3. Land in zicht! Tijm en pap zijn al héél lang op reis. ‘Pap, wakker worden,’ roept Tijm. ‘De boot stopt!’ Tijm knijpt in de neus van pap. Pap ligt nog in een hangmat. Hij snurkt een beetje. ‘Kijk, daar is het oerwoud,’ zegt Tijm. ‘Ik zie al heel veel bomen.’ Tijm voelt een kriebel in zijn buik. Hij gaat op zijn tenen staan. Ziet hij al een aapje? Een aapje met een boomstam? Of het topje van een glijbaan? Pap rekt zich uit. Maar dat doet hij veel te wild. BOEM! Daar ligt pap. Met zijn buik op het dek. Het stukje uit de krant valt uit zijn zak. En het waait zo de zee in. ‘O, nee!’ roept Tijm. ‘De kaart is weg! Hoe vinden we de speeltuin nu?’ 10