14 minute read

Kwartiermakers voor

FOTO DE WAARDENMAKERS

Advertisement

Kwartiermakers voor brede welvaart

De broedplaats als maatschappelijk vastgoed

Broedplaatsen zijn de thuisbasis van de creatieve industrie. Ze bieden betaalbare werkplekken voor makers en fungeren als placemaker in gebiedsontwikkelingen. De laatste jaren valt in de creatieve huisvestingssector ook een toenemende maatschappelijke oriëntatie waar te nemen. Een hedendaagse broedplaats is meer dan atelierruimte. Het is een publieke plek om samen te leren, delen en experimenteren rondom thema's als leefbaarheid, duurzaamheid, talentontwikkeling, inclusie en burgerschap.

Bart de Zwart

Wie bij het horen van het woord ‘broedplaats’ niet meteen aan vogels denkt, heeft bij het begrip gewoonlijk een paar vaste associaties. Rafelranden, pioniersgeest, de geur van verlaten industrie - en natuurlijk kunst. Het zijn de gebruikelijke ingrediënten van de plekken die men als broedplaats typeert. Hoewel de term pas sinds de eeuwwisseling op grote schaal wordt gebruikt, past het fenomeen in een langere traditie. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werden in verschillende steden in Nederland atelierstichtingen opgericht. Deze stichtingen stelden zich tot doel om in betaalbare werkruimte voor kunstenaars te voorzien en vormden daarmee een georganiseerd alternatief voor de meer anarchistische vrijplaatsen die vanaf dezelfde periode binnen de kraakbeweging werden opgericht.

De lokaal opererende atelierstichtingen beheerden gebouwen die veelal eigendom waren van de gemeente. De stichtingen droegen zorg voor de toewijzing van huurders en namen in de meeste gevallen ook een deel van de exploitatie op zich. De organisatie werd doorgaans gerund door kunstenaars zelf. Gaandeweg en met vallen en opstaan deden ze ervaring op met het beheren van vastgoed en het maken van exploitatieafspraken met de gemeente. Desondanks beheren de organisaties binnen hun gemeente vaak meerdere verzamelgebouwen, met in totaal soms wel tot een paar honderd ateliers.

Culturele gebiedsontwikkeling

Aan het begin van deze eeuw ging de huisvesting van kunstenaars een nieuwe fase in. Onder invloed van publicaties van schrijvers als Richard Florida en Charles Landry, en de herwaardering van het werk van Jane Jacobs, vatte het idee post dat creativiteit de drijvende kracht is achter de toekomstige economie en daarmee de motor van stedelijke ontwikkeling. Niet het binnenhalen van bedrijven die werkgelegenheid creëren, maar het aantrekken van creatief kapitaal werd het speerpunt van beleid. Om deze zogenoemde creatieve klasse aan zich te binden moet een stad beschikken over een kwalitatief en hoogstedelijk vestigingsmilieu, zo is de gedachte. De culturele infrastructuur maakt integraal onderdeel uit van deze 'quality of place'.

In Nederland vormen de Amsterdamse Westergasfabriek, de Rotterdamse Kop van Zuid en Strijp S in Eindhoven iconische voorbeelden van deze cultuurgedreven vorm van gebiedsontwikkeling. De ontwikkelingen leveren een eigentijds vocabulaire op van cultuurfabrieken, poppakhuizen, kunsthallen, makersloodsen en mediacentrales: cultuurbeoefening wordt creatieve industrie. De makers zijn daarmee gelijktijdig pionier in de transformatie van stedelijke gebieden en wegbereider van een nieuwe economische orde. Het mechanisme van meekoppelende belangen is even eenvoudig als effectief: kunstenaars worden geholpen aan betaalbare werkruimte en vastgoedeigenaren profiteren doordat leegstaande panden tijdelijk worden beheerd. Daarnaast vervullen de makers een aanjaagfunctie voor waardecreatie in het gebied.

Naast de gebouwen die traditioneel door atelierstichtingen worden beheerd, doet in deze periode een nieuw type makersplek haar intrede: de creatieve broedplaats. Net als de ateliergebouwen worden deze broedplaatsen veelal uitgebaat door een stichting van gebruikers. Waar de atelierstichtingen meerdere locaties in een gemeente beheren, richten de broedplaatsstichtingen zich gewoonlijk op een specifieke locatie. In de broedplaats zijn naast kunstenaarsateliers

Strijp - S Eindhoven.

FOTO NANDA SLUIJSMANS

ook werkplekken voor andere creatieve professionals aanwezig, zoals architecten, grafische vormgevers of communicatiebureaus. Ook bieden de gebouwen ruimte voor exposities, ontmoeting en andere publieksfuncties. Met hun brede programmering vormen de creatieve broedplaatsen de kwartiermaker bij uitstek voor de herbestemming van industriële 'brownfields' tot een landingsplaats voor de kenniseconomie.

Ruimte als beperkende factor

De verstandsrelatie tussen cultuur, economie en ruimte die rond de eeuwwisseling ontstond is gebonden door tijdelijkheid. Op een bepaald moment zullen de gebouwen waar de creatieve doelgroep gehuisvest is vervangen of getransformeerd worden. De waardesprong die het vastgoed daarbij doormaakt, maakt het voor de initiatiefnemers moeilijk om hun plek op termijn te behouden.

Zelfs op locaties waar in de planvorming ruimte voor cultuur is voorzien, is er voor de placemakers van het eerste uur vaak geen toekomstige plek. Zij maken plaats voor meer mainstream cultuurconsumptie in de vorm van gesubsidieerde podia, musea of de commerciële kunstmarkt en zijn aangewezen op andere locaties om een nieuwe start te maken.

De voortdurende dreiging van gentrification maakt de huisvesting van makers instabiel. De kortlopende gebruiksovereenkomsten bieden weinig zekerheid en de afspraken met vastgoedeigenaren zijn niet altijd helder vastgelegd. Ook brengt de tijdelijke exploitatie risico’s met zich mee. De oude gebouwen kampen met technische gebreken en de investeringen die nodig zijn om ze aan eigentijdse gebruiks-, duurzaamheids- en brandveiligheidseisen te laten voldoen, zijn kostbaar. Veel gemeenten zijn bovendien bezig met een herstructurering van hun vastgoedportefeuille. Het leidt ertoe dat menig pand waar makersplekken gevestigd zijn op de nominatie staat om afgestoten te worden.

Nieuwe bondgenoten

Broedplaatsen en atelierstichtingen zien zich momenteel geconfronteerd met een veranderend speelveld. In de eerste plaats vindt een verschuiving plaats aan de aanbodzijde. Waar de gemeente voorheen gold als de belangrijkste leverancier van vastgoed voor creatieve werkplekken is deze rol minder dominant geworden. Enerzijds omdat gemeenten minder gebouwen beschikbaar hebben, anderzijds omdat de Wet Markt en Overheid het voor gemeenten moeilijker maakt om initiatieven aan betaalbare ruimte te helpen. Alternatieve mogelijkheden om ruimte via bijvoorbeeld woningcorporaties te betrekken stuiten eveneens op beperkingen vanuit de Woningwet.

Hoewel de gemeente als vastgoedeigenaar nog steeds een belangrijke partij is, richten de atelier- en broedplaatsorganisaties zich steeds vaker op private spelers. Zo werken verschillende atelierstichtingen voor de verhuur samen met commerciële vastgoedeigenaren. Soms gaat het hierbij om tijdelijk (leegstands)beheer, in andere gevallen dragen de stichtingen bij aan de exploitatie van het culturele onderdeel van een gemengde ontwikkeling. Ook in gebiedsontwikkelingen werken creatieve huisvesters en private partijen samen. Zo wist het Eindhovense Temporary Art Centre – na zeventien jaar tijdelijke huisvesting – haar positie in een gebiedsontwikkeling te consolideren door een samenwerking aan te gaan met projectontwikkelaar Focus Real Estate. Het gezamenlijke plan voorziet naast sloop en vervangende woningbouw, in behoud en renovatie van een deel van het broedplaatscomplex.

De behoefte om minder kwetsbaar te zijn voor externe ontwikkelingen heeft verschillende atelier- en broedplaatsorganisaties ertoe aangezet om pogingen te doen om eigen vastgoed te verwerven. Hoewel een aantal organisaties hierin succesvol is, leert de praktijk dat dit een lastig proces is door de beperkte kapitaalkracht van de stichtingen en de terughoudendheid van banken om creatieve collectieven te financieren. Alternatieve financieringsvormen kunnen soms een uitkomst bieden. Een voorbeeld is de doorontwikkeling van de circulaire broedplaats Hof van Cartesius in het Utrechtse Werkspoorkwartier, die dankzij een investering van het Stadmakersfonds kon worden gerealiseerd.

Synergie

Niet alleen op vastgoedvlak, ook aan de kant van de gebruikers is een verschuiving waarneembaar. Waar de atelierstichtingen zich in het verleden vrijwel uitsluitend richtten op

Electron Breda. FOTO MICHIEL VAN DER ZANDEN

de huisvesting van beeldend kunstenaars wordt hun doelgroep breder. Steeds vaker ontwikkelen stichtingen binnen hun portefeuille panden met concepten waarin inhoudelijke synergie gezocht wordt tussen de locatie, gebruikers, faciliteiten en programmering. Illustratief hiervoor is De Wasserij in Rotterdam. Atelierorganisatie SKAR is een van de initiatiefnemers van deze broedplaats waar alles draait om het thema mode. Naast werkplekken voor modeprofessionals en textielkunstenaars biedt de voormalige wasserij van het Bergwegziekenhuis een makerslab en een leerwerkplaats voor het Zadkine Beauty & Fashion College. Ook is er ruimte voor exposities en pop-upactiviteiten en zijn er publieke programma’s voor modeliefhebbers en -professionals.

De menging van doelgroepen en activiteiten stelt nieuwe eisen aan de exploitatie van het vastgoed. Verschillende typen gebruikers stellen andere eisen op het gebied van functionaliteit, comfort, representativiteit en betaalbaarheid. Daarnaast vragen integrale concepten zoals De Wasserij om een uitgewerkte visie op programmering, gebouwbeheer, (doorstroom- en) toewijzingsbeleid en facility management. Ook financieel wordt de exploitatie door de combinatie van verschillende publieke en private stakeholders ingewikkelder. Tegelijkertijd bieden de concepten de mogelijkheid om te komen tot een meer gelaagde businesscase, waarin (semi-) commerciële en gesubsidieerde activiteiten elkaar kunnen versterken en er ruimte ontstaat voor cultureel ondernemerschap.

Voorbeelden zoals De Wasserij laten ook zien dat het onderscheid tussen atelierpanden en broedplaatsen geleidelijk vervaagt. Deze verandering valt samen met een professionaliseringsslag die momenteel gaande is in de creatieve vastgoedwereld. Atelier- en broedplaatsorganisaties investeren in een zakelijke bedrijfsvoering en heroriënteren zich

op hun stakeholders en kernactiviteiten. Een deel van de stichtingen ontwikkelt zich daarbij van huisvester voor de culturele sector tot een intermediaire organisatie die bemiddelt voor en tussen makers. Een organisatie die locatieconcepten ontwikkelt, cureert en programmeert, en actief haar netwerk inzet om samenwerkingen te initiëren met publieke en private partijen. Door cultuur te verbinden met ruimte, economie en welzijn ontstaat een waardepropositie die voor een breder scala aan actoren relevant is en versterken zij hun positie en draagvlak in de samenleving.

Maatschappelijke oriëntatie

De toegenomen maatschappelijke oriëntatie van de creatieve huisvestingssector sluit aan bij een groeiende belangstelling vanuit de samenleving voor broedplaatsen in allerlei soorten en maten. Zo werken hogeronderwijsinstellingen de laatste jaren op grote schaal samen met het werkveld in hybride leeromgevingen, innovatiewerkplaatsen en living labs. Deze omgevingen vormen de context waarin lectoraten en kenniscentra praktijkgericht onderzoek doen en docenten, studenten en professionals opleidingsoverstijgend samenwerken Praktijkopleidingen en mkb’ers treffen elkaar op talentcampussen, in leerfabrieken en in startershubs waar onderwijs, ambacht en ondernemerschap bij elkaar worden gebracht. Niet zelden zijn hier uit het oogpunt van arbeidsparticipatie ook leerwerkbedrijven bij be-

Performancekunstenaar Willum Geerts aan het werk in Electron, Breda.

FOTO FRANK BOUWKAMP

trokken. Dergelijke initiatieven kunnen op enthousiasme rekenen van de overheid. Zo maakte de provincie Noord-Brabant eerder dit jaar bekend 10 miljoen euro uit te trekken voor de doorontwikkeling van tien Brabantse praktijkwerkplaatsen als onderdeel van de Uitvoeringsagenda 'Versterking campussen, stedelijke innovatiedistricten, fieldlabs en hybride leeromgevingen 2021-2023'.

In sociaal opzicht heeft de broedplaatsformule eveneens haar populariteit bewezen. In Amsterdam-Noord werkt stadmakersbureau ZieglerGautier aan de ontwikkeling van een vijftal thematische ‘broedstraten’ waar kunstenaars en een kwartiermaker samen met buurtbewoners en ondernemingen werken aan projecten op het gebied van leefbaarheid en sociale cohesie. Ook allerlei publieke gebouwen krijgen een tweede leven als broedplaatsachtige voorziening. Zo wordt in Tilburg mede op initiatief van het Stadsmuseum Tilburg gewerkt aan plannen voor de ingebruikname van het Paleis-Raadhuis als proeftuin voor initiatieven op het gebied van burgerschapsontwikkeling. Zelfs bibliotheken hebben door de introductie van makerspaces, stadshuiskamers en debatcafés steeds meer kenmerken van een broedplaats gekregen.

Een deel van deze nieuwe typen locaties ontstaat buiten de oorspronkelijke creatieve broedplaatsensector om. Vaak ligt het initiatief bij onderwijsinstellingen, maatschappelijke organisaties of ontwikkelingsmaatschappijen, al of niet in samenwerking met het bedrijfsleven en de overheid. Met de opkomst van al deze variëteit is het begrip ‘broedplaats’ aan flinke inflatie onderhevig. De term verwijst al lang niet meer uitsluitend naar plekken voor cultuurproductie, maar dekt een scala aan co-creatieve innovatiemilieus, van kunstenaarsateliers tot leerwerkomgevingen en van sociale ondernemingen tot de hoogtechnologische maakindustrie. Voor de creatieve doelgroep vormt deze begripsvervaging tegelijk een bedreiging en een kans. In negatieve zin bestaat het risico dat de broedplaats steeds wordt verder uitgehold tot weinig meer dan een marketingformule. In positieve zin biedt de toegenomen aandacht voor broedplaatsen echter ook de mogelijkheid voor creatieve huisvesters om werk te maken van hun maatschappelijke positionering en verbindingen te leggen tussen cultuur en andere beleidsterreinen.

Brede welvaart

Met de groei aan nieuwe broedplaatsconcepten buiten de creatieve sector lijkt het

Tramkade ‘s-Hertogenbosch. FOTO DE WAARDENMAKERS

spreken over broedplaatsen als verzamelterm op het vergelijken van appels met peren. Toch is er, door de wimpers kijkend, te midden van alle diversiteit een aantal gedeelde eigenschappen te onderscheiden. Dit rechtvaardigt de stelling dat broedplaatsen een eigen typologie vormen binnen het maatschappelijk vastgoed: – Broedplaatsen hebben een fysieke plek nodig.

Broedplaatsen zijn ontstaan uit de zoektocht naar ruimte. Ze bieden huisvesting voor activiteiten waarin binnen de stedelijke ruimtemarkt niet vanzelfsprekend wordt voorzien. Deze ruimte wordt veelal gevonden in de afgedankte onderkomens van andere functies: industrieel erfgoed, incourante voorraad, leegstaand vastgoed, binnenstedelijke brownfields.

Broedplaatsen geven deze gebouwen en gebieden nieuwe betekenis en ontsluiten ze voor een nieuw publiek. – Broedplaatsen vragen om een specifieke vorm van beheer.

Net als natuurlijke broedplaatsen kennen culturele broedplaatsen een precair ecosysteem. In broedplaatsen staat niet het product maar het maakproces zelf centraal.

Het zijn makersplekken, maar geen productiefaciliteiten. Deze procesmatige gerichtheid, in combinatie met de diversiteit aan gebruikers, vraagt om community management en specialistische beheerexpertise.

De atelier- en broedplaatsensector vormt de organisatielaag waarin deze kennis is vertegenwoordigd en ontwikkeld wordt. – Broedplaatsen worden gedragen door de samenleving.

Hoewel institutionele partijen steeds vaker het predicaat ‘broedplaats’ claimen, komen veruit de meeste broedplaatsen voort uit maatschappelijk initiatief. Broedplaatsen worden georganiseerd buiten de

systeemwereld om. Ze worden geïnitieerd door burgers of het maatschappelijke middenveld, vanuit een ideëel motief. – Broedplaatsen creëren maatschappelijke waarde.

Een broedplaats draait niet uitsluitend om betaalbare werkruimte. Broedplaatsen dragen bij aan de leefbaarheid in bestaande buurten en creëren levendigheid in nieuw ontwikkelde gebieden. Ze bieden werkervaringsplekken die helpen om kansenongelijkheid terug te dringen, verbinden bevolkingsgroepen door culturele uitwisselingsprojecten en werken aan burgerschap via publieksactiviteiten en vrijwilligersparticipatie.

De beschikbaarheid van passende en betaalbare werkruimte vormt een belangrijke voorwaarde voor de creatieve sector. Broedplaatsen voorzien in deze ruimte en leveren hiermee een vitale bijdrage aan zowel de culturele infrastructuur als aan de vernieuwingskracht van de stedelijke economie. Maar broedplaatsen zijn meer: hun kleinschalige, lokale manier van werken, met oog voor mens, materiaal en milieu maakt ze tot voorposten van brede welvaartsontwikkeling.

Buiten de systeemwereld

Het goede nieuws is dat bestuurders en beleidsmakers steeds meer oog hebben voor dit brede palet aan waarde(n)creatie waar broedplaatsen voor staan. In het handelen spelen echter nog vaak oude reflexen mee. Een belangrijke uitdaging in de positionering van broedplaatsen als maatschappelijk vastgoed is de wijze waarop hun toegevoegde waarde wordt geëvalueerd. Naarmate broedplaatsen hun waardepropositie verbreden,

raken zij aan steeds meer beleidsterreinen. Om deze impact in de volle breedte te kunnen waarderen volstaat het niet om uitsluitend te kijken naar de indicatoren die binnen elk van deze domeinen worden gehanteerd om maatschappelijk rendement te meten. De maatschappelijk waarde van een broedplaats is meer dan de optelsom van de bijdragen die ze levert aan sectorale deelbelangen maar zit juist in de verbinding hiervan. Het gaat daarbij niet alleen om de direct meetbare output in termen van producten en activiteiten, maar ook om indirecte effecten zoals de ontwikkeling van stedelijke veerkracht. Broedplaatsen opereren buiten de systeemwereld en ze stellen deze ook op de proef. Ze zijn anders georiënteerd en anders georganiseerd. Niet vanuit belangen en opgaven, maar op basis van passie en serendi-

“Een broedplaats draait niet alleen om betaalbare werkruimte”

piteit. Dit maakt broedplaatsen voor institutionele partijen vaak moeilijk grijpbaar. De creatieve processen in een broedplaats laten zich moeilijk sturen en de uitkomsten zijn veelal onvoorspelbaar. In het licht van de grote transitievraagstukken waar de samenleving voor staat, lijkt deze onconventionele inrichting echter eerder een kracht dan een zwakte. Als laboratoria voor maatschappelijk experiment zijn broedplaatsen in staat om bestaande structuren te uit te dagen en bieden ze een context waar vanuit nieuwe toekomsten kunnen worden verbeeld.

Colofon

Ruimte en Wonen

102e jaargang, nummer 4, december 2021. Ruimte en Wonen is een vakblad en kennisnetwerk voor ruimtelijke professionals en woningmarktexperts, ontstaan uit de vakbladen S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt 4x per jaar en zijn gekoppeld aan kennissessies. Lees ook mee op Twitter: @ruimteenwonen.

Uitgave

Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘sHertogenbosch, 073 2051010, www.aeneas.nl, ruimteenwonen@aeneas.nl

Redactie

Annemiek Rijckenberg, Marrietta Haffner, AnneJo Visser, Like Bijlsma, Bob Witjes, Leo Pols, Frank Suurenbroek, Martijn Eskinasi, Paul Gerretsen, Evamarije Smit, Rob van Hilten, Lilian van Karnenbeek

Community

Organisaties, bedrijven en instellingen kunnen partner worden van Ruimte en Wonen. Neem contact op met Yvette Vierhout, 0732051028 of mail naar y.vierhout@aeneas.nl.

Advertentieverkoop

l.nijs@aeneas.nl, T 0732051026

Contact

lezersservice@aeneas.nl, T 0732051010

Lidmaatschappen 2021

Kijk voor informatie over onze lidmaatschappen op www.ruimteenwonen.nl of neem contact op met onze klantenservice via lezersservice@aeneas.nl of 073 2051010. Alle prijzen zijn op jaarbasis en exclusief btw.

Ontwerp en vormgeving

Twin Media bv

Redactie coördinator

Yvette Vierhout

Voorwaarden

Ruimte en Wonen wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie en/of inkoopvoorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Ruimte en Wonen niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.

Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten? Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23

This article is from: