
3 minute read
Kerstverhaal
In 2003 was pastoor Nollen gast in ’t programma Infotheek bi-j Optimaal FM. Meneer pastoor was een fan van ’t lied Avé Maria en mocht uit negen versies de mooiste kiezen. Welke artiest het was is niet meer te achterhalen. Meneer pastoor genoot van Ave Maria.

Advertisement
We hebben helaas geen bijeenkomst in de St. Suitbertuskerk, maar wel een kerstverhaal en wel uit de boekenverzameling van pastoor Nollen. Een verhaal van Dr. A.J. Onstenk. Het zwarte schaap
Verbijsterd keken de herders elkaar aan, tot Gersom zei: ‘Mannen, wij moeten dit wonder gaan zien!’ En ze lieten de schapen de schapen en gingen op weg naar Bethlehem. Een schok was door Jonathan heengegaan. Het was dus toch waar, wat zijn moeder verteld had! Nu was de koning gekomen, de grote Davidszoon! En hij mocht mee om de koning te begroeten! Maar toen ze de poort van Bethlehem naderden, herinnerde hij zich plotseling het zwarte schaap weer en zijn angstig geblaat.
Maar nu was er toch een kans! Nu dat wonderlijk schijnsel van licht de duisternis van de nacht teruggedreven had, kon hij het misschien wagen in het ravijn af te dalen’ De opgewonden pratende herders merkten het niet eens dat Jonathan achterbleef en snel terugliep. Het kostte heel wat moeite en inspanning voordat hij het weggelopen, verloren schaap eindelijk uit de doornige struiken had losgekregen. Blijkbaar had het dier een poot gebroken of gekneusd, zodat Jonathan het wel op zijn schouders moest dragen. Toen hij goed en wel uit het ravijn was, merkte Jonathan dat nu ook het laatste schijnsel van dat vreemde licht gedoofd was, de nacht was zo donker als altijd. Wat zou hij doen! Teruggaan naar de kudde, of toch naar Bethlehem? Het gewicht van het schaap drukte vrij zwaar op zijn schouders, maar het verlangen om de nieuwe koning te zien woog nog zwaarder! Maar meteen bedacht hij mistroostig dat ze hem, zo alleen, misschien niet eens zouden toelaten; zo’n armzalige herdersjongen! Bovendien, een koning behoorde je een geschenk aan te bieden, en hij bezat niets, totaal niets! Plotseling flitste het door hem heen dat hij het schaap toch had. Nu hij het gered had van de dood, was het zijn eigendom. Natuurlijk, het was maar een miserabel schaap, met zwarte en grauwe vlekken in zijn wol. Jonathan wist ook best dat je bij de priesters in de tempel niet met zo’n schaap als offerdier hoefde aan te komen. Maar zou die koning, waar zijn moeder hem zo vaak over verteld had, het misschien toch als een pover geschenk aanvaarden? Moe en uitgeput klopte hij een half uur later aan bij de herberg in Bethlehem. Zijn hart klopte hem in de keel. Toen hij niets hoorde, liep hij naar de stal op de binnenplaats en duwde heel voorzichtig de deur op een kier. En daar zag hij het mooiste kind dat hij ooit in zijn leven gezien had! Het lag in doeken gewikkeld in een kribbe. Op zijn tenen sloop Jonathan naderbij en legde, heel voorzichtig, het zwarte schaap naast het kind in de kribbe. ‘Voor jou!” zei hij zacht en zijn stem klonk een beetje schor. Hij waagde het de armoedige stal wat verder rond te kijken en ontdekte toen ineens de andere herders, die op enige afstand van het kind eerbiedig geknield lagen. En toen, toen zag hij het, het wonder! En BenHusaï en Samgar en Gersom en de man en de vrouw zagen het ook. Het zwarte schaap was niet zwart meer! Alle donkere en grauwe vlekken waren plotseling verdwenen. Ze waren zuiver wit geworden, zó wit als geen schaap uit de kudde was. Nu wist Jonathan het zeker: dit was de koning waar zijn moeder zo dikwijls over gesproken had.De koning, groter en machtiger dan David. De koning, die zijn volk opnieuw tot een volk van God zou maken. De koning-herder, die zijn schapen tot zich zou roepen. Ook de weggelopen zwarte schapen. ‘Al waren uw zonden zo rood als karmozijnbes, ze zullen worden als witte wol!” Hoor! Klonk in de verte niet de echo van het zingen van engelen: ‘God heeft in de mens behagen?’