125 JAAR BWP
OP BEZOEK BIJ DE RODE VALKEN
JF: In 1929, u was toen 17, was u landelijk leider van de Rode Valken. Wat was de bedoeling van die beweging? LM: Ik heb van in den beginne in de socialistische jeugdbeweging gestaan. We hadden trouwens in Oostende een sterke jeugdgroep. Naar het voorbeeld van Nederland en Duitsland, die een nieuwe richting voor de jeugd hadden aangegeven, wilde men ook in België de bestaande Jonge Wachten omvormen tot de nieuwe Arbeidersjeugd, dus van een politieke groep een culturele maken. Dat ging niet zonder enige strubbelingen en ik heb dan getracht te verzoenen. De Rode Valken vormden een deel van deze Arbeidersjeugd: ons streven was onszelf om te vormen, we wilden onszelf opvoeden tot betere mensen. We droegen velouren broeken en kielen als uiting van opstand tegen de verburgerlijking van de maatschappij, we wilden meer in contact leven met de natuur. Op zeker ogenblik werd er dan een permanent secretariaat opgericht van de Arbeidersjeugd: voorzitter was Gust de Muynck, secretaris was Tuur de Swemer en als leider van de Rode Valken was ik het derde lid van het dagelijks bestuur. Buiten die jongeren, die zeer bedrijvig waren en achteraf beschouwd ook een grote invloed hebben gehad, was er in Oostende nog een jongsocialistische groep, die zeer actief was en waaruit heel wat figuren zijn gekomen. We hadden elke week een
12
VAKBOND IN BEWEGING 66
voordracht of debat en daarvoor konden we de meest diverse mensen samenbrengen: mensen uit het onderwijs evengoed als studenten en dokwerkers. Deze studiekring heeft een grote stuwkracht gegeven aan mijn vorming want om een voordracht te kunnen geven moest ge het probleem eerst instuderen.
het VNV fascistisch of niet?”. Het was op dat ogenblik de vraag of de Vlaamse Beweging de stap naar het fascisme zou zetten. Er waren twee tendensen: Herman Vos en Staf Declercq. Het is trouwens toen dat Vos en Firmin Mortier naar het socialisme zijn overgegaan. Begrijp me nu goed: wij zijn altijd sterk Vlaamsgezind geweest, al de jonge mensen van toen trouwens. We voelden dat talenprobleem zeer sterk aan als een soort klassenonderscheid dat men wilde maken. In Oostende voelden we dat nog beter aan dan in de rest van West-Vlaanderen omdat de liberale en conservatieve katholieke bourgeoisie toen altijd Frans sprak. Alleen in de gemeenteraad sprak men Nederlands omdat het moest. Dat zat er in Oostende zo diep in dat er op zeker ogenblik in de stad een zeer vooruitstrevende linkse intellectuele kring bestond, waar iedereen Frans sprak omdat ze het van huis uit zo hadden geleerd. In 1930 is daar grote discussie over geweest in de partij. Wij in Oostende hebben elf juli gevierd in het volkshuis en de leeuwenvlag hing tussen onze rode vlaggen op het spreekgestoelte.
JF: Hoe stond u tegenover de Vlaamse actie?
JF: In 1936 nam u de leiding van de Havenarbeiderbond in Antwerpen na een langdurige staking, waarin u een vooraanstaande rol hebt gespeeld?
LM: Ik ben altijd zeer scherp democraat geweest en ik heb dat in effectieve bokspartijen scherp uitgevochten met de dinaso’s. Dat ging scherp tegen scherp omdat ik en heel mijn kring van mening was, dat het verkeerd was de volledige democratische rechten te geven aan hen, die de democratie wilden vernietigen. Dat is een zeer scherpe strijd geweest vooral in het arrondissement Oostende-Diksmuide, waar er veel dinaso’s (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen was een autoritaire, met het fascisme verwante politieke beweging) waren en waar de beweging goed georganiseerd was. Ook tegen het VNV (Het Vlaamsch Nationaal Verbond of VNV was een rechtsradikale ook soms als fascistische bestempelde Vlaams-nationalistische partij) heb ik sterke actie gevoerd, wat trouwens in 1930 nog is uitgelopen op een debat in het Vlaams Huis te Gistel tussen Van Steenlandt, de leider van de Zwarte Brigade, en mij over het thema: “Is
LM: Ik werd dat op 1 mei 1937 en wel op deze manier… Er was in Antwerpen een staking uitgebroken, die uitgelokt was door het dagblad De Dag. Vrijwel alle stakers lazen De Dag en zeer weinigen De Volksgazet. Tijdens een zware discussie in het stakerscomité liet ik gelden dat zolang de arbeiders De Dag zouden blijven lezen, er geen eind zou komen aan de staking. Er moest aan de arbeiders gezegd worden, dat het moest gedaan zijn. Ik kreeg als antwoord: waarom zegt u het hun niet? Ik had evenwel geen enkele functie in Antwerpen, ik zat nog altijd in West-Vlaanderen. Er werd dan overeengekomen dat ik op een meeting in het Sportpaleis voor 16.000 arbeiders de groet uit WestVlaanderen zou brengen. Ik heb in die ‘Groet’ de arbeiders er flink van langs gegeven, ik heb hun de les gespeld en gezegd wat niet goed was. In ‘t bijzonder verweet ik ze dat ze bijna allen een fascistisch dagblad lazen, dat mede aan de basis van de staking lag. Die harde taal viel