Het Paleis The Palace
Koninklijk Paleis Amsterdam Royal Palace Amsterdam
Sunday Afternoon
That Sunday afternoon in the city— slept at A’s until midday, walked through the park with an airbed, arrived at B’s, who was still asleep, but left it there and had some tea, then back again through the city, stood on Nieuwendijk, looking around me, a run-of-the-mill, grey, brutal Sunday afternoon, saw nothing, went back home.
Het Koninklijk Paleis Amsterdam
The Royal Palace
Amsterdam
Pas onder Koningin Wilhelmina verandert dit beeld. Als enige Oranje verbleef ze regelmatig enkele weken achter elkaar in het paleis. Zij had een genegenheid voor de stad ontwikkeld, waar ze genoot van het gewone Amsterdamse leven, door de stad wandelde, naar de bioscoop ging en musea bezocht. De vorsten na haar – Koningin Juliana en Koningin Beatrix– gebruikten het gebouw als uitvalsbasis in de regio en als officieel ontvangstpaleis voor belangrijke evenementen, net als Koning Willem-Alexander nu. De inhuldigingen zijn daarbij vanzelfsprekend de belangrijkste, net als de koninklijke huwelijken.
Verder wordt het paleis tegenwoordig zo’n tweemaal per jaar gebruikt voor grote staatsbezoeken en een twintigtal diners, prijsuitreikingen, symposia en tentoonstellingen. Buiten deze gebeurtenissen om is het paleis voor het bezoek geopend, tot wel acht maanden per jaar. Het is daardoor het enige Nederlandse paleis in functie dat doorlopend te bezoeken is.
In 1936 droeg Amsterdam het Koninklijk Paleis voor 10 miljoen gulden over aan de Nederlandse Staat, die sindsdien verantwoordelijk is voor het onderhoud. Na de overdracht begon de eerste grote restauratie van het gebouw, dat na bijna 300 jaar dringend onderhoud nodig had. Constructieve problemen werden aangepakt, maar het meest ingrijpend was het besluit om de napoleontische interieurs te verwijderen. Doel was om zoveel mogelijk terug te keren naar het zeventiende-eeuwse uiterlijk van het gebouw. Dat laatste was een direct besluit van Koningin Wilhelmina. Zij was nauw betrokken bij de restauratie.
Met de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog in 1940 veranderde er relatief weinig in het paleis. De restauratie ging door en verder werd het gebouw niet vaak gebruikt. Uit voorzorg werden de belangrijke zeventiende-eeuwse schilderijen en het plafond van de Burgerzaal gedemonteerd en opgeslagen, de marmeren beeldhouwwerken met zandzakken ingepakt als bescherming bij bominslagen. Die kwamen gelukkig niet. Ook de bezetter zag er vanaf het gebouw te gebruiken: de beheerder had de Duitsers alleen de meest koude, donkere en galmende ruimtes laten zien. Om die reden was het mogelijk onderduikers in het paleis onder te brengen en het als uitvalsbasis voor verzetshandelingen te gebruiken.
Jaarlijks vindt nu op 4 mei de Nationale Herdenking, ook wel Dodenherdenking, plaats bij het Monument op de Dam tegenover het paleis. De koning en koningin wonen de herdenking en kranslegging bij, waarna met twee minuten stilte Nederlandse oorlogsslachtoffers worden herdacht. De mensenmenigte op de Dam, gezien over de schouders van de Vrede op de gevel van het paleis, is voor veel Nederlanders een bekend beeld.
In de periodes 1960-1966 en 2005-2009 vonden nog twee grote renovaties plaats om het gebouw aan te passen aan de eisen van het moderne gebruik als ontvangstpaleis. Tijdens die laatste campagne kwam het huidige interieur van het paleis tot stand. Er werd gekozen voor een inrichting die recht doet aan het verleden van het gebouw, zonder dat een historische reconstructie is gemaakt.
Anders dan bij museale collecties wordt gedaan, is het historische empiremeubilair zo gerestaureerd dat het gebruikt kan worden bij evenementen. In plaats van kwetsbare zijde, die in de napoleontische tijd werd toegepast, is gekozen voor een bekleding in duurzamere wol, waarbij het borduurwerk op de stoffering van de stoelen en banken is gebaseerd op historische empireontwerpen. Ook de patronen in de vloerkleden zijn identiek aan die van de oorspronkelijke tapijten van Koning Lodewijk Napoleon, maar dan uitgevoerd in andere kleurstellingen. Voor de bekleding op de wanden en gordijnen is aan de andere kant gekozen voor een zeventiende-eeuws brokaatpatroon, een referentie naar het stadhuisverleden van het gebouw. Kroonluchters en kandelaars werden al eerder in de twintigste eeuw geëlektrificeerd, zodat ook die interieurelementen – tegenwoordig met duurzamere ledverlichting – bruikbaar blijven voor de toekomst. Door de kleurstellingen van alle elementen op elkaar af te stemmen, zijn ‘rode’, ‘gele’ en ‘blauwe’ kamers ontstaan die een rijke uitstraling hebben. Minstens zo bepalend voor het beeld van de paleisruimtes als de stoffering, zijn de schilderijen die er te zien zijn. Boven de openhaarden sieren grote historieschilderingen de ruimtes, vaste onderdelen van het interieur uit de stadhuisperiode. Tegenwoordig vormen zij een vast ensemble met schilderijen uit de collecties van de Koninklijke Verzamelingen, voornamelijk familieportretten uit het Huis Oranje-Nassau.

