ALIBI Magazine is het officiële tijdschrift van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam
Informatierecht
Het ‘smart contract’ voor beginners
Huurrecht
Foute verhuurders vs. passieve huurders
Strafrecht
Studentenverenigingen: onderdeel van de cultuur of het gevaar?
Bestuursrecht
Hier met die graad
2024
EDITIE 1
|
Chun Wai Man
Hoofdredacteur
Derdejaarsstudent
Nederlands Recht (honours)
Lectori salutem!
Hier is dan de eerste editie van ALIBI Magazine 2024. Zoals u van ons gewend bent, kunt u weer prikkelende, inspirerende en interessante stukken lezen van onze eigen UvA-rechtenstudenten.
Heeft u altijd al willen weten hoe studentenverenigingen zijn geregeld in het strafrecht? Dan kan ik u van harte het artikel van redacteur Lisa de Jong aanbevelen. Zij hekelt aan de uitzonderingspositie die studentenverenigingen thans genieten, ondanks de vele incidenten zoals de dood van Sanda Dia en de beruchte Bangalijsten. Zij pleit daarom voor het implementeren van strengere regels voor studentenverenigingen om het tij te kunnen keren.
Droomt u van promoveren? Houd dan tijdens het schrijven van uw proefschrift het artikel van redacteur Rik Dijkshoorn in uw achterhoofd. Aan de hand van de rechtspraak laat
hij zien dat een doctorsgraad kan worden afgepakt als de wetenschappelijke integriteit wordt geschonden. Hij vraagt zich wel af of momenteel voldoende hierop wordt toegezien. Daarom stelt hij de inzet van moderne technieken voor om zeker te zijn dat de doctorstitel zijn waarde zal behouden.
Huurt u toevallig? Dan heeft u best kans dat u bepaalde rechten geniet waar u helemaal geen weet van heeft. Redacteur Jens Vreugdenhil zet uiteen welke rechten huurders toekomen, maar legt tegelijkertijd uit waarom deze toch vaak niet worden geëffectueerd. Hij roept op tot een aandachtscampagne van overheidswege om huurders bewuster te maken van hun rechten, zodat foute verhuurders het hoofd kan worden geboden.
Weet u wat ‘smart contracts’ zijn in het kader van de cryptohandel?
Redacteur Eline Schuurman geeft in haar stuk een minicollege over de kansen en bedreigingen van het smart contract. Zo worden deze bejubeld door hun transparantie en efficiëntie, maar door hun technische aard is het maar de vraag of de gewone burger hiermee wel uit de voeten kan komen. Zij spoort daarom de wetgever ook aan om te komen met wetgeving.
Namens de gehele redactie wens ik u veel leesplezier toe.
Chun Wai Man Hoofdredacteur
Inhoudsopgave ALIBI MAGAZINE 2024 | Editie 1
4
Strafrecht Studentenverenigingen: onderdeel van de cultuur of het gevaar?
8
Bestuursrecht Hier met die graad
12
Huurrecht Foute verhuurders vs. passieve huurders
16
Informatierecht Het ‘smart contract’ voor beginners
Colofon
ALIBI Magazine is het officiële tijdschrift van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam. Vier keer per jaar worden artikelen over uiteenlopende rechtsgebieden geschreven door studenten voor studenten.
Schrijven voor ALIBI Magazine? Schroom niet te mailen naar voorzitter@alibionline.nl.
Redactie ALIBI Magazine Nieuwe Achtergracht 166, Kamer A0.55C 1018 WV Amsterdam www.alibionline.nl
Voorzitter: Elena Faber
Hoofdredacteur: Chun Wai Man
Penningmeester: Sander Brusse Ontwerp & opmaak: en-publique.nl
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 3 2
Studentenverenigingen: onderdeel van de cultuur of
het gevaar?
Het gaat de laatste tijd steeds meer over een bepaald onderwerp in de media, namelijk studentenverenigingen. Deze aandacht is echter niet positief. Steeds vaker komt naar buiten dat ontgroeningen misgaan waarna studenten in het ziekenhuis belanden, of in extreme situaties, het niet meer kunnen navertellen.
Ook de zogenoemde ‘bangalijsten’ van het Utrechtse Studentencorps staan momenteel in de belangstelling. Wanneer je dit zo hoort, klinken studentenverenigingen en hun ontgroeningen niet bepaald als iets wat moreel door de beugel kan, maar hoe zit het juridisch gezien met deze verenigingen en hun ontgroeningen?
Sanda Dia
Eén van de grootste schandalen bij studentenverenigingen vond laatst plaats bij onze zuiderburen. Tijdens een ontgroening van de studentenvereniging Reuzegom in 2018 ging het ernstig fout met de Vlaamse student Sanda Dia. Hij werd gedwongen om zoute vissaus te drinken. Hij werd gedwongen om levende vissen in te slikken en deze vervolgens weer uit te braken. Hij werd gedwongen
om in een put te staan waar hij werd overgegoten met ijskoud water. De ontgroening, of ‘de doop’ zoals het binnen die vereniging werd genoemd, liep fataal af voor Sanda Dia. Hij overleed twee dagen na de ontgroening in het ziekenhuis.
De rechter oordeelde dat de studenten betrokken bij deze ontgroening zich schuldig hadden gemaakt aan het onopzettelijk handelen met de dood tot gevolg. Volgens de rechter hadden de studenten niet kunnen weten dat het consumeren van de zoute vissaus zo risicovol was. De vissaus is namelijk vrij verkrijgbaar en het is niet algemeen bekend wat de effecten zijn van de overmatige toediening hiervan.
Bij heftige zaken maakt het strafrecht geen uitzondering voor de bijzondere situatie van ontgroeningen.
Ook van schuldig verzuim zijn de studenten vrijgesproken; de rechter oordeelde dat de studenten simpelweg niet door hadden dat de situatie zo erg uit de hand was gelopen. Ook speelde het nog een rol dat dezelfde ontgroening al vijftien jaar op dezelfde manier werd uitgevoerd en het hiervoor niet mis is gegaan.
De uiteindelijke straf voor de studenten waren werkstraffen tot 300 uur en schadevergoedingen tot 400 euro. Sommigen vonden deze straffen veel te licht voor zo een groot misdrijf. De vraag dringt zich op of en hoe ontgroeningen zijn geregeld in het strafrecht.
Ontgroening in het strafrecht In het strafrecht hebben ontgroeningen een bijzonder karakter. Dit houdt in dat er verwacht wordt dat er een bepaald risico verbonden is aan het deelnemen van ontgroeningen en daarom dat deze situatie ook anders wordt behandeld. Dit betekent echter niet dat tijdens ontgroeningen alles maar door de beugel kan. Er worden wel grenzen gesteld. Bij heftige zaken maakt het strafrecht geen uitzondering voor de bijzondere situatie van ontgroeningen. Zware mishandelingen of privacyschendingen kunnen zeker nog wel leiden tot straffen. Er kan hierbij zowel aan taakstraffen als aan gevangenisstraffen gedacht worden.2
Deze regelgeving in het strafrecht is dus vrij beperkt. Hier moet verandering in komen, zeker nu het de laatste jaren zo fout gaat bij studentenverenigingen en hun ontgroeningen. Doordat er uitzonderingen gemaakt worden voor studentenverenigingen gaat het ook vaak fout in de veroordeling van de daders. Zo hebben de daders die schuldig zijn voor de moord op Sanda Dia slechts een taakstraf gekregen. Dit is in mijn
ogen een veel te lichte straf. Als deze situatie, die eigenlijk neerkomt op marteling met de dood tot gevolg, plaats zou hebben gevonden buiten de context van een ontgroening, verwacht ik dat de straf een stuk hoger zou zijn uitgevallen. Door dit soort gevallen hard aan te pakken kan er worden voorkomen dat het vaker zo ernstig fout gaat. Er moet dus minder worden gekeken naar de uitzondering van de bijzondere context waarin studentenverenigingen zich bevinden. Natuurlijk moet er wel rekening gehouden worden met de situatie waarin ontgroeningen plaatsvinden. Het is over het algemeen namelijk wel bekend hoe het eraan toegaat bij ontgroeningen; mensen stappen hier niet blind in. Echter mogen er geen uitzonderingen gemaakt worden voor situaties waarin het ernstig misgaat.
Cultureel erfgoed
In augustus 2016 kwam het nieuws naar buiten dat studentenverenigingen officieel onderdeel zouden worden van de Nederlandse cultuur. Ze zouden namelijk op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed geplaatst worden.3 Dit is een lijst waarop belangrijke elementen van de Nederlandse cultuur staan. Zo staan bijvoorbeeld Koningsdag en het Sinterklaasfeest erop. Maar dit plan viel nog geen maand later in het water, toen bij de Groningse studentenvereniging Vindicat een geweldsincident plaatsvond tijdens een ontgroeningsritueel wat resulteerde in een ziekenhuisopname. De directeur van het kenniscentrum dat over de erfgoedlijst gaat, Ineke Strouken, stelde dat er geen zaken op de lijst mochten komen die wettelijk verboden waren.4 Hieruit blijkt dus dat studentenverenigingen niet officieel deel uitmaken van de Nederlandse cultuur.
De rol van toestemming Een groot punt van discussie is het feit dat studenten zelf ervoor kiezen om mee te doen aan een ontgroening. Ze worden hiertoe niet gedwongen. In zo’n situatie zou het principe gelden van volenti non fit iniuria, dat zoveel betekent als: ‘jegens hem die toestemming geeft, geschiedt geen onrecht.’ In titel III van het Wetboek van Strafrecht staan strafuitsluitingsgronden beschreven. En wie deze goed bestudeert, zal tot de conclusie komen dat toestemming van het slachtoffer geen strafuitsluitingsgrond is. Ook in het tweede en derde boek van het Wetboek van Strafrecht zijn geen strafuitsluitingsgronden te vinden in het kader van de toestemming van het slachtoffer. Wanneer speelt de toestemming dan wel een rol in het strafrecht? Dat gebeurt wanneer er sprake is van een zogenoemde ‘bijzondere context’. Het is in wezen een gespecialiseerde context van het gewone sociale leven, waarnaar iemand zich vrijwillig en bewust heeft begeven.5 De beslissing om mee te doen aan een ontgroening is hier een perfect voorbeeld van. Deze beslissing houdt natuurlijk niet in dat er toestemming wordt gegeven voor alles wat er bij de ontgroening gebeurt, maar de beslissing om vrijwillig mee te doen aan een ontgroening zorgt wel voor deze bijzondere context.
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 5 4
Lisa de Jong
Strafrecht
Eerstejaarsstudent Nederlands Recht
Op dit moment is er wel regelgeving, maar deze is nog vrij mager en moet worden aangescherpt.
Het is vergelijkbaar met de privaatrechtelijke sport en spelsituatie, waar men ook bewust een risico neemt, maar er niet gezegd kan worden dat er daarom ingestemd is met alle mogelijke negatieve gevolgen van dien. Toestemming zou daarom kunnen zorgen voor uitsluiting van strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar dit kent wel een grens. Men kan zich afvragen waar deze grens ligt. Het antwoord hierop is dat toestemming zijn kracht verliest wanneer een bepaald strafbaar feit niet alleen de belangen van het slachtoffer, maar ook andere belangen schaadt.6 Hoewel het strafrecht het doel heeft om slachtoffers te beschermen, beoogt het ook de bescherming van het algemeen belang. Soms weegt dit algemeen belang zelfs zwaarder dan de toestemming van het slachtoffer. Daarom kan men ook strafrechtelijk vervolgd worden als het slachtoffer wel uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven.
Ook is er niet altijd sprake van strafrechtelijk relevante toestemming. Er zijn hier een aantal eisen voor. Ten eerste moet de toestemming zijn gegeven door iemand die bekwaam was om zijn wil te uiten.7 Bij ontgroeningen is het grootste obstakel dat deze toestemming vaak wordt gegeven in situaties van dronkenschap en/of uitputting. Er mag geen misbruik gemaakt worden van de geestestoestand om toestemming te verkrijgen. Ten tweede moet er sprake zijn van vrijwillige toestemming. Deze toestemming kan niet verleend zijn onder vergissing of dwang om als geldend te kunnen worden aangeduid. Ten derde is de toestemming pas geldig als het slachtoffer de aard, de gevolgen en de mate van ingrijpendheid van de handeling kan inzien. Een goed voorbeeld hiervan vond ook plaats bij een studentenvereniging tijdens een ontgroening.
Hier had een student, die een sinterklaaspak aanhad, zijn medestudenten toestemming gegeven dit pak in brand te steken. Hij wist echter niet dat zij dit zouden doen middels zeer brandbare olie. De rechtbank oordeelde hier dan ook dat niet kan worden gesteld dat het slachtoffer goed of volledig op de hoogte was van de aard, ernst en gevolgen van dit feit.8 Er is daarom ook geen strafrechtelijk relevante toestemming gegeven.
Regelgeving
De laatste jaren is de regelgeving ten aanzien van ontgroeningen wel aangescherpt. In een overeenkomst tussen de UvA, HvA, VU en 25 lidverenigingen in Amsterdam zijn er nieuwe regels opgesteld ten aanzien van de omstandigheden tijdens de ontgroeningen. Zo zijn de geheimhoudingscontracten – een contract dat studenten moeten tekenen dat hen verbiedt om details over hun ontgroening te delen – niet meer toegestaan
Bij ontgroeningen is het grootste obstakel dat deze toestemming vaak wordt gegeven in situaties van dronkenschap en/of uitputting. Er mag geen misbruik gemaakt worden van de geestestoestand om toestemming te verkrijgen.
Andere belangrijke veranderingen zijn dat leden recht hebben op minstens drie maaltijden, twee liter nonalcoholische drank en zes uur slaap. Ook mogen zij zonder toestemming een arts bezoeken en worden ze niet gedwongen om bepaalde drank of etenswaren te nuttigen.9 Deze regelgeving zou moeten bijdragen aan een veiligere ontgroening. Ik vind de huidige regelgeving nogal zwak. De enige rechten die op dit moment zijn vastgelegd is het recht op eten, drinken, slaap en gezondheid. Los van het feit dat ik het opmerkelijk vind dat zulke basisbehoeften nog expliciet benadrukt moeten worden, kan deze regelgeving een stuk uitgebreider worden om de veiligheid van de ontgroeningen beter te waarborgen. Denk aan regels waarin moet komen te staan dat men mag weigeren bepaalde opdrachten uit te voeren zonder dat dit invloed heeft op de toekomstige deelname in de vereniging. Daarbij zij opgemerkt dat ik allerminst betoog dat ontgroeningen verboden moeten worden – ze maken immers al lang onderdeel uit van de studentencultuur en kunnen natuurlijk ook positieve gevolgen hebben zoals het creëren van vriendschappen. Ook buiten de ontgroeningen om gaat het wel vaker fout binnen studentenverenigingen. Niet alleen in België, maar ook in Nederland. Zo kwam laatst naar buiten dat er bij het Utrechtse Studentencorps zogenoemde ‘bangalijsten’ zijn gemaakt. Op deze lijsten stond vertrouwelijke informatie over vrouwelijke leden. Niet alleen telefoonnummers en andere persoonlijke informatie, maar ook de uiterlijke beoordeling van de vrouwen. Uiteindelijk is een aantal leden dat hiervoor verantwoordelijk was, geschorst door het Utrechtse Studentencorps.10 Recentelijk zijn er ook twee mannen opgepakt.11
Overigens is dit niet de eerste keer dat er zo’n ‘bangalijst’ uitlekt vanuit een studentenvereniging. Dit gebeurde eerder in 2016 bij de Groningse studentenvereniging Vindicat. Naar mijn mening moet het recente incident hard worden aangepakt, als een voorbeeld naar andere verenigingen en studenten. Het gaat namelijk op dit moment simpelweg te vaak fout bij studentenverenigingen.
Conclusie
Al met al is de status van studentenverenigingen op dit moment nog niet officieel vastgelegd. Dit heeft te maken met de vele incidenten waar het fout is gegaan binnen studentenverenigingen. Op dit moment hebben ontgroeningen ook geen grote rol binnen het strafrecht. Ze worden behandeld als een situatie in ‘bijzondere context’, zoals een sport en spelsituatie. Er wordt ervan uitgegaan dat men een bepaald risico neemt door mee te doen aan een ontgroening en dat men dit risico dan ook aanvaardt. Ook speelt een rol dat de studenten hun uitdrukkelijke toestemming hebben gegeven voor de ontgroeningen. Men zou dan kunnen stellen dat het volenti non fit
iniuria principe hier geldend is. Dit principe kent echter zijn grenzen; niet alles kan door de beugel. De grens wordt getrokken bij zwaardere misdrijven waarbij ook het algemeen belang in gevaar komt te staan.
Op dit moment is er wel regelgeving, maar deze is nog vrij mager en moet worden aangescherpt. Zeker in het licht van de recente gebeurtenis bij een studentenvereniging in België, waar een ontgroening leidde tot de dood van de Vlaamse student Sanda Dia. Ook in Nederlandse studentenverenigingen is het fout gegaan met de ‘bangalijsten’, waarmee persoonlijke gegevens zijn uitgelekt. Al deze incidenten zijn een duidelijk signaal dat de regels rondom studentenverenigingen moeten worden opgeschroefd. Ik ben allerminst voor het verbieden van studentenverenigingen, maar laten we wel vereniging hebben die leuk blijven voor alle studenten.
1. H. Nijenhuis, ‘Werkstraffen en boetes voor dodelijke ontgroening van student Sanda Dia in België’, AD 26 mei 2023.
2. J. Nan, ‘Hoe houden universiteiten en het strafrecht ontgroeningen in het gareel?’, Erasmus 13 september 2023.
3. ‘Studentenleven voortaan cultureel erfgoed’, De Volkskrant 25 augustus 2016.
4. ‘Verenigingsleven alweer van erfgoedlijst door bangalijst en hoofdletsel’, NOS 30 september 2016.
5. S. Bakker, ‘Toestemming als rechtvaardiging: zelfbeschikking in het strafrecht?’, Ars Aequi maart 2017, p. 178.
6. S. Bakker, ‘Toestemming als rechtvaardiging: zelfbeschikking in het strafrecht?’, Ars Aequi maart 2017 p. 184.
7. S. Bakker, ‘Toestemming als rechtvaardiging: zelfbeschikking in het strafrecht?’, Ars Aequi maart 2017 p. 181.
8. Idem.
9. J. Piersema, ‘Nieuwe regels ontgroeningen: geen geheimhouding en genoeg te eten’, Het Parool 3 februari 2017.
10. J. Daams ‘Tweede bangalijst met Utrechtse studenten in omloop, maker onbekend’, De Volkskrant 29 maart 2024.
11. M. Geels, ‘Twee aanhoudingen in onderzoek naar grietenlijst Utrechtse studenten’, De Volkskrant 5 april 2024.
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 7 6
Strafrecht
Hier met die graad
Hora est. Die woorden roept de pedel als de verdediging van een proefschrift ten einde is en de promovendus of promovenda op het punt staat om officieel de graad ‘doctor’ te krijgen. Bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) klinken deze Latijnse woorden zo’n 400 keer per jaar luidkeels, veelal in de Aula of in de Agnietenkapel.
Een juridische benadering van het ontnemen van de doctorsgraad na schending van de wetenschappelijke
integriteit
Promoveren vraagt om een langdurig vastbijten in een onderwerp en getuigt bovenal van een groot doorzettingsvermogen. Dat harde werken wordt beloond met de doctorsgraad.1 Hierna kan men de doctorstitel voeren: dr. voor de naam of PhD achter de naam.2 Het onrechtmatig voeren van een doctorstitel – maar ook de titels ingenieur, meester, doctorandus en baccalaureus; evenals de beroepen advocaat en gerechtsdeurwaarder – is strafbaar en kan worden beboet met een geldboete van maximaal 5150 euro.3
Soms komt het echter voor dat een academische graad wordt toegekend, terwijl achteraf blijkt dat die graad op oneigenlijke gronden is verkregen. De vraag is of zo’n graad dan mag worden ingetrokken.
Principes van integriteit
Kersverse doctors beginnen veelal een carrière in het onderzoek. Wie onderzoek bedrijft, heeft te maken met de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI)4 en moet zich derhalve houden aan principes van integer onderzoek: eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid.5 Deze principes zijn uitgewerkt in 61 concrete punten, zoals: “Verzin geen data of onderzoeksresultaten en rapporteer niet over verzonnen data of onderzoeksresultaten alsof ze echt zijn.”6
Plagiaat en andere wetenschappelijke faux pas zoals het verzinnen van data zijn eerder uitzondering dan regel. Dat betekent niet dat het nooit voorkomt. We kennen vast allemaal de kwestie Diederik Stapel, die fraudeerde door onderzoeksgegevens te verzinnen en hiermee tot indrukwekkende resultaten kwam.7
Als het gaat om promovendi heeft Leiden recentelijk een kwestie achter de kiezen waarbij een promotieverdediging op het laatste moment werd geannuleerd wegens het ontdekken van plagiaat. Het manuscript was weliswaar goedgekeurd, maar nadat deze door een scanner werd gehaald, ontdekte men dat onderdelen waren overgenomen zonder (juiste) bronvermelding. De promovendus werd tijdens het promotietraject getroffen door een herseninfarct en stelde dat de onzorgvuldigheden – te weten het niet meer corrigeren van onjuiste bronvermelding – daaraan te wijten zijn. Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit heeft zich over de zaak gebogen en vond dat zowel de promovendus
als de promotor steken hadden laten vallen. De promotie werd afgelast en het is onduidelijk hoe en of deze promotie is voortgezet.8
Uit het voorgaande blijkt onder meer dat een proefschrift, dat ten grondslag ligt aan de promotie en dus aan de doctorsgraad, soms nietinteger tot stand komt. Dit leidt tot de vraag of van wetenschappers de doctorsgraad mag worden ontnomen als zij nietinteger hebben gehandeld. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) verduidelijkt het hoe en het wat van wetenschappelijke graden, maar laat zich niet uit over het opheffen of nietig verklaren ervan. Toch komt het afpakken van de doctorsgraad in de praktijk wel voor. Worden doctorsgraden dan zonder wettelijke basis ingetrokken?
In deze zaak staat eiser (de man aan wie de doctorsgraad is verleend) tegenover het College voor Promoties van de Wageningen University. Eiser startte in 2013 een promotietraject en bij besluit is in 2017 aan hem de doctorsgraad verleend. Hij verhuisde vervolgens naar het buitenland om aan de slag te gaan als postdoctoraal onderzoeker. De universiteit trok de doctorsgraad in, omdat eiser in zijn proefschrift data zou hebben verzonnen en vervalst. Dit kwam aan het licht toen een aantal wetenschappers de bevindingen uit het proefschrift wilde gebruiken maar op onjuistheden stuitte. In 2018 werd aan de bel getrokken bij de promotor. Twee promotoren en een collegapromovendus hebben een klacht over eiser ingediend bij de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. De Commissie concludeerde dat de wetenschappelijke integriteit was geschonden, omdat eiser data vervalste en verzon. Daarop heeft College voor Promoties op 2 mei 2019 doctorsgraad van de eiser ingetrokken.10
Aan de Wageningen University is al eens met succes iemand de doctorsgraad ontnomen. In 2023 oordeelde de bestuursrechter in Gelderland dat de doctorsgraad terecht door de universiteit was ingetrokken.
Wagenings promotiedrama
Aan de Wageningen University is al eens met succes iemand de doctorsgraad ontnomen. In 2023 oordeelde de bestuursrechter in Gelderland dat de doctorsgraad terecht door de universiteit was ingetrokken.9 Deze zaak is behandeld bij de bestuursrechter omdat we hier te maken hebben met een besluit van het College voor Promoties waarmee de doctorsgraad werd ingetrokken en waartegen in 2020 bezwaar is gemaakt. Het College bleef toen bij dat besluit waarna beroep is ingesteld.
In deze casus is onder meer bepaald dat het intrekken van de doctorsgraad geen bestuurlijke sanctie is, zodat er niet op basis van art. 5:4 Awb een wettelijke grondslag nodig is.11 Daarmee wordt zonder al te veel woorden te gebruiken geoordeeld dat de doctorsgraad iets ‘voorwaardelijks’ is. Met het behalen van een doctorsgraad ben je weliswaar bekwaam om als wetenschapper te werk te gaan, maar er is een soort onzichtbare en ongrijpbare ‘navelstreng’ tussen wetenschap bedrijven en de integriteitsprincipes. Als deze niet worden nageleefd, dan moet de navelstreng worden doorgeknipt en is het einde verhaal. Immers, alleen door het in acht nemen van de principes van wetenschappelijke integriteit kunnen we blijven vertrouwen in de wetenschap.
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 9 8
Eerstejaarsstudent Nederlands
Bestuursrecht
Rik Dijkshoorn
Recht
De vraag is of er niet veel meer op oneigenlijke wijze vervaardigde proefschriften door de controle heen komen en er mensen met een doctorsgraad rondlopen die dat eigenlijk niet verdienen.
Vervolgens gaat de rechtbank in op de vraag of het College een doctorsgraad mag intrekken. Noch in de WHW noch in een andere wet wordt aan het College voor Promoties de bevoegdheid toegekend om iemand de doctorsgraad te ontnemen. En tóch mag het. Het verlenen van de doctorsgraad is namelijk een besluit van een bestuursorgaan,12 en dat kan volgens de rechtbank in deze zaak worden ingetrokken onder twee voorwaarden.
1. Er moet sprake zijn van een ernstige schending van de wetenschappelijke integriteit in het proefschrift dat ten grondslag ligt aan de promotie (en dus aan de doctorsgraad).13
De rechtbank oordeelt dat er in dit geval sprake is van een ernstige schending vanwege het aantal onregelmatigheden bij het verzamelen en verwerken van data, het systematische karakter ervan en het feit dat de onregelmatigheden ten grondslag lagen aan de conclusies van het proefschrift. Eiser had überhaupt nooit tot promotie mogen worden toegelaten met zo’n proefschrift. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het LOWI adviseert dat de kwalificatie ‘ernstige’ schending niet kan, omdat ‘schending’ op zichzelf al volgens de NGW en de Klachtenregeling WUR de zwaarste kwalificatie is.
2. Het College voor Promoties was niet op de hoogte van deze schending toen het de doctorsgraad verleende en had dit ook niet kunnen weten.14 Het College en de promotoren kunnen immers niet alle data in een proefschrift controleren. De schending is door een toevalligheid ontdekt, toen onderzoekers met de oorspronkelijke data van eiser werkten en zagen dat dit niet klopte. Door die latere ontdekking geldt het proefschrift niet
als een proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van wetenschap op basis van art. 7.18 lid 2 sub b WHW. Het College mocht ervan uitgaan dat de data juist waren.
Op deze gronden mocht het College voor Promoties de doctorsgraad intrekken. Die maatregel is daarbij evenredig aan de schending: de reputatieschade van de Wageningen University en de schade aan het vertrouwen in de wetenschap wegen zwaarder dan het belang van eiser bij behouden van de doctorsgraad.15
De praktische kant van het niet kunnen controleren van alle data is volkomen begrijpelijk, maar toch is dit een heikel punt. Het goedkeuren van data in een proefschrift gebeurt blijkbaar in grote mate op goed vertrouwen en er is ook altijd nog de promotor die de promotie in goede banen leidt. Echter, wat als de promovendus niet eerlijk is met de data en de controles van promotor te mager zijn? Dan is het een kwestie van afwachten of een bevinding na publicatie wordt gerepliceerd en het verzinnen van data aan het licht komt. Lang niet alle onderzoeken worden gerepliceerd, proefschriften evenmin. In sommige wetenschappelijke disciplines zijn zelfs replicatiecrises. De vraag is of er niet veel meer op oneigenlijke wijze vervaardigde proefschriften door de controle heen komen en er mensen met een doctorsgraad rondlopen die dat eigenlijk niet verdienen. Het noodlottige hiervan is dat zulke datavervalsingen misschien wel nooit aan het licht komen. Is er niet een kans weggelegd voor kunstmatige intelligentie of het betrekken van studenten om meer studies te repliceren en data te controleren? Moet het controleren en beoordelen van data een groter onderdeel worden van het wetenschappelijk onderwijs?
Lessen uit deze zaak
Het Wagenings promotiedrama heeft laten zien dat een doctorsgraad wel degelijk mag worden ingetrokken. Het verkrijgen van een doctorsgraad doet niets af aan de verplichting rustende op alle wetenschappers om zich te houden aan de eisen van wetenschappelijke integriteit. Immers, door het in acht nemen daarvan kunnen we blijven vertrouwen in de wetenschap. Toch kan alleen een doctorsgraad worden ingetrokken bij een “ernstige schending” van de wetenschappelijke integriteit en als de universiteit niet op de hoogte was of had kunnen zijn van deze schending.
Het problematische van deze situatie is dat op deze manier sommige doctorsgraden onterecht worden gegeven, aangezien lang niet alle onderzoeken even goed worden gecontroleerd of er een “ernstige schending” heeft plaatsgevonden. Er zou beter hierop moeten worden toegezien, eventueel gebruik makend van de middelen die thans tot onze beschikking staan, zoals kunstmatige intelligentie. Alleen met het in acht nemen van de zeer zwaarwegende principes van wetenschappelijke integriteit kan de wetenschap bloeien en kunnen promovendi na hun harde werk met trots hun doctorstitel dragen.
1. Er bestaan titels en graden; dit onderscheid is vaag beschreven in de WHW. Met betrekking tot de doctorstitel: je behaalt een doctorsgraad en voert een doctorstitel aan Zie art. 7.22 lid 1 en lid 2 WHW.
2. Art. 7.22 lid 3 WHW. ‘PhD’ verwijst naar ‘Doctor of Philosophy’.
3. Art. 435 sub 3 Sr.
4. Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018, p. 10.
5. Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018, p. 13-14.
6. Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit 2018, p. 17 (punt 19).
7. Bouma 2022.
8. ‘Promotie op laatste moment afgeblazen vanwege plagiaat’, mareonline.nl.
9. Rb. Gelderland 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2068.
10. Rb. Gelderland 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2068, r.o. 2.4.
11. Rb. Gelderland 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2068, r.o. 9.4.
12. Art. 1:1 lid 1 sub b jo. 1:3 lid 1 Awb. Zie bijvoorbeeld ook art. 19.1 Promotiereglement van de Wageningen University (2020) waarin staat dat voor geschilbeslechting de bepalingen van de Awb van toepassing zijn.
13. Rb. Gelderland 13 april 2023,
ECLI:NL:RBGEL:2023:2068, r.o. 20.2.1-20.2.2.
14. Rb. Gelderland 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2068, r.o. 19.
15. Rb. Gelderland 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2068, r.o. 23.2.
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 11 10
Bestuursrecht
Foute verhuurders vs. passieve huurders
Huisvesting is één van de meest fundamentele basisbehoeften van de mens. Logisch dat dit tegenwoordig ook als (sociaal) mensenrecht wordt gezien.1 Toch betekent deze erkenning als fundamenteel recht niet alles.
Volkshuisvesting is al decennia – in meer of mindere mate – een onderwerp van aanhoudende zorg. Wanneer dit onderwerp ter sprake komt, is dit meestal in het kader van het tekort aan (betaalbare) woningen. Dit is zonder meer een groot, maar niet het enige probleem. In dit artikel wil ik aandacht besteden aan de problematiek rondom ‘foute verhuurders’. Het gaat dan zowel over zuiver juridische als rechtssociologische problemen.
Vooropgesteld moet worden dat veel verhuurders zich keurig gedragen ten opzichte van hun huurders, maar dit is jammer genoeg niet altijd zo. Alleen al in Amsterdam ontving Stichting !WOON in 2022 ruim 11.000 klachten over verhuurders.2 Welke problemen spelen er dan zoal in de relatie huurder-verhuurder? In tegenstelling tot koopwoningen hebben huurders een afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van hun verhuurder. Denk hierbij aan het uitvoeren van ‘groot onderhoud’,3 of aan het overeenkomen
Mogelijk- en moeilijkheden
voor
hurend
Nederland
van de huurprijs of andere contractvoorwaarden. Over het algemeen wordt aangenomen dat huurders een zwakke onderhandelingspositie hebben ten opzichte van de verhuurder wanneer het aankomt op deze overeen te komen contractvoorwaarden zoals de huurprijs.
Ik zal eerst de onderwerpen contractsluiting, prijs en servicekosten bespreken. Vervolgens zal ik ingaan op de verplichtingen van de verhuurder. Ten slotte zal ik de mogelijk en moeilijkheden die huurders hebben bij het aankaarten van hun problemen behandelen.
Contractsvrijheid?
Zoals eerder gesteld hebben huurders over het algemeen een zwakkere onderhandelingspositie dan de verhuurder wanneer het aankomt op de overeen te komen contractvoorwaarden. De wetgever heeft dit ook erkend en hierdoor is een aanzienlijk deel van het huurrecht van (semi)dwingendrechtelijke aard.4 Het uitgangspunt hierbij is dat veelal niet ten nadele van de huurder van de wet kan worden afgeweken bij contract.5 Maar wat betekent het als dit toch gebeurt? Schrijnend genoeg: vaak niets. Er zijn natuurlijk allerlei dappere huurders die dit met succes aankaarten, maar logischerwijs zijn er ook veel huurders die zich hier niet van bewust zijn of dit om allerlei redenen niet weten aan te pakken. Verder worden huurders ook geregeld geconfronteerd met ‘onredelijk bezwarende’ algemene voorwaarden bij hun huurcontract, de zogenaamde ‘kleine lettertjes’. Onderzoek van het televisieprogramma KASSA heeft uitgewezen dat slechts ongeveer de helft
van de bevolking dit soort ‘kleine lettertjes’ leest voordat zij een overeenkomst sluiten.7 Het goede nieuws is echter dat rechters ambtshalve de algemene voorwaarden in consumentengeschillen moeten toetsen.8 Een particuliere huurder valt hier onder. Wel is hiervoor vereist dat de deze huurder en verhuurder daadwerkelijk voor de rechter verschijnen. Dit is echter zeker niet vanzelfsprekend.
KASSA heeft uitgewezen dat slechts ongeveer de helft van de bevolking dit soort ‘kleine lettertjes’ leest voordat zij een overeenkomst sluiten.
Hierachter schuilt dan ook één van de grootste problemen van het (huur)recht: veel mensen zijn zich niet goed bewust van de hun toekomende rechten en verplichtingen. Juristen willen hier nog weleens iets te gemakkelijk overheen stappen. Dit geldt overigens ook voor verhuurders. Zeker van de niet-institutionele verhuurders is het aannemelijk dat een significant aandeel niet doorheeft wanneer zij contracteren in strijd met (semi)dwingend recht. Helaas is er toch ook een aandeel verhuurders dat dit wel opzettelijk doet. Onder deze contractvoorwaarden moet bijvoorbeeld de
huurprijs worden geschaard. Zo ligt de gecontracteerde prijs toch vaak hoger dan het wettelijk toegestane maximum van de woning. Dit betrof in 2021 142.000 woningen.9
Verder blijken ook de servicekosten niet altijd gebaseerd te zijn op de daadwerkelijke uitgaven van de verhuurder. Dit blijkt onder andere uit recente verslaggeving van de NOS. In de afgelopen 5 jaar werden ruim 3.800 huurders hieromtrent door de huurcommissie in het gelijk gesteld, met een gemiddelde van ruim €700 te veel op jaarbasis.10
Verplichtingen van de verhuurder Verhuurders hebben allerlei verplichtingen jegens hun huurders. Dit blijkt onder andere uit het feit dat er een hele afdeling in het Burgerlijk Wetboek hiervoor is opgenomen.11 Verhuurders moeten bijvoorbeeld het volledige huurgenot van de gehuurde zaak aan de huurder ter beschikking stellen.12 In het verlengde hiervan moeten verhuurders gebreken waardoor een huurder niet het volledige huurgenot toekomt, verhelpen.13 Dit met dien verstande dat huurders voor ‘kleine herstellingen’ zelf verantwoordelijk zijn.14
Volgens recente cijfers woont ruim 14% van de bevolking in een woning met één of meerdere grote gebreken.15 Bij dergelijke gebreken kan onder andere worden gedacht aan: lekkage, schimmel, zeer slechte isolatie, houtrot of een zeer slechte bouwkundige staat van het gehuurde. Om het de huurder gemakkelijker te maken heeft de huurcommissie een aanzienlijk aantal gebreken geclassificeerd in haar ‘gebrekenboek’.16 Deze gebreken zijn geclassificeerd in drie groepen variërende van ‘ernstig’ tot ‘zeer ernstig’. Het voordeel van deze classificatie is dat het ‘gebrek’ vaststaat wanneer aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Dit maakt het voor huurders gemakkelijker om dergelijke gebreken
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 13 12
Jens
Vreugdenhil
Derdejaarsstudent Nederlands Recht (honours)
Huurrecht
Huurders zijn vaak echter ‘bang’ om juridische stappen tegen hun verhuurder te ondernemen. Aannemelijk is dat dit vaak voortkomt uit een onwetendheid betreffende de hun toekomende rechtsbescherming.
aan te kaarten en hier eventueel huurvermindering voor te kunnen vorderen. Ook moeten verhuurders de privacyrechten van hun huurders respecteren.
Dit houdt in dat de verhuurder in beginsel de huurder niet mag storen in het ongestoorde genot van deze. De verhuurder mag dus niet zomaar de verhuurde ruimte betreden, behoudens enig wettig voorschrift of contractueel beding.
Mogelijk- en moeilijkheden
Zoals reeds uiteengezet gaat een aantal zaken op z’n zachts gezegd niet helemaal goed met betrekking tot het huurrecht. Huurders hebben betrekkelijk veel bescherming vanuit het dwingendrechtelijke karakter van het huurrecht, maar weten vaak hun rechten niet effectief uit te oefenen.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor huurders om hun rechten te kunnen effectueren. De meest voor de hand liggende is het starten van een procedure bij de huurcommissie.17 Verder kan een huurder zich ook tot de rechter wenden wanneer deze hieraan de voorkeur geeft.
De meer geschikte variant zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval. De procedure bij de huurcommissie kan als laagdrempeliger worden beschouwd, maar deze is wat beperkter in haar mogelijkheden dan de rechter. De huurcommissie kan bijvoorbeeld een huurvermindering toekennen op basis van een gebrek of een te hoge huurprijs. Maar deze kan, in tegenstelling tot de rechter, de verhuurder niet verplichten het een of ander te doen dan wel na te laten. Ook kan de huurcommissie zich bijvoorbeeld niet buigen over zaken als contractinterpretatie of toetsing van de toepasselijke algemene voorwaarden. De rechter kan dit wel en kan bijvoorbeeld bepaalde bedingen ambtshalve vernietigen.18
Huurders zijn vaak echter ‘bang’ om juridische stappen tegen hun verhuurder te ondernemen.19 Aannemelijk is dat dit vaak voortkomt uit een onwetendheid betreffende de hun toekomende rechtsbescherming. Eveneens aannemelijk is dat de kosten voor rechtsbijstand en andere eventuele financiële risico’s van het starten van een procedure huurders afschrikt. Ook voelt een aanzienlijk deel van de huurders zich geïntimideerd of bedreigd door de verhuurder wanneer zij problemen proberen aan te kaarten, zoals blijkt uit verslaggeving van RTL Nieuws.20 Vanuit dit opzicht is het begrijpelijk dat huurders niet staan te springen om dit pad te bewandelen.
Toch heeft de overheid, juist door middel van de invoering van de huurcommissie –ruim honderd jaar geleden – getracht het huurders gemakkelijker te maken om hun rechten te kunnen effectueren. Het lijkt vooral een rechtssociologisch probleem dat huurders vaak hun recht niet weten te halen, terwijl zij gebruik kunnen maken van de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, doch met inachtneming van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor meer laagdrempelig advies kunnen huurders zich in verschillende steden wenden tot een juridisch loket of rechtswinkels die gespecialiseerde juridische dienstverlening bieden op het gebied van huurecht tegen geen of een geringe eigen bijdrage.
Daarbij zij opgemerkt dat het niet alleen maar aan juridische of rechtssociologische aspecten te wijten valt dat huurders moeite hebben hun rechten te effectueren. Het kan als huurder lastig zijn om fysieke gebreken te weten bewijzen zonder (vaak dure) hulp van derden in te schakelen. Immers geldt de gouden stelregel: wie eist, bewijst.21
Dit moet zeker als een significante barrière tot de verwezenlijking van de rechten van huurders worden beschouwd. Verder kan er ook sprake zijn van conflicten in de relatie huurder-verhuurder die zich niet goed lenen voor juridische geschilbeslechting. Denk hierbij aan problemen in de omgang. Voor dergelijke niet juridische problematiek ligt het meer voor de hand om deze door tussenkomst van een mediator of andere (buurt)bemiddelaar te laten beslechten. Ook is de rol van de huurcommissie hierin van belang, omdat deze, vaak beter dan de overheidsrechter, geëquipeerd is om problemen in de omgang te behandelen.
Conclusie en aanbevelingen
De rechtsbescherming van huurders is in beginsel goedverzorgd, maar bij velen ontbreekt de kennis en kunde om deze rechten daadwerkelijk te verwezenlijken. In dit kader pleit ik voor een aandachtcampagne van de overheid, opdat huurders meer op de hoogte kunnen worden gebracht van hun rechten. Dergelijke campagnes zijn al door menig politieke partij voorgesteld. Als huurders meer op de hoogte zouden zijn van de zeer omvangrijke rechtsbescherming die zij genieten, zouden zij zich waarschijnlijk vaker beroepen op hun rechten en deze ook makkelijker te gelde kunnen maken.
Ook zou de regering er goed aan doen om de eigen bijdrage voor rechtsbijstand in huurgeschillen af te schaffen. Uit de algemene ervaringsregels volgt namelijk dat de drempel voor toegang tot het recht voor burgers hoger is al naargelang de financiële drempel hoger wordt. Toegang tot het recht is een mensenrecht dat is gegarandeerd onder het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamen-
tele Vrijheden (EVRM). Juist vanwege alle moeilijkheden die burgers reeds als drempel ervaren om hun verhuurder juridisch aan te spreken, zou de overheid ervoor moeten zorgen dat zij deze niet nog verder verhoogt. Dit speelt des te meer met het oog op de zwakkere partijpositie van huurders ten opzichte van verhuurders.
Ook is het naar mijn mening van zeer groot belang om de moeilijkheden en uitdagingen voor hurend Nederland goed in het oog te houden. Door hieraan telkens hernieuwde aandacht te besteden in media en beleid, zal na verloop van tijd het maatschappelijke bewustzijn geleidelijk toenemen. Uiteindelijk is een groot deel van de uitdagingen in deze terug te voeren op een bepaalde cultuur onder huurders en verhuurders. Als wij als samenleving kunnen bewerkstelligen dat er een sociale norm tot stand komt dat verhuurders zich beter moeten gedragen richting hun huurders zou dat de oorzaak van de meeste problematiek reeds bestrijden. Op dit vlak heeft de overheid wel al een goede eerste stap gezet met de Wet goed verhuurderschap, maar het is nog maar al te zeer de vraag of deze voldoende effect kan hebben op de cultuur in de huursector. De tijd zal dit uitwijzen.
Bovenstaande aanbevelingen zouden een stap in de goede richting kunnen
zijn om het fundamentele recht tot goede huisvesting meer gestalte te kunnen geven. Laten wij er als samenleving alleen wel voor waken dat de aan huisvesting verwante mensenrechten niet louter een papieren werkelijkheid geraken. Als je dan na eindeloos zoeken, reageren én bezichtigen eenmaal een huis hebt gevonden, zou het toch wel zo fijn zijn als je daar dan ook nog prettig kan wonen.
1. Zie art. 22 lid 2 GW en art. 31 ESH.
2. T. Wagemakers, ‘Intimiderende huurbazen, “kille” corporaties: Amsterdamse huurders dienen 11.000 klachten in bij Stichting!WOON’, Het Parool 14 april 2023.
3. Art. 7:206 BW.
4. Zie titel 4 boek 7 BW.
5. Art. 7:209 jo. 7:242 BW.
6. Art. 6:233 sub a BW.
7. ‘Bijna helft Nederlanders leest “kleine lettertjes” bij aangaan abonnement of contract’, KASSA 25 februari 2016.
8. HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274 m.nt. H.B. Krans, RCR 2013/74.
9. J. Daalder, ‘Aanvechten hoge huur loont, huisbazen strijken jaarlijks 250 miljoen euro te veel op’, Follow the Money 6 februari 2024.
10. ‘Grote verhuurders verdienen aan te hoge servicekosten’, NOS 4 april 2024.
11. Afd. 2 titel 4 boek 7 BW.
12. Art. 7:203 BW.
13. Art. 7:206 lid 1 jo. 7:204 lid 2 BW.
14. Art. 7:206 lid 2 BW.
15. CBS, Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2023.
16. Gebrekenboek van de Huurcommissie van januari 2024, huurcommissie.nl.
17. Hoofdstuk II Wet op de Huurcommissie.
18. Art. 6:233 sub a BW.
19. J. Daalder, ‘Aanvechten hoge huur loont, huisbazen strijken jaarlijks 250 miljoen euro te veel op’, Follow the Money 6 februari 2024.
20. D. de Nies & M. Kempes, ‘Duizenden klachten over huisbazen: Boor tegen borst gedrukt’, RTL Nieuws 30 juli 2021.
21. Art. 150 Rv.
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 15 14
Huurrecht
Het ‘smart contract’ voor beginners
De populariteit van cryptomunten heeft de afgelopen jaren risico’s met zich meegebracht voor de consument. Een cryptomunt is een digitaal ruilmiddel dat een bepaalde waarde vertegenwoordigd. Via blockchaintechnologie worden hiermee transacties verricht.
Omdat de markt instabiel is en er veel prijsschommelingen zijn, besloot de Europese wetgever om een Markets in Crypto-Assets verordening (hierna: MiCAverordening) op te stellen. De MiCA-verordening roept een vergunningstelsel in het leven voor aanbieders van crypto-gerelateerde diensten en uitgevers van cryptomunten. Deze zal vanaf december 2024 volledig van toepassing zijn.1 Op het juridische domein is bovendien nog een fenomeen op het toneel verschenen dankzij de opkomst van cryptomunten: het smart contract. In dit artikel zal ik uitleggen wat een smart contract inhoudt, welke voor- en nadelen hieraan verbonden zijn en wat de plaats van het smart contract is in het contractenrecht.
Blockchain
Voordat we toekomen aan het bespreken van de smart contract is het van belang terug te gaan naar de basis. Een smart contract wordt geplaatst op een block-
blockchain.5 Zo kunnen via de blockchain onder andere kaartjes voor evenementen en eigendomsbewijzen digitaal worden overgedragen.6 Bij de overdracht van sommige goederen is echter nog bemiddeling van een derde nodig, zoals een notaris.7 Voor de levering van een huis is immers nog steeds een notariële akte nodig.8
Daarnaast is het verschil tussen ‘coins’ en ‘tokens’ belangrijk. Een ‘coin’ is een digitaal ruilmiddel met een eigen blockchain (zoals Bitcoin), terwijl tokens worden gebaseerd op de blockchain van een andere cryptomunt.9 De functie van een token is daarnaast niet beperkt tot het zijn van een betaalmiddel.10 Een token wordt bijvoorbeeld uitgegeven bij een Initial Coin Offering.11 Daar wordt later in de tekst op ingegaan.
Deterministische codes Smart contracts worden als een code vastgelegd op een blockchain. Degene die de overeenkomst op de blockchain heeft geplaatst, noem je ‘exploitant’.12 Voor het opstellen van de code is een programmeur nodig. In zo’n code wordt bepaald dat de overeenkomst automatisch wordt uitgevoerd, indien aan vooraf bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Dit noem je ‘deterministisch’: als jij mij betaalt, dan krijg jij van mij automatisch de concertkaarten! De deelnemende computers voeren na overeenstemming de overeenkomst uit en dragen de tickets over.13
chain. Een blockchain is een gecentraliseerd netwerk van computers dat fungeert als een register van transacties. Er is dus geen centrale server. Alle computers die deelnemen aan het netwerk, helpen bij het goedkeuren van transacties. Wanneer een transactie wordt goedgekeurd, is er sprake van ‘consensus.2 De computers hebben allemaal een kopie van de transacties op hun computer staan en zijn in beginsel gelijkwaardig; dit biedt transparantie.3 Daarnaast is een transactie achteraf niet aan te passen. Zo ontstaat er dus een keten aan onveranderlijke blokken. Een blockchain kan privaat, publiek of hybride zijn.4 Er is dus niet één blockchain. Zo hebben Bitcoin en Ethereum een eigen netwerk.
Blockchaintechnologie is voor het eerst toegepast bij Bitcoin in 2009. De inhoud van een blockchain hoeft echter niet over cryptomunten te gaan, want het is mogelijk allerlei gegevens te registreren in een
dan krijg jij mijn concertkaartjes).18 Er is een natuurlijk persoon of rechtspersoon nodig aan wie de uitvoeringshandelingen van het smart contract kunnen worden toegeschreven. In beginsel is dat de exploitant. In de literatuur vult de theorie van de geprogrammeerde wil dit verhaal verder in. Hierbij gaat men ervan uit dat de gebruiker van een geautomatiseerd systeem zijn wilsverklaring vastlegt in de instructies die aan het systeem worden meegegeven.19
Baattrekking
Wat voegt een smart contract toe ten opzichte van een traditionele overeenkomst? Eén veel genoemd voordeel van blockchaintechnologie is dat het gedecentraliseerde netwerk niet kwetsbaar is voor aanvallen, zoals bij een centrale server van een bank. Bij een Distributed Denial of Serviceaanval (DDoS) op een bank wordt het onmogelijk gemaakt transacties te sluiten. Zoals gezegd heeft bij blockchain iedere deelnemende computer een kopie van alle uitgevoerde transacties en is betrokken bij de goedkeuring hiervan.20
is van een aanbieder uit het Gooi? Nee, een smart contract is bij uitvoering dan alsnog afhankelijk van medewerking van de wederpartij.24
Spanningen met het contractenrecht
Van der Linden heeft terecht de vraag gesteld hoe een smart contract kan omgaan met open normen, zoals de redelijkheid en billijkheid. Open normen worden immers na het sluiten van een overeenkomst als correctiemechanisme gebruikt.25 De redelijkheid en billijkheid wordt in de rechtspraak ingevuld door de omstandigheden van het geval.26 In dergelijke gevallen is nog steeds het oordeel van de rechter nodig. Binnen de deterministisch regels van het contract lijkt geen plek voor maatwerk of nuances.
‘Orakels’ bepalen of aan de voorwaarden is voldaan. Dit klinkt vaag – zelfs mythisch – maar het komt neer op een onafhankelijk medium dat informatie uit de echte wereld en de blockchain uitwisselt.14 Het contract zelf is doof en blind; pas als het orakel aangeeft dat aan de voorwaarden is voldaan, gaat de software over tot handelen.15
Aanbod en aanvaarding
Op grond van art. 6:217 lid 1 BW komt een overeenkomst tot stand via een aanbod en aanvaarding daarvan. Een smart contract kan worden gekwalificeerd als een aanbod.16 Een aanbod is vormvrij blijkens art. 3:37 lid 1 BW (zelfs een bierviltje telt).17 Daarnaast dienen partijen bij een overeenkomst wilsovereenstemming te hebben op een beoogd rechtsgevolg. Een rechtsgevolg is het gevolg dat het recht aan bepaalde feiten of handelingen verbindt. In een smart contract wordt het beoogde rechtsgevolg neergelegd in de deterministische regels (als jij betaalt,
Een blockchain is een gecentraliseerd netwerk van computers dat fungeert als een register van transacties. Er is dus geen centrale server.
Ook Krul en Wondolleck zien in de nieuwe ontwikkelingen nog altijd plek voor traditionele geschilbeslechting. Wat als een fout in de code staat? Een transactie kan dan, hoewel onderdeel van een blockchain, niet rechtsgeldig zijn. Als in het smart contract geen vorm van bemiddeling is opgenomen, blijven partijen afhankelijk van traditionele geschilbeslechting.27 Het speelveld van de advocaat is dus (nog) niet ingenomen door het smart contract…
Hoewel smart contracts kosten kunnen besparen, is de codering daarvan voor de gemiddelde burger lastig te begrijpen.28 Dit schuurt aan tegen het vereiste van een wil op een rechtsgevolg. Daarom bestaat bij een beknopte of verkeerde inlichting het risico van een beroep op dwaling, zodat de overeenkomst dan
Ook zijn transacties of overeenkomsten via de blockchain achteraf niet te beïnvloeden door menselijke tussenkomst; zij worden na goedkeuring van het netwerk onveranderbaar.21 Gebruikers kunnen er dus op vertrouwen dat de uitvoering plaatsvindt volgens de regels die in het contract zijn bepaald.22 Bovendien is er geen instantie nodig om nakoming te vorderen, omdat de overeenkomst automatisch wordt uitgevoerd.23
Dit bespaart tijd en kosten.
Dat neemt niet weg dat bij overdracht soms uitvoeringshandelingen in de fysieke wereld nodig zijn. Kan een computernetwerk de levering van een schilderij uitvoeren, wanneer het een privébezit
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 17 16
Eline
Schuurman
Derdejaarsstudent Nederlands Recht
Informatierecht
In de praktijk worden smart contracts op een blockchain in het bijzonder gebruikt voor crowdfunding. Degenen die willen investeren in een project, kopen via het smart contract ‘tokens’.
vernietigbaar is.29 Tjong Tjin Tjai stelde als oplossing een audit voor, maar merkte op dat dit de taak van een jurist is bij een normale overeenkomst.30 Bij een audit wordt een smart contract immers ook gecontroleerd op veiligheid en fouten. Het idee dat tussenkomst van een derde niet langer nodig zou zijn, blijkt alweer misplaatst.
Bovendien komt de vraag naar boven of de verbintenissen voldoende bepaalbaar zijn, zoals vereist in art. 6:227 BW, wanneer de bepalingen zijn vastgelegd in een ingewikkelde code. De broncode is de oorspronkelijke code geschreven door de programmeur in programmeertaal, een taal is waarmee opdrachten aan een computer worden gegeven. En alsof dat nog niet lastig genoeg is, zijn er zelfs meerdere programmeertalen. Vaak wordt de broncode zelf niet gepubliceerd op de blockchain.
Hoewel De Vries pleit voor publicatie van de broncode,31 legt Stam nadruk op het criterium van voldoende bepaalbaarheid, zoals voorgesteld in de parlementaire geschiedenis: vaststelling van verbintenissen dient op basis van vooraf vaststaande criteria te kunnen plaatsvinden.32 Omdat de verbintenissen in deterministische regels zijn geprogrammeerd (als jij betaalt, dan krijg jij mijn concertkaartjes), ziet Stam geen beren op de weg.33 Schuringa beargumenteerde daarnaast dat een goede uitvoering vereist dat de voorwaarden van een actie uit vaststaande en duidelijke onderdelen bestaat. Een goed werkend smart contract zal daarom niet snel schuren met het bepaalbaarheidsvereiste.34
Tokens
In de praktijk worden smart contracts op een blockchain in het bijzonder gebruikt voor crowdfunding. Degenen die willen investeren in een project, kopen via het smart contract ‘tokens’.35 Zodoende halen ondernemers vermogen binnen via het smart contract.36 Er zijn verschillende soorten tokens met een eigen functie. Zo heb je bijvoorbeeld ‘utility tokens’, waarmee iemand toegang tot een goed of dienst van de aanbieder krijgt: door ‘nu’ te betalen, kan het bedrijf zijn product ontwikkelen. 37 Later wissel je voor dat product de ‘token’ in bij het bedrijf. Omdat blockchaintechnologie al vanaf 2009 wordt gebruikt, is het opvallend dat deze praktijk pas met het vergunningsstelsel uit de MiCA-verordening wordt gereguleerd. De technologie liep voor op de consumentenbeschermingswetgeving, zelfs toen het al duidelijk was dat marktmisbruik plaatsvond. Onder de MiCA-verordening worden de aanbieders van tokens verplicht een witboek te publiceren. Hierin staat alle belangrijke informatie over het project, zoals de risico’s ervan, welke rechten zij ontlenen en hoe de token werkt. Aanbieders moeten op grond van MiCA eerlijkheid nastreven.38 Smart contracts zien echter niet alleen op cryptotransacties. Zo kunnen ze worden gebruikt om clouddiensten te verkopen.39 De overeenkomsten worden beheerst door de gewone regels van het privaatrecht. De verbintenissen kunnen van omvangrijke aard zijn, zonder dat de wetgever extra bescherming biedt aan de gemiddelde burger. Hier laat de wetgever naar mijn mening een steek vallen. De wetgever dient een sprint te trekken om gelijk te lopen met de huidige technologische ontwikkelingen.
Conclusie
Dankzij de ontwikkelingen van blockchain en crypto, is het smart contract op het toneel verschenen. Het vormt een aanbod in de zin van art. 6:217 lid 1 BW. Grote voordelen zijn de transparantie, de onveranderlijkheid, de geringe kosten en snelheid waarmee smart contracts worden gesloten.
Men lijkt veel vertrouwen te hebben in de beloftes van blockchaintechnologie. Mijns inziens is dit problematisch, wanneer mensen een contract aangaan zonder verstand te hebben van deze technologie. Men laat dan zijn investering en contractuele verplichtingen afhangen van de vaardigheden van een programmeur of inlichtingen van de exploitant. Smart contracts hebben zo de potentie voordelig te zijn, totdat de normale burger zich hiermee gaat bemoeien.
De ingewikkelde code schuurt dan aan tegen de wil op het beoogde rechtsgevolg. Bovendien is het nog maar de vraag of het daadwerkelijk tijd en kosten bespaart, wanneer de inlichtingen over het smart contract achteraf onvoldoende blijken. Ook is het smart contract moeilijk te verenigen met de open normen uit het contractenrecht. In zulke gevallen blijft men dus afhankelijk van traditionele geschilbeslechting.
De wetgever heeft echter op het gebied van cryptomunten en tokens een inhaalslag proberen te maken ter bescherming van de consument. Waar het gaat om andersoortige smart contracts, steekt de wetgever daarentegen zijn kop in het zand. Ook bij deze overeenkomsten dient de burger beschermd te worden.
1. Kamerstukken II, 2023/24, 36527, nr. 3, p.19.
2. M.R. Krul & T.R.A, Wondolleck, ‘Blockchain en de slimme overeenkomst in een juridisch perspectief’, Bb 2018/66, afl. 19, p. 244-247.
3. M. van der Linden, ‘Het recht geketend: Smart contracts: dé oplossing voor gezeur, gedoe en onzekerheid?’, IR 2018, afl. 2, p. 59-63.
4. P.R. de Jong, ‘Will code be taxed? Blockchaintechnologie en kunstmatige intelligentie in de fiscaliteit’, WFR 2019, afl. 17, p. 95-104.
5. J.K. Stam, ‘Smart contracts?’, CTT 2018/2, p. 54-60.
6. M. van der Linden, ‘Smart contracts op de blockchain – hoe het zit en waarom ze juridisch interessant zijn’, IR 2018, afl. 5/6, p. 195-199.
7. M. van Eersel & A. Schoonbeek, ‘Blockchain en Huurrecht’, TvHB 2018, nr. 6, p. 380-382.
8. Art. 3:31 jo. 3:89 BW.
9. J.P. De Boer, ‘Enkele fiscale aspecten van een Initial Coin Offering in het Nederlandse belastingrecht’, NTFR 2018/2048, afl. 37, p.1-4.
10. M. de Reus & E. van Nijnatten, ‘Belastingheffing over cryptobezittingen in box 3’, NJB 2018/1813, afl. 34, p. 2520-2526.
11. L.J. Overwater & B.H.M. Custers, ‘De regulering van Initial Coin Offerings en cryptocurrencies: een vergelijking van verschillende landen’, CR 2018/208, afl. 5, p. 260-270.
12. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
13. Kamerstukken II, 2023/24, 36527, nr. 3, p.19
13. M.R. Krul & T.R.A, Wondolleck, ‘Blockchain en de slimme overeenkomst in een juridisch perspectief’, Bb 2018/66, afl. 19, p. 244-247.
14. Y.S. Beerepoot, ‘Blockchain unchained: gevolgen van blockchain en cryptocurrency voor de faillissementspraktijk’, IR 2018/34, afl. 5, p. 207-215.
15. C. van Oirsouw & J. Goossens, ‘Besturen met blockchain in de digitale netwerksamenleving: het borgen en operationaliseren van transparantie en accountability’, NTB 2022/39, afl. 2, p. 78-90.
16. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
17. Hof Den Haag 5 juli 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1327
18. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
19. M.R. Krul & T.R.A, Wondolleck, ‘Blockchain en de slimme overeenkomst in een juridisch perspectief’, Bb 2018/66, afl. 19, p. 244-247.
20. E. Tjong Tjin Tai, ‘Smart contracts en het recht’, NJB 2017/146, afl. 3, p. 176-182.
21. Idem.
22. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
23. E. Tjong Tjin Tai, ‘Smart contracts en het recht’, NJB 2017/146, afl. 3, p. 176-182.
24. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
25. M. van der Linden, ‘Het recht geketend: Smart contracts: dé oplossing voor gezeur, gedoe en onzekerheid?’, IR 2018, afl. 2, p. 59-63.
26. HR 28 april 2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA5635
27. M.R. Krul & T.R.A, Wondolleck, ‘Blockchain en de slimme overeenkomst in een juridisch perspectief’, Bb 2018/66, afl. 19, p. 244-247.
28. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
29. E. Tjong Tjin Tai, ‘Smart contracts en het recht’, NJB 2017/146, afl. 3, p. 176-182.
30. E. Tjong Tjin Tai, ‘Smart contracts en het recht’, NJB 2017/146, afl. 3, p. 176-182.
31. E. de Vries, ‘Smart contracts: een keten van vertrouwen reikend tot in de fysieke wereld’, NTBR 2019/12, afl. 4, p. 73-81.
32. J.K. Stam, ‘Smart contracts?’, CTT 2018/2, p. 54-60.
33. Idem.
34. Schuringa, ‘Enkele civielrechtelijke aspecten van de blockchain’, CR 2017/254, afl. 6, p. 372-378.
35. H. Koster, ‘Blockchain, crypto finance en robotisering in het ondernemingsrecht’, Or 2018/24, afl. 3, p. 151-154.
36. L.J. Overwater & B.H.M. Custers, ‘De regulering van Initial Coin Offerings en cryptocurrencies: een vergelijking van verschillende landen’, CR 2018/208, afl. 5, p. 260-270.
37. Kamerstukken II, 2023/24, 36527, nr. 3, p. 4
38. Kamerstukken II, 2023/24, 36527, nr. 3, p. 2-6
39. ‘Alles wat je wil weten over smart contracts’, damste.nl, 6 mei 2022
ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 ALIBI MAGAZINE | 2024 | EDITIE 1 19 18
Informatierecht
ALIBI Magazine is het officiële tijdschrift van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam