Spelling in beeld 2 - Handleiding 6a blok 4

Page 14

Leerlijn werkwoordspelling De leerlijn werkwoordspelling begint in Spelling in beeld 6a. Aan het eind van Spelling in beeld 7b hebben de leerlingen geleerd zo goed als alle werkwoordvormen correct te schrijven. In Spelling in beeld 8a en 8b wordt veel geoefend met het schrijven van allerlei werkwoordvormen. De leerlijn werkwoordspelling wordt in Spelling in beeld 8b afgerond. In dat deel komt nog de spelling aan de orde van een aantal werkwoorden die aan het Engels zijn ontleend. De leerlijn werkwoordspelling rust op de volgende twee pijlers: - Voor het schrijven van persoonsvormen heb je de keus uit slechts vijf vormen: drie in de tegenwoordige tijd, twee in de verleden tijd. - Voor andere werkwoordvormen dan persoonsvormen gelden de gewone spellingregels. Vijf persoonsvormen Bijna alle werkwoorden hebben vijf persoonsvormen (zie het schema boven aan pagina 15). Vooral de volgende persoonsvormen leveren problemen op: - In de tegenwoordige tijd (tt) zorgen de ik-vorm en de hij-vorm van werkwoorden op ~den, zoals vinden en worden, voor veel problemen. Voor leerlingen is het verwarrend om twee woorden die hetzelfde klinken de ene keer als vind, de andere keer als vindt te moeten schrijven. - In de verleden tijd (vt) levert de spelling van de zwakke (of: regelmatige) werkwoorden de meeste problemen op, vooral bij vormen als ik praatte en wij wachtten. De leerlingen leren: als in het hele werkwoord vóór ~en een medeklinker van ’t kofschip staat, dan komt achter de ik-vorm tt te of ten te staan. Staat vóór ~en een andere letter, dan is de uitgang de of den. - Een derde probleem waar de meeste leerlingen moeite mee hebben, is de spelling van werkwoorden waarvan de hij-vorm tt hetzelfde klinkt als de deelwoordvorm (gebeurt – gebeurd, vertelt – verteld). Geen persoonsvorm? Dan gelden de gewone spellingregels Als een werkwoordvorm geen persoonsvorm is, gelden de gewone spellingregels. Die gelden bijvoorbeeld ook voor het voltooid deelwoord en het daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoord (de gemelde schade, de geredde zwemmer). Die woorden worden gewoon geschreven volgens de regels voor bijvoeglijke naamwoorden en voor woorden met meer lettergrepen. (Alleen voor de bijvoeglijke naamwoorden die zijn afgeleid van een voltooid deelwoord op ~en geldt een aparte regel: anders dan bij andere bijvoeglijke naamwoorden blijft de n van het deelwoord staan: de gesloten deur.) Opbouw leerlijn werkwoordspelling De leerlijn werkwoordspelling kent de volgende opbouw: 6a: - kennismaking werkwoorden; - van allerlei werkwoorden de drie persoonsvormen tt schrijven; 6b: - persoonsvormen van werkwoorden op ~den schrijven; - verder oefenen met de drie persoonsvormen tt;

14 sib2_6a_hl-bw_boek.indb 14

7a: - sterke en zwakke werkwoorden; - regel van ’t kofschip; - van allerlei werkwoorden de vijf persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) schrijven; 7b: - van zwakke werkwoorden op ~ten en ~den de vijf persoonsvormen schrijven; - voltooid deelwoord schrijven; - werkwoordvormen schrijven waarvan de hijvorm tt hetzelfde klinkt als de deelwoordvorm (gebeurt – gebeurd, vertelt – verteld); - van deelwoorden afgeleide bijvoeglijke naamwoorden schrijven; 8a: - oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen; 8b: - oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen; - werkwoordvormen van werkwoorden die aan het Engels ontleend zijn. Schema werkwoordspelling De verschillende werkwoordvormen worden ook in een schema weergegeven. Dat is geen beslisschema dat bedoeld is om leerlingen via ja/nee-vragen naar de juiste spelling van werkwoordvormen te leiden. Het belangrijkste doel van het schema is: laten zien dat werkwoordspelling in beginsel een overzichtelijk geheel is. Dat gebeurt door steeds de persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) centraal te stellen en daarnaast informatie te geven over de andere werkwoordvormen. Het werkwoordschema wordt digitaal verspreid. Het is ook bedoeld om in de klas digitaal aan te bieden. Het voordeel daarvan is dat de leerlingen niet steeds alle informatie over werkwoorden tegelijk zien: u kiest elke keer het deel van het schema dat u wilt behandelen. De rest van het schema is dan niet of niet duidelijk zichtbaar. Een ander voordeel is dat u gefaseerd kunt laten zien hoe persoonsvormen gevormd worden. Zo zien de leerlingen dat hij wordt niet gevormd wordt door dt achter hij wor te plaatsen, maar doordat achter de ik-vorm ik word een t komt, net als bij de andere werkwoorden. Met de leerkrachtassistent kunt u de schema’s van bestaande werkwoorden tonen. De schema’s van veel werkwoorden zijn al ingevoerd en dat aantal zal nog uitgebreid worden. Daardoor kunt u in uw lessen instructie geven aan de hand van verschillende voorbeeldwerkwoorden. Bij een vraag over een bepaald werkwoord hoeft u meestal niet te verwijzen naar een ander werkwoord; u kunt dan gewoon het schema van dat werkwoord laten zien. Op de uitlegkaarten over werkwoorden staan steeds delen van het schema weergegeven, meestal alleen de persoonsvormen waarover uitleg wordt gegeven. In de werkwoordschema’s worden de volgende kleuren gebruikt: - rode letters: dit zijn opvallende en belangrijke letters, bijvoorbeeld de d van werkwoorden op ~den, of de letter van het hele werkwoord die belangrijk is voor de regel van ’t kofschip. - blauwe letters: dat zijn de letters voor de uitgangen van persoonsvormen. In de tt de t van de hij-vorm, in de vt de uitgangen te, ten, de en den.

GROEP 6

16-12-13 18:07


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Spelling in beeld 2 - Handleiding 6a blok 4 by Uitgeverij Zwijsen - Issuu