Je leert persoonsvormen van werkwoorden op ~ven en ~zen.
Wat ga je leren?
BLOK
4
Op verkenning 1
LES
Voor het vraagteken staan steeds twee (tegengestelde) werkwoorden. Maak zes werkwoorden af door ~ven of ~zen in te vullen.
4
vrie zen
of dooien?
winnen of verlie zen drij ven
?
of zinken?
ge ven
of nemen?
le zen
of schrij ven
?
Uitleg 2
u
Eindigt het hele werkwoord op ~ven of ~zen? Dan eindigt de ik-vorm op ~f of ~s. Lees uitlegkaart W2-b.
Aan de slag 3
sib-wb6a.indb 64
verf
– hij
verft
proeven – ik
proef
– hij
proeft
kiezen – ik
kies
– hij
kiest
schrijven – ik
schrijf
– hij
schrijft
wijzen – ik
wijs
– hij
wijst
blazen
blaas
– hij
blaast
– ik
Welke woorden op ~ven of ~zen zijn werkwoorden? Kruis aan. Denk steeds: Kun je ... ? ✘ drijven ◻
◻ rozen
✘ reizen ◻
✘ geven ◻
◻ kazen
✘ verliezen ◻
◻ druiven
◻ dozen
◻ reuzen
✘ zweven ◻
✘ blazen ◻
✘ verhuizen ◻
✘ verven ◻
✘ blozen ◻
✘ kiezen ◻
✘ beven ◻
◻ glazen
✘ bevriezen ◻
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
64
verven – ik
geen kopieermateriaal
4
Schrijf van de werkwoorden de ik-vorm en de hij-vorm op.
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 41 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:22