Wat ga je leren?
BLOK
4
Je leert persoonsvormen van werkwoorden op ~gen en ~chen.
Op verkenning 1
LES
Omcirkel alle persoonsvormen. Onze groep geeft vandaag een optreden. De andere groepen zitten in de zaal. Ik bibber helemaal van de zenuwen. Het publiek wacht tot we gaan beginnen. Jasper en ik stappen het podium op. Hij speelt op zijn gitaar en ik zing. Het voelt goed. We lachen naar elkaar. De kinderen in de zaal zingen hard mee. En na afloop juichen ze!
1
Twee persoonsvormen eindigen op ~chen. Kleur die.
Uitleg 2
u
Eindigt een werkwoord op ~gen of ~chen? In de persoonsvormen van die werkwoorden blijft de g of de ch staan. Lees uitlegkaart W2-a.
Aan de slag 3
Wat doen ze? Schrijf de hij-vorm van het werkwoord op.
zeggen juichen
sib-wb6a.indb 58
hij w
Omcirkel de dertien werkwoorden op ~gen en ~chen. vragen
58
hij j
zagen heggen buigen
dinsdagen
klagen
kragen
leggen
negen
vegen
nachten
kuchen
muggen
dragen regen zwijgen
plagen bewegen eigen
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
4
zij z
geen kopieermateriaal
hij l
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 11 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:40