moet deze lidstaat de asielaanvraag behandelen en toegang

Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid

aan de Universiteit van Amsterdam

9 EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | PUBLIEKRECHT
Isaiah Patterson
BIO

bieden tot het asielproces.12 Dit kan betekenen dat de vluchteling wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, of dat de verantwoordelijke lidstaat de asielaanvraag beoordeelt terwijl de vluchteling zich in een andere lidstaat bevindt.

Vervolgens stelt de Opvangrichtlijn minimumnormen vast voor de opvang van asielzoekers in de EU-lidstaten, met als doel de opvang in de EU te harmoniseren en te verbeteren.13 Europese wetgeving heeft algemene voorwaarden gesteld omtrent de opvang van vluchtelingen, waar Nederland als lidstaat aan is gebonden. Echter, van wetgeving omtrent het verplicht opnemen van vluchtelingen door lidstaten is geen sprake.

Nationale wetgeving

De COA-wet regelt dat vluchtelingen worden opgevangen in opvangcentra. In artikel 2 en 3 wordt de bevoegdheid tot het opvangen van vluchtelingen door de COA en de Staatssecretaris geregeld.14 Daarbovenop verplicht artikel 1 Gemeentewet om de woonplaats van ingezetenen vast te stellen. Vluchtelingen zijn zodra zij statushouder worden ingezetene van de gemeente, die een algemene zorgplicht (artikel 3) heeft voor het welzijn van de eigen inwoners. Het merendeel van de vluchtelingen zijn echter geen statushouders en genieten deze hulp van de gemeente niet.

Conclusie juridisch Kader

Wat ontbreekt in het huidige systeem is een verplichting om asielzoekers op te nemen. Er wordt gewerkt met een systeem van vrijwillige bijdrage in de opvang door gemeenten die financieel gecompenseerd worden door het COA. Doordat er momenteel te weinig plekken vrijwillig worden aangeboden, te veel bezuinigd is op Asielbeleid en de toestroom van vluchtelingen alsmaar toeneemt, is Nederland niet in staat de vluchtelingen veilig en

adequaat op te vangen. Dit leidt ertoe dat de gemeenten die wél vrijwillig vluchtelingen opnemen kampen met veiligheidsproblematiek, afnemend draagvlak en logistieke problemen.

“SPREIDINGSWET”:

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft geprobeerd deze problemen aan te pakken met het wetsvoorstel ‘Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen’ (de ‘spreidingswet)’. Deze wet creëert een juridische mogelijkheid voor de Minister om gemeenten te dwingen vluchtelingen op te nemen, met als doel om te voldoen aan de verplichtingen voor de Staat om vluchtelingen op een humanitaire en goede manier opvang te bieden. Met de wet beoogt de staatssecretaris een duurzame en flexibele opvang te realiseren.15 Dit wil hij primair doen door een zogenoemd verdeelbesluit in te voeren waarbij de Minister van justitie en veiligheid (hierna: de Minister) de zelfstandige bevoegdheid krijgt om gemeenten te dwingen een minimum aantal vluchtelingen op te nemen.16 Deze beslissing zou de Minister nemen op grond van een advies uit de provincies die de asielzoekers eerlijk moeten verdelen over het hele land.17 Deze verdeling zal worden vastgesteld via een algemene maatregel van bestuur, gebaseerd op het inwoneraantal van elke gemeente.18 Dit proces zal twee jaar duren, waarbij regelmatig wordt geëvalueerd of er behoefte is aan extra opvangfaciliteiten.19 Het doel is om de opvangcapaciteit geleidelijk op te schalen, en zo te voorkomen dat er plotselinge noodopvanglocaties geopend moeten worden.20 De formule houdt rekening met zowel duurzame opvangfaciliteiten als reeds bestaande opvangcapaciteit die door gemeenten wordt geboden. Het is daarom niet noodzakelijk om elke 2 jaar nieuwe opvangplekken te creëren; het streven is om uiteindelijk voldoende capaciteit te hebben.21

Het Rijk stelt geen minimum aantal plekken per opvanglocatie om kleinschalige opvang in kleinere gemeenten ook mogelijk te maken.22 Ook is er ruimte gemaakt voor een positieve financiële prikkel. Gemeenten die meer dan 75% van het minimumaantal asielzoekers opvangen kunnen aanspraak maken op een uitkering.23 Ook de exploitatiesystematiek van de opvanglocaties zal veranderen. De Staatssecretaris stelt voor om in de wet vast te leggen dat het COA in beginsel de exploitant zal zijn van de opvanglocaties maar heeft wel een uitzondering voor het college van burgemeesters en wethouders gemaakt.24 Dit om gemeenten bestuurlijke ruimte te geven en kleinschalige opvang goed mogelijk te maken. Er is echter ook kritiek op het wetsvoorstel.

Kritiekpunten

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft zich negatief uitgelaten over twee componenten van het voorstel.25 Ten eerste is de wet te complex. Door de systematiek is er onvoldoende duidelijk welke gemeenten welke plekken dienen te realiseren, wat tot verwarring kan leiden over de te realiseren plekken.26 Ook schrijft de Afdeling dat er te veel onduidelijkheden zijn over de rol van het COA en de termijnen waarin gemeenten opvangplekken dienen te verwezenlijken. Tevens is de wet niet geschikt voor de urgentie van het probleem; gezien de wet op zijn vroegst in 2024 zal kunnen intreden biedt het nog geen soelaas voor het komende probleem.27 De Adviesraad Migratie bespreekt in haar rapport ook de argumenten van de Afdeling en gaat in op het financiële aspect van het voorstel.28 Hoewel de Adviesraad in algemene zin positief is over het wetsvoorstel, zijn er enkele kritiekpunten.29 Zo is volgens hen het bonussysteem om extra vluchtelingen op te nemen op twee punten ontoereikend. Ten eerste vragen zij zich af

10 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023
ARTIKEL | PUBLIEKRECHT

hoe wenselijk het is om gemeenten te belonen hun wettelijk gegeven taken op een juiste manier uit te voeren en bestaat er ruimte voor misbruik door meer mensen toe te laten dan mogelijk is voor een hogere beloning. Ten tweede stelt de Adviesraad dat een beloningsysteem gebaseerd op de gemaakte kosten beter zou zijn dan een systeem gebaseerd op aantal opgevangen. Omdat niet duidelijk is hoe de beloning zich verhoudt tot de reële kosten kan dit de bereidheid van gemeenten om mee te werken aantasten.30

BESCHOUWING

Na jaren van bezuinigen en crisis is er eindelijk een wetsvoorstel tot stand gekomen om veranderingen te brengen in een systeem dat onderbemand, overvol en onhoudbaar is geworden. `Het wetsvoorstel is een stap in de goede richting om de asielcrisis meer behapbaar te maken. Door het toekennen van een expliciete wettelijke verplichting aan gemeenten en het invoeren van een juridisch bindend instrumentarium, wordt de opvangdruk gelijker verdeeld. Dit wordt mogelijk doordat er een duurzame voorraad van opvangfaciliteiten wordt gecreëerd, waardoor gemeenten die normaliter te hulp schieten, dit niet langer hoeven te doen. Bovendien zal de overlast als gevolg van overbezetting afnemen, wat op zijn beurt kan leiden tot hernieuwd maatschappelijk draagvlak. Toch dreigen er problemen met de praktijk. Zo hebben gemeenten te kennen gegeven dat zij weinig voelen voor een financiële prikkel om meer gemeenten op te nemen.

De Staatssecretaris heeft een gecompliceerd systeem opgezet wat in theorie zou kunnen werken maar in de praktijk waarschijnlijk problemen zal opleveren. Het voorstel zal in de praktijk lastig uit te voeren zijn omdat er nog veel onduidelijk is over concrete bevoegdheden per instituut.

Verder zijn de cyclussen over het bestuur en overleg tussen het Rijk, Provincie en gemeenten onduidelijk. Gezien het opvangprobleem zo acuut en overweldigend is, zou er gewerkt moeten worden met een simpele korte termijn oplossing. Momenteel moet worden afgewacht hoe het parlement stemt over het voorstel. Zoals het er nu voor staat kan de wet pas in 2024 intreden en dat biedt geen soelaas voor de komende twee zomers waarin Nederland door de oorlog op ons continent en de wereldwijde geopolitieke spanningen waarschijnlijk een toevluchtsoord zal zijn voor

vele vluchtelingen. Daarbij moet worden benoemd dat de BBB tijdens de provinciale staten verkiezingen de grootste was. Partijleider Caroline van der Plas heeft te kennen gegeven de wet niet te steunen.31 Gezien het aantal behaalde zetels door de Boer Burger Beweging, is akkoord van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer onwaarschijnlijk. Onderaan de streep oogt het wetsvoorstel praktisch gezien niet haalbaar, niet toereikend genoeg om het acute opvangprobleem van komende zomer op te lossen, en de inhumane omstandigheden van vorig jaar dit jaar te voorkomen.

1 Nederland heeft deze verplichtingen op grond van internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag van 1951 en Protocol van 1967 en Europese regelgeving zoals de opvangrichtlijn.

2 Wetsvoorstel Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen, Kamerstukken II, 2021/22, 19637, nr. 2906.

3 https://eenvandaag.avrotros.nl/item/helft-vande-gemeenten-wil-opvang-asielzoekers-niet-verlengen-terwijl-nieuw-tekort-aan-plekken-dreigt/.

4 https://nos.nl/artikel/2408848-geen-migratiecrisis-maar-opvangcrisis-dwing-alle-gemeenten-asielzoekers-op-te-vangen.

5 https://nos.nl/artikel/2408848-geen-migratiecrisis-maar-opvangcrisis-dwing-alle-gemeenten-asielzoekers-op-te-vangen.

6 https://www.coa.nl/nl/lijst/capaciteit-en-bezetting (op het moment van schrijven.).

7 Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951, o.a. artikelen 1, 14, 17, 18.

8 Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Artikelen 1 tot 19.

9 De Dublinverordening III.

10 De zogenoemde “dublin-claim” die voortvloeit uit de criteria van hoofdstuk 3 van de Dublin verordening.

11 Dublinverordening III, Artikel 1 t/m 18, 34.

12 Artikel 3 Dublinverordening III.

13 Richtlijn 2013/33/EU.

14 Artikel 2 jo. Artikel 3 Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

15 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 3.

16 Artikel 5, Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 20.

17 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12 jo artikel 5 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.

18 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 11.

19 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.

20 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.

21 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 12.

22 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 16.

23 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4. p. 8.

24 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.

25 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4.

26 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4 p. 2.

27 Kamerstukken II 2022/23, 36333, nr. 4 p. 7.

28 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen

29 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen p. 7.

30 Advies over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen p. 8.

31 Boer Burger Beweging, https://wnl. tv/2023/03/02/bbb-steunt-spreidingswet-nietje-kunt-het-niet-als-dwangmiddel-inzetten/.

11 EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE
ARTIKEL | PUBLIEKRECHT

DE VERBETERING VAN DE EFFECTIEVE PARTICIPATIE BIJ HET HOORRECHT VOOR KINDEREN

IN HET CIVIEL RECHT IS EEN MINDERJARIGE NIET BEKWAAM OM ALS ZELFSTANDIGE PROCESPARTIJ OP TE TREDEN.1 ZIJ WORDEN GEREPRESENTEERD DOOR HUN WETTELIJK VERTEGENWOORDIGER(S), GEZAGDRAGENDE OUDER(S), OF VOOGD(EN). DIT KAN VOOR PROBLEMEN

ZORGEN INDIEN DE BELANGEN VAN EEN VERTEGENWOORDIGER VERSCHILLEN MET DIE VAN HET MINDERJARIGE KIND; BIJVOORBEELD BIJ

EEN ECHTSCHEIDING OF JEUGDBESCHERMINGSMAATREGEL. DE HUIDIGE WET BIEDT ONDER ARTIKEL 809 BURGERLIJKE RECHTSVORDERING (HIERNA: RV.) RECHTERS DE MOGELIJKHEID OM FLEXIBEL OM TE GAAN MET HET HOREN VAN MINDERJARIGEN BIJ FAMILIE- EN JEUGDPROCEDURES.2 ECHTER, IN DE PRAKTIJK BLIJKT DAT HET HOORRECHT VAN MINDERJARIGEN NIET ALTIJD EVEN GOED FUNCTIONEERT.

DOOR LONNEKE JONATHANS:

12 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 ARTIKEL | HOORRECHT

Het blijkt dat het hoorrecht van minderjarigen niet altijd even goed functioneert. Dit komt doordat er niet genoeg middelen zijn om het hoorrecht op de juiste manier te verwezenlijken.3 Volgens het onderzoeksrapport ‘kind in proces’ door het Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum (hierna: WODC) van de Universiteit Leiden moeten kinderen een grotere stem krijgen binnen rechtszaken waarbij zij betrokken zijn. In het onderzoek wordt kritiek gegeven op de manier waarop het hoorrecht van minderjarigen wordt toegepast.4 Daarbij wordt een voorstel gepresenteerd om het hoorrecht van het minderjarige kind uit te breiden: De leeftijd voor het hoorrecht moet verlaagd worden van twaalf naar acht jaar. Minderjarigen moeten vanaf de leeftijd van acht jaar over hoorrecht beschikken.5

De huidige wettelijke regeling biedt een mogelijkheid om flexibel om te gaan met de leeftijdsgrens van het hoorrecht.6 De gebrekkige werking van het hoorrecht zou daarom niet te wijten zijn aan de leeftijdsgrens, maar komt door een onjuiste manier van uitvoering. Nu blijkt dat het probleem niet ligt bij de leeftijdsgrens maar elders; zal het voorstel uit het onderzoeksrapport om de leeftijd onder artikel 809 Rv. te verlagen, zorgen voor een beter functioneren van het hoorrecht?

WETTELIJKE BASIS

In Nederland kennen we het hoorrecht van minderjarigen. Ondanks dat minderjarigen in beginsel niet procesbekwaam zijn, achten we het belangrijk om minderjarigen de mogelijkheid te geven om hun mening en gevoelens te delen tijdens een proces dat hen aangaat. Rechters kunnen dit meenemen in hun uitspraak.7

Het hoorrecht van minderjarigen in Nederland is geregeld in artikel 809

Rv. Het hoorrecht is onder artikel 809 Rv toegekend aan minderjarige kinderen van twaalf jaar en ouder. De rechter is verplicht om de minderjarige van twaalf jaar en ouder in de gelegenheid te stellen om zijn mening te geven.8 Rechtbanken sturen kinderen tussen twaalf en achttien altijd een uitnodiging om op gesprek te komen. Kinderen jonger dan twaalf jaar kunnen ook gehoord worden. Zij worden niet standaard uitgenodigd door de rechtbank, maar rechters kunnen dit wel verzoeken. Kinderen onder de twaalf kunnen ook zelf verzoeken om gehoord te worden. De rechter beschikt dan wel over de discretionaire bevoegdheid om het verzoek van de minderjarigen jonger dan twaalf te weigeren.9

Naast artikel 809 Rv. is het hoorrecht ook onderdeel van het kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties (hierna: IVRK) Artikel 12 IVRK stelt dat minderjarigen het recht hebben om hun mening ongemoeid te uiten in procedures die hen aangaan. Oftewel, er moet een mogelijkheid gecreëerd worden om kinderen te horen. Leeftijdsgrenzen mogen hierbij worden gebruikt, maar mogen niet absoluut zijn. Ook voor jongere kinderen moet de mogelijkheid open staan om gehoord te worden in elke juridische procedure.10 Artikel 809 Rv. biedt deze mogelijkheid en is dus niet strijdig met artikel 12 IVRK.11

WAT GAAT ER DAN MIS?

Het doel van het hoorrecht is niet uit-

drukkelijk benoemd door de wetgever of terug te vinden in de parlementaire geschiedenis. Wel kan gesteld worden dat het hoorrecht destijds is ingevoerd om minderjarige kinderen meer rechtsbescherming te bieden.12 Er is al geconcludeerd dat artikel 809 Rv. rechters de mogelijkheid biedt om minderjarigen te horen. Met de wettekst is dus niks mis. De gebrekkige uitvoering van het hoorrecht valt wel te bekritiseren. Dit zorgt ervoor dat het hoorrecht van minderjarigen kinderen niet goed functioneert en dat kinderen alsnog niet altijd de mogelijkheid krijgen om hun stem te laten horen in juridische kwesties die hen aangaan.13

In het onderzoeksrapport van de Universiteit Leiden en het WODC is onderzocht hoe het horen van minderjarigen er in de praktijk aan toe gaat. Ondanks dat de meeste minderjarigen van twaalf jaar en ouder niet reageren op een zogenoemde oproepbrief,

Lonneke Jonathans:

13 EDITIE 2023 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | HOORRECHT
BIO
Bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam
‘De huidige wettelijke regeling biedt een mogelijkheid om flexibel om te gaan met de leeftijdsgrens van het hoorrecht.’

geven zij toch aan het belangrijk te vinden om de rechter te spreken. Ook rechters spreken kinderen graag zelf, zij zien dit gesprek als een kans om de mening van het kind te horen.14

Effectief zijn de kindgesprekken tussen de rechter en het kind niet. Kindgesprekken in jeugdzaken duren vaak maar vijf minuten, in familiezaken duurt dit circa vijftien minuten. Daarbij is er geen vaste plaats waar het kindgesprek zich bevindt. Bij kindgesprekken zijn vaak meerdere rechters aanwezig, dit kan best ingrijpend zijn voor een kind. Zij geven dan ook aan tijdens deze gesprekken behoefte te hebben aan een vertrouwenspersoon.15 Daarbij komt voor dat het horen van twaalfminners feitelijk niet gebeurd. Er wordt namelijk streng vastgehouden aan de leeftijdsgrens van twaalf jaar. Indien een minderjarige jonger dan twaalf jaar dan toch wordt gehoord, is dit vaak op verzoek van het kind zelf.16

In het praktijkonderzoek van het WODC geeft ongeveer de helft van de rechters aan dat de mening van het kind niet altijd wordt meegenomen in een uitspraak en een mening sterker wordt meegewogen als het kind ouder is. Dit terwijl uit neuropsychologisch en pedagogisch wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ten aanzien van het hoorrecht taalbegrip en -productie van kinderen geen hinder vormen.17 Er wordt in het onderzoek geen dui-

delijke toelichting gegeven waarom rechters meer gewicht toedienen naarmate het kind ouder is.

Kinderen zijn vanaf de leeftijd van vier jaar al in staat gecompliceerde zinnen te begrijpen en te produceren.18 Het uiten van emotie wordt lastiger geacht. Dit komt voornamelijk door loyaliteitsconflicten. Kinderen blijven graag loyaal aan hun ouder en vinden het dan ook lastig om een mening te uiten die strijdig is met die van (een van de) ouders. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen op een leeftijd van acht jaar cognitief genoeg zijn ontwikkeld om gehoord te worden.19 Dat sluit niet uit dat een kindgesprek erg stressvol is voor minderjarigen. De angst om ouders onder ogen te komen, of problemen te verergeren, maakt de spanning rondom het hoorrecht erg groot. De druk rondom het hoorrecht wordt door kinderen dan ook hoog ervaren. Desondanks geeft de jeugd ook aan het belangrijk te vinden om hun mening te uiten en weegt dit belang voor meerendeel erg zwaar.20

Een meerderheid van de minderjarigen geeft aan het gesprek met de rechter positief te hebben ervaren.21 Wel blijkt dat er ontevredenheid is over de informatievoorzieningen van procedures. Op de website van de overheid is een filmpje te vinden van anderhalve minuut over het hoorrecht van minderjarigen.22 Maar een

duidelijke uitleg over een echtscheidingsprocedure en het hoorrecht is niet te vinden. Ook zijn weinig minderjarigen onder de leeftijd van twaalf bekend met de mogelijkheid om gehoord te worden.23

Kortom, minderjarigen ervaren een gesprek met de rechter positief. Zelfs indien er sprake is van spanning en druk rondom het hoorrecht vinden minderjarigen het belangrijk om hun mening kenbaar te maken. Een nadeel is dat het hoorrecht in de praktijk niet goed functioneert. Minderjarigen zijn vaak niet op de hoogte van hun rechten en het verloop van een dergelijke procedure.24 Daardoor reageren ze bijna nooit op een oproepbrief. Het horen van twaalfminners gebeurt niet op initiatief van de rechter, omdat zij streng vasthouden aan de leeftijdsgrens van twaalf jaar. Minderjarigen jonger dan twaalf jaar die wél gehoord worden, hebben dit vaak zelf verzocht. Er bestaat een vaste procedure voor het horen van minderjarigen, maar dit is niet consequent. De locatie en duur kunnen verschillen en er zijn vaak verschillende rechters aanwezig. Minderjarigen hebben dan ook behoefte aan een vertrouwenspersoon.25 Kort gezegd is er een gebrek aan voldoende informatie, structuur en voorzieningen rondom het hoorrecht van minderjarigen.

PARTICIPATIE VAN BEIDE KANTEN

Het verschaffen van voldoende informatie, structuur en voorzieningen is gunstig ten aanzien van het beter functioneren van het hoorrecht voor minderjarigen. Indien een minderjarige op de juiste manier betrokken wordt bij beslissingen, kan dit bijdragen aan een acceptatie van een besluit.26

Voldoende informatie over artikel 809 Rv. ontbreekt. Het is voor minderjarigen erg lastig om te participeren als zij geen kennis hebben.27

14 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 ARTIKEL | HOORRECHT
‘Het verschaffen van voldoende informatie, structuur en voorzieningen is gunstig ten aanzien van het beter functioneren van het hoorrecht voor minderjarigen.’

Eveneens zijn er weinig voorzieningen die meewerken aan het hoorrecht van minderjarigen. De aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tijdens de kindgesprekken is nog niet genormaliseerd; desondanks is aangegeven dat jongeren hier behoefte aan hebben.28 Alleen het verlagen van de leeftijd voor het hoorrecht zal niet leiden tot effectievere participatie van minderjarigen in procedures.29 Bij uitbreiding van het hoorrecht moeten er juiste voorzorgsmaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat minderjarigen in staat zijn om hun stem te laten horen op een manier die geschikt is voor hun leeftijd en ontwikkelingsniveau. Onderzoeksresultaten wijzen dan ook op meer begeleiding bij kindgesprekken. Er moet passende ondersteuning zijn voor minderjarigen die extra hulp nodig hebben om hun mening te uiten. Minderjarigen moeten beter geïnformeerd worden over hun rechten en de inhoud van procedures.30

De bovengenoemde uitbreidingen zijn erg groot en duur.31 We kunnen ons voorstellen dat kinderen niet snel zelfstandig juridische hulp inschakelen. Juridische hulp is lastig te bereiken voor kinderen. Bovendien richt de informatie op het internet over het hoorrecht van minderjarigen zich vooral tot volwassenen, terwijl dit zich juist naar het kind zou moeten richten. Er zijn talloze sites en podcasts over het hoorrecht voor kinderen, maar niks richt zich rechtstreeks tot het kind. Aan youtube video’s, televisieprogramma’s en series ontbreekt het. Promotie op sociale media kan makkelijk bewerkstelligd worden, maar dit gebeurt niet. Zo kon ik niets terugvinden over het hoorrecht op de Instagrampagina van de kinderombudsman. Evenzeer zouden voorlichtingen op scholen of theatervoorstellingen voor kinderen kunnen helpen het onderwerp in ieder geval bespreekbaar te maken.

CONCLUSIE

Artikel 809 Rv. biedt een mogelijkheid om flexibel om te gaan met de leeftijdsgrens van het hoorrecht.32 Het niet functioneren van het hoorrecht is geen gevolg van de leeftijdsgrens, maar komt door een gebrekkige uitvoering.33 Een van de voorstellen uit het onderzoeksrapport van de Universiteit Leiden en het WODC is het verlagen van de leeftijdsgrens van het hoorrecht zoals gegeven in artikel 809 Rv. De leeftijdsgrens die op twaalf jaar staat, zal verlaagd moeten worden naar een leeftijd van acht jaar. Minderjarigen moeten vanaf de leeftijd van acht jaar over hoorrecht beschikken.

De controverse zit hem niet per se in de leeftijdsgrens van het hoorrecht voor minderjarigen. Voorop staat is om te zorgen dat het recht op een juiste manier wordt gevolgd en dat de belangen van minderjarigen worden beschermd. Dit kan bijvoorbeeld door het verschaffen van voldoende informatie, structuur en voorzieningen rondom het hoorrecht van minderjarigen. Slechts een wijziging van artikel 809 Rv. zal niet direct leiden tot het beter functioneren van het hoorrecht voor minderjarigen. Bovendien sluit artikel 809 Rv. het recht om gehoord te worden voor minderjarigen onder de twaalf jaar niet uit.34

Belangrijk is om informatievoorzieningen en voorzorgsmaatregelen rondom het hoorrecht uit te breiden. Passende ondersteuning voorafgaand en tijdens kindgesprekken is in het geval geschikt voor een beter functioneren van het hoorrecht. Uiteindelijk is het doel van het hoorrecht van minderjarigen om hun stem te laten horen en ervoor te zorgen dat dit wordt meegenomen in besluitvorming. Zodat dit een bijdrage levert aan betere kwaliteit van beslissingen.

1 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2023)

2 (Verdrag inzake de rechten van het kind 1989)

3 (Ministerie van Justitie en Veiligheid, 2022)

4 (Bruning et al., 2020 p.10)

5 (Bruning et al., 2020 p. 10)

6 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2023)

7 (Mulder, A. 2020, 14 mei)

8 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2023)

9 (Mulder, A. 2020, 14 mei)

10 (Verdrag inzake de rechten van het kind 1989)

11 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2023)

12 (Wat is hoorrecht in het onderwijs? | Nederlands Jeugdinstituut, z.d.)

13 (Ten Gronde 2022 Spotify, z.d.)

14 (Bruning et al., 2020 p. 3)

15 (Bruning et al., 2020 p. 9)

16 (Bruning et al., 2020 p. 5)

17 (Bruning et al., 2020 p. 6)

18 (Bruning et al., 2020 p. 10)

19 (Bruning et al., 2020 p. 6)

20 (Bruning et al., 2020 p. 6)

21 (Bruning et al., 2020 p. 7)

22 (De Rechtspraak, 2020)

23 (Bruning et al., 2020 p. 7)

24 (Ten Gronde 2022 Spotify, z.d.)

25 (Bruning et al., 2020 p. 9)

26 (Stalford et al., 2017)

27 (Ten Gronde 2022 Spotify, z.d.)

28 (Bruning et al., 2020 p. 9)

29 Kamerstuk 33836, nr. 59 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen, 2020)

30 (Bruning et al., 2020 p. 6)

31 (Kamerstuk 33836, nr. 59 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen, 2020)

32 (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 2023)

33 (Kamerstuk 33836, nr. 59 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen, 2020)

34 (Kamerstuk 33836, nr. 59 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen, 2020)

15 EDITIE 2023 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | HOORRECHT

MENSENRECHTEN EN KLIMAAT: TIJD VOOR VERANDERING

MENSENRECHTEN BESCHERMEN DE BURGER VAN ONRECHTMATIG LIJDEN WANNEER DIT VEROORZAAKT WORDT DOOR DE STAAT. TOCH IS HET IN DE GESCHIEDENIS VAN DE MENSENRECHTEN VAAK VOORGEKOMEN DAT HET CONCEPT MOEST EVOLUEREN OM NIEUWE PROBLEMEN BINNEN HAAR FORMULE TE PASSEN. DIT LIJKT OPNIEUW HET GEVAL NU DE GEVOLGEN VAN INTERNATIONALE KLIMAATVERANDERING HUN EERSTE SLACHTOFFERS BEGINNEN TE EISEN. IN DIT ARTIKEL ANALYSEER IK DE GESCHIEDENIS VAN DE MENSENRECHTEN, MOGELIJKHEDEN OM HET LIJDEN AAN DE GEVOLGEN VAN KLIMAATVERANDERING TE VANGEN ONDER DE MENSENRECHTEN EN RECENTE ZAKEN DIE DIT VERSCHIL KUNNEN MAKEN.

DOOR TIJMEN DIETVORST

16 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 ARTIKEL | MENSENRECHTEN

KLIMAATLIJDEN

Sinds 1850 is de temperatuur op aarde gestegen met een gemiddelde van 1.1°C.1 Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (hierna: IPCC), een organisatie van de VN verantwoordelijk voor het evalueren van de risico’s van klimaatverandering, is deze temperatuurstijging onomstotelijk te danken aan menselijke activiteiten.2 Ondanks dat één graad weinig lijkt op papier, uit deze temperatuurstijging zich in nadelige weersomstandigheden die ook de mens treft. Zo hebben droogtes, zeespiegelstijgingen en hittegolven direct en indirect effect op meer dan 3.6 miljard mensen.3

De reactie op klimaatverandering laat tot op heden te wensen over. Terwijl het gros van de wereldstaten het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend heeft, blijkt uit berekeningen van het IPCC dat het beperken van temperatuurstijging tot 1.5°C zeer onwaarschijnlijk is.4 Volgens de organisatie is dit te danken aan de discrepantie tussen doelstellingen zoals het Parijs-akkoord en daadwerkelijk beleid – de financiering en politieke wil voor het oplossen van het probleem schiet simpelweg tekort.5 Het IPCC schat dat de huidige koers zal leiden tot een temperatuurstijging van 3.2°C sinds de eerste metingen in 2030, met alle gevolgen van dien.6

Dit tekortschietende klimaatbeleid zal extreme gevolgen hebben voor de natuur, maar ook de mens zal er enorm onder lijden. Het IPCC observeert nu al dat regio’s getroffen door klimaatverandering hogere sterfte- en ziektecijfers hebben, dat er meer water- en voedsel-geassocieerde ziektes zijn, en dat ook de mentale gezondheid en cultuur van mensen in deze gebieden lijden als direct gevolg van een veranderend klimaat.7 Wat blijkt is dat het tekortschietende beleid in reactie op klimaatverandering direct

en indirect negatieve effecten heeft op mensenlevens. Als reactie hierop vraagt men zich af tot in hoeverre een staat verantwoordelijk is voor menselijk lijden als gevolg van vermijdbare klimaatverandering.

Op 29 maart 2023 boog het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zich over drie verschillende zaken met betrekking tot mensenrechtenschendingen ten gevolge van klimaatverandering. De gemene deler tussen deze zaken is dat de eisers stellen dat hun lijden is veroorzaakt door het tekortschietende klimaatbeleid van hun land. In het bijzonder stellen de eisers dat het recht op leven en het recht op respect voor privé en familieleven geschonden zijn door hun staat. Analyse van de specifieke zaken volgt verder in het artikel. Als het EHRM binnen deze zaken stelt dat een tekortschietend klimaatbeleid een schending van mensenrechten heeft, zal dit grove gevolgen hebben voor de Raad van Europa en dus ook voor Nederland. In dit artikel wordt geanalyseerd tot in hoeverre men de gevolgen van klimaatverandering kan classificeren als mensenrechtenschending en of deze classificering wenselijk is.

MENSENRECHTEN

Traditioneel betreffen mensenrechten specifieke vrijheden voor individuen die kunnen worden ingeroepen tegen de overheid.8 Zo kan men het recht op leven begrijpen als een vrijheid om niet van het leven beroofd te worden door de staat. Centraal hierbij staat het principe van ontbering: de staat schendt de rechtmatige vrijheid van het individu en wordt daar verantwoordelijk voor gehouden.9 Mensenrechten zien traditioneel dus één staat en één individu tegenover elkaar staan. Deze formule raakt dan ook op twee punten overhoop bij een probleem als de gevolgen van klimaatverandering. Het is hier immers niet enkel één staat die verantwoordelijk is

voor klimaatverandering. Daarbij zijn er vaak meerdere mensen die lijden onder haar gevolgen.

Om te verduidelijken wat onder deze ‘mensenrechten-formule’ wordt verstaan moet het begrip van mensenrechten worden toegelicht/verduidelijkt. Er zijn traditioneel drie generaties aan mensenrechten: civiel en politieke rechten, socio-economische en culturele rechten, en groepsrechten.10 De eerste generatie van mensenrechten ving aan met de Franse Revolutie, maar kwam pas later tot uiting toen in 1948 de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens werd opgesteld. Voorbeelden van rechten uit deze generatie zijn het recht om te stemmen, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie. Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat in 1950 is opgesteld, bevat met name rechten uit deze eerste generatie.11

De tweede generatie aan rechten, socio-economische en culturele rechten, vonden hun oorsprong in een ander klimaat dan de eerste generatie. Waar de eerste generatie aan rechten een reactie was op het misbruik van de soevereine macht en de gruweldaden van de Tweede Wereldoorlog, is de tweede generatie een reactie op de groeiende ongelijkheid in een vredig Westen. Voorbeelden van rechten uit

Tijmen Dietvorst

17 EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | MENSENRECHTEN
BIO
Alumnus Magister Juris aan de University of Oxford

de tweede generatie zijn het recht op scholing, werk en vakbonden. Het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten van 1966 is het uitgangspunt voor deze rechten.

De derde generatie rechten is wederom een reactie op een probleem wat niet verenigbaar was met eerdere generaties: de groepsrechten.12 Het belangrijkste verschil met eerdere generaties is het object: groepsrechten omarmen, in tegenstelling tot vorige generaties, het collectief. Deze rechten zijn ontstaan uit de realisatie dat bepaalde problemen uniek zijn voor bepaalde groepen. Het eerste groepsrecht ontstond dan ook tijdens de dekolonisatie: het zelfbeschikkingsrecht. Tegenwoordig zijn er vele verdragen die groepsrechten specifiek aansnijden zoals de VN-verklaringen over de rechten van vrouwen, inheemse volkeren en mensen met een beperking.13

Passen de gevolgen van klimaatverandering in een van deze drie vormen van mensenrechten? Over het algemeen is het lijden aan de gevolgen van klimaatverandering niet uniek voor het individu – er zijn grote groepen mensen die hier nu al mee te maken hebben. Maar ook als men de gevolgen van klimaatverandering kwalificeert als groepsrecht, lijkt het moeilijk te plaatsen. De vraag blijft namelijk óók tot in hoeverre een specifieke staat verantwoordelijk gehouden kan worden voor de gevolgen van de globale klimaatverandering. Zelfs als men het eens is dat de gevolgen van klimaatverandering een schending van groepsrechten betreft is het nog onduidelijk wie daar verantwoordelijk voor is. Moet deze groep dan naar het land stappen waar de mensenrechtenschending ervaren wordt? Of naar de groep landen die verantwoordelijk is voor de hoogste bijdrage aan klimaatverandering?

HET EHRM

Dit is een probleem waar het EHRM ook tegen aan botst. De drie zaken die in maart bij dit hof gehoord werden zijn vergelijkbaar in hun argumentatie. In de zaak Klimasenioren v Switserland wordt door een groep van 2000 ouderen beargumenteerd dat hun recht op leven geschonden wordt omdat de staat faalt in haar positieve verplichting de nodige maatregelen te nemen om de eisers effectief te beschermen.14 De ouderen stellen dat hun gezondheid sterk verslechtert tijdens hittegolven in het land. Ze beschuldigen de Zwitserse staat ervan dat hun lijden een direct gevolg van tekortschietend klimaatbeleid is.15 In een andere leeftijdscategorie beargumenteert een groep jongeren tussen de 10 en 23 jaar in de zaak Duarte Agostinho and Other v Portugal dat hun recht op leven wordt geschonden door het toenemende aantal bosbranden.16 Volgens de jongeren zijn deze bosbranden een indirect gevolg van het Portugese beleid. In Carême v France beargumenteert een Franse burgemeester iets soortgelijks – volgens hem schendt de staat het recht op leven van haar burgers door te verzuimen in het nemen van de nodige stappen om temperatuurstijging tot 1.5°C te beperken.17

Deze zaken hebben gemeen dat er beargumenteerd wordt dat de eisers hun recht op leven wordt geschonden als gevolg van het tekortschietende klimaatbeleid van desbetreffende staten. In het EVRM is het recht op leven te vinden onder Artikel 2. Dit vereist van de staat om de nodige maatregelen te treffen om levens praktisch en effectief te kunnen beschermen.18 Ondanks dat zaken zoals Klimasenioren v Switserland en Duarte Agostinho and Other v Portugal een duidelijke schade aanwijzen (gezondheidsproblemen door hittegolven en bosbranden respectievelijk), is de schuldige partij moeilijk aan te

wijzen. Bosbranden en hittegolven zijn, zoals het IPCC stelt, zonder meer gevolgen van door de mens veroorzaakte klimaatverandering, maar de vraag is of het EHRM bereid zal zijn te stellen dat de causale relatie tussen het klimaatbeleid van Portugal en Zwitserland en de bosbranden en hittegolven respectievelijk robuust genoeg is om ze er verantwoordelijk voor te houden.

EERDERE KLIMAATZAKEN

Of het EHRM bereid is om het lijden vanwege klimaatverandering bij specifieke staten neer te leggen is lastig in te schatten. Eerdere zaken rondom klimaatproblematiek kunnen helpen inzien in hoeverre het mogelijk is menselijk lijden onder klimaatverandering te classificeren als mensenrechtenschending. In de ‘Teitota klacht’ bij het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties stelt een burger van Kiribati, Ioane Teitiota, dat zijn recht op leven is geschonden door de overheid van Nieuw-Zeeland die zijn asielaanvraag afwees nadat hij gedwongen moest migreren naar het laatstgenoemde land in verband met de stijgende zeespiegel.19 Teitiota stelt dat zijn eigen overheid machteloos was tegenover de verandering van het klimaat.20 Zodoende stelt hij dat het niet zijn eigen land was die zijn recht op leven schond, maar Nieuw-Zeeland. Volgens Teitiota was het de afwijzing van zijn asielaanvraag door dit land wat hem tot zijn lot overliet in een overstromend Kiribati. Het Mensenrechtencomité stelt in hun overwegingen dat het recht op leven actief beschermd moet worden; óók indien het slechts een mogelijkheid tot schending van het recht betreft.21 In conclusie stelt het comité dat de gevolgen van klimaatverandering kunnen leiden tot een schending van het recht op leven als concrete nationale en internationale maatregelen uitblijven.22

18 ALIBI MAGAZINE | EDITIE 2 2023 ARTIKEL | MENSENRECHTEN

Ook in de Nederlandse Urgenda zaak worden mensenrechten aan klimaatverandering verbonden. In deze zaak vorderde Urgenda de Staat om de uitstoot van broeikasgassen te beperken.23 Deze vordering was gebaseerd op een beroep op een mogelijke schending van het recht op leven door de gevolgen van klimaatverandering.24 In het arrest stelt de Hoge Raad dat de staat mede onder het recht op leven verplicht is om de uitstoot van broeikasgassen vanaf haar grondgebied te verminderen.25 Deze verantwoordelijkheid reikt volgens de Hoge Raad in verhouding met de Nederlandse bijdrage aan klimaatverandering tot een emissiereductie conform de internationaal noodzakelijk geachte doelstelling van minimaal 25% in 2020.26 Zodoende slaagt de Hoge Raad er in Nederland verantwoordelijk te houden voor haar bijdrage aan klimaatverandering.

VERDER IN SAAMHORIGHEID

Uit vorige alinea’s blijkt dat staten en internationale organisaties de gevolgen van klimaatverandering steeds beter binnen de mensenrechten-formule weten te plaatsen. Het Mensenrechtencomité van de VN stelde dat de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid draagt voor klimaatverandering op verschillende plekken in de wereld. Daarbij ziet de Nederlandse Hoge Raad ruimte voor statelijke verantwoordelijkheid voor hun bijdrage aan klimaatverandering. Ondanks dat de gevolgen van klimaatverandering tot nu met name nog aan individuele mensenrechtenschendingen verbonden zijn, duiden de drie zaken bij het EHRM van maart mogelijk op verandering.

Momenteel zijn er specifieke voorbeelden van staten en organisaties die verantwoordelijk zijn geacht voor de schending van mensenrechten door de gevolgen van klimaatverandering. Het is niet te voorspellen of deze

voorbeelden tot de norm verheven zullen worden. Wat men wél kan voorspellen is dat de beslissingen grote gevolgen zullen hebben voor de toepasbaarheid van het mensenrechtenstelsel op de klimaatproblematiek. Dat de gevolgen van de klimaatverandering een unieke uitdaging zijn voor het mensenrechtenproject betekent niet dat classificering hiermee onmogelijk is. Beide de Urgenda- en Teitiota-zaak laten zien dat de gevolgen van klimaatverandering wel degelijk kunnen worden begrepen

als mensenrechtenschending. Als het EHRM een soortgelijke beslissing durft te nemen zal dit menig Europese staat dwingen om zich strenger aan een maximale opwarming van 1.5°C te houden. Maar ook zal het een nieuwe richting voor mensenrechten kunnen zijn – eentje waar internationale problemen ook regionaal een verantwoordelijke kennen. Dit zou een stap zijn in het onbekende, maar wellicht een die nodig is voor een wereld verbonden niet in noodgevallen maar in saamhorigheid.

1 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

2 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

3 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

4 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

5 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

6 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

7 IPCC, ‘Synthesis Report of the IPCC Sixth Assessment Report (AR6)’, 2023

8 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

9 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

10 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

11 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

12 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

13 A. V. Cornescu, ‘The generations of human’s rights’, 2009

14 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 november 2020, application no. 53600/20

15 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 26 november 2020, application no. 53600/20

16 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 2020, application no. 39371/20

17 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 2021, application no. 7189/21

18 Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 27 september 1995, application no. 18984/91

19 Verenigde Naties Mensenrechtencomité, 23 september 2020, CCPR/C/127/D/2728/2016

20 Verenigde Naties Mensenrechtencomité, 23 september 2020, CCPR/C/127/D/2728/2016

21 Verenigde Naties Mensenrechtencomité, 23 september 2020, CCPR/C/127/D/2728/2016

22 Verenigde Naties Mensenrechtencomité, 23 september 2020, CCPR/C/127/D/2728/2016

23 HR (civiele kamer), 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006

24 HR (civiele kamer), 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006

25 HR (civiele kamer), 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006

26 HR (civiele kamer), 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2006

19 EDITIE 2 2023 | ALIBI MAGAZINE ARTIKEL | MENSENRECHTEN

ALIBI

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.