Dagboek Rietje van Eijk 1943 '44

Page 1

Dagboek 1943-‘44 van Ria van Eijk (1928-1978)

1


Dagboek van Ria van Eijk 13 april 1928-25 mei 1978

Opgetekend in de periode 1943-1944 Uitgewerkt en verklaard door Willem Geijssen

Versie 2.0 april 2015

2


INHOUD Voorwoord……………………………………………….….4 Het begin………………………………………………….…4 Het gezin…………………………………………………….4 Difterie ……………………………………………………...5 Kantoorboekhandel……………………………………….…6 Feestjes……………………………………………………....6 Zwarte Handel…………………………………………….…8 De oorlog………………………………………………….…8 Taalgebruik…………………………………………………13 De jeugd………………………………………………….…13 Relaties……………………………………………………...15 De Arbeidsdienst…………………………………………...17 Lopen……………………………………………………….18 Films………………………………………………………..19 Dingen die je niet meer ziet………………………………...21 De waarzegster……………………………………………..21 Generatiekloof……………………………………………...21 De kerk……………………………………………………..22 Spoorwegstaking…………………………………………...22 Het dagboek………………………………………………..24 Hoe het verder ging…………………………………..…...271 De kinderen van Versteeg moeten allen onder de wol…....276

3


VOORWOORD Het begin Het dagboek begint op 30 oktober 1943, in het derde oorlogsjaar. Ria (Rietje) is dan ruim vijftien jaar en kort daarvoor geopereerd aan haar blinde darm in het Diaconessenhuis, dat (nog steeds) vlak om de hoek ligt van de Adriaan van Ostadelaan. De hoofdingang lag toen nog aan de Ferdinand Bolstraat, waar overigens op de hoek op nummer 93 ook nog de werkplaats van de beroemde Utrechtse architect Gerrit Rietveld gevestigd was van 1917 tot 1924. De schrijver Hugo Brandt Corstius, die net zo oud was als mijn moeder, woonde ook aan de Adriaan van Ostadelaan, op nummer 141, waar zijn ouderlijk huis in die tijd gevestigd was, een paar huizen voorbij Rietjes huis, op 119. Ze woonden daar in dezelfde tijd maar hebben elkaar bij mijn weten nooit ontmoet, hoewel mijn moeder het er later nog vaak over had. Voor een eenvoudige ingreep aan een blinde darm moest je toen trouwens nog veertien dagen worden opgenomen. Ze heeft de Christelijke Lagere School met Uitgebreid Leerplan aan de Bloemstraat, een zijstraat van de Oudwijkerdwarsstraat, doorlopen, die toen nog (of ook al) acht klassen telde. Daarna bezoekt ze de huishoudschool kort, ruilt die in voor de avondschool en gaat werken bij Schaafsma's Boekhandel aan de Voorstraat 5, waar ze ontslag neemt op de dag dat het dagboek begint. Zij is sinds enige tijd iedere woensdag op dansles bij Dansschool Zegers aan de Breedstraat en gaat geregeld naar de bioscoop. Met vrienden of vriendinnen, of alleen. Vriendjes wisselen elkaar in rap tempo af. Relaties ontstonden snel en betrekkelijk gemakkelijk, meestal bij IJssalon Venezia op de Voorstraat, toen een populaire hangplek voor de jeugd. Het gezin Het dagboek loopt van 30 oktober 1943 tot en met 12 september 1944, midden in de oorlog dus. Plaats van handeling: Utrecht, de Adriaan van Ostadelaan 119. Het gezin van Eijk heeft vier kinderen: Rietje van 15, Gerard van 13, Anneke van 3 en Ries van 5 (foto)

Vader werkt eerst op de tram en de bus, later bij de gasfabriek, als gasmetercontroleur en nog later als beheerder van een speeltuin in de Rivierenwijk. Een keurig gezin, dat niet van de broodplank at, althans liever niet als er vreemden bij waren blijkt al in de eerste bladzijden.

4


Breed hadden ze het niet, niet zo vreemd, het was immers een groot gezin, in oorlogstijd en veel verdiende je niet bij de gasfabriek. Het blijkt wanneer de kleine Anneke vertelt dat haar kousen uit de sprei zijn gebreid en wanneer zij een paar dagen later een pop krijgt staat er tussen haakjes dat het eerst de pop van Gerard was. Moeder Fenna van Eijk-van der Vin was van katholieke huize (de pastoor kwam geregeld langs om te vragen of er nog een baby zou komen), vader Gerardus Jacobus van Eijk kwam uit een gereformeerd gezin en dat ging goed, al was dat zeker niet gewoon in die tijd, een gemengd huwelijk dus. “Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen”, was een bekend gezegde, maar dat speelde hier geen rol.

Vader en moeder Van Eijk voor de woning aan de Van Ostadelaan Difterie Het gezin aan de ‘Laan’ ontkomt niet aan leed, zoals we direct in het begin van het dagboek kunnen lezen. De drie-jarige Anneke overlijdt aan difterie. Een eerder dochtertje, met het syndroom van down en met dezelfde naam was al overleden in januari 1937. Ria leed er niet aan, maar was wel draagster van de ziekte. In het dagboek vertelt zij over de “vergeten” inenting tegen difterie. Het was een typische oorlogsziekte, die ontstaat door een bacterie, die overgebracht wordt door hoesten en die bij geen of slechte behandeling uiteindelijk de hartspier kan aantasten. De ziekte was zeer besmettelijk en snelle behandeling was noodzakelijk, of een briefje voor school, ook al heb je andere belangrijke dingen te doen, zoals een afspraak met vriendje Wout. De omstandigheden maakten dat medicijnen niet altijd even snel voor handen waren en velen stierven. Je kon binnen enkele dagen dood zijn. Ria heeft een schuldgevoel door het draagster zijn. Maar ze schrijft uiteindelijk: ‘Ze hebben me dat gauw uit mijn hoofd gepraat’. Maar vlak daarna mag ze gedurende een week of zes niet werken en ook niet naar school.

5


Dinsdag 23 november 1943 “De hele dag aan Anneke gedacht. En ook een klein beetje aan Humpie. Het is nu acht uur geweest. Ik schei eruit omdat ik nog een heleboel te doen heb.”

Het graf van Anneke Kantoorboekhandel Ria gaat werken bij de boekenwinkel annex leesbibliotheek van moeder en dochter de Kruif in de Oudwijkerdwarsstraat 128 en bezoekt daarnaast de avondschool. Haar eerste werkdag bij de Kruif is al de dag nadat haar zusje Anneke is overleden. Ze raakt dik bevriend met Els die daar ook werkt en die ze al langere tijd kent. Vanaf dat moment zien ze elkaar iedere dag en worden ze boezemvriendinnen. Feestjes De verjaardag is een lichtpuntje in de duisternis. Maar wie krijgt er tegenwoordig nog een tube tandpasta voor zijn verjaardag? Toen werden ze daar heel blij van. Ondanks de schuilkelder en het gebrek aan spullen wordt er genoeg lol gemaakt en kan men om de eigen kleine ellende lachen, bijvoorbeeld wanneer bij het grammofoonplaten draaien voortdurend de stoppen doorslaan, omdat er ook een electrisch kacheltje moet branden om bij te verwarmen vanwege het gebrek aan brandhout, laat staan kolen, om de boel te verwarmen. Wanneer men bij elkaar op bezoek gaat speelt men vaak spelletjes als Mens erger je niet, Pandverbeuren, Welk karakter hebt gij, Monopolie, Reünieën. Het begint allemaal heel klein, met zo op het oog routinematige notities aan het eind van de dag, maar langzaam aan komt er steeds meer lijn in de verhalen, leren we de omgeving en de relaties beter kennen en leven we mee. Sinterklaasfeest met Humpie en de rest van de club kan niet bij Erdsieck gevierd worden dus wordt er naar een zaaltje gezocht, Trianon op de Oudegracht bijvoorbeeld, maar veel te duur. Ook bij dansschool Cornelissen op de Oudegracht kunnen ze niet terecht. Pal hieronder blijkt al enig wantrouwen in de relatie met Humpie te sluipen: Zondag 5 december 1943 “Rietje en ik zijn naar dansen geweest. Cor kwam haar halen. Ik ben toen maar met Riet Baartmans de stad in geweest. Humpie beduvelt me zeker nu al. We zijn door Wout, Job,

6


Gradus en Dorus naar huis gebracht. ’s Avonds heb ik zitten lezen en daarna een spelletje gedaan met moeder en Gerard. Om half elf naar bed gegaan.” Humpie blijkt toch smoesjes te hebben verzonnen en dat is daarna direct het eind van de liefde. Maandag 6 december 1943 “Vanmorgen moeder geholpen. Verder niets bijzonders. Ik ben van plan niet meer met Humpie mee te gaan. Hij bedondert toch ieder meisje.” Vriendschappen volgen elkaar in ras tempo op. Na Henk kwam Humpie en na Humpie komt Kees, de broer van haar vriendin Els en dan Jo en nog een Jo en nog een Jo. Jongeren onder elkaar hanteren veel bijnamen naar elkaar, Humpie, Mina Bakgraag, Mug, muskiet. Een paar maanden na het overlijden van de kleine Anneke wordt er in het gezin Van Eijk een dochtertje geboren, dat de naam Wilhelmina krijgt in een anti-Duits gezin, roepnaam Willy. Moeder van Eijk is dan 41 jaar.

Moeder met baby Willy Vlak na de begrafenis van Anneke lezen we: “Eerst vond ik het wel erg van die baby, maar nu verlang ik ernaar.”

7


Rietje met baby Willy Amusant zijn de verhalen wanneer juffrouw de Kruif boodschappen moet doen en de meiden op de toonbank gaan dansen, terwijl de klanten aan de deur staan. Vriendschappen ontstaan en eindigen om op ’t oog onbelangrijke redenen, omdat iemand te ver weg woont, of gewoon door roddel en achterklap. Belangrijk zijn de vriendjes en vriendinnetjes en de directe familieleden. Zwarte handel Een ander typisch oorlogsverschijnsel, dat van de zwarthandelaren, komt ook op terloopse wijze aan de orde tijdens een ontmoeting met twee jongens in Amsterdam, die letterlijk met geld smijten. Ria moet er niets van hebben, maar laat zich wel tracteren door de twee. Pas als de twee aandringen op verder contact wordt er afgehaakt. Op een dag wordt ze op straat aangesproken door een wildvreemde meid die probeert op slinkse wijze haar jas te bemachtigen. De oorlog Het dagboek speelt in de oorlog, maar die speelt alleen op de achtergrond mee. Gaandeweg het dagboek gaat de oorlog een belangrijkere rol spelen, maar nooit al te nadrukkelijk. Toch schiet Ria af en toe uit haar slof. Maandag 20 november 1943 “Ik had niks geen zin om naar huis te gaan. Wij weer terug want ze hadden er niks. Toen even naar de Galeries (Galeries Modernes, tot 1978 gevestigd op de hoek van de Potterstraat en de Oudegracht, WG), daar krijgen ze woensdag die dingen. Ik meteen even de kans waargenomen om naar een jurk te kijken, maar ze hadden niks leuks. Je kunt echt niks meer krijgen. Die rot oorlog!!” Kleding en schoenen waren alleen op de bon verkrijgbaar. Ondanks de bezetting en het verbod om op bepaalde uren op straat te komen wordt er toch zoveel mogelijk geprobeerd om gewoon te leven. Woensdag 22 december 1943 “Vandaag zomaar een schoenenbon gehad. Hoe bestaat ‘t !!! Een jaar en anderhalve maand heb ik erop gewacht.”

8


Donderdag 23 december 1943 “’s Middags met Mayke op schoenen uit geweest. Alleen in de Galeries kon je nog een paar behoorlijke schoenen krijgen. Die ga ik morgen dan maar kopen.” Vrijdag 24 december 1943 “Vanmorgen met papa de stad in geweest, wat nog nooit gebeurd is. Een paar mooie schoenen gekocht.” In het nieuwe jaar mag ze volgens eigen zeggen ‘gelukkig’ weer werken. Ze is er blij mee, ook al is het simpel werk. Boeken kaften, facturen uitpakken, artikelen prijzen. Vrijdag 7 januari 1944 “Vandaag weer wezen werken. ’t Is me best bevallen. ’s Avonds even met Els naar de tandarts geweest. Daarna moest ze oppassen. Om acht uur werd er gebeld en was Jo Besamusca er. Els stond in de keuken overal van te snoepen. Ik ga even naar hem toe en schrik me een hoedje als ik zie dat Kees (broer van Els, WG) om de hoek staat. Hij was stiekem achter Jo naar binnen gekomen en had gespijbeld van les. Zo kon hij Els lekker afkijken. Ineens stond hij vlak achter haar.” Dinsdag 11 januari 1944 “Vanavond bij mevrouw de Kruif boeken gekaft, met Els. Moeder heeft ons weggebracht. Ze kwam ons om half tien halen. En toen hebben we boven nog thee gedronken. Juffrouw de Kruif heeft piano gespeeld, dat kan ze heel goed. We gingen pas om kwart over tien naar huis. Eerst hebben we Els even thuis gebracht.” Woensdag 12 januari 1944 “Vanmorgen met juffrouw de Kruif facturen uitgepakt en geprijsd. ’s Middags Kees nog even gezien. Moeder heeft de dokter laten komen voor Riesje. Hij ziet er de laatste tijd zo slecht uit. Het is heimwee naar Anneke. Hij mist haar ook zo erg, die lieveling! Nu moet hij heel zacht aangepakt worden. We mogen niet hard en lelijk tegen hem doen.” Maar nog geen paar weken later spreekt ze al over ‘die rotzaak’. Het gaat zelfs zover dat Ria's moeder een brief naar juffrouw De Kruif stuurt om haar beklag te doen dat Ria en Els niet als werkster zijn ingehuurd en dat het afgelopen moet zijn dat ze de winkel moeten schrobben. Vrijdag 11 februari 1944 Nu heeft moeder een brief geschreven naar juffrouw de Kruif. Ze heeft niks tegen me gezegd, maar toen Els en ik ’s avonds naar huis gingen zat ze bij ons thuis. Ze vond het zo erg dat moeder had geschreven dat ik niet voor werkster gehuurd was. Nu is alles weer oké! Het zusje van Loes Baartmans overlijdt tijdens de dagen rond Dolle Dinsdag in september ’44 aan hersenvliesontsteking. Daarvoor was in januari al een andere vriend, Frans Naber, overleden aan difterie. Donderdag 13 januari 1944 “Nou ’t is de dertiende, een echte ongeluksdag ook hoor! Ik zit in de krant te lezen en daar lees ik een advertentie, Frans Naber overleden. Een heel goeie vriend van ons. De leider van de ‘Scar’ (dansgelegenheid, WG). Ik gauw naar Els. Ze had het nog niet gelezen en schrok geweldig. Ik was er net goed en wel, of er werd opgebeld door Clarie Wouters (leidster van de ‘Scar’) Frans had difterie gehad, ook al! Wat heerst dat toch ontzettend veel de laatste tijd, eerst onze schat en nu hij. Zaterdag was ie nog in de stad geweest. Zondag erg hees.

9


Maandag dito. Dinsdag difterie en ’s nachts om vier uur is ie overleden. Ik heb met Nieuwjaar nog een kaartje van hem gehad. Nu gaan Els en ik er morgenavond even heen. We hebben allemaal onder elkaar geld gegeven voor een krans.” Vrijdag 14 januari 1944 “Vanmiddag naar de Straatweg geweest, voor juffrouw de Kruif. Om half zes naar Frans. Onderweg kwamen we Rietje Ennik tegen, die ook mee ging. We condoleerden meneer en mevrouw Naber. Frans lag er prachtig bij, helemaal niet eng. Mevrouw liet ons nog een foto van hem zien, zo een krijgen we allemaal. Hij had ze verleden week pas laten maken, waar z’n ouders helemaal niets van af wisten. Nu had de fotograaf ze ’s middags (vrijdag) thuis gebracht. Anders had hij ze zaterdag zelf opgehaald, maar nu wordt hij zaterdag begraven. We hadden wel naar ’t kerkhof willen gaan, maar ik dorst geen vrij te vragen! ’s Avonds bij Els opgepast (haar moeder was bij ons) en later samen naar mijn huis gegaan.” En bijna en passant erachteraan: “Er is erg geschoten.” Zondag 9 januari 1944 “’s Morgens Els naar de kerk gebracht. Ze zou om tien voor half elf op de Oudegracht zijn, waar ze met Gerard naar de katholieke kerk zou gaan. Om drie uur kwam Kees me halen. De bios was al uitverkocht. Er was maar één film van veertien jaar. Toen zijn we met de tram naar Zeist gegaan, waar we in een soort cafetaria gezeten hebben. Er was een mieterse grammofoon. Er zat in de hoek een griet en het was net zo’n moffentype. Toen kwam die plaat van: ‘Moet je horen, er is een kind geboren, vannacht om twaalf uren, bij de buren’. Op andere woorden natuurlijk.* Maar die knullen die er ook zaten begonnen deze woorden te zingen. We keken allemaal naar die griet, maar die keek zo woest, die kon ons wel verscheuren. Even daarna kwamen er een stel boerenpummels uit de ‘binnenlanden van Bunnik’ binnen. Die ene knul ging ze zitten beduvelen. Maar ze dachten dat ie het meende. Toen kwam er zo’n oude mof binnen. Hij ging naast die meid zitten en begon haar aan te halen. We konden niet meer van ’t lachen. Die ene knul begon ‘ouwe taaie’ te zingen. Om half zes gingen we met de tram naar huis. In de tram vroeg Kees of ik volgende week zondag weer met hem mee ging en op straat vroeg hij of ik met hem wilde gaan. Ik zei dat het goed was. ’s Avonds moest ik oppassen. Toen kwamen Kees en Marijke. Later hebben we Ton, Riek en Frans nog gehaald. Om half elf zijn ze weggegaan. Morgenavond komen ze weer. Dan brengt Marijke een koffergrammofoon mee. Dat kan knal worden. * Dit was een in die tijd erg populair liedje bij de mensen om hun anti-Duitse, maar vooral hun anti-NSB gevoelens te uiten. De alternatieve tekst luidt: Moet je horen, moet je horen Er is vanacht een kind geboren Vannacht om 12 uren Bij de buren, bij de buren En de ooievaar zat op het hek Al met een moffenkindje in zijn bek Ik heb altijd wel gezeid Dat die meid met moffen vrijt!” Wilde je vis hebben dan moest je in de rij gaan staan, ’s ochtends zo vroeg mogelijk en als er ergens biscuit te koop was moest je eveneens zorgen dat je er snel bij was, anders was het alweer uitverkocht. Onwillekeurig vraagt men zich dan toch af: hebben ze wel echt konijn

10


gegeten met de kerst?

In de rij bij Simon de Wit (nu Albert Heijn) in de Burgemeester Reigerstraat Zaterdag 5 februari 1944 “Om half zeven de deur uitgegaan. Met Cor naar de Galerie (Galeries Modernes, WG), voor biskwie. Kees kwam om half elf. Ik ben m’n portemonnee ook nog verloren, stom hoor.” Men trekt zich betrekkelijk weinig aan van de door de Duitsers opgelegde regels. Ria reist regelmatig per trein. Ze gaat met haar vrienden naar Bilthoven, naar het natuurbad ‘De Biltse Duinen’, naar Maarssen, Amsterdam, Amersfoort, neemt altijd brood mee voor onderweg en begeeft zich ook na spertijd gewoon op straat.

11


Natuurbad “De Biltse Duinen” Bilthoven Ze verkoopt broches ten behoeve van de onderduikers, maar ook zeep (het is niet duidelijk of dat voor een goed doel is of als bijverdienste), gaat naar dansles en zeer vaak naar de bioscoop, met vriendjes die tracteren, of met haar moeder, maar ook wel alleen en enkele keren bezoekt ze een theater- of muziekvoorstelling, zingt mee met anti-Duitse liedjes en gaat op zoek naar trendy kleding ondanks de schaarste. Donderdag 23 maart 1944 Vanavond tien stukken zeep verkocht. Jo ging telkens mee, dus ik hoefde niet alleen. Tot negen uur op straat gelopen. De bonnen worden aan kleding besteed en er wordt tamelijk vaak ijs en gebak gegeten. Vooral dat laatste wordt kritisch bekeken en naar waarde beoordeeld. Op zo’n moment wordt de oorlog heel tastbaar: waterijs, waterbrood, vieze gebakjes en soms toch ‘vooroorlogs’ lekkere gebakjes. Tot op ’t laatst worden grammofoonplaten gedraaid (‘moord-Jazz’) en naar de illegale radio geluisterd. De regels van de spertijd worden gaandeweg wel duidelijk strenger gehanteerd. Op 6 juni 1944 leeft iedereen op: de invasie in Normandië. En niet voor de laatste keer wordt verzucht: misschien is het nu eindelijk afgelopen! In de adressenlijst achterin het dagboek komen we nog meer aardige bijzonderheden tegen. Zo heet de Prinses Julianaweg op last van de bezetter in die tijd Laan 1942 en het Wilhelminapark is omgedoopt in Nassaupark. Daar moesten de mensen uiteraard aan wennen en hoe ze erover dachten blijkt wel uit het feit dat Ria schrijft: ‘Wilhelminapark, pardon Nassaupark.’ Dolle dinsdag 5 september 1944 wordt uitvoerig beschreven, de dag dat de Duitsers dachten (en de Nederlanders trouwens ook) dat de slag bijna was verloren. Dan zien we ook dat de

12


Duitsers in paniek overgaan tot het in beslag nemen van fietsen. Je werd op de Nachtegaalstraat simpelweg van je fiets gehaald en kon dan verder gaan lopen. Dinsdag 5 september 1944 (Dolle Dinsdag, WG) De Engelsen zaten vanmorgen al tot Den Bosch en in Rotterdam waren er parachutisten geland. Nu zitten ze zo hier. Als we nu maar blijven leven. Dan is alles weer okee! Op kantoor waren er twaalf van de eenentwintig. De rest was allemaal weggebleven. Weer niets uitgevoerd. Het is nu veel te spannend. Als Peter hem nu ook maar gesmeerd is uit de Arbeidsdienst. Dan is het helemaal voor elkaar. Anders loopt hij nog de kans dat hij naar Moffrika moet. ’s Middags luchtalarm gehad en er is hevig geschoten op de treinen. Bij ons op ’t station hebben we maar liefst drie keer in de schuilkelder gezeten. Na ’t derde luchtalarm zijn we allemaal naar huis gegaan. Dat was om kwart over vier al. Boften wij even! ’s Avonds met Els eerst naar de avondschool. Die wordt uitgesteld tot na de oorlog. We moeten nu om acht uur al binnen zijn. Nou is ’t helemaal mooi. En als je met z’n vijven bij elkaar staat wordt er op je geschoten. We hoorden van Gerard Nijendaal dat de Hollandse oranjezender even op de radio was geweest. Gewoon tussen de moffenzender door. Dat was natuurlijk de geheime ondergrondse. In de Nachtegaalstraat was de Landwacht bezig de fietsen te vorderen. Iedereen hielden ze op straat aan. En al die mensen bleven natuurlijk staan. Ineens komen die kerels ons allemaal achterna en schoten drie keer in de lucht. Wij aan ’t hollen en liepen zo bij Deûrmeyer de gang in. We waren zo bang als de dood voor die lui. Toen gauw naar huis want ’t was bij achten. Een paar dagen daarvoor, op zondag 3 september, had Prins Bernhard op Radio Oranje gezegd dat de bevrijding voor Nederland aanstaande was en daar wordt door de bevolking enthousiast op gereageerd. Maar dan moet de hongerwinter nog komen. Taalgebruik Mieters, denderend, knal, ouwe taaie, knul, kleine benauwdheid, stiebelen, stiefelen, dandymaker, sjans, rolstuip, moorddadig, gozerd, woest, fuif, gematst, kan je best hebben, hoe bestaat ‘t, blikken dominee, moordfilm, stieren, tuinen, eruit bonjouren, tuut, wat een bof, tut hola, boerenpummels, boerenkinkels, schrok, truken Donderdag 11 november 1943 “Ik ging om half vijf Riet uit de zaak halen. Wij hadden afgesproken om samen naar Bilthoven te gaan. Zij moest marsepein halen. Bij de Catharijnebrug liep ik de Leidseweg af en Rietje reed op de fiets om de rotonde heen. Toen wij samen verder reden en we bijna vielen zei een ‘ouwe taaie’: ‘Lieveling, val niet, want ik wil zo’n schat als jij bent niet graag zien vallen’. ‘Oh nee meneer, zo stom zijn wij niet’, zei Rietje, en tegelijkertijd lagen we op de grond. Pats Boem Au!!! We stikten van het lachen.” De uitdrukking ‘ouwe taaie’ was erg populair in die dagen. Was niet negatief bedoeld, maar een goedmoedige manier om oudere mensen aan te duiden en afkomstig van de hit ‘Ouwe taaie, jippie jippie jee’, van de toen immens populaire Eddy Christiani, die als eerste Nederlander de electrische gitaar combineerde met oerhollandse teksten. De jeugd De stad Utrecht in het televisieloze tijdperk wordt nauwkeurig en levendig beschreven. De Viebrug, de Nachtegaalstraat, het gebouw van de NS, de Voorstraat, de Wittevrouwenstraat

13


en de Catharijnebrug staan in de volgende pagina’s centraal. IJssalon Venezia (gesloten in 2011) was eerst gevestigd aan het Janskerkhof en verhuisde in 1943 naar de Voorstraat 8 en groeide uit tot een populaire hangplek voor de jeugd in die dagen en geeft ons een beeld van de puber in oorlogstijd.

Links de Apotheek met daarnaast IJssalon Venezia Andere populaire plekken waren Heck’s lunchroom op de hoek van de Potterstraat en de Oudegracht (tegenover het postkantoor) en ijssalon De Vaal in de Nobelstraat (nu Mexicaans restaurant Popocatepetl).

De Potterstraat met links Heck’s lunchroom Jeugd is altijd zichzelf en van alle tijden. In de jaren vijftig en zestig had je de nozems, de Sjorsklanten en de Vetkuiven. Zo had je in de jaren 40 de Witten en de Zwarten, die allemaal hun vaste stek in de stad hadden. De Zwarten verzamelden zich bij C&A, de Witten waren 14


tegenover het postkantoor te vinden, bij Venezia dus. In dit licht gezien is het interessant, want dan weet je waarom Ria zo gedreven is in het verwerven van een witte regenjas, wat haar aan het eind van het dagboek lukt. Eveneens is dan beter te begrijpen waarom ze zo trots waren op de door de moeder van Els bedachte naam de 'Snouwy' Band, die ook aan de kleur wit refereert. In België woedde in dezelfde tijd de strijd tussen de Witten en de Zwarten, hetgeen zelfs uitmondde in een echte burgeroorlog. Of dit in Utrecht tot het een en ander heeft geleid is onduidelijk. Wel weten we natuurlijk dat de nsb'ers in zwarte uniformen liepen. Zwart was de kleur van het niet-deugen. Dat snappen we, net zoals dat toegaat in de spaghetti-westerns, waarin de “goeden” een witte hoed droegen en de “slechten” een zwarte. Wie wist nog dat 1943 een witte kerst had? Of dat men geregeld een waarzegster bezocht? Omdat er veel gelopen werd in die dagen, bij gebrek aan ander vervoer, krijgen we een nauwkeurig beeld van de stad. We lopen mee, van hot naar her. Een enkele keer gaan we op de fiets, of kunnen achterop. Het leven gaat eigenlijk gewoon zijn gangetje voor een meisje van vijftien. Relaties Wat opvalt is de makkelijke manier van contact maken van de jeugd onderling. De meisjes en de jongens lopen avonden en dagen achter elkaar door de stad, ieder moment als de gelegenheid daar is. Jongens wenden zich gemakkelijk tot meisjes, komen direct ter zake, vragen om verkering nadat ze een meisje een keer mee naar de bios hebben. En men is verschrikkelijk jaloers, met een andere jongen praten is eigenlijk al taboe en reden voor een hoop achterdocht. Een meisje moest haar maagdelijkheid goed bewaren, maar gezoend werd er des te meer. De een wisselt in een razend tempo de ander af. Ondanks de oorlog en de ‘gewone’ dagelijkse ellende gaat alles gewoon door. Van vaste verkering is weinig sprake en als dat wel zo is dan duurt het zelden langer dan een paar dagen, soms een paar weken. We ontmoeten Jo Butselaar uit Sterrenwijk, die het aflegt tegen zijn gelijknamige neef Jo Butselaar uit de Bosboomstraat en daarna zijn we getuige van de grote liefde. Jo Jaeger, uit de Kolfstraat, goed voor een paar maanden, van 23 april 1944 tot 21 juni van datzelfde jaar.

Rietje met vriendin Els 15


Er wordt dan wel tamelijk lijnrecht op het doel afgegaan, van openlijke communicatie is nauwelijks sprake. Vraagt een jongen om een afspraak of verkering, dan antwoordt Ria: ik zal erover denken, of zelfs soms ja, maar dan staat er in het dagboek te lezen: heb ik helemaal geen zin in, of: ik zei maar gauw ja. Achterin het dagboek vinden we een lijst met namen adressen van vrienden en vriendinnen. Nauwkeurig staat achter elke naam vermeld in welke categorie de betreffende persoon past: schat, liefje, wel aardig, gaat wel, onbetrouwbaar. Maar ook uitgebreidere beschrijvingen als: Duitsgezind, bah!, of: van een boer kun je nooit een heer maken. Als een jongen niet snel genoeg hapt dan wacht het meisje geduldig, maar neemt in de tussentijd gewoon een ander. Wat houdt het in, vaste verkering hebben in die tijd? Veel verder dan met elkaar uitgaan, naar de bioscoop, of naar het zwembad en urenlang ’s avonds met elkaar door de stad lopen gaat het niet. Er wordt veel gezoend, dat wel. En dat zal dan ook wel de basis van die verkering vormen. De rest bewaarde je tot na je trouwen, en in ieder geval tot na je verloving. Maar de pijn van de verbroken verkering is er niet minder om. En verder zal het vroeger net zo zijn geweest als tegenwoordig: de jongen zal zijn grenzen afgetast hebben. Hoever kan ik gaan. En bij wie kan ik verder gaan of verder komen.

Rietje in juni 44 in de tuin achter het huis Maar hoe breek je de verkering af? Jo Butselaar is zeer onrechtstreeks in het beëindigen van de relatie, misverstand volgt op misverstand en dan is het afgelopen, ondanks briefjes met spijtbetuigingen. Net als Jo Jaeger trouwens, die verdwijnt gewoon. Er vindt nog wel een gesprek plaats tussen zijn zus die ook Rietje heet en die in het restaurant van het zwembad (natuurbad) “De Biltse Duinen” in Bilthoven werkt en Rietje, maar verder dan de vraag: “Is de liefde al weer over tussen jullie?” en het antwoord: “Zo’n beetje” komt het niet echt. Wel wordt er melding van een foto gemaakt, waarop Ria en Jo zoenend te zien zijn, maar jammer genoeg is deze foto verdwenen, al heeft Ria wel de foto’s terug gekregen. Ze was er wel zeer tevreden over, maar wat doe je met foto’s van een voorbije liefde. De foto-uitwisseling leidt in augustus nog tot een onverwachte ontmoeting met Jo en Arie. Bijkomstigheid is dat Els Ipenburg, haar beste vriendin in diezelfde tijd verkering krijgt met Arie Huffels, vriend van Jo.

16


Jo Jaeger (rechtsboven met gitaar) en Arie Huffels (accordeon) Zondag 6 augustus 1944 Eerst m’n jurk opgehaald bij van de Mark. Die was gisteravond klaargekomen. Ria en Alie kwamen me vragen of ik bij Els kwam, dan gingen we platen draaien. Kees heeft een grammofoon gekocht, moorddadig. Ze zat al te wachten. ’s Middags om een uur was ik alweer bij haar. We zouden naar Bilthoven gaan (m’n doek en verband had ik afgelaten mij te warm). Laten Jo Jaeger en Arie Huffels nou ook in de trein zitten. We wisten ons geen raad en gingen een paar coupés verderop zitten. ’t Was hartstikke druk in de trein. In Bilthoven dito. We liepen nog even rond voor een plantje, toen twee knullen ons riepen, wel leuke om te zien. Wij erheen. Ze vroegen of ’t goed was dat ze meegingen. Wij vonden ’t best. De leukste kwam bij mij zitten, helemaal achteraan. Maar hij begon zo vervelend te doen dat ik al gauw in de gaten had wat voor een ’t er was. Ik een smoesje verzonnen en gezegd dat ik een ander badpak aan ging trekken en dat ik dan ’t water in zou gaan. Dan zie ik je wel weer. ‘Ja, bij het drie meterbad?’ Oh, goed hoor, zei ik. Hij weer verder. Toen kwamen we bij zo’n huisje waar ze aan ’t tafeltennissen waren. Wij even met Sije en Jan staan praten. En toen schrok ik me een bult, want Jo zat langs de kant. En Arie was aan ’t tafeltennissen. Eerst deed ik net of ik niets zag, maar toen zei die Els gedag en toen zei ik ook maar gauw ‘Ha Jo!’ ‘Daag’, zei die en hij begon zo lief te lachen. Ik wist niet wat me overkwam, dat ie me gedag zei. Toen een poos in ’t zand gaan liggen. En daarna een glas limonade gaan drinken. Daar stond een meisje van een jaar of twintig voor dat huisje. Ik zei tegen Els: ‘Dat is vast Jo z’n zuster’. ‘Ach ben je mal’, zei zij. Wij op dat muurtje gaan zitten. Toen staat ze me zo op te nemen en zegt tegen me: ‘Ben jij niet Ria van Eijk?’ ‘Ja, maar ik ken jou niet’. (Ik hield me van de domme natuurlijk). ‘En woon jij op de Adriaan van Ostadelaan?’ ‘Ja maar hoe ken je me dan?’ ‘Ken je Jo Jaeger dan?’ ‘Dan ben jij zeker de zus van Jo’. ‘Ja’, zegt ze, ‘Is de liefde al weer over tussen jullie?’ ‘Zo’n beetje’, zei ik. Wij een poosje staan kletsen met haar. Toen liet Els de foto’s zien van haar en Arie in Bilthoven. ‘Heb jij geen foto’s van jou en Jo?’ ‘Nee’, zeg ik. ‘Jawel hoor’, zegt Els weer en pakt m’n albumpje uit m’n tas. Zij die foto’s kijken. En daar stonden we zo fraai op. Op de een zat hij me te zoenen en op de ander zaten we heel teder bij elkaar. Mag ik ze eens mee naar huis nemen?

17


Nee hoor, zeg ik meteen. Wat zal Jo dan wel niet denken? Wat kan mij dat schelen, zegt zij. Toen heb ik ze maar meegegeven. Els gaat toch morgen weer naar Bilthoven met haar zusje en dan krijgt zij die foto’s weer mee terug. Zal mij benieuwen wat hij ervan zegt. Toen ons aan gaan kleden en naar ’t station. Daar was ’t hartstikke druk. Kees van de Sluis en Sije kwamen bij ons staan. En zo zijn we de trein ingeduwd. Kees zat naast mij. Ik heb me dood gelachen. Dat jong deed zo idioot. Om acht uur in Utrecht. Toen met die jongens naar Venezia, ieder twee ijsjes gehad. Daarna naar Els d’r huis en even naar Oma. De jongens bleven wachten. Toen weer een stuk met ze meegelopen en bij de Kruisstraat afscheid genomen. Hard hollend naar huis. Ep uit Haarlem was over bij Els thuis en hij heeft me verder op de fiets naar huis gebracht. Buiten nog even met Jan staan praten. En nu gaat ie morgen zover met mij mee als ik naar de dokter ga. Gaat hij meteen naar ’t station. Er wordt tegen het eind van het dagboek voor niks naar Amsterdam gereisd voor de zoveelste grote liefde, na een paar dagen op de boerderij in Elst te hebben gelogeerd, samen met een groep jongeren uit Amsterdam. Maar Els en Ria worden met smoesjes afgescheept en gaan uiteindelijk uit nood bij tante Mien, die in Amsterdam woont, op bezoek. Eigen initiatief van het meisje komt niet of nauwelijks aan de orde lijkt het. Zondag 28 mei 1944 ’s Morgens kaartjes gehaald voor ’t circus voor moeder en papa, die gaan dinsdag. Het stond rijen dik. Ik heb maar gauw geld aan Cobi Kraaimaat gegeven, die zou ze nu voor me meebrengen. Toen ik thuiskwam waren tante Rie, oom Jaap en Gerardje er. Ze kwamen om foto’s te maken. Eerst ik alleen op ’t hek. Toen samen met Riesje en Gerardje. Willy alleen in de wagen enz. Acht foto’s zijn er genomen. ’s Middags met Els naar ’t Janskerkhof. Maar wie er kwam, geen Jo. Toen hebben we onze troost maar bij Venezia gezocht. Daarna even de kermis op. ’t Was hartstikke warm. Ineens beginnen ze toch te schieten. Er is nog een Amerikaans vliegtuig neer gekeild op Groenekan. Ik zat in mijn knijperd. Tweede Pinksterdag 29 mei 1944 ’s Morgens bij Els geweest. Haar neef Ep uit Haarlem was er. Vanmiddag met z’n drieën naar Bilthoven. Mieters weer was ‘t. Om 3.19u met ’t treintje mee. ’t Vliegtuig hebben we nog zien liggen in ’t weiland. De Arbeidsdienst Als man kreeg je in het jaar dat je achttien werd een oproep voor de Arbeidsdienst, die in opdracht van Seyss Inquart door de Duitsers was ingesteld. Je was verplicht om aan de oproep gehoor te geven, voor die tijd was er al een mogelijkheid om je vrijwillig te melden, maar om begrijpelijke redenen maakte je je daar niet populair mee. Aan het eind van het dagboek ontstaat er een platonische liefde tussen Ria en Peter de Haas ( ‘er was een jongen bij met een wit windjack, een bruine lange broek en allemaal slagen in zijn haar’), die via de Arbeidsdienst in Duitsland te werk is gesteld. Ze kennen elkaar slechts van één keer zien en gaan dan over tot een briefwisseling die jammer genoeg niet erg concreet wordt gemaakt. “Brief van Peter gehad, het was een leuke brief”, veel verder komen we niet. Wanneer Ria op zoek gaat naar het woonadres van Peter belandt ze in de Violenstraat, waar deze Peter helemaal niet woont. Wel woont de man met wie zij later zal trouwen, mijn vader, in de Violenstraat, maar die is op dat moment niet thuis, omdat hij immers ook in Duitsland werkt, via diezelfde Arbeidsdienst.

18


Lopen Iedere dag loopt Ria vanaf het woonhuis aan de Adriaan van Ostadelaan naar haar werk, via het Wilhelminapark, de Burgemeester Reigerstraat, de Nachtegaalstraat, de Voorstraat (ijssalon Venezia was een vast punt, zeker op de terugweg), de Potterstraat, de Lange Viestraat, het Vredenburg, de Catharijnebrug en de Catharijnesingel naar het Moreelsepark, HGB 3 van de Spoorwegen. Er was wel een fiets in huis, maar daar maakte het hele gezin gebruik van, dus lopen was meestal de enige optie.

Vaste looproute over de Nachtegaalstraat Films Ria en haar vriendinnen gaan vaak naar de bioscoop, naar de Palace, de Filmac (doorlopende voorstellingen), de Flora, de City, soms wel drie keer in de week en ook wel twee keer naar dezelfde film. Geregeld gaat ze ook alleen, soms ook met haar moeder. Er is geen televisie en je moet toch wat. De bioscoop was bovendien redelijk betaalbaar en als je geen geld had was er altijd wel een jongen die je wilde tracteren. Maar ook met haar moeder en haar broertjes gaat ze wel naar de film en zelfs geregeld alleen.

19


Palace en Filmac, Vredenburg

Flora, Oudegracht Het gaat om films met soms intrigerende titels als: “Artistenhuwelijk”, “Karavaan”, “Mensennoodlot”, “De tijger van Eschnapur”, “Drie weken huisknecht”, “Nonnie Blanda, het Griekse wondermeisje”, “Het moment ener grote liefde”, “Licht in de duisternis”, “Vader der Armen”, “De witte droom”, “Ich bin gleich wieder da”, “De Spooktrein”, “De bruidegom uit Brazilië”, “De Gouden Stad”, “Violanta”, “Dat komt ervan”, “Een vrouw vermoord”, “Geheimen van het Oerwoud”, etc. met hoofdpersonen met klinkende namen zoals Johan Heesters, Marika Rökk, Danielle Darrieux. Boyd Bachman, Dick Willebrands, de Kilima’s, Eddy Christiani, De Honolulu Koninginnetjes waren in die tijd de sterren die je in het echt kon bewonderen of op de radio kon horen. 20


Dingen die je niet meer ziet Spoorbios, cineac, waarzegster, stamkaart, distributiekantoor, persoonsbewijs, geitenrekje, rieten schoenen, Galeries Modernes, pannenkoektaartjes, appelbie’s, een ring van vliegtuigglas, bioscoopcontrole De Waarzegster Vrijdag 24 maart 1944 Ik moest ’s avonds even naar Els. Jo was thuis, dus ik ging alleen. Toen ik terugkwam stond Henk Verwey bij de kerk. Een poosje met hem staan kletsen over dinsdagavond. Hij was er ook bij geweest. Toen vroeg hij of ik meeging naar tante Bet. Eerst wilde ik niet, maar ik ben toch meegegaan. We hebben ons naar zitten lachen. Ik zou met m’n achttiende of negentiende jaar trouwen en vijf of zes kinderen krijgen. Ben ik even klaar. Een is meer dan genoeg. Ik zou met een blonde man trouwen en een zwarte zou m’n pad kruisen. M’n man zou vreselijk jaloers zijn. De helft ben ik al vergeten. Reuze benieuwd wat er van uitkomt, natuurlijk geen steek. Ook zei ze dat ik al heel wat jongetjes gehad had. Generatiekloof Van de ouders hoor je alleen maar dat die overal tegen zijn. Sommige jongens mogen niet eens met meisjes omgaan van hun ouders, wat door de meisjes weer raar wordt gevonden, al zijn die zelf ook op geen enkele manier van plan om hun ouders in te lichten over het hebben van een vriendje of iets in die richting. Ouders hebben in die tijd nog echt voor het zeggen. Poeder, nagellak en eigenlijk het hele fenomeen van jezelf opmaken zijn taboe. Els wordt met sneeuw ingezeept door haar neef omdat ze zich 'bepoeierd' had. Geregeld wordt melding gemaakt van de deur niet uitmogen: ‘Thuis woest’ en ‘heb verschrikkelijk op m’n duvel gehad omdat ik te laat thuis was’. En in het dagboek ontbreekt het vrijwel nooit: het tijdstip van thuiskomst. De loopbrug over het Maliebaanspoor kwam in dit kader helemaal niet van pas, dan ontbrak immers het argument dat je voor de spoorbomen had moeten wachten als je te laat thuiskwam.

De loopbrug over de Maliebaanspoorweg naar de 1e Korte Baanstraat

21


Ook komen in het dagboek af en toe minder prettige zaken aan de orde, de gedragingen van broertje Gerard (die overigens in de vijfde klas van school werd gestuurd. Of Riesje van vijf die al sigaretten rookte. De broer van Loes Baartmans zat enkele dagen vast en volgens Ria was het best goed voor hem geweest als het wat langer had geduurd, maar wat hij gedaan had blijft onduidelijk. De kerk Ria vindt de katholieke kerk veel mooier dan de protestantse, maar even later zegt ze: De katholieke jongens zijn allemaal eender, hetgeen inhoudt volgens de context dat die je altijd in de steek laten. Misschien heeft deze dubbele houding ermee te maken dat haar moeder van katholieke huize was en haar vader van gereformeerde komaf. Met Kerst schrijft zij: Vrede op Aarde, de hele wereld staat in rep en roer. Spoorwegstaking Ria werkt bij de Spoorwegen (omdat ze geen ULO had moest ze een test doen) en doet mee aan de staking. Cynisch genoeg is de Spoorwegstaking weinig effectief omdat de Duitsers het leger inzetten om het werk te doen.

Ria (tweede rij midden) met collega’s bij het gebouw van de Spoorwegen De Duitsers zetten eigen personeel in en blokkeren de binnenvaart. De staking zal acht maanden duren en Ria heeft het geluk de hongerwinter door te kunnen brengen in Meteren bij Geldermalsen in de Betuwe, bij een boerenfamilie, waar ze daarvoor misschien al geregeld aardappelen haalde, op de fiets. Het dagboek eindigt tamelijk abrupt op 12 september 1944, een paar dagen voordat de Spoorwegstaking op 15 september uitbreekt. In de laatste week van augustus 1944 brengt Ria een weekend door bij boeren op de Betuwe in Elst. Samen met Els struinde ze al het hele jaar 22


de Betuwe al af, om bij de boeren aardappels en andere produkten te kopen, maar deze keer is het puur vakantie. Daar wordt ook het verschil heel duidelijk zichtbaar in de manier van leven in de stad en op ’t platteland. Fruit in overvloed, pruimen en peren, genoeg zelfs om ermee naar elkaar te gooien! En natuurlijk vooroorlogs lekkere gebakjes, waar ze er wel twee van kregen.

23


Dagboek van: Ria van Eijk Adr v Ostadelaan 119 Utrecht Geboren 13 April 1928

24


Zaterdag 30 oktober 1943 Rietje Ennik slaapt vannacht bij me. Wij gaan vanavond naar dansen. ’s Middags zijn wij met zijn tweeÍn bij Corrie Ertsieck op visite geweest. Dat is de vroegere vriendin van Rietje. Zondag 31 oktober 1943 Wij hebben gisteravond tot half een liggen praten. Vanmorgen zijn wij naar de kerk geweest. De mensen achter ons zeiden dat we stil moesten zijn. Vanmiddag kwamen we bij Venezia en wie stond daar in de hoek: Henk de Bondt. Ik had hem de hele week laten staan. Hij was met nog een jongen en kwam naar ons toe. We konden hem maar niet kwijt raken. We zijn ook nog met ze naar de kermis geweest. Die andere jongen was een leuke knul. Later liepen we

25


met z’n vieren op de Plompetorengracht en wie komt daar aan: die jongen van de ambachtsschool met twee vrienden. Hij komt naast ons lopen en zegt: ‘Hallo, wanneer zie ik je weer eens?’ Ik zeg: ‘O ik zal wel zien hoor’. ‘Kom je me van de week van school halen?’ Ik zei: ‘Ik denk het niet hoor’. Ineens beginnen we alledrie te lachen, Rietje, Kees en ik, behalve Henk en die jongen van de ambachtsschool. Hij liep maar gauw weer door. We konden niet meer. Henk stond zowat te huilen. Zielenpoot. Ik heb het maar gauw met hem uitgemaakt. De tranen stonden in zijn ogen. Wie stelt zich nou zo aan! ’s Avonds hebben moeder en ik Rietje weggebracht tot de Catrijnebrug (Catharijnebrug, W.G.). Vrijdag 24 september ben ik naar het ziekenhuis gegaan en zaterdags geopereerd en 6 oktober er weer uit gekomen. Ontzettend veel bezoek gehad.

26


Maandag 1 november 1943 ’s Middags is tante Ria op bezoek geweest. Zuster Corrie zou ’s avonds komen. Dat is de zuster waar ik bij in het ziekenhuis heb gelegen. Zij kwam om half zeven. Het brood stond nog op tafel en Anneke at toevallig van de broodplank, wat anders nooit gebeurt. Het was een heel gezellige avond en zij is erg aardig. Anneke zat geregeld bij haar en zij vertelde aan zuster Corrie: ‘Heb ik geen mooie kousen aan? Die heeft mama gebreid uit de sprei!’ Anneke deed de hele avond zo ontzettend leuk. Wij vonden het jammer dat Anneke en Riesje naar bed moesten. Zuster Corrie ging de donderdag daarop met vakantie. Zij is om acht uur weer weggegaan, want zij moest om negen uur in dienst zijn.

27


Mevrouw Burgerhout was ook een keertje bij me. Ik had een heleboel fruit op mijn nachtkastje staan. Anneke zei tegen mij: ‘Ria geef mij eens een appel?’ Mevrouw B. zei: ‘Nee Anneke, dat is voor Ria’. ‘Nou dan is Ria toch een schrok? Zij heeft nog zoveel!’ Die kleine schat! Zondag 7 november Anneke is niet erg goed. Zij was vrijdag al een beetje hangerig. Ze zat steeds maar te gapen op moeder haar schoot. Op het laatst zei ze: ‘Mama ik moet alweer gapen’. Nu laat moeder de dokter komen. Ik ben bang voor difterie. Moeder dacht dat het de bof was en ik liet het maar zo. De dokter kwam om half een. Hij was reuze kwaad dat moeder ons niet had laten inenten.

28


Ze werd meteen ingespoten, want het was natuurlijk difterie. Ik ben nu zo bang voor die schat. ’s Middags met Rietje en Claartje naar de kermis geweest. Ik had eigenlijk niks geen zin. ’s Avonds gingen we naar Boyd Bachman.(Deens komiek in de jaren ’40 en ’50, zeer populair in Nederland, WG). Mijn gedachten dwaalden steeds af naar Anneke. Wij zijn door Wim en Nol en nog twee jongens naar huis gebracht. Rietje was om half twaalf thuis. Zij heeft erg op haar kop gehad. Met Anneke was het nog hetzelfde. Een boterham gegeten en naar bed. Maandag 8 november 1943 ’s Morgens erge keelpijn. ’s Middags moest ik direct naar de dokter. Ik liep in de Burgemeester Reigerstraat en zag Riet Baartmans lopen. Zij ging met mij mee naar de dokter en ik werd ingespoten. Wij gingen samen de stad in. Haar zuster gaat zich verloven en nu

29


koopt zij een leuk dingetje voor haar. Daarna gingen we naar mijn huis. Anneke was iets beter, gelukkig. Ik bracht Riet nog een stukje weg en kwam in de Burgemeester Reigerstraat Rietje Ennik tegen. Wij brachten nu samen Riet Baartmans weg. ’s Avonds was ik erg naar van die inspuiting. Ik ben er twee dagen beroerd van geweest. Dinsdag 9 november 1943 De crisis is voorbij gelukkig: Anneke is een heel stuk beter. Zij heeft een nieuw nachtponnetje en een pop gekregen (de pop van Gerard). Woensdag 10 november 1943 Riet en ik hadden om half zeven bij de schouwburg afgesproken. We gingen samen naar dansen. We hebben grote lol gehad. Uit

30


dansen gingen wij de fiets bij Rietje halen en zagen daar twee jongens van dansen. Zij hebben ons naar huis gebracht en wij stonden ze in de maling te nemen. Donderdag 11 november 1943 Ik ging om half vijf Riet uit de zaak halen. Wij hadden afgesproken om samen naar Bilthoven te gaan. Zij moest marsepein halen. Bij de Catrijnebrug (Catharijnebrug, WG) liep ik de Leidseweg af en Rietje reed op de fiets om de rotonde heen. Toen wij samen verder reden en we bijna vielen zei een ‘ouwe taaie’: ‘Lieveling, val niet, want ik wil zo’n schat als jij bent niet graag zien vallen’.* ‘Oh nee meneer, zo stom zijn wij niet’, zei Rietje, en tegelijkertijd lagen we op de grond. Pats Boem Au!!! We stikten van het lachen. Om vijf uur waren we op het perron en haalden net de

31


trein naar Bilthoven. Daar aangekomen gingen wij naar de banketbakker marsepein halen, omdat hij twee aardige knechts heeft kregen wij drie en een half pond meer. Toen wij op school kwamen riep Dees (hoofd van de school, WG) mij en vroeg of er bij ons difterie heerst. Nu mag ik niet meer naar school, of ik moet een bewijsje van de geneeskundige dienst hebben. Ik ga er morgen direct op af. Arme Woutje hm! * (De uitdrukking ‘ouwe taaie’ was erg populair in die dagen. Was niet negatief bedoeld, maar een goedmoedige manier om oudere mensen aan te duiden en afkomstig van de hit ‘Ouwe taaie, jippie jippie jee’, van de toen immens populaire Eddy Christiani, die als eerste Nederlander de electrische gitaar combineerde met oerhollandse teksten, WG) Vrijdag 12 november 1943 Anneke is vandaag niet zo goed. Ze ligt maar stil in haar bedje en eet en zegt niets. Wij maken ons erg ongerust. Ik krijg een bewijsje dat ik weer naar school mag, gelukkig. ’s Avonds ben ik door Wout naar huis gebracht.

32


Zaterdag 13 november 1943 ’s Morgens thuisgebleven. Boodschappen gedaan voor moeder. ’s Middags ging ik de stad in met Tonnie Albers. Tut hola! Toen wij op de markt liepen kwamen we Rietje tegen. Ik was blij toe. Zij had een jurk gekocht. Toen we bij huis aankwamen stond papa voor de deur en vroeg of ik vanavond nog weg moest. Ik zeg: ‘Ja, ik ga naar Rietje toe’. Hij zegt: ‘Dat kan niet, want Anneke is erg ziek. Zij moet naar het ziekenhuis’. Ik schrok me naar en vloog naar binnen. De hartspiertjes zijn verlamd, dat komt door het serum. Om half zes werd er gebeld en stond de ziekenauto voor. Anneke werd in een deken gerold en en zij huilde helemaal niet, die kleine schattebout. Ik geef haar een dikke kus en zij geeft mij er nog een terug.

33


Dat is de laatste die ik van haar gehad heb. Toen papa terugkwam zei hij dat zij in de auto gezegd had: ‘Papa, we zitten in de auto hè? Toettoet, hoort weer toettoet’. Kleine lieveling. Zondag 14 november 1943 ’s Morgens vroeg opgestaan. Moeder geholpen en om half twaalf gegeten. Papa, moeder en ik zijn om kwart over twaalf naar het ziekenhuis gegaan. Wij mochten om 1 uur bij Anneke, van achter het raam (ze lag in quarantaine, WG). Zij lag te slapen en er lag nog een dame bij haar in het kamertje. Die was zes weken getrouwd en kreeg toen difterie. Zij kon helemaal niet praten. Anneke werd wakker gemaakt en begon zo zielig te huilen. Zij riep steeds maar:

34


‘Mama kom nou bij me, ik wil mee naar huis. Ria ik wil mee!’ Wij konden ons geen van allen goed houden. Papa liep maar gauw weg. Even later hield ze gelukkig op. Zij nam haar lakentje en veegde haar neusje af. Toen pakte ze het washandje dat boven haar ledikantje hing en veegde daarmee haar ‘kraantjes’af . Zij kon het niet meer op dezelfde plaats terugkrijgen en gooide het toen maar op het tafeltje naast haar, waar wij erg om moesten lachen. Wij vonden haar een beetje opgeknapt, gelukkig maar. Even daarna ging ik kiekeboe met haar spelen, wat ze erg leuk vond. Moeder zei: ‘Dag keuteltje’, en Anneke zei: ‘Nee, ik ben niet keuteltje, ik ben Anneke’. Johan Konst noemde haar altijd ‘keuteltje’. Zij heeft nog even liggen

35


kijken en is toen weer ingeslapen. We zijn toen maar weggegaan. Het laatste wat ze tegen me gezegd heeft is: ‘Ria kom nou bij me’. Papa is naar de hoofdzuster gegaan en wij bleven wachten. Het leek net of ik naar haar toe getrokken werd, want ik ging telkens naar haar kijken, maar dan lag ze jammer genoeg net te slapen. Toen papa terugkwam vertelde hij dat ze vanavond weer mochten komen en dat ze er dan misschien wel bij mochten. Moeder en ik begonnen alle twee te huilen, want we zagen wel dat het nu mis zou gaan. Toen wij thuis waren kwam Rietje Ennik. Wij zijn toen een eindje gaan wandelen, om wat op

36


te frissen. ’s Avonds heeft Rietje nog bij ons gegeten. En om zes uur gingen papa en moeder weer naar Anneke toe. Toen ze om half negen nog niet terug waren kon ik het niet meer uithouden en zijn Rietje en ik ook naar het ziekenhuis gegaan. Wij vroegen of we er even naar toe mochten. De portier zei: ‘Er is al iemand naar toe gegaan om je moeder te halen, maar ga er maar loop maar even door’. Rietje stalde haar fiets en wij gingen er heen. Wij kwamen bij dat paviljoen aan en daar stonden papa, moeder en oom Bertus (broer van haar vader, WG) buiten. Papa moest vannacht blijven waken. Ik begon te huilen en smeekte of ik naar Anneke mocht.

37


Eindelijk gaven ze toe. Toen we in de hal kwamen kwam er een zuster naar ons toe en ik vroeg of ik even om een hoekje mocht kijken. Maar hoe ik ook smeekte, het mocht niet. Toen gingen moeder en ik maar weg en is papa daar gebleven. Ik heb ’s nachts met moeder op de divan gelegen en helemaal niet geslapen. Ik verging van de jeuk en zat vol met bulten. Dat kwam door het inspuiten. Het serum begon nu pas te werken. We stonden even op en moeder smeerde me in met water en azijn. Toen ik weer naar de divan wilde gaan ging ik ineens van mijn stokje. Moeder heeft me opgebeurd en naar bed gebracht.

38


Maandag 15 november 1943 De volgende morgen zijn we om zeven uur opgestaan. Ik kleedde me vlug aan en wilde net op gaan bellen hoe het met Anneke was, toen oom Ries (broer van haar vader, WG) kwam zeggen dat er verbetering was gekomen, och wat waren we blij. Maar die vreugde was helaas voor korte duur. Gerard en ik gingen om half negen naar de dokter voor zijn keel. Toen we uit de spreekkamer kwamen, kwam het dienstmeisje naar ons toe en zei: ‘Gaan jullie maar gauw naar huis, want je moeder is niet goed. Je zusje is…’ Is Anneke dood? En ik begin me toch te huilen. Ik ben heel hard weggelopen. In de Burgemeester Reigerstraat kwamen we Cor Walet-Schrijver tegen, die ons gauw mee naar huis nam.

39


Daar was alles even naar. Toen papa thuiskwam heeft hij onder grote droefheid gezegd hoe het gegaan was. Zij had een beetje limonade en melk gedronken en had papa zijn hand maar vastgehouden. ’s Avonds had ze nog tegen moeder gezegd en dat is ook het laatste geweest: ‘Mama ik heb een spuitje gehad’. Moeder: ‘Oh ja schat, heb jij een spuitje gehad? En waarzo?’ ‘In mijn arm’. ‘En deed het geen pijn?’ ‘Nee’. Moeder: ‘Is de zuster lief?’ ‘Ja hoor, maar jij bent ook lief ’ Als haar dekens goed gelegd moesten worden, dan riep ze de zuster. En met de andere dingen moest papa haar helpen. ’s Morgens om ongeveer half negen zei ze tegen papa: ‘Papa ik moet poepen!!!!!!’ En papa 40


beurt haar op en wil Anneke op het potje zetten en hij houdt haar dood in zijn armen! Ik kan het nog niet begrijpen, het is net een droom. We vinden het allemaal vreselijk. De hele buurt is er kapot van. Het was zo’n schatje. En iedereen die je hoort zegt: ze was te goed voor deze wereld. Het is nu een engeltje in de hemel. Nu horen we nooit meer haar lieve stemmetje. Voor moeder is het nog het ergst, omdat ze in januari of februari weer een baby verwacht. Eerst vond ik het wel erg van die baby, maar nu verlang ik ernaar. ’s Nachts ben ik weer drie keer van mijn stokje gevallen. En ’s avonds had ik een heel opgeblazen gezicht. Ik had hele dikke lippen en zat over mijn hele lichaam vol bulten die ontzettend jeukten.

41


Dinsdag 16 november 1943 Ik ben vandaag naar mijn nieuwe betrekking gegaan bij De Kruif ((school)boekhandel en leesbibliotheek, gedreven door de dames de Kruif, moeder en dochter, WG). Ik wilde eerst niet gaan, maar ze vonden het beter van wel, omdat ik dan meer afleiding had. Toen ik om kwart voor een thuiskwam was tante Riek er (zuster van haar moeder, die in Scheveningen woonde, WG). Ze had om half acht bericht gehad en was om negen uur in de trein gestapt. Ze kwamen me om vijf uur uit de zaak halen met Rietje Ennik en toen zijn we bij Anneke gaan kijken. Ze lag er zo schitterend bij met een glimlach op haar gezichtje. Rietje heeft een prachtig versje gemaakt. We hebben zo ontzettend veel belangstelling gehad. Maar die schat was ook zo bemind. Het versje: (tekst-transcriptie hier weggelaten, WG)

42


Ter herinnering aan Anneke van Eijk. Geboren 19 mei 1940. Overleden 15 november 1943. En ter herinnering aan Anneke van Eijk, geboren 27 juni 1937. Overleden 3 januari 1938.

43


Vrijdag 19 november 1943 Vandaag had Anneke precies drie en een half jaar geweest. Maar nu wordt ze naar het kerkhof gedragen. Ik heb eerst moeder een beetje geholpen, groenten en melk gehaald, wat ik anders altijd met Anneke deed. Om tien uur kwam Rietje en daarna de rest. Toen we op de auto’s zaten te wachten, begin ik

44


helemaal te trillen en ik kon er heus niets aan doen. Daarna begon ik heel hard te huilen. Om half elf kwamen de auto’s. Ik zat bij tante Mien (zuster van haar vader, WG), oom Johan, oma (moeder van haar vader, WG) en en papa in de auto. Toen we daar aankwamen werden we in de ontvangkamer gelaten, waar ik weer helemaal begon te trillen en daarna begon te huilen. Ik kon mezelf wel ik weet niet wat doen. Daarna kwam er een bidder en die vroeg of we afscheid van die kleine wilden nemen, wat ik het ergste vond van alles. Het liefst had ik alleen naar die kleine schat willen gaan. Zij was nog net zo prachtig. Toen we daar voor het laatst bij haar stonden zei die bidder opeens: ‘We zullen hem nu maar sluiten’. Oh, ik wist niet hoe ik mij houden moest. Hij deed heel langzaam het kistje dicht. En hoe verder het kwam hoe

45


verder ik ging staan. Oom Jaap (broer van haar vader, WG) heeft mij moeten wegbrengen, anders was ik weer van mijn stokje gevallen. Toen gingen de auto’s heel langzaam naar de laatste rustplaats van onze lieve schat. Op het kerkhof was ontzettend veel belangstelling. We gooiden allemaal een bloemetje op haar kistje, eerst papa, toen ik en zo verder. Oh dat vond ik het ergst van alles, toen zo heel langzaam die kleine lieveling naar beneden ging. Zij had een prachtig kistje met engeltjes van zilver en daar tussen stond ‘rust zacht’. Anneke heeft acht bloemstukken gekregen. Oh, die schat was altijd zo gek op bloemen. Altijd wilde ze er een hebben. Een mooi bloemstuk van ons (papa, moeder, Gerard, Riesje), een van de familie. Een prachtige krans van de

46


buurtbewoners, een bloemstuk van meneer en mevrouw Knopper (eigenaar van bloemkwekerij achter de Adriaan van Ostadelaan, WG) met prachtige orchideeën eraan. Een van mevrouw de Laive en mevrouw Rijsgeer van Lennep samen, een van Bert, Tonnie, Nellie, Fannie en Henk van Cooten. Een van haar vriendinnetje Greetje Vonk. En in haar kistje mooie anjers van Rietje Ennik. Later kregen wij ook nog geld uit Zijdewind overgestuurd, ook voor bloemen voor onze lieve schat. Mevrouw Maarschalkerweerd (buurvrouw, WG) huilde ook zo erg. Anneke riep altijd over de schutting: ‘Tante Maarschalk, mag ik bij u?’ ’s Middags zijn moeder, Cor en ik weer naar het kerkhof geweest waar wij het erg te kwaad hebben gehad. Wij hebben van haast ieder bloemstuk een takje afgenomen als herinnering.

47


48


Zaterdag 20 november 1943 Vandaag ben ik weer wezen werken. ’s Morgens kwam Els bij ons in de winkel en vroeg of ik ’s avonds bij haar kwam, omdat ik dan een beetje afleiding had. Nu dat zou ik dan doen. Het is de hele dag razend druk geweest. Om half vijf kwam Rietje meehelpen. We waren toen met z’n zessen aan het helpen. We mochten om kwart voor zeven pas naar huis. Daarna zijn we even naar Els gegaan om te vragen of Rietje ook mocht komen. Els is toen met mij even meegegaan en Kees (broer van Els, WG) heeft Rietje een eindje weggebracht. ’s Avonds hebben we bij Els een paar spelletjes gedaan, zoals pandverbeuren. Om kwart voor elf heeft Kees mij naar huis gebracht. Gegeten en naar bed.

49


Zondag 21 november 1943 Vandaag is er een rouwdienst in de Nicolaï-kerk voor onze lieve Anneke gehouden. De dominee heeft prachtig gepreekt. Moeder, zuster Veenendaal en ik zijn er heen geweest. Hij had het ook over dokter Muller, die in het concentratiekamp in Barneveld is omgekomen. Dat was nog eens een dokter. Hij deed alles voor de arme mensen, en dat was nou een jood. Voor iedereen stond hij klaar. Dat moesten nou die moffen eens weten. Daar hebben we al die ellende en narigheid aan te danken. Door hun zijn al die ziektes hier gekomen, zoals difterie. Smeerlappen!!! ’s Middags kwam Rietje me halen, of ik mee naar haar huis ging. Nu dat mocht ik. Toen we door de stad gingen kwamen we Henk de Bondt met z’n vriend tegen.

50


Rietje vroeg aan hem of hij me ’s avonds wilde komen halen. Ik wilde er eerst niets van weten, omdat ik op het ogenblik nog niets geen idee in een jongen heb. Maar uiteindelijk toch toegegeven. Even later komen we Els tegen die vroeg of we nog een eindje meegingen voor we naar Rietje haar huis gingen. Nu dat deden we dan ook. Toen we op de Viebrug liepen kwamen we Henk de Jong (Humpie) tegen. Daar hebben we even mee staan praten en hij ging toen een eindje met ons mee. Hij liep tussen Els en mij in. Rietje liep met twee anderen, boerenpummels uit Gelderland. Els vroeg of Humpie haar weg wilde brengen, maar dat deed hij niet. Toen gingen Rietje en Els de fiets van Rietje halen, die ze gestald had

51


naast de Rembrandt. Daar heb ik twee zoenen van Humpie gehad. Els ging toen maar naar huis. Want zij kreeg toch niet ‘beet’. Wij zijn langs de Catrijnekade gelopen en op de Amsterdamsestraatweg heb ik weer zes zoenen van Humpie gehad. Hij vroeg of ik deze week nog kwam en anders zaterdagavond. Hij is ook zo knap. Hij kan alle meisjes krijgen. Daar wordt ie ook verwaand van. Het zal mij benieuwen of hij komt. Ik geloof het nooit. Ik hoop het maar, want ik ben altijd gek op hem geweest, nu trouwens nog. Maar ja, het helpt me toch niets. Als ik hem nu maar niet gezien had, of in ieder geval dat hij mij niet weggebracht had. Nu maar weer hoop op zaterdag hebben. Daarna gingen we naar Rietje d’r huis (schip). Daar aangekomen zetten ze me eten voor, wat ik erg vervelend vond. Later kreeg ik

52


nog twee pannenkoekjes. We hebben foto’s zitten kijken en een spelletje gedaan: ‘Welk karakter hebt gij’, wat erg leuk was. Om kwart voor negen werd er gefloten. Wij gingen kijken en daar was Henk al. ‘Laat haar vader maar even binnenkomen’, zei mevrouw Ennik. ‘Nee, meneer heeft geen tijd’. Ik ben gauw naar buiten gegaan. Onderweg vroeg Henk of ik alweer een andere jongen had. Hij had nog geen ander meisje. Ik zeg: ‘Nee hoor, ik moet er voorlopig geen een hebben’. Arme Henk. ‘Oh, dat is jammer’. ‘Nu ben je voor niks naar de Billitonkade gekomen’. Ik was blij toen ik thuis was. Ik kreeg nog op mijn kop, en nu was ik om half tien thuis. Het is ook nooit goed. Thuis kreeg ik toevallig vijf pannenkoeken, dus ik kon niet meer op. En dat in deze tijd. Hoe bestaat het!

53


Maandag 22 november 1943 Vanmorgen even naar de dokter geweest, omdat ik ontzettende keelpijn had. Het was gelukkig geen difterie. Toen ik bij de schouwburg liep kwam ik Riet Baartmans tegen. Zij kwam er ook net vandaan. Het was veel leuker, nu we met z’n tweeën gingen. Ze ging mee terug. Daarna naar de Raad van Arbeid (later Arbeidsbureau, aan de Breedstraat, nu verbouwd tot woningen, WG). Voor m’n nieuwe betrekking. Toen we op de Wittevrouwenstraat liepen kwamen we Rietje Ennik tegen, die naar de zaak moest. Ik was weer haar dagboek vergeten. Ze gaf me maar gauw haar fiets mee, dan kon ik het haar nog even brengen. Riet en ik zijn er eerst naast gaan lopen. Later toen ik alleen was ben ik erop gaan zitten. Het begon me toch te gieten. Toen ik thuis kwam moest moeder naar het Distributiekantoor. Nu kon ik weer niet weg.

54


Moeder probeerde op de fiets te gaan, maar het was ontzettend glad. Het was gaan vriezen na die regen. Zij kwam pas om twaalf uur thuis, dus het was te laat om de fiets bij Rietje terug te brengen. Om kwart over twaalf kwam ze hem zelf halen. Ze was gelukkig niet kwaad. ’s Middags hard gewerkt, erg druk geweest. Dinsdag 23 november 1943 De hele dag aan Anneke gedacht. En ook een klein beetje aan Humpie. Het is nu acht uur geweest. Ik schei eruit omdat ik nog een heleboel te doen heb. Woensdag 24 november 1943 Vanmiddag komt Els in de zaak helpen. Ik hoop dat we beetje lol hebben, anders is ’t zo saai.

55


Ik ben haar om half twee gaan halen. Om twee uur kwamen haar zusjes in de winkel om inkt te halen. Ik hielp ze en had heel geen erg dat ’t flesje al bijna vol was en gooide er alles overheen. De juffrouw was gelukkig niet kwaad. Wij stonden te stikken van het lachen. Toen ik om zes uur thuis kwam zei papa in de gang dat ze een beroerde boodschap voor me hadden. Er was bericht van de Geneeskundige Dienst gekomen, dat ik niet mocht werken en ook niet naar de Avondschool, omdat ik bacillendrager ben. Eerst dacht ik dat ik misschien nu de schuld was dat Anneke difterie gekregen heeft en gestorven is, maar dat hebben ze me gauw uit mijn hoofd gepraat.

56


Donderdag 25 november 1943 Vanmorgen moest ik bij de Geneeskundige Dienst komen. Daar zeiden ze dat ik absoluut niet mocht werken. Ik vind het echt jammer. Nu zie ik Wout ook niet op school. Nou dat kan me niks schelen. Vanmorgen even m’n jurk afgemaakt en naar Tante Beb geweest (zuster van haar vader, WG). Het is nu half drie. Ik wou dat ik maar weg mocht. Verveel me dood. Zaterdag 27 november 1943 Vanmorgen moest ik terugkomen op de Oosterkade om mijn keel uit te laten strijken (moet elke week). Toen ik op de Notenbomenlaan liep wilde ik mijn regenjas een beetje aftrekken, omdat mijn jurk eronder uit kwam. Ik deed natuurlijk weer te wild (daar moet je

57


Ria voor heten) en haalde een hele grote scheur in mijn jas. Ik heb de hele weg voor gek gelopen. ’s Middags opgepast en om half vier kwam Riet Baartmans mij halen om de stad in te gaan. Moeder zou pas om half vijf thuiskomen. Wij zijn even naar juffrouw de Kruif geweest. Maar de winkel stond helemaal vol. Wij zijn maar gauw weggegaan. Toen we bij de Catrijnebrug (Catharijnebrug, WG) kwamen was Rietje Ennik er nog niet. Wij hebben even gewacht. En toen kwam ze. Wij zijn even naar Venezia gegaan waar wij drie jongens ontmoetten, waaronder Anton van Dijk, die ook bij ons in de winkel komt. Ze zijn met ons mee naar huis gefietst. Ik vind het maar rare jochies. Toen we thuiskwamen vroeg ik of ik naar dansen mocht.

58


Eerst mocht ik niet maar naderhand zei moeder dat ik het zelf moest weten. Op mijn eigen verantwoording. Ik ben natuurlijk gegaan, waar ik later blij om was. Het was de laatste avond hoorden we. Mocht niet meer voor die rotmoffen. We hebben fijn gedanst. Om half negen ging het uit. Als we wilden konden we morgen (zondag) terugkomen voor de laatste keer. We kwamen buiten en daar stond Humpie met twee andere jongens. Meteen goed voor Rietje, dan hoefde zij ook niet alleen. Ik heb ontelbare zoenen van hem gehad. En telkens schenen ze ons precies in ’t gezicht met een zaklantaarn (een zgn knijpkat, erg populair in die dagen, WG). En hun hadden natuurlijk lol (laat ze ook schik hebben).

59


Die andere knul was Rietje ook best in haar smaak gevallen, wat ze me even gauw vertelde. Ze hebben me tot voor de deur weggebracht. Humpie vroeg of ik zondagmiddag nog kwam, om een uur of half vijf. Wat ik natuurlijk doe. Als hij komt. Rietje wil hem ook op de fuif uitnodigen voor St.-Nicolaas. Ik weet niet of hij het doet. Thuis kreeg ik brood en ging naar bed. Zondag 28 november 1943 Om negen uur opgestaan. Niet gegeten (ik had geen trek) en erg op mijn kop gehad. Papa zei dat ik niks om Anneke gaf omdat ik naar dansen was geweest. Ik dacht volgens hem nergens anders aan dan aan pret en dansen. Waar ik natuurlijk woest om was. Ik heb er misschien meer verdriet om dan zij.

60


Je kan toch ook niet de hele dag zitten te huilen? Ik trek me er toch niks van aan. Als ik maar voor mezelf weet hoe ik erover denk. Dat gaat niemand wat aan. Daar loop ik niet te koop mee. Het is nu tien voor half twaalf en ik schei er nu mee uit. Vanavond ga ik wel verder. (’s avonds) Vanmiddag met ons vieren naar Venezia geweest. Riet, Riet, Ria en Els. Daar aangekomen, wie stonden er in de rij, ook voor ijs? Humpie, Cor en Jos (neef van Humpie). Zij kwamen bij ons staan en wij hebben grote lol gehad. Om vijf uur zijn wij weggegaan, We moesten naar Corrie Ertsieck. Zij was alleen thuis met haar vriendin. De fuif mag niet bij hun gevierd worden.

61


We zaten even toen haar vader en moeder thuiskwamen. Wat een ouwe taaien! Ik ben blij dat ik niet zulke ouwelui heb. Haar vader leek wel een dominee. Toen Els even naar de wc ging zei Corrie haar moeder: ‘Wat een knap meisje’. We stikten compleet. Els is helemaal niet knap. Even later zei ze weer: ‘Wat hebben jullie mooie tanden’. (Riet Baartmans en ik). Ze zijn nota bene helemaal verrot. We zijn maar gauw weggegaan. We waren blij dat we buiten stonden, nu konden we tenminste uitlachen. We kwamen we Humpie en Cor weer bij de Viestraat tegen. We stonden even op de brug en daar kwam Jos aan met Riet en Sientje Ewijck.

62


We waren een beetje herrie aan het schoppen toen er een tuut (agent, WG) op ons afkwam. Wij holden weg. Riet, Rietje en ik zijn een fietsenstalling ingevlogen. Later hoorden we dat Humpie een harde slag in z’n gezicht had gekregen en Cor een trap onder z’n kont. Riet en Sientje zijn nog een stukje meegelopen. Later bracht Jos ze naar huis. Ik moest om zes uur thuis zijn. Het was nu half acht. Wat ging moeder tekeer. Ik kom de hele week de deur niet uit. Hm! We hebben nog een hele tijd voor de deur gestaan, tot kwart over acht. Daar heeft ze zomaar niets van gezegd. Mag wel in de krant. Humpie voor vrijdagavond 7 uur afgesproken.

63


Maandag 29 november 1943 Vandaag is Humpie jarig. Wat zal ik een goed humeur hebben. Ik moest vanmorgen in de rij staan voor luiers. (niet voor mezelf hoor!). Ik ging om elf uur weg. Eerst even naar Rietje. Ze ging meteen mee. Toen we daar aankwamen was er niemand te bekennen.We zijn maar gauw doorgegaan. Wie stond er op de Ganzenmarkt voor een winkel? Humpie! Hij kwam naar ons toe en ging mee. We gingen kijken voor een zaaltje. Bij de ‘Heraut’ stuurden ze ons door naar Trianon (zalenverhuur aan de Oudegracht, WG). Daar hadden ze er een voor dertig gulden. Een beetje al te goedkoop!! Daarna hebben we Henk (Humpie) een stuk weggebracht.

64


Hij moest een boodschap voor kantoor doen. Hij was om half elf weggegaan en kwam er om half een weer in. Ik ben ook nog even naar huis gegaan en kwam op ’t Lucasbolwerk Cor en Jos tegen. Toen ik bij ons op de Laan liep kwam moeder eraan, die mij wilde gaan halen. Ik zeg tegen haar: ‘Ze zijn pas om een uur open en ze hebben op maandag altijd luiers’. Ik had niks geen zin om naar huis te gaan. Wij weer terug want ze hadden er niks. Toen even naar de Galeries (Galeries Modernes, tot 1978 gevestigd op de hoek van de Potterstraat en de Oudegracht, WG), daar krijgen ze woensdag die dingen. Ik meteen even de kans waargenomen om naar een jurk te kijken, maar ze hadden niks leuks. Je kunt echt niks meer krijgen. Die rot oorlog!! We hebben een uur op de bus staan te wachten om naar

65


huis te gaan. Dinsdag 30 november 1943 Vanmorgen naar de dokter geweest. Om half een was ik pas thuis en om kwart over acht was ik al weggegaan. Het is nu tien over half drie en ik verveel me dood. Vanavond verder. ’s Avonds half elf Om half zeven kwam Rietje Ennik vragen of ik meeging naar Rietje MichÊ, want die was jarig. Ik mocht zomaar weg. Buiten gekomen bleek er niets van waar te zijn dat we waren gevraagd. Maar zij had met Cor afgesproken en dan zouden we naar Humpie gaan. Eerst zijn we even naar Els geweest. Daarna naar Harry Pompen.

66


Die zal bij Cornelissen (dansschool aan de Oudegracht, WG) gaan vragen of we dat zaaltje niet goedkoop kunnen krijgen. Op hoop van zegen. Om acht uur zijn we naar de Viebrug gegaan, waar Cor al stond. Toen naar mijn schat! Hm! Hm! We belden aan en hij deed zelf open. Toen naar de Beverstraat waar Humpie even moest zijn. Daarna naar de Van ’s Gravesandestraat, waar Humpie op les is. Het was nu over negen dus ik moest nodig naar huis en Humpie naar les. Rietje en Cor hebben me op de fiets weggebracht. Ik was zomaar op tijd thuis, hoe bestaat ‘t !!! Nu nog even lezen, want papa en moeder zijn naar Burgerhoudt en dan naar bed!

67


Woensdag 1 december 1943 We hebben van de buurtbewoners een prachtige vergroting met standaard van Anneke haar foto gekregen. Vrijdag 3 december 1943 Vanmorgen mocht Riesje voor ’t eerst naar buiten, mee naar de dokter. Hij is drie weken binnen geweest. Moeder heeft beloofd dat zij vanmiddag met hem naar Heck (op de hoek van de Potterstraat en de Oudegracht, WG) zal gaan, omdat hij graag St.-Nicolaas wil zien, die ‘ouwe taaie’. Onderweg Riet Baartmans tegengekomen, die ik vergeten was. We hadden afgesproken naar de stad te gaan.

68


Toen is zij maar met ons meegegaan, waar moeder woest om was. We hadden nog sjans met de Pieten. Die ene die naar mij keek en naar mij lachte en knipoogde had een gaatje in zijn kous. Nu zag je een stukje wit been. Ik zei het tegen hem en hij begon te lachen. Daarna zijn we Sint Nicolaas inkopen gaan doen. Om half vijf gingen we naar huis, moeder en Ries met de bus. Ik kwam Rietje Ennik nog tegen. Ze ging Cor uit school halen. We hebben nog even wat voor elkaar gekocht. Ik kreeg van haar een armband en zij van mij een broche ‘hart’, wat zij graag wilde hebben. Zij is om half zeven nog even aan geweest daar ze naar school moest.

69


Zaterdag 4 december 1943 Vanavond ga ik bij Riet slapen. Hump en Cor komen op visite. Hij houdt ’t nogal uit, hoe bestaat ‘t. Vanmiddag zijn we ze uit gym wezen halen, om half vier. Daarna moest Riet naar de boer (bij de boeren heerste geen gebrek, vandaar dat veel stadsbewoners aardappels, fruit ed. bij de boer gingen kopen, WG). Ik had geen zin om bij die jongens te blijven en ben met Riek van de Meulen (‘Mina Bakgraag’) even de stad in geweest. Rietje kwam om vijf uur weer bij Heck. Toen samen op de fiets naar huis. Gauw gegeten en de boel opgeruimd. We hebben de klok verzet en Ansje merkte het. Ze wilde niet naar bed en begon te schreeuwen. Om kwart over zes werd er gefloten. Dat konden de jongens toch nog niet zijn? We hadden pas om zeven uur afgesproken. We gingen kijken maar ze waren het wel. (Ze konden zeker niet langer buiten ons).

70


We hebben ze nog even weggestuurd en we hadden net de kinderen op bed of ze kwamen er alweer aan. Dat was om half zeven. Eerst deden we pandverbeuren (een lucifersdoosje van elkaars neus halen en wie ’t liet vallen moest een pand geven). We hebben de hele avond reuze lol gehad. Paulientje deed erg kinderachtig, waar we om moesten lachen. Ze zijn om half tien weggegaan. Humpie kan morgen niet, omdat ’t St.-Nicolaas is. Wat een strop!!!! We stonden net klaar om naar bed te gaan om kwart voor tien, toen mevrouw en meneer Ennik toch thuiskwamen. Ze waren van idee veranderd. We hebben nog lang liggen kletsen.

71


Zondag 5 december 1943 Vandaag St.-Nicolaas. Bij ons doen ze er toch niets aan, wat te begrijpen is. Om negen uur opgestaan. Rietje moest naar de kerk, maar is niet geweest. Ze heeft mij tot de schouwburg weggebracht. Ik was om half elf thuis en heb ze de cadeautjes gegeven. Moeder een sierscheepje, papa een kalender, Riesje en Gerard een spel. Zelf heb ik van Gerard een ringetje gekregen. Verder kreeg ik geld. Van juffrouw de Kruif heb ik een broche, een taaipop, borstplaatjes en een gebakje gekregen. Ik ben er pas tien dagen en nu al een cadeau. Moeder heeft voor ieder een borstplaat gemaakt en een vlataart. Vanmiddag maakt ze nog een pannenkoektaartje.

72


Rietje en ik zijn naar dansen geweest. Cor kwam haar halen. Ik ben toen maar met Riet Baartmans de stad in geweest. Humpie beduvelt me zeker nu al. We zijn door Wout, Job, Gradus en Dorus naar huis gebracht. ’s Avonds heb ik zitten lezen en daarna een spelletje gedaan met moeder en Gerard. Om half elf naar bed gegaan. Maandag 6 december 1943 Vanmorgen moeder geholpen. Verder niets bijzonders. Ik ben van plan niet meer met Humpie mee te gaan. Hij bedondert toch ieder meisje. Woensdag 22 december 1943 Een hele tijd niks aan m’n dagboek gedaan. Vanmiddag ben ik even bij Els in de zaak geweest. Ze vroeg of ik vanavond mee

73


naar de tandarts ging. Zij kwam mij om half zeven halen. Berry zou ook meegaan met Herman en Louk. Onderweg hebben we een beetje lol lopen maken. Ik vind Louk wel een leuke knul, maar ik zou toch niet vast met hem mee willen. Ik was om bij half negen weer thuis. Ze hebben me weggebracht. Toen ik thuiskwam zat Mayke bij ons, die weer bij ons aan kwam waaien. Ze vroeg of ik een poosje meeging naar haar huis. Daar hebben we een beetje piano gespeeld. Om tien uur naar bed. Vandaag zomaar een schoenenbon gehad. Hoe bestaat ‘t !!! Een jaar en anderhalve maand heb ik erop gewacht.

74


Donderdag 23 december 1943 Vanmorgen naar de dokter geweest. Ik mag nog steeds niet werken. Beroerd genoeg, juist nu ik zo’n zin heb om te werken. Even bij Rietje in de winkel geweest, waar Rietje Miché ook was. Ik zie haar haast helemaal niet meer. Wat heb je daar nu aan, zo’n vriendin. Ze woont ook veel te ver weg, aan ’t andere eind van de stad. Ze vroeg of ik haar zaterdag (eerste kerstdag) op wou bellen. Ze wist nog niet wat ze ging doen. Dat doe ik ook niet hoor. Ze moet maar eens naar mij toe komen. ’s Middags met Mayke op schoenen uit geweest. Alleen in de Galeries kon je nog een paar behoorlijke schoenen krijgen. Die ga ik morgen dan maar kopen.

75


Vrijdag 24 december 1943 Vanmorgen met papa de stad in geweest, wat nog nooit gebeurd ie. Een paar mooie schoenen gekocht. Eerste Kerstdag, 25 december 1943 Kerstmis. Vrede op aarde. De wereld staat in rep en roer. Vannacht met Cor en Gerrit naar de Nachtmis geweest. Om vier uur de deur uit gegaan. De mis begon om vijf uur. We hadden gelukkig een zitplaats. Ik vond het erg mooi. ’s Morgens naar onze kerk geweest. Anders ga ik nooit en nu twee keer op een dag naar twee verschillende godsdiensten. De Katholieke kerk vind ik veel mooier dan de Protestantse.

76


’s Middags met Els en Riet Baartmans de stad in geweest. Ik heb Rietje Ennik niet gebeld. Het haalt toch niets uit, zo’n verre vriendin. Rietje Baartmans liep weer eens op te scheppen over thuis. D’r vader had dit gekocht en dat gekocht. Els en ik zeiden geen van beiden wat. ’s Avonds met moeder, Gerard en Mayke Monopoly gespeeld. Tweede Kerstdag, 26 december 1943 Vanmorgen ging ik met Riesje naar het kribbetje kijken, toen we Els op de Laan tegenkwamen. Ze wilde naar mijn huis gaan en vroeg of ik ’s middags met haar mee de stad in ging.

77


We gingen nog even langs Berry zijn huis, maar daar was niks te zien. Ze had hem al een paar dagen niet gezien. ’s Middags om twee uur ging ik naar Els. Haar neef was bezig haar te wassen (met sneeuw, WG), omdat ze zich gepoeierd had. Hij liep mij ook achterna en nam mij ook onderhanden, pakte m’n speldjes uit m’n haar en gooide het helemaal door elkaar, pakte m’n kammetje, armband en m’n wanten af. Ik kreeg alles terug, behalve m’n armband. Nou ja, die komt nog wel. Toen we in de stad kwamen zagen we eerst geen Berry. We gingen even naar Venezia en zagen Rietje Ennik. Ze liep door en zei alleen gedag. Els vroeg onderweg of wij weer vriendin wilden worden, wat ik goed vond. We gaan nu alles bij elkaar al zes en een half jaar met elkaar om.

78


We komen telkens weer naar elkaar toe. Toen we op ’t Vreeburg liepen kwam Berry eraan met een stel jongens. We hebben een poosje met ze staan kletsen. Toen Els vroeg wat hij verder deed zei hij dat hij straks wel naar haar toe zou komen en deed erg vreemd. Ik vond het echt akelig voor Els, omdat ik weet hoe gek ze op hem is. Toen we langs hem heen liepen kwam er amper een lachje over zijn gezicht. Om vijf uur ging ik naar huis. Toen Els ging vragen of hij ons een stukje wilde wegbrengen zei hij: ‘Wacht, even naar die andere jongens toe’, en liep kalm door. We bleven nog even staan, maar hij kwam niet meer terug. Wat is dat een lage streek!

79


Toen ging Harry Wouters me een stuk wegbrengen. Els bleef nog even in de stad, om te kijken wat of hij nu zou doen. Om half zeven werd er gefloten en stond Els voor de deur. Ze zei niks en stond erg te huilen. Berry had het uitgemaakt en gezegd dat hij geen zin meer in haar had. Wat ik grote onzin vond, daar zit heus wel wat anders achter. De katholieke jongens zijn allemaal eender. Ik heb zo met Els te doen. Ik vind ’t zo beroerd voor haar. ‘k Wou dat ik haar maar helpen kon. Even later is zij weer naar huis gegaan. Moeder had voor de Kerstdagen anderhalf pond zandkoekjes gebakken en we hebben heerlijk konijn gegeten.

80


Maandag 27 december 1943 Vanmorgen met Els de stad in geweest en even naar Tuinwijk. ’s Middags bij juffrouw de Kruif in de winkel, waar het hartstikke druk was. Ik wou dat ik mocht gaan werken. ’s Avonds lag er een brief van Rietje in de bus. Zij dacht er net zo over als ik, om maar niet meer met elkaar om te gaan, omdat we toch zo’n eind bij elkaar uit de buurt wonen. Ik moet woensdag even bij haar in de winkel komen. Ik weet niet waarvoor. Els is ook nog even bij me geweest. Het is nu negen uur en moeder is naar Walet, dus zit ik alleen thuis. Gisteren Anton gezien. Ik ben nog steeds gek op hem. Els vertelde vanavond dat Rietje Baartmans gezegd had dat het mijn schuld was dat ’t uit

81


is met Berry. Wat vind ik dat een lage streek, wat gemeen om zoiets te zeggen. Als Els dat gelooft! Maar dat denk ik niet. Hoe komt ze er eigenlijk bij, alleen om Els van mij af te houden. Wat haar toch niet zal lukken, hoop ik. Ik vind Els een aardig meisje. En we hebben altijd goed met elkaar op kunnen schieten, dus ze weet wel dat ik tot zoiets niet in staat ben. Dinsdag 28 december 1943 Vanmiddag boodschappen gedaan. Daarna even naar Rietje Ennik. Ik heb gezegd dat we toch veel te ver uit elkaar wonen om vriendin te zijn. Toen ik op het Lucas Bolwerk liep, kwam er een jongen naar me toe.

82


Ik kende hem wel van gezicht. Jo Butselaar heet hij en hij woont op de Meridiaanstraat 1. Hij vroeg of ik een keertje met hem uit ging en of hij me naar huis mocht brengen. Ik zei dat het goed was. Hij kwam ’s avonds bij ons aan de deur, omdat ik zelf niet weg mocht. Hij vroeg of ik met hem wilde gaan. Maar ik heb geen zin in hem. ’t Is wel een aardige jongen, maar voor vast wil ik hem toch niet. Ik zei dat ik er nog wel over zou denken. Woensdag 29 december 1943 Vanmiddag met Riesje de stad in geweest. Jo stond op de hoek te wachten en ging ook mee.

83


Hij vroeg of ik er nog over gedacht had. Toen zei ik dat ik er geen zin in had. De hele weg heeft ie lopen zeuren of ik nog van gedachten zou veranderen. Maar ik hield voet bij stuk. ’s Avonds kwam ie nog even aan de deur en vroeg of ik donderdagmiddag mee naar de bioscoop ging (voor de laatste keer). Els is niet geweest. Donderdag 30 december 1943 Vanmorgen naar de Kruisstraat geweest. Ik mag waarschijnlijk maandag weer gaan werken. Gelukkig. Ik ben meteen weer uitgestreken en als ’t na Nieuwjaar negatief is mag ik gewoon weer beginnen. Wat zal ik blij zijn. ’s Middags met Jo mee naar de bios geweest in de

84


City, ‘Artistenhuwelijk’. ’t Was een leuke film. Hij weer aan ’t zeuren. Maar ik heb toch geen zin in hem. ’s Avonds zitten lezen. Vrijdag 31 december 1943 Vandaag alweer de laatste dag van ’t jaar. Wat hebben we dit jaar veel narigheid meegemaakt. Vooral het verlies van onze kleine schat! Dat was ’t ergste dat ons overkomen kon. Volgend jaar hopen we dat de oorlog afgelopen is (alweer). Ze hebben ons al zo vaak blij gemaakt. Vanmorgen 7 nieuwjaarskaarten gekregen (Els, Riet Baartmans, Rietje Ennik, Kees Span, Jo

85


Butselaar, Ria Butselaar, zijn zuster (ik ken dat hele kind niet)). ’t Zal mij benieuwen of er nog meer komen, maar dat denk ik niet, tenminste niet voor mij. Vanmiddag gaan moeder en ik appelbie’s (appelbeignets, WG), pannenkoeken en een custardtaart maken. Eerst wilde ze er helemaal niets aan doen, maar na lang zeuren van ons heeft ze zich laten overhalen. Volgend jaar verder. Gisteravond zijn we tot tien uur thuisgebleven. Toen kwam mevrouw Maarschalkerweerd vragen of we daar kwamen. Daar zijn papa, moeder en ik heengegaan tot half twee (Gerard en Riesje sliepen al). Het was erg gezellig.

86


Zaterdag 1 januari 1944 Ziezo, een nieuw jaar, een goed begin. Ik heb 12 Nieuwjaarskaarten gekregen, van drie meisjes en negen jongens. Els en ik zijn de familie van haar en mij Nieuwjaar gaan wensen. Eerst wilde Rietje Baartmans ook mee, maar die lieten we staan, waar ze woest om was. ’s Middags zijn we de stad in geweest en naar huis gebracht door drie jongens uit Bilthoven, waar niet veel aan was. Zondag 2 januari 1944 Weer ’s middags de stad in geweest en weer naar huis gebracht door Jo Butselaar. Hij smeekte of ik er nog

87


over gedacht had om met hem mee te gaan, maar ik ben niet van gedachten veranderd. Els is naar huis gebracht door Gerard Kok, ze gaat nu met hem. Els is vanavond bij me geweest. Maandag 3 januari 1944 Ik mag weer gaan werken. Blij toe, ben nu zeven weken thuis geweest. Ik ga morgen eerst twee dagen naar Maarssen, wat ze al een hele tijd geleden gevraagd hebben. Vandaag is de kleinste Anneke 7 jaar dood. (De 'eerste' Anneke was geboren op 27 juni 1937 en overleed op 3 jan 1938 en was dus niet 7 maar 6 jaar dood. Zij had het syndroom van Down. WG).

88


Woensdag 5 januari 1944 ’s Morgens om half tien van huis gegaan. Eerst een tijdje op de bus staan wachten. Om half elf was ik op ’t station. Om elf uur zou de bus naar Maarssen gaan. Om vijf voor elf was er luchtalarm. We moesten toen natuurlijk weer wachten. Even met een paar meisjes staan praten, die ook met de bus mee moesten. Om kwart voor twaalf was ik in Maarssen. Er was niemand bij de halte om me op te halen. Toen heb ik maar gevraagd waar ik moest zijn. Ik liep op de Vaartdijk en daar stond het meisje van Staartjes. Bij haar moeder heb ik in ’t ziekenhuis gelegen.

89


Ze vroeg of ik ’s middags een poosje kwam. Ik ging daarna door naar Nachtegaal en daar deed die zoon open. Hij was alleen thuis en moest uit z’n bed komen, omdat hij nog steeds ziek was. Het is een erg leuke knul. Ze hadden de briefkaart een kwartier voor ik kwam ontvangen. Zijn moeder was toen niet thuis. Om half een kwam mevrouw Nachtegaal thuis. Ze vond het zo leuk dat ik kwam. ’s Middags ben ik een poosje naar mevrouw Staartjes geweest, die keek ook al zo op. ’s Avonds met meneer Nachtegaal de boer op geweest, met de tandem. Toen we terugkwamen hebben we met z’n allen zitten reünieën (gezelschapsspel, WG). Mevrouw maakte nog borstplaat.

90


Herman heeft het verloren. Hij zei: ‘Ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde’. We begonnen allebei te lachen. Om half elf naar bed. Donderdag 6 januari 1944 Om acht uur opgestaan. ’s Morgens even naar ’t dorp geweest. Voor moeder een luciferhangertje gekocht, voor boven de theetafel en naar Riesje en Gerard een ansicht gestuurd. ’s Middags heeft Herman Hawaiian gitaar gespeeld en op de fluit. Hij kan het ‘mieters’. Om half vijf gegeten. Mevrouw wilde me zo niet weg laten gaan. Ze vroegen of ik niet kon opbellen dat ik nog een paar dagen vrij nam. Was ’t maar waar.

91


Om half zes heeft meneer Nachtegaal mij op de tandem naar huis gebracht. Voor de zomer hebben ze me weer uitgenodigd. Vrijdag 7 januari 1944 Vandaag weer wezen werken. ’t Is me best bevallen. ’s Avonds even met Els naar de tandarts geweest. Daarna moest ze oppassen. Om acht uur werd er gebeld en was Jo Besamusca er. Els stond in de keuken overal van te snoepen. Ik ga even naar hem toe en schrik me een hoedje als ik zie dat Kees (broer van Els, WG) om de hoek staat. Hij was stiekem achter Jo naar binnen gekomen en had gespijbeld van les. Zo kon hij Els lekker afkijken. Ineens stond hij vlak achter haar.

92


Om half negen werd er gefloten en was Gerard Kok er. Els vloog naar beneden. Ineens zat ik met Kees en Jo alleen boven. Kees vroeg of ik zondag met hem uitga. Nu dat doe ik dan maar, want Els gaat met Gerard naar de Rembrandt, naar de Revue. Om tien uur bracht Kees mij naar huis en heeft nog even bij ons gezeten. Zondag 9 januari 1944 ’s Morgens Els naar de kerk gebracht. Ze zou om tien voor half elf op de Oudegracht zijn, waar ze met Gerard naar de katholieke kerk zou gaan. Om drie uur kwam Kees me halen. De bios was al uitverkocht. Er was maar één

93


film van veertien jaar. Toen zijn we met de tram naar Zeist gegaan, waar we in een soort cafetaria gezeten hebben. Er was een mieterse grammofoon. Er zat in de hoek een griet en het was net zo’n moffentype. Toen kwam die plaat van: ‘Moet je horen, er is een kind geboren, vannacht om twaalf uren, bij de buren’. Op andere woorden natuurlijk.* Maar die knullen die er ook zaten begonnen deze woorden te zingen. We keken allemaal naar die griet, maar die keek zo woest, die kon ons wel verscheuren. Even daarna kwamen er een stel boerenpummels uit de ‘binnenlanden van Bunnik’ binnen. Die ene knul ging * Dit was een in die tijd erg populair liedje bij de mensen om hun anti-Duitse, maar vooral hun anti-NSB gevoelens te uiten. De alternatieve tekst luidt: Moet je horen, moet je horen Er is vannacht een kind geboren Vannacht om 12 uren Bij de buren, bij de buren En de ooievaar zat op het hek Al met een moffenkindje in zijn bek Ik heb altijd wel gezeid Dat die meid met moffen vrijt!

94


ze zitten beduvelen. Maar ze dachten dat ie het meende. Toen kwam er zo’n oude mof binnen. Hij ging naast die meid zitten en begon haar aan te halen. We konden niet meer van ’t lachen. Die ene knul begon ‘ouwe taaie’ te zingen. Om half zes gingen we met de tram naar huis. In de tram vroeg Kees of ik volgende week zondag weer met hem mee ging en op straat vroeg hij of ik met hem wilde gaan. Ik zei dat het goed was. ’s Avonds moest ik oppassen. Toen kwamen Kees en Marijke. Later hebben we Ton, Riek en Frans nog gehaald. Om half elf zijn

95


ze weggegaan. Morgenavond komen ze weer. Dan brengt Marijke een koffergrammofoon mee. Dat kan knal worden. Maandag 10 januari 1944 Vanmorgen met Els de stad in geweest. ’s Middags in de winkel gewerkt en vanavond zijn ze allemaal bij ons thuis geweest. Marijke had de grammofoon geleend van Jules van Dordt. Frans bracht ook nog een stel platen mee. We hebben nog gedanst ook. Om kwart over tien zijn ze weggegaan. Dinsdag 11 januari 1944 Vanavond bij mevrouw de Kruif boeken gekaft, met Els. Moeder heeft ons weggebracht.

96


Ze kwam ons om half tien halen. En toen hebben we boven nog thee gedronken. Juffrouw de Kruif heeft piano gespeeld, dat kan ze heel goed. We gingen pas om kwart over tien naar huis. Eerst hebben we Els even thuis gebracht. Woensdag 12 januari 1944 Vanmorgen met juffrouw de Kruif facturen uitgepakt en geprijsd. ’s Middags Kees nog even gezien. Moeder heeft de dokter laten komen voor Riesje. Hij ziet er de laatste tijd zo slecht uit. Het is heimwee naar Anneke. Hij mist haar ook zo erg, die lieveling! Nu moet hij heel zacht aangepakt worden. We mogen niet hard en lelijk tegen hem doen.

97


Moeder is vanmiddag naar juffrouw van Wieringen (de vroedvrouw, WG) geweest, misschien wel voor de laatste keer. Ik hoop het maar, dan komt er gauw weer een kleintje bij. Misschien is dat wel veel beter voor Riesje ook. Gisteren zei hij tegen moeder: ‘Mama, Anneke moet terugkomen hoor, dan kan ik weer met haar spelen!’ Als het zover is gaan Gerard en ik naar tante Jo en en papa en Riesje gaan naar tante Bep. Ze kwamen het van de week vragen. Dat is veel beter dan wanneer papa alleen thuis is. En hulp kun je ook niet krijgen. Als nu moeder en het kind er maar goed door komen. Moeder is de laatste tijd zo zwak. Ze heeft ook zoveel meegemaakt.

98


Donderdag 13 januari 1944 Nou ’t is de dertiende, een echte ongeluksdag ook hoor! Ik zit in de krant te lezen en daar lees ik een advertentie, Frans Naber overleden. Een heel goeie vriend van ons. De leider van de ‘Scar’ (dansgelegenheid, WG). Ik gauw naar Els. Ze had het nog niet gelezen en schrok geweldig. Ik was er net goed en wel, of er werd opgebeld door Clarie Wouters (leidster van de ‘Scar’) Frans had difterie gehad, ook al! Wat heerst dat toch ontzettend veel de laatste tijd, eerst onze schat en nu hij. Zaterdag was ie nog in de stad geweest. Zondag erg hees. Maandag dito. Dinsdag difterie en ’s nachts om vier uur

99


is ie overleden. Ik heb met Nieuwjaar nog een kaartje van hem gehad. Nu gaan Els en ik er morgenavond even heen. We hebben allemaal onder elkaar geld gegeven voor een krans. Vrijdag 14 januari 1944 Vanmiddag naar de Straatweg geweest, voor juffrouw de Kruif. Om half zes naar Frans. Onderweg kwamen we Rietje Ennik tegen, die ook mee ging. We condoleerden meneer en mevrouw Naber. Frans lag er prachtig bij, helemaal niet eng. Mevrouw liet ons nog een foto van hem zien, zo een krijgen we allemaal. Hij had ze verleden week pas laten maken, waar z’n ouders helemaal niets van af wisten. Nu had de fotograaf ze ’s middags (vrijdag) thuis gebracht.

100


Anders had hij ze zaterdag zelf opgehaald, maar nu wordt hij zaterdag begraven. We hadden wel naar ’t kerkhof willen gaan, maar ik dorst geen vrij te vragen! ’s Avonds bij Els opgepast (haar moeder was bij ons) en later samen naar mijn huis gegaan. Er is erg geschoten. Zaterdag 15 januari 1944 Vandaag is het twee maanden dat Anneke dood is, wat gaat dat toch gauw. Vanmiddag was ik erg beroerd en kon haast niet thuiskomen. Meteen naar bed gegaan. Zondag 16 januari 1944 De hele dag op bed gelegen. Verder niets geen bijzonders.

101


Dinsdag 18 januari 1944 De hele dag weer op bed, bah, ik verveel me naar. Vanavond is Kees geweest. Els moest oppassen. Naar de radio geluisterd. Behoorlijke muziek. Lelijk geschreven op bed. Woensdag 19 januari 1944 Dokter geweest, zware kou. Tot volgende week woensdag in bed blijven. Kees weer geweest. Donderdag 20 januari 1944 Tante Bep vanmorgen geweest. Ze kwam een paar appels voor me brengen. ’s Avonds kwam zuster Corrie. Ze had het bericht niet ontvangen dat Anneke overleden was en was erg geschrokken. Ze bracht een brief van Hennie Spierenburg mee, die in ’t ziekenhuis ligt.

102


Woensdag 26 januari 1944 Kees is bij ons geweest. Zijn vader kwam hem halen, want hij had gezegd dat ie bij Jo (zijn vriend) was. Hij heeft erg op z’n kop gehad. Zaterdag 29 januari 1944 Vandaag voor ’t eerst naar buiten geweest, met Cor de stad in. Zondag 30 januari 1944 ’s Morgens naar ’t kerkhof geweest met Cor en Riesje. ’s Middags kwam Kees me halen. We zijn een heel eind wezen lopen en naar Droomland geweest. Dat was op ’t Vreeburg. Een vrouw kon zich veranderen in een boom en

103


in een geraamte. Daarna naar Kees z’n huis geweest. Er was niemand thuis, ze waren naar Ede. Ineens hoorden we iemand naar boven komen. We schrokken ons naar. Het was Els gelukkig maar, met haar neef Jo. Toen was het bij vijven. Els en ik zijn gauw nog even naar Venezia gegaan, want we moesten om zes uur al weer binnen zijn*. Kees heeft me om zeven uur naar huis gebracht. Om kwart voor negen werd er gefloten en daar waren Kees, Els en Jo weer. Ze zijn tot tien voor half elf gebleven. We hebben zitten kaarten. Papa en ik hebben ze thuisgebracht. * Deze maatregel was ingesteld in het kader van spertijd, in dit geval tussen zes uur ’s avonds en de volgende ochtend. Dit kon opgelegd worden vanwege energiebesparing of anderszins. Soms moest men ook de ramen blinderen vanwege bomalarm en daaraan verbonden gevaar.

104


Maandag 31 januari 1944 Vanmorgen met Cor mee naar de Straatweg (Zuilen) geweest, naar Jo. We waren om half vijf pas thuis. Ik had amper gegeten of ik moest de deur weer uit. Els en ik zouden naar de ouders van Frans Naber gaan voor een foto, maar ze waren bijbesteld. Nu gaan we zondag. Woensdag 2 februari 1944 Kees is ziek, arme schat! Cor en ik hebben vanmorgen in de rij gestaan voor vis, om half zeven al. ’s Middags vis gekregen. Vanavond naar dansen geweest. Er waren een heel stel bekenden. Job kwam het eerst naar me toe.

105


De tweede keer Gradus Koopman. Het was erg leuk. ‘k Zal blij zijn als het weer woensdag is. Donderdag 3 februari 1944 Vanavond naar de tandarts geweest. Om half zeven naar Els gegaan. Daar de hele avond gebleven. Meneer Ipenburg (vader van Els en Kees, WG) ging niet weg, dus Kees moest zich maar behelpen door een brief naar me te schrijven. Om half tien kwamen moeder en Mayke me halen. Die (Mayke, WG) was ook weer eens op komen duiken. Vrijdag 4 februari 1944 Kees mocht de deur nog niet uit. Het was ook zo’n strontweer. Dus ben ik maar even

106


naar hem gegaan. Even een paar boeken voor hem gehaald. En een poosje in de gang staan kletsen. Van half drie tot bij half vier. Maandag ga ik weer werken, Bah, ik heb niks geen zin. Zaterdag 5 februari 1944 Om half zeven de deur uitgegaan. Met Cor naar de Galerie, voor biskwie. Kees kwam om half elf. Ik ben m’n portemonnee ook nog verloren, stom hoor. ’s Middags met Cor naar Schrijver. Zondag 6 februari 1944 Met Els, Ennie, Riek en Greta Heus de foto van Frans wezen ophalen. Koos Pol vroeg of ik

107


weer in de ‘Scar’ kom, maar ik weet niet of ik dat doe. Zij heeft altijd met Frans gegaan. Kees kwam me om half drie halen. We zijn de stad in gegaan, maar de bioscopen waren uitverkocht. Toen zouden we met de trein naar Hilversum of Amersfoort gaan, maar die waren net vertrokken. Wat een strop. We zijn toen maar een eind om gaan lopen. ’s Avonds zijn Els en Kees nog bij ons geweest. Later kwamen tante Ria en tante Cor nog. We hadden juist zulke moord-Jazz op de radio. Toen deed ze hem uit, want ze kon dat gejank niet aan d’r hoofd hebben, zei ze. Woest was ik. Even later kwam Mayke binnenstieren. En ze deed heel kalm de radio aan.

108


Maar moeder deed hem weer uit. We konden niet meer. Tante Ria en tante Cor zijn gelukkig gauw weggegaan. Maandag 7 februari 1944 Met Els mee geweest. We hebben ons de hele dag zo gek aangesteld. ’s Middags weer eens wezen werken. Voor hoe lang? Moeder is vanmiddag naar de kapper geweest. Haar haar zat zo enig! Dinsdag 8 februari 1944 Vanavond bij Els thuis geweest. Woensdag 9 februari 1944 Naar dansen geweest. De eerste keer kwam Jos naar me toe (neef van Humpie). En

109


de tweede keer een vreemde knul. Het ging al mieters. In de pauze kwam Els naar me toe en zei dat Kees en Harrie in de gang stonden te wachten. We gingen naar ze toe en ze vroegen of we vlug naar huis wilden komen, want haar vader en moeder gingen weg en nu had Harrie zijn grammofoon meegenomen. Nu, daar waren we natuurlijk voor te vinden. We zijn om half negen eerst naar mijn huis gehold om het te zeggen. Toen we naar boven gingen, kwamen ze met z’n drieën (Kees, Jo en Harrie) ons gearmd tegemoet. Ze hadden zich zo idioot verkleed. We lachten ons slap. We hebben de hele avond zo’n lol gehad. Die Harrie deed weer zo gek. We gingen pas om over half elf weg.

110


Donderdag 10 februari 1944 Els vroeg op de zaak of ik om half zes even mee ging naar de Justus van Effenstraat. We liepen over zessen nog op ’t Ledig Erf. Je moet nota bene om zes uur binnen zijn. ’s Avonds hebben we bij Els thuis gemonopolied. Toen ik weg wilde gaan zei Kees in de gang dat ie me weg wilde brengen. Hij had z’n jas al aan. Maar hij kreeg geen kans omdat ie gisteren te lang was weggebleven, toen die Harry was wezen halen. Nu heeft Jo me naar huis gebracht, jammer! Vrijdag 11 februari 1944 Vanmorgen moesten we de winkel weer schrobben.

111


Nu heeft moeder een brief geschreven naar juffrouw de Kruif. Ze heeft niks tegen me gezegd, maar toen Els en ik ’s avonds naar huis gingen zat ze bij ons thuis. Ze vond het zo erg dat moeder had geschreven dat ik niet voor werkster gehuurd was. Nu is alles weer oké! Vanavond thuisblijven. Bah, niks geen zin in. Op ’t ogenblik zit Fiek bij ons. Zondag 13 februari 1944 Els vroeg of ik ’s middags met haar meeging, in plaats van met Kees. Ik had er wel zin in. We zijn naar Amersfoort geweest met een heel stel. Er waren zwemwedstrijden van

112


U.Z.C. (Utrechtse Zwem Club, WG), Star, D.K.R., enz. Het was wel leuk. Vooral in de trein terug. In Amersfoort liepen we allemaal gearmd. En die boerenkinkels hadden waarschijnlijk nooit zoiets gezien, want ze kwamen allemaal voor de ramen kijken. In de trein wilden er een paar ouwe taaien bij ons in de coupé komen zitten. Die ene zei: ‘Zullen we hier maar gaan zitten of nog een eindje doorlopen?’ Ik zeg heel netjes: ‘Loopt u nog maar een eindje door mevrouw’. ‘Oh, kom maar mee hoor!’ En hun af. (deze fout was toen dus ook al gebruikelijk, in Utrecht in ieder geval, WG). Woest. Els heeft een gebitje en dat had ze in haar tas gedaan. Gerard pakte haar tas af, haalt het gebit er uit en gaf het aan mij. Allemaal schoten ze

113


in de lach. De trein was hartstikke vol. Els sloeg een reuzenflater. ’s Avonds zijn Els en Kees bij ons thuis geweest. Ik heb ze naar huis gebracht. Daarna bracht Kees mij weer een stuk weg. Els had zich heel idioot verkleed voor ze bij ons kwam. En ze stapte heel parmantig binnen op haar klompen. Ze had helemaal geen erg in meneer Berkhof. Ze schrok zich naar toen ze hem zag zitten. Maandag 14 februari 1944 Moeder was vandaag niet zo goed. Ze had de hele nacht niet geslapen. Dus we dachten dat ze vandaag wel weg zou gaan (naar het ziekenhuis, WG). Maar ze is nu nog thuis en het is al kwart voor negen. ‘k Hoop dat ’t kindje maar gauw geboren wordt, want zo is ’t toch niets. Ook zo akelig voor moeder.

114


Woensdag 16 februari 1944 Vanmiddag was zuster Veenendaal bij moeder geweest en ze had gezegd dat moeder vannacht wel weg zou moeten. Nu ze was ook erg akelig. ’s Avonds wel naar dansen geweest. Het was erg leuk. Eerst met Wout gedanst, toen met dat knulletje van vorige week. Daarna moesten we een jongen voorbij lopen en de volgende nemen. Ik kreeg toevallig die blikken dominee, zo’n hele stijve knul die helemaal niet op dansen thuishoort. ‘Dag juffrouw’, zei hij tegen me. Opeens kwam Jos van de overkant naar me toelopen en pakt me bij mijn schouder en we lopen door. Ik was blij toe. Nu hoefde ik gelukkig

115


niet met die idioot te dansen. Wel zielig voor hem, hm! Daarna met Gradus gedanst. Dat was de laatste dans. Job kwam naar ons toe en vroeg: ‘Mag ik met Rietje dansen?’ Nu hij kon het ook al fijn. Kees heeft me thuisgebracht. We hebben zeker wel een uur aan de deur gestaan. Moeder lag al op bed toen ik weer binnenkwam. De hele nacht niet geslapen. Om drie uur is Gerard papa (die had nachtdienst, werkte bij de trammaatschappij, WG) op gaan bellen. Hij heeft direct toen hij thuis was juffrouw van Wieringen (de vroedvrouw, WG) opgebeld. Ze zou direct een auto bestellen. Die kwam pas om kwart over vier. Papa ging met moeder mee. Om kwart over acht schrokken we pas wakker. Dus moest ik alles vlug doen.

116


Donderdag 17 februari 1944 Toen ik om kwart voor een thuiskwam was er nog niets, maar zodra er was zou papa in de zaak komen om het te zeggen. De hele middag nog niets. Maar om half vijf komt hij eindelijk de winkel binnen. Er was om kwart voor drie een dochter geboren. Ik liep weg en ging naar de serre. Ik kon niets meer zeggen. We hadden helemaal niet op een meisje gerekend, dus was de verrassing des te groter. Wilhelmina heet ze, naar tante Mien, Willy. Met moeder was gelukkig alles goed, wat ik helemaal niet gedacht had. ’s Avonds zijn Kees en Els bij ons geweest. We hebben nog gedanst. Het ging al mieters.

117


Vrijdag 18 februari 1944 Ik was helemaal vergeten dat Els weggaat bij de Kruif. Haar moeder moet weer naar het ziekenhuis, weer geopereerd, voor de derde keer in twee jaar. Zaterdag 19 februari 1944 Vanavond kwamen Els en Kees bij ons thuis. Eerst zouden we naar moeder gaan. Het is een erg lief kindje, de kleinste van de zaal gisteren (vrijdag ben ik ook geweest). Ik geloof dat ik het maar uitmaak met Kees. Hij is zo chagrijnig, trouwens ik vind er ook niet zo veel aan. Hij is erg saai en verwaand. Toen we van moeder vandaan kwamen (zij is erg goed, had ik niet gedacht), zijn we Kees op gaan halen. Hij deed

118


weer zo idioot, dus nu staat mijn plan zo goed als vast. Onderweg liepen Els en ik heel idioot te doen en ons aan te stellen en Kees was woest. Opeens geeft hij Els een klap in haar gezicht. Els natuurlijk er tegen in. Even daarna bleef zij stilstaan en wij liepen door. Ik zei tegen Kees: ‘Wat heb jij een lekkere bui!’ Ja, hij had zo’n buikpijn en was erg akelig, zei die. Toen we bij m’n huis waren ging hij Els ophalen en ik ging naar binnen. Even daarna werd er gebeld. Kees kwam binnen en Els bleef aan de deur staan. Ze wilde naar huis, wat ik natuurlijk vervelend vond. Ik probeerde haar nog van d’r plan af te houden, wat me niet lukte.

119


Kees ging om tien uur naar huis en ik liep zo ver met hem mee, omdat ik toch even naar tante Jo moest. Hij zou me morgenmiddag komen halen. Zondag 20 februari 1944 ’s Morgens gewerkt. ’s Middags de hele tijd zitten wachten, maar Kees kwam niet opdagen. ’s Avonds kwam Els me tegemoet en zijn we samen naar moeder gegaan. Onderweg vertelde ze dat Kees de hele middag thuis had gezeten. Hij was zo beroerd had ie gezegd. Bij moeder was gelukkig alles goed. Ze komt volgende week maandag 28 februari gelukkig weer naar huis. Daarna bij Els thuis. We zouden oppassen. We hebben de hele avond geen woord tegen Kees gezegd, maar

120


we zaten des te harder te zingen en hem klaar in de maling te nemen. Hij was woest, wat me niks kon schelen. Toen haar vader en moeder om kwart over tien thuiskwamen, zei mevrouw: ‘Gaan jullie Ria even wegbrengen, dan hoeft ze niet alleen’. Els wilde hebben dat ik met Kees alleen ging, dan kon ik hem de waarheid vertellen en zei: ‘Ik heb zo’n pijn in mijn voet, laat Kees maar meegaan’. Dus die moest mee. Eerst zei ik nog niets, maar toen begon Kees: ‘Vanavond erg gezellig geweest’. Ik zei: ‘Nou, schei maar uit!’ En toen kwam het ene woord over ‘t andere.

121


Ik zei: ‘Laten we ’t maar uitmaken want zo is het ook niks’. En hij gaf Els de schuld. Els had teveel gekletst, zei die. Waar ik geen snars van geloof. We hebben nog een hele tijd voor de deur staan praten, dus nu staan we kiet. Ik heb de eer aan mezelf gehouden door het uit te maken. Voor hem tien anderen. Woensdag 23 februari 1944 Vandaag naar dansen geweest. Het was niet zo bie. Alleen met Gradus en die vriend van Jo Butselaar gedanst. Ze namen zulke koeienstappen. Ik kon ze amper bijhouden. Aan ’t eind had ik geen tenen meer over. Om half negen ben ik door twee knullen van dansen naar huis gebracht.

122


Gerard kwam Els halen. Vanmorgen moest ik m’n persoonsbewijs halen. Het andere was ik verloren, hm! Donderdag 24 februari 1944 ’s Middags naar moeder geweest. Tot nu toe was ik er elke dag, behalve gisteren. (Het) Willy groeit al. Ze is nu al veel flinker dan verleden week. Ze is nu precies een week oud. Zaterdag 26 februari 1944 Els is vandaag voor ’t laatst in de zaak. Toch jammer, want nu is er helemaal niets aan alleen. Ik hoop maar dat ik nu ook thuis mag komen. ’s Avonds zijn Els en ik naar moeder geweest. Ze was niet zo goed

123


want ze heeft een blaasontsteking en moet veel rusten. Gisteravond zijn Els en Ennie bij me geweest. Toen ik Els ging halen kwam Ennie er al aan. Op de laan liep Gerrit, die in de Kromhout (militaire kazerne, toentertijd om de hoek van de Van Ostadelaan), WG) werkt. Hij woont in Den Haag en is hier in pension. Hij vroeg of we hem een eindje weg wilden brengen, want hij moest naar de Bilt, een boodschap doen. Toen hebben Ennie en ik hem tot de Catrijnesingel (Catharijnesingel, WG) weggebracht. En geen tuut (politieagent, WG) tegengekomen. Daarna zijn we Els wezen halen. Ook heb ik vandaag een ansichtkaart gehad. Bij de afzender stond: twee oude bekenden. Ik zou niet weten wie dat kunnen zijn. Nou ja, dat zie ik wel uit te vissen.

124


Zondag 27 februari 1944 (doorgestreept) Gerard kwam Els halen. Vanmorgen moest ik m’n nieuwe persoonsbewijs halen, het andere was ik verloren! Vanmorgen de hele ochtend gewerkt en ’s middags bij tante Jo gegeten, omdat papa dienst had. Eerst even naar Ennie Spierenburg om te vragen of ze mee de stad in ging als ik van moeder af kwam. Els was met Gerard (haar vriendje, WG) mee. Toen ging ze ook mee naar moeder. Ze had zo’n hoofdpijn. Gelukkig komt ze morgen weer thuis. Daarna de stad in, naar Venezia. Mug vroeg of ik nog leefde. Ik ben ook zo’n tijd de stad niet in geweest. Om half zes naar huis.

125


Maandag 28 februari 1944 Vanmorgen om kwart over zeven opgestaan. Eerst al ’t werk gedaan en toen gauw de kamer versierd. Om kwart over negen hoorden we de taxi al. Papa was met Riesje moeder en Willy gaan ophalen. Het leek wel of ze een jaar was weggeweest in plaats van tien dagen. De hele morgen druk met visite geweest. Ze werd aardig in de bloemetjes gezet. ’s Middags gaan werken, hoewel ik er niets geen zin in had. Toen ik thuiskwam zat Mayke er. Ze is ’s avonds mee geweest om Els te halen. ’s Avonds ook nog visite geweest. Om half negen werd er gebeld en ik deed open. ‘Is Els hier?’, werd er gevraagd. Het was Gerard Kok. Dus ging Els weg. Even later kwam Mayke. Om half elf naar bed gegaan.

126


Dinsdag 29 februari 1944 Niets geen bijzonders, alleen krijg ik nu ’s woensdags en ’s maandagsmorgens vrij. Alweer een bof. Woensdag (30 febr) 1 maart 1944 Vandaag naar dansen geweest. De hele avond met dezelfde knul gedanst die me verleden week thuis heeft gebracht. ’s Avonds hebben ze ons weer thuisgebracht. Donderdag 2 maart 1944 Vanmorgen alleen in de zaak geweest. Juffrouw de Kruif moest boodschappen doen. Die knullen zijn drie keer in de winkel geweest. Ze gaven nog een briefje af, of we zondag om half drie bij de Scala willen zijn. Maar we gaan niet. Niks geen zin hoor, dan ben je zo gebonden.

127


Zaterdag 4 maart 1944 ’s Avonds naar oma geweest. Oom Ries was jarig.* Dat gebeurt me nooit, ‘k ben anders niet zo familieziek. Tante Mien was er ook nog. Ik heb haar nog even een staaltje verteld. Van de week was meneer Kasteel (een klant) in de winkel en die zei tegen me: ‘Jij bent een van Eijkie, je lijkt sprekend op die verzekeringsinspecteur (oom Bertus). En heb je ook niet een tante in Amsterdam? Mientje, daar heb je ook veel van weg. Als je dezelfde streken als je tante hebt, dan heb je ook gauw een vrijertje’. Ik zei dat ze dat al meer hadden gezegd, dat tante Mien ook heel wat vrijers had versleten, net als ik. Ze lachten zich naar toen ik het hun vertelde. * De jongste broer van haar vader woonde zijn hele leven thuis bij zijn moeder in de Eikstraat. Hij was zeer slechtziend.

128


Zondag 5 maart 1944 Om acht uur opgestaan. Heerlijk weer. Eerst het werk gedaan en om tien uur naar Els. We zouden samen naar Gerard gaan. Ze wilde het met hem uitmaken. Toen ik bij haar kwam vertelde ze dat het al uit was. Gisteravond was hij bij haar aan de deur geweest en had ze hem de bons gegeven. Vanmorgen was Joop (z’n vriend) er geweest en had verteld dat hij (Gerard) de hele nacht had liggen huilen. Joop had bij hem geslapen. Toch zielig. ’s Middags de stad in geweest. We kwamen een stel knullen tegen die vroegen of we mee naar Zeist gingen. Er waren nog meer grieten bij. Wij hadden er wel zin in. Grote lol gehad. Ik had Karel bijgenaamd

129


‘de witte slipover’, wel een leuke knul. We hebben reuze schik gehad. Om zes uur moet je binnen zijn. We kwamen heel behoorlijk om half acht thuis. ’s Avonds is Ennie met haar moeder geweest om Willy te bewonderen. Het is ook zo’n lekker schatje. Maandag 6 maart 1944 Om elf uur even naar Els. Bij de Lubro (bakker, WG) stond Jo Butselaar, de neef van Jo uit Sterrenwijk, maar heel wat leuker. Hij kwam naar me toe en is zo ver meegelopen. Hij had een ontsteking aan zijn oog en had er een lapje voor, echt zonde. Toen ik van Els terugkwam zag ik hem weer en zijn we een eindje omgelopen. Hij vroeg of ik vanmiddag mee

130


naar de bioscoop ging. Hij zou spijbelen van school. Ik had er wel zin in. Dus ging ik naar Mayke om te vragen of ze in de zaak wilde gaan zeggen dat ik ziek was. Om een uur was ik op de hoek bij van Eck. Eerst zijn we helemaal de Biltstraat omgelopen en toen naar de Vreeburgbioscoop. Het was een mooie film, een cowboyfilm ‘Karavaan’. Daarna een eind omgelopen en om zes uur was ik thuis. Een moordmiddag gehad. Beter dan op die rotzaak. Daar wil ik absoluut vandaan. Als ik de kans maar kreeg. Nu is ’t negen uur en ‘k verveel me dood. Als ze nog eens wat wisten, om zes uur thuis. Die stinkmoffen. (getekend Ria v Eijk)

131


Woensdag 8 maart 1944 Vanavond naar dansen geweest. Het was mieters. ’t Ging al zo fijn. Weer naar huis gebracht door Wim en Gerrit, voor de derde keer. We hadden ze zondag laten staan. Nu vroegen ze weer of we zondag kwamen, maar we hebben niks geen zin hoor. Die knullen waar we zondag mee naar Zeist zijn geweest hadden mijn persoonsbewijs en kammetje afgepakt. Toen ik vanavond thuis kwam zei papa dat ik mijn vrijdag stamkaart moet halen, dus ben ik even klaar! Die rotknullen. Ook ben ik er thuis in gelopen dat ik maandag gespijbeld heb. Mevrouw Ipenburg (moeder van Els) had het tegen moeder verteld, echt flauw hoor. Vandaag heeft moeder een kinderwagen gekocht, een hele mooie crème. Donderdag 9 maart 1944 Vandaag zijn die jongens van dansen in de winkel geweest en brachten m’n persoonsbewijs. Ze hadden er werk van gemaakt en het afgepakt van die rotknul. Reuze aardig van ze.

132


Vrijdag 10 maart 1944 Vanmorgen m’n stamkaart wezen halen. Wat was ik blij dat ik m’n persoonsbewijs terug had, anders had ik misschien al in’t ‘geitenrekje’ gezeten. Ik zie het al. Weer eens wat anders. Zaterdag 11 maart 1944 Uit de zaak gehaald door Gé van Stralen. Zondag 12 maart 1944 Met Els en Loes Baartmans naar de bios geweest. ‘Mensennoodlot’ in de Vreeburg. Ik zag hem voor de tweede keer, maar vond hem mieters. Maandag 13 maart 1944 Met moeder ’s avonds naar de bios geweest. De Rembrandt was uitverkocht en de Scala was 18 jaar.

133


Toen zijn we naar de Flora geweest. Het was een ‘moordfilm’. Volgende week is het tweede deel. Dit was ‘De tijger van Eschnapur’. Om kwart voor elf waren we thuis. Woensdag 15 maart 1944 Naar dansen geweest. Het was moorddadig. Naar huis gebracht door Miep van Bemmel, haar broer en nog een knul. Ze vroegen of ik zondag mee naar Boyd Bachman ga. Ik heb er wel zin in. Donderdag 16 maart 1944 Vanmorgen moest ik voor de Kruif ‘even’ naar het postkantoor. Ik ging om kwart voor elf weg en kwam er om half twaalf weer in. Het is drie minuen lopen. Toen ik van het postkantoor vandaan kwam zag ik Jo Butselaar. Daar heb ik een tijd mee staan kletsen. Wat is het toch een ‘moordgozert’.

134


’s Avonds moest ik even naar de naaister. Toen ik daar was vroeg ze of ik even thuis spelden wilde halen. Ik liep hard en en ineens hoor ik achter me ‘dag Ria’. Ik herkende Jo Butselaar zijn stem en liep terug. Hij stond mij op te wachten, hoe bestaat ‘t! Hij had aan Gerard gevraagd waar ik uithing. Daarna zijn we samen nog even naar Ipenburg (Els) geweest en om tien uur was ik thuis. Om half acht was ik de deur uitgegaan. Vrijdag 17 maart 1944 Gerard heeft een nieuwe jas. ‘Maar’ vijfenzeventig gulden. Kleine benauwdheid. Met moeder en Gerard naar de bios geweest, alweer! We zouden naar de Flora gaan voor het tweede deel van ‘De tijger van Eschnapur’, maar die was uitverkocht. Toen gingen we naar de Vreeburg. Eerst zeiden ze dat ie uitverkocht was, alleen (hadden ze nog plaatsen) van vijfendertig cent.

135


Maar we kregen toch kaartjes van negen cent. Viel alweer mee. Maar de film niet, er was niks aan. ‘Drie weken huisknecht’, een Hollandse film. Zo flauw als de pest. Zaterdag 18 maart 1944 Weer door Gé uit de zaak gehaald. Maar ik moet niks van hem hebben. Geef mij Jo maar. Maar die wil misschien niet. Hopen maar ‘Alles sal reg kom!’ Zondag 19 maart 1944 ’s Middags bij Trudie Bakker thuis geweest. We hebben een nieuwe bende opgericht. De Snouwy Band. Door mevrouw Ipenburg (moeder van Els, snouwy of snowy refereert aan sneeuw, hetgeen je weer terug kunt voeren op de 'Witten' ,WG) bedacht. Daarna nog even gedanst. Loes heeft haar grammofoon gehaald. Moorddadig. ’s Avonds was het knal mieters denderend.

136


Maandag 20 maart 1944 Ennie Spierenburg wezen halen uit zwemmen. Vanavond komt Els, want moeder gaat daarheen! Ik hoop dat Jo Butselaar komt, maar dat zal wel niet. ’s Avonds Els kwam om kwart over acht. Wij stonden even aan de deur toen er gefloten werd. Het was Jo, dus ik bofte. Hij is nog een poosje binnen geweest, want Gerard was toch ook thuis. Om tien uur zijn we Els weg gaan brengen. Even daarna kwam moeder thuis. Woensdag 22 maart 1944 ’s Morgens met Jo de stad in geweest. Ze waren gisteravond met z’n tienen bij tante Bet, de waarzegster, geweest. Toen kwam er plotseling een tuut binnenstuiven. Ze waren na

137


zessen buiten zei hij. En ze zaten bij de waarzegster. Echt zo’n dienstklopper NSB-er. Het is nog goed afgelopen. ’s Avonds naar dansen geweest. Daarna naar de bios. Moeder en Gerard waren er al. ‘Het moment ener grote liefde’. Tweede deel van ‘De tijger van Eschnapur’. Een moordfilm. Donderdag 23 maart 1944 Vanavond tien stukken zeep verkocht. Jo ging telkens mee, dus ik hoefde niet alleen. Tot negen uur op straat gelopen. Vrijdag 24 maart 1944 Ik moest ’s avonds even naar Els. Jo was thuis, dus ik ging alleen. Toen ik terugkwam stond Henk Verwey bij de kerk. Een poosje met hem staan kletsen over dinsdagavond. Hij was er ook bij geweest. Toen vroeg hij of ik meeging naar tante Bet.

138


Eerst wilde ik niet, maar ik ben toch meegegaan. We hebben ons naar zitten lachen. Ik zou met m’n achttiende of negentiende jaar trouwen en vijf of zes kinderen krijgen. Ben ik even klaar. Een is meer dan genoeg. Ik zou met een blonde man trouwen en een zwarte zou m’n pad kruisen. M’n man zou vreselijk jaloers zijn. De helft ben ik al vergeten. Reuze benieuwd wat er van uitkomt, natuurlijk geen steek. Ook zei ze dat ik al heel wat jongetjes gehad had. Zaterdag 25 maart 1944 Vanavond naar een club geweest met Els en Jo. Kees had gevraagd of we er op kwamen. Het is een soort toneelclub. Het begon

139


om half zeven, maar wij kwamen pas om zeven uur. Het bleek van de geheelonthouders te zijn. ‘Geef me nog een slokkie’. In het begin was het wel leuk, maar later was er niks aan. Ze waren ‘Hollands Glorie’ (toneelstuk van Jan de Hartog, WG) aan het voorlezen. De anderen zaten half te huilen en wij stikten van het lachen. Om kwart voor negen was het afgelopen. Zondag 26 maart 1944 Ik had om half twaalf met Jo afgesproken. Dan zouden we samen Martin (z’n vriend) gaan ophalen op de Herenweg. Naast de deur. Maar ik was te laat, dus hij was weg. Jammer. Ik stond er net toen Martin er aan kwam fietsen. Dus ze waren elkaar misgegaan. Ook een strop. Toen kwamen daar Fiek en Kees op de tandem aangepeest, die ze gehuurd hadden.

140


Ik vroeg of ze even meegingen, dan hoefde ik niet te lopen. Dus ging Martin op z’n eigen fiets en wij met z’n drieën op de tandem. Maar daar was Jo nog niet geweest. Wij weer terug. Even naar ‘Riche’ en wat gebruikt. Wij waren net op de Ostadelaan gearriveerd met ’t spul, toen Jo eraan kwam stieren. Hij had het huis van Martin niet kunnen vinden (wist het nummer niet) en was toen weer teruggegaan. Zielig voor hem. Maar ik kon er ook niks aan doen. Het was al kwart over een, dus bikken. ’s Middags zouden we met Els en Loes de stad in gaan. Maar we hadden vertraging doordat er luchtalarm kwam. We konden nog doorsmokkelen tot ’t eind van de Nachtegaalstraat, maar kregen

141


toen geen kans meer om verder te gaan, omdat er zo’n stel van die kerels stonden. Idioot maar waar. We hebben ons van twee uur tot half vier staan ergeren. Die rotmoffen ook. En de Engelsen, waarom komen die ook niet opdagen? Toen gauw de stad in. Els waren we al gauw kwijt. Die ging met een gozert naar de bios. Met Gerard is het uit. Nu heeft hij het uitgemaakt. Els is blij toe. Loes en ik bleven over. Eerst naar Venezia. Daarna naar ‘Nonnie Blanda’, het Griekse wondermeisje. Daar zag je een vrouw zonder hoofd. Zonde van m’n twee kwartjes. Er was geen pest aan. ’s Avonds naar Jo thuis ‘dito’ met Rietje Ennik en Martin. De grootste gein gehad.

142


Maandag 27 maart 1944 Even naar de Abstederdijk met Jo. Daarna naar Mega voor zeep te verkopen. We zijn er tot kwart over negen geweest. Hij heeft mieterse platen. Allemaal bekende. Vijf keer kortsluiting achter elkaar. Z’n moeder zei dat het aan de grammofoon lag. En Wim zei dat het aan ’t electrische kacheltje lag. Het bleek ’t laatste te zijn. We hebben blauw gelegen van ’t lachen. Dinsdag 28 maart 1944 Ik zou naar ‘De Witte Droom’gaan, in de Rembrandt, maar moeder wilde er niet heen. Die wilde naar de City. Nou, dan ga ik alleen. Een mevrouw die in de zaak komt haalde

143


een kaartje voor me. Toen ik om zes uur in de Burgemeester Reigerstraat liep werd er gefloten. Ik keek om en zag Jo Butselaar aankomen. Hij had met Martin afgesproken om half zeven. Nu ging hij mee naar de bios, wat een bof. We stonden bij de Viestraat en daar kwam die mevrouw aan en gaf me het kaartje. En daar kwam Martin ook aangestierd. Toen zijn we met z’n drieën naar de bios gegaan. Ik heb m’n kaartje ingewisseld en voor 90 gaan zitten. Nu kostte het geen cent en ik zat duurder en niet alleen. Dus drie boffen. Het was een moordfilm, mieters, denderend, knal!!! Woensdag 29 maart 1944 Om half tien de stad al in met Jo. Bij Rietje Ennik de winkel uitgeduveld door dat mens. Toen naar ’t Distributiekantoor.

144


’s Avonds zover met Jo naar dansen gegaan. Op dansen was ’t ook moorddadig. Er waren veel meer jongens dan meisjes, dus hadden we tik-foxtrots. Als je even met een knul danste dan werd je alweer afgetikt. Als ik niet met twintig knullen gedanst heb dan weet ik het niet. Om half negen zou Jo me misschien komen halen. Eerst even die knul van dansen afgescheept. Jo kwam er net aan lopen. Els en Loes liepen door en wij hebben nog even met Rietje Ennik staan praten. Martin kon niet, die was naar Jiu-Jiutsie. Strop voor Rietje. Om half tien thuis. Els d’r moeder kon nu elk ogenblik gehaald worden voor ’t ziekenhuis.

145


Ze ligt soms te gillen van de pijn. Echt zielig. Als ze nu maar beter wordt, ze is zo zwak. Donderdag 30 maart 1944 ’s Morgens kaartjes voor juffrouw de Kruif wezen halen, voor de bios. Eerst naar Els. Mevrouw Ipenburg zou ’s morgens gehaald worden. Nog even gauw gedag gezegd. ’s Middags weer naar Els, maar ze hadden nog niks gehoord, dus ze was nog niet geopereerd. ’s Avonds weer naar ze toe. Als ik terugkwam zou ik nog een poosje met Jo meegaan. Maar er was nog niemand thuis. Ik moest eigenlijk op visite bij oom Bertus, maar ik heb tot half tien met Jo op straat gelopen. Toen even gauw naar oom Bertus, daar was ik ook zo weer vandaan.

146


Vrijdag 31 maart 1944 ’s Morgens even naar Els, maar er was nog niks bekend. Toen naar die rotzaak. Hij begint me knap de keel uit te hangen. ’s Middags alleen geweest met Cor Schreyer, die me een beetje kwam helpen. Het was helemaal niet druk. We stonden net allebei bovenop de toonbank lawaai te schoppen, toen juffrouw Verbaan, de werkster, de winkel in kwam stuiven. Dat zal wel overgekletst worden. Om half zes de winkel al gesloten. Toen belde 2 minuten later meneer Brinkman. Dat is zo’n zemel, een heel goeie klant. Eerst lieten we hem staan, maar hebben toen toch opengedaan. Anders kwam hij nooit meer terug zei die. Ook een zorg. Die bleef een half uur

147


zemelen. En natuurlijk kwam Cora van Dalen ook weer na kwart voor zes. Maar die lieten we stiekem staan. Om zes uur wilden we net weggaan, toen juffrouw de Kruif thuiskwam. Om zeven uur weer naar Els. Jo stond op de hoek en ging mee. Haar vader kwam net thuis. Mevrouw Ipenburg werd vanmiddag geopereerd en liep nog op toen hij er was. Hoe zou dat aflopen. Als het maar goed gaat. We liepen weer terug toen Lindeman er aan kwam hollen en zei dat die tuut weer achter hem aanzat. Dezelfde van toen, van die waarzegster. Wij gauw de Markstraat in en Jo belde gewoon bij zijn tante aan en vroeg of we even mochten wachten. Wij naar binnen even zitten kletsen als zijn tante

148


zegt: ‘Ik wist niet dat jij al een meisje had Jopie. Ik zie je nog aan je vaders hand hier binnen komen lopen’. We kregen alletwee een kop als een biet. Even daarna gingen we weer weg en gauw naar huis. Het was nu veel te gewaagd met die rottuut in de buurt. Zaterdag 1 april 1944 ‘Op 1 april stuur je de gekken waar je wil’. Dat hebben we bij juffrouw de Kruif ook ondervonden. Ze was even naar boven, toen zei ik tegen een van die andere grieten: ‘We moeten juffrouw de Kruif een blauwtje laten lopen’. Ja maar wat? We besloten te zeggen dat meneer Besamusca, de drogist*, is geweest en gevraagd heeft *De drogisterij van Besamusca lag een paar huizen voorbij de winkel van De Kruif (die op nr. 128 zat), aan de Oudwijkerdwarsstraat, op de hoek van de Bolstraat.

149


of u even bij hem wilde komen. ‘Hebben julie soms iets uitgehaald, dat ie klachten heeft?’ Meteen zo’n wantrouwen mogelijk, bah! Maar ze ging en wij stikten van het lachen. Toen ze terugkwam riepen wij allemaal: 1 april! Jammer genoeg had ze een goede vangst gedaan, want ze had dropjes gekregen. ’s Avonds zouden we naar die geheelonthoudersbeweging gaan. Toen ik bij Els kwam vertelde die dat er gestemd zou gaan worden of wij mochten blijven of niet, omdat we de vorige keer zo hadden zitten lachen. Wij wilden geen flater te slaan en gingen er dus niet meer heen. Ik loop zover met

150


Fiek mee naar huis en dan komen we Jo Butselaar tegen. Ik loop zover met hem mee terug want hij wilde juist naar de zaak gaan om me te halen. Toen ik ’t vertelde wilde hij ook niet gaan. We gingen Jo Baartmans halen, want die zou ook meegaan. En hij vroeg of we dan mee gingen dansen bij Wildschut (dansschool aan de Nieuwegracht, WG). Maar Jo Butselaar kon niet want hij is daar niet op les. Toen zijn we naar de ‘Honolulu koninginnetjes’gegaan, in Tivoli. Sommige dingen waren wel leuk, maar andere weer niks aan. Om tien uur was het afgelopen en wij naar huis gehold. Thuis heb ik het gewoon verteld.

151


Zondag 2 april 1944 ’s Morgens bij Els thuis geweest. ’s Middags met haar mee naar haar moeder. Ik was de eerste. Er was er nog niet een geweest van de familie. Dat mocht nog niet. Ze zag er werkelijk goed uit. Ze is er werkelijk goed doorgekomen, hoewel we dat niet hadden verwacht. Daarna de stad in en vergaderd met de ‘Snouwy’. Ze willen tweede paasdag de hele dag ergens heen, maar niet naar Amsterdam. En daar willen Ennie en ik weer heen. Nu gaan wij ’s middags daar heen, want ik heb toch geen brood voor de hele dag. ’s Middags zijn Els en ik met Jo en Martin mee geweest. Els gaat nu met Harry Pomper, een vriend van Kees. Om tien uur was ik thuis.

152


Dinsdag 4 april 1944 ’s Middags thuis gebleven van de zaak. Moeder is er heen geweest om te zeggen dat ik niet goed was. ’s Avonds met Cor naar het ziekenhuis naar haar schoonzuster. Toevallig lag die bij Greetje in de lighal. Greetje was er in augustus in gekomen en gaat er nu zaterdag uit. Ze heeft het aan haar longen. Ze kende me nog en vond het erg leuk dat ik kwam. Zuster Corrie kwam ook nog en zei dat ze gauw weer eens zou komen. Greet vroeg of ik een keer bij haar op bezoek kwam. Daarna moesten we naar Els want Alie was jarig. Om tien uur naar huis. Jo en Martin kwamen me tegemoet en brachten me naar huis. Ze beginnen me knap te vervelen.

153


Woensdag 5 april 1944 ’s Morgens vrij gehad. ’s Middags moest ik weer naar de zaak, jammer genoeg. Ik was me nergens van bewust toen ik aanbelde. Juffrouw de Kruif deed open en zei: ‘Je bent niet zo erg ziek geweest hè? Want je bent gisteravond nog bij Els geweest”. Daar stond ik dan met m’n goeie gedrag. En ze wist ook nog te vertellen van die maandagmiddag toen ik naar de bios was geweest. Ik ’s middags aan die andere grieten gevraagd of zij het hadden gezegd. Sisca had het verteld, die rotgriet. En van dinsdagmiddag had ze Ria Ipenburg uitgehoord, wat ik een rotstreek vond. ’s Avonds naar dansen. Kees, Jan en Harry stonden na afloop daar en met hun zijn we mee terug gelopen.

154


Goede Vrijdag 7 april 1944 Ik de pest in dat wij geen vrij hadden. ’s Morgens naar de zaak en ‘tuthola’ de krant laten lezen. Zij schrok en vond dat we dan toch maar de zaak moesten sluiten, want in de krant stond dat alle bibliotheken gesloten waren. Ik allang blij en smeerde ‘m naar huis. Eerst naar Els. Bij de Boomstraat kwam ik Jo But tegen. Met een handkar had hij kolen moeten halen. Hij vroeg of ik even meeging die kar wegbrengen. Nou ik weer mee. ’s Middags naar Maarssen voor de tweede keer een konijnenvel brengen. ’t Is te hopen dat dit wel lukt. Greta Heus kwam ik tegen en die ging mee. Ze vroeg of ik ’s avonds met haar

155


mee wilde gaan naar de toneelclub U.K.T. Ik had er wel zin in. Er was generale repetitie. Ze vroegen of ik er ook op kwam. Ik heb er wel zin in. Om kwart over tien was ik thuis. Zaterdag 8 april 1944 ’s Avonds even naar Corry Dove (lid van de ‘Snouwy’, WG). Die vroeg of ik nog met ze meeging morgen. Maar Ennie en ik gaan liever alleen naar Amsterdam, dat is veel leuker dan met zo’n stel. Eerste Paasdag Zondag 9 april 1944 Om half drie op ’t station. Met Ennie naar de Spoorbios. Daarna met de trein naar Amsterdam. Eerst in de stad gezwalkt. Toen naar de bios. ‘Licht in de duisternis’, een moordfilm. Het was wel leuk in Amsterdam. Met de trein van half acht weer naar Utrecht. Er waren een heel stel hier uit de

156


stad in Amsterdam. Een leuk uitgaansdagje gehad. Tweede Paasdag Maandag 10 april 1944 ’s Morgens bij Ennie thuis op visite. Echt wittebrood en heerlijke Limburgse cake gehad. Haar moeder is pas in Limburg geweest. Daar is alles nog volop. ’s Middags de stad in met Ennie. Dat leuke knulletje weer gezien waar ik vorig jaar ook al smoor op was. Dinsdag 11 april 1944 ’s Avonds met Els en Loes naar dansen geweest, want morgen kunnen we niet. Het was mieters. Er kwam een heel leuke knul naar me toe. Hij kon ook mieters dansen.

157


Henk Konings heet hij, hoorden we later. Om half negen zouden Loes en ik nog even de stad in gaan. Toen we in de Nobelstraat liepen kwam hij naast ons lopen. Bij de Catrijnebrug (Catharijnebrug, WG) wilden we teruggaan, maar toen zei hij dat ie nog een stukje mee terugliep. In de Viestraat kwamen er een stel van de Snouwy aan en Loes bleef er even mee staan praten. Wij liepen door en Loes bleef nog even staan. We zijn helemaal om gelopen en om tien uur stonden we bij ons voor de deur. Toen moest zij nog helemaal achter naar Zuilen toe. Donderdag 13 april 1944 Vandaag 16 jaar. Wat een leeftijd al. ’s Morgens gebakjes gehaald voor de zaak. Van papa, moeder en de kinderen kreeg ik zeven gulden bij elkaar.

158


Van juffrouw de Kruif een flesje nagellak, een tube tandpasta, en een potje crème. Echt leuk. Van mevrouw de Kruif twee kwartjes. Van Els een broche en een doos poeder. Het meeste heb ik geld gehad. Twintig gulden bij elkaar. ’s Middags met Els naar haar moeder. Mevrouw knapt al aardig op. ’s Avonds moest ik bier halen. Ennie ging mee en ik vroeg aan Jacques de Beurs of ik een pan voor bier mee moest brengen. ‘Nou, je kan ook een mandje meebrengen!’, zei die. Ik had nog niets in de gaten, maar Ennie en Annie stonden te stikken van het lachen en holden het café uit. ’s Avonds een heleboel visite geweest. Van juffrouw Blom kreeg ik een enig zilveren kettinkje met

159


een wapentje van Utrecht eraan. Een mieters ding. Een knalverjaardag geweest. Vrijdag 14 april 1944 ’s Avonds met Henk Konings meegeweest. Een heel eind wezen tippelen. Zondag 16 april 1944 Gisteren kwamen Jo Butselaar en Fiek een primula in de zaak brengen, nog voor mijn verjaardag. De winkel stond hartstikke vol toen Jo zei: ‘Ria krijg ik nou een zoentje van je?’ Ik kreeg natuurlijk een kop als vuur. Toen zegt ie tegen juffrouw de Kruif: ‘Juffrouw ze wil me niet eens een zoen geven!’. Sloeg ik even een flater. Hun de winkel uit. ’s Avonds een gezellig avondje thuis gehad. Ennie, Rietje Buisman, Jo, Kees, Fiek, Bep en Annie waren er.

160


Els kwam niet, die moest naar Den Haag. Moet zij weten. Graag of helemaal niet. Het was knal. We hebben ons dood gelachen. We deden pandverbeuren. Toen moest moeder de jongens een zoen geven. Eerst wilde ze niet maar later toch wel. Veel te leuk voor een keer, hm! Om tien uur Bep, Annie (nichtjes, WG) en Kees helemaal weggebracht. Tante Mien was weer eens een keer woest dat ze te laat thuis waren. Buiten goot het en we kregen een parapluie mee van tante Mien. Wij met z’n vieren, Jo, Fiek, Rietje en ik eronder, geen gezicht. We liepen te vechten om de parapluie. Kletsnat kwamen we thuis om kwart voor elf. Echt leuk geweest.

161


Donderdag 20 april 1944 ’s avonds de stad in geweest. Bij de schouwburg kwamen Ennie en ik Peter en Richard tegen, twee jongens van de Handelsavondschool. Die hebben ons naar huis gebracht. Ze vroegen of we maandagavond mee naar de bios gingen. Maar we laten ze staan. ’t Zijn zulke dandymakers. Peter vertelde dat zijn zuster bij de Italiaanse opera zit en zijn neef bij de Duitse film. Net iets voor ons, opschepper. Zaterdag 22 april 1944 ’s Morgens om half negen bij de Spoorwegen om getest te worden. Erg zemellappig. Tot half twaalf daar gezeten. Allerlei onzin gevraagd. Ik geloof nooit dat ik er kom. ’s Avonds de stad in met de bus. Ennie kwam ik op de Neude tegen en toen ben ik uitgestapt. We hebben allebei

162


een bos bloemen voor onze ma’s gekocht. Maar er was niet veel van over toen we thuis kwamen. Al die knullen hebben er een paar afgepakt. Maar in ieder geval lol gehad. In de stad kwamen we Peter en Kees Steenbergen nog tegen. Ze vroegen of we morgen meegingen naar de ‘Kilima’s’. Ik weet het nog niet. Niks geen zin om met die gozerds mee te gaan. Met Jo Butselaar en Fiek meegegaan. Zondag 23 april 1944 ’s Middags met Ennie de stad in. Eerst naar Venezia. Daarna kwamen we Peter en Kees tegen en Kees zei dat ie ’s avonds niet mee naar de Kilima’s zou gaan. Peter stond te smeken of ik dan met hem alleen ging, maar toen had ik

163


helemaal geen zin meer. We zijn met z’n vieren naar Venezia gegaan. Daarna kwam er nog luchtalarm ook. Daar moesten we ook nog voor wachten. Peter vroeg of ik om zeven uur bij ‘1845’ in de Nachtegaalstraat wou staan. Dan zouden we naar de Kilima’s gaan. Ik zei dat ik nog wel zou zien. Hij woest natuurlijk. Ennie en ik smeerden hem gauw naar huis. Ik naar tante Jo en opgebeld dat ik niet weg mocht ’s avonds naar Peter. Als ik wel mocht zouden we dan een eind gaan wandelen, vroeg hij. Mij ziet ie niet verschijnen. Gegeten en gauw naar Ennie. Bij de Maliebaan kwam Peter eraan. Hij kwam ons tegemoet. Wij gauw de Maliebaan in en gewacht tot ie voorbij was. Daarna de stad in. In de stad een tijdje met een paar jongens staan praten, Piet Saarloos (wat een naam) en nog een knul.

164


Hij vroeg of ik met hem wilde gaan. Ik zei maar ja, maar ik vond geen cent aan hem. Even daarna komt Peter er aangestierd. Rood van woede natuurlijk. ‘Zo Ria, ik dacht dat je niet weg mocht, maar zeker wel de stad in hè?’ En al die dingen meer. ‘Nou dag hoor!’Hij weg. Wij weer verder gekletst. Ineens zie ik dat leuke knulletje voorbij komen, met z’n vrind. Op die knul ben ik al zo lang stapel. Maar geen kans hoor. Hij lacht wel steeds. Even daarna reed ie aan de overkant en bleef tegenover ons stilstaan en riep me. Ik liet Ennie met die twee knullen staan en ging naar hem toe. ‘Ria, waar ga je heen’, riepen ze, maar ik stiebelde kalm door. Hij vroeg wie me naar huis bracht. Ik zei die twee knullen,

165


maar ik heb niks geen zin om met ze mee te gaan. ‘Mogen wij je naar huis brengen?’, zei die. “Oh, ik vind het goed hoor’, in m’n hart natuurlijk dolblij. Hij stelde zich netjes voor, en z’n vrind. Hij heet Jo Jegers (Jaeger, W.G.). Z’n vrind Arie Huffels. Ze wonen helemaal bij de Vleutenseweg. Ik liet die anderen netjes lopen en ging met hem mee. Het was geen gezicht. Ik aan de ene kant met twee knullen en Ennie aan de andere kant met twee. Ze hebben me helemaal naar huis gebracht. Ze vroegen of ik donderdagavond weer kon komen, met een vriendin. Nou ik allang blij. Maar ’t zal wel weer voor korte duur zijn. Als ik een knul leuk vind maken zij het gauw uit. En als een knul gek op mij is vind ik aan hem niks aan.

166


Verjaardagen van vriendinnen, zie ook volgende pagina Donderdag 26 april 1944 Gisteren naar dansen geweest. Mieters was het. De hele avond met Henk van Bemmel gedanst. Eerst moest ik naar de tandarts. Om half acht zijn we met Jo en Arie een heel eind wezen lopen. Ik vind het een moordknul. Ook weer goed met Els. Om kwart voor tien thuis. We hebben voor zondag afgesproken. Dan gaan we naar ’t wielrennen. Zaterdag 28 april 1944 Vanmorgen al bericht van ’t spoor gehad, dat ik geslaagd ben voor ’t testen. Mieters knal. Nu zo gauw mogelijk naar de Raad van Arbeid om ontslag bij de Kruif.

167


Adressenlijst van vriendinnen ’s Avonds opgezegd bij de Kruif. Mevrouw de Kruif is heel erg ziek, die zal wel sterven. ’t Is zo’n aardig mens. ’s Avonds met moeder en Els bij de Kruif geweest en wat gekocht voor mevrouw de Kruif. Ze vonden het zo jammer dat ik wegga. Ik vind het mieters. Daarna met Ennie en Els de stad in. We mogen nu mieters weer tot negen uur buiten, al heb ik er toch geen last van gehad!

168


169


Adressenlijst van vrienden en vriendinnen, einde van het eerste dagboek

170


Dit is mijn tweede dagboek, begonnen op 29 april 1944. GeĂŤindigd op van Ria van Eijk Adriaen van Ostadelaan 119 Utrecht Geb: 13 april 1928

171


Zondag 29 april 1944 ’s Middags zouden we met Jo, Arie en Ennie naar ’t wielrennen gaan. Om twee uur bij ons op de laan afgesproken. Wij stonden er met moeder en Cor te praten, toen Jo er alleen aan kwam fietsen. Hij reed iets verder door en stopte toen. Arie was naar Arnhem gegaan en kwam dus niet. Toen zijn we met zijn drieën de stad in gegaan. Jo heeft kaartjes gekocht voor de bios. Daarna een eind omgelopen. Om half vier naar de bios. In de Scala, ‘Vader der Armen’, een moordfilm. Erg dramatisch maar mieters. In de bios kreeg ik een ring van hem, van een Amerikaans vliegtuig gemaakt. Om zes uur naar huis. Jo heeft me helemaal naar huis gebracht. Op de laan stond Els bij ons aan de deur en kwam naar ons toe. Ze was direct al smoor op hem. Nou het is ook een moordbink. Els heeft gewacht tot ik gegeten had en daarna zijn we even naar haar huis gegaan. Toen naar Ennie, want die zou ’s avonds met Els meegaan. Omdat ik met Jo meeging. Maar Ennie was al naar mijn huis, dus waren we elkaar misgelopen. In de Burg Reigerstraat kwam ze er net aan, dus alweer een bof. Om half acht kwamen we Jo in

172


de Maliebaan tegen. We zijn samen een heel eind wezen lopen. Om half tien thuis. Een moordgozerd. Maandag 1 mei 1944 ’s Morgens naar de Arbeidsbeurs, ontslag aanvragen. Daar hebben Ennie en ik van half elf tot kwart voor twaalf gezeten. Kleine benauwdheid. ’s Middags moest ik weer terugkomen met een briefje van juffrouw de Kruif, dat ze toestemde dat ik weg mocht. Ze gaf het zomaar (dat briefje is in mijn bezit, WG.). ’s Avonds met Rietje Buisman naar tante Mien en tante Annie voor de punten voor m’n witte jas (vermoedelijk worden hier spaarpunten bedoeld, of kortingsbonnen). Als ik er nu maar een kan krijgen. Dinsdag 2 mei 1944 Mevrouw de Kruif was vandaag zo erg. Ik geloof nooit dat ze beter wordt. ’s Avonds om zeven uur afgesproken bij de schouwburg. Jo was er nog niet. Ik liep een eindje door en toen kwam hij uit de schouwburg. We hebben een heel eind gelopen. Ik kreeg twee foto’s van hem, mieters. Om half negen zijn we Ennie uit school wezen halen. Ze zou borstplaatjes meebrengen, zei ze. Maar er was niets van waar. Ze wilde alleen maar dat we haar kwamen halen.

173


Woensdag 3 mei 1944 ’s Morgens regen, wind, koud. Zo moest ik de stad in voor een witte regenjas. De hele morgen in de stad gelopen en nog niks. ’s Middags naar de Kruif. ’s Avonds mieters naar dansen. Eerst met die bruine gozerd gedanst. Hij danst moorddadig. Daarna moesten we wisselen en kreeg ik een boerenheikneuter. Na de pauze met Henk van Bemmel gedanst. Die danst ook mieters. Toen werd ik afgetikt door weer een ander, weer afgetikt door Henk van Bemmel. Ze bleven allemaal zitten met de tango en wij dansten stoer door, met nog acht paren. Om half negen afgehaald door Jo. Wat een moordknul is dat, zeiden die meisjes. Hij heeft me helemaal naar huis gebracht en daarna zijn we nog een eindje omgelopen. Om kwart over negen naar huis. Om negen uur moet je binnen zijn, dus opschieten was de boodschap. Vrijdag 5 mei 1944 Vandaag is Ennie jarig en ik ben de hele dag bij haar uitgenodigd. ’s Morgens kwam ze nog even in de zaak. Ik heb haar een doos visitekaartjes en een gitaartje

174


gegeven. ’s Middags heerlijk bij ze gegeten. Aardappels met andijvie en custard met bessensap. Daarna weer naar de zaak. Om zes uur weer naar hun toe. De hele avond ben ik er geweest. Om negen uur kwam moeder en om half elf zijn we naar huis gegaan. Zaterdag 6 mei 1944 Vandaag voor ’t laatst naar de zaak. Nu weet ik zelf niet meer of ik ’t nu leuk vind of niet. Els zou vanmiddag naar Hilversum gaan voor een witte regenjas voor mij en voor haar. Toen ze weg was hoorde ik van iemand dat ze ze nu bij C en A hebben. Dus weer een strop. Om half vier komt Els in de zaak en vertelt dat zij er een heeft gekregen bij C en A, want ze was even gaan horen, maar ze had precies de laatste. Ook alweer niks aan te doen. Ik vertelde het tegen Cor Schreyer en die ging er toch heen. Een uur later komt ze terug en heeft ook een jas. Ik woest natuurlijk. Els gunt hem mij zeker niet. Nu ga ik ook vanavond niet naar haar toe, want eigenlijk zouden we zover met elkaar meegaan tot Jo. Van je vriendin moet je ’t maar hebben. Om zeven uur de deur uit, want om

175


half acht had ik met Jo afgesproken. Nog even met zuster Marijke staan praten. En om kwart over zeven kwam ik Jo al tegen in de Burgemeester Reigerstraat. Hij was met al tegemoet gekomen. Hij moest even naar de Pieter Nieuwlandstraat. Daar eerst heen, daarna even de stad door. We zagen Els en Loes nog. Els vroeg nog waarom ik niet geweest was, maar we liepen al door. Bij de Kanaalstraat kwam Ennie ons achterop rennen. Ze vroeg of we haar een stukje gingen wegbrengen, want ze moest naar de Rijnlaan. Jo vertelde dat ie gisteren en vandaag naar Volendam was geweest, paling halen. Ik zei voor de grap: ‘Dat vind ik ook niet aardig, dat je er niet een voor mij bewaard hebt’. Toen begon ie zó te lachen. Op de hoek bij ons maakte die zijn tas open en gaf twee palingen in een stuk papier. Die had ie voor mij bewaard. Echt leuk van hem. ’t Is een moordknul. Om te zien en om mee te gaan.

176


Zondag 7 mei 1944 ’s Morgens thuisgebleven. ’s Middags om half drie op het Lucasbolwerk. Toen hebben we eerst een eind omgelopen. Om half vier naar de bios in de Rembrandt. ‘Circus Rens’, een mieterse film. We zaten loge. ’s Avonds om half acht weer met Jo mee. Een heel eind gewandeld. Nu komt ie de hele week niet, want hij gaat naar Amersfoort. Pech gehad! Maandag 8 mei 1944 Voor de broches weg voor de onderduikers. ‘k Heb er 55 verkocht. ’s Middags de stad in voor een witte regenjas. Zo maar een gekregen. Hoe bestaat ‘t. Precies de laatste. Bij juffrouw de Kruif een getuigschrift gekregen. Daarna met mijn nicht Annie de kermis op. Als haar moeder ’t wist kreeg ze een rolstuip. ’s Avonds met Annie de stad in. Best leuk geweest. Woensdag 10 mei 1944 Vandaag vier jaar geleden kwamen die rotmoffen erin. ’s Middags met moeder en Cor naar de bios geweest. ‘Gasparonne’, met Johan Heesters en Marika Rökk, m’n twee lievelingen van de film. Haast niks anders dan tappen en dansen, moorddadig! ’s Avonds met Humpie gedanst, hoe bestaat ‘t. Hij danst mieters.

177


Donderdag 11 mei 1944 Om vijf voor tien mee met de trein naar Amsterdam. Tot morgenavond blijf ik daar. Tante Miep stond bij de tramhalte. ’s Avonds bij tante Jean en nog een mevrouw op bezoek geweest. Om half twaalf naar bed. Ze vroegen of ik 8 dagen blijven wou maar ik doe Vrijdag 12 mei 1944 (Amsterdam) Tot acht uur op bed gelegen en gelezen. Moorddadig weer is het, echt warm. Om kwart over negen de deur al uit. Eerst een boodschap wezen doen. Toen naar mevrouw Bakker. Koffie gedronken met biskwie. Om elf uur met de tram naar de stad, naar de Bijenkorf en daar gezeten van half twaalf tot twee uur. Nog vijf minuten luchtalarm gehad. Van alles gebruikt, zoals: twee gebakjes met koffie, biskwie, brood, een hele grote portie ijs van vijfentachtig cent. Moorddadig was het. Toen naar huis. Ik heb zomaar aardappels geschild, hoe bestaat ‘t. Daarna gegeten, aardappels, snijboontjes, gehakt en pap toe! Gisteren aardappels, spinazie, gehakt, drie pannenkoeken en dat in deze tijd. Om kwart over zes de deur uit. Oom Jo bracht me naar ’t station. Om vijf voor zeven ging de trein.

178


In dezelfde coupé zaten een paar dames uit het jaar nul. Een terra jurk met allemaal zwarte strikken. Een mantel helemaal opengewerkt en gevoerd met rode zijde, afschuwelijk! Om kwart voor acht kwamen we aan. Buiten stonden Els en Ennie te wachten, enig van ze. Els een stuk weg wezen brengen. Ze moest naar naailes. Om half acht moest ze er zijn en om kwart over acht stond ze nog bij ons. ‘k Had nog sjans ook met een knul. Maar geen antwoord gegeven. Hij reed ons helemaal achterna. Om half tien thuis. Aardbeien gegeten, de eerste van ’t jaar. Zaterdag 13 mei 1944 Moorddadig weer. ’s Morgens boodschappen gedaan en moeder geholpen. Hoe bestaat ‘t. Om een uur de deur uit, want om kwart voor twee afgesproken met Jo bij ’t station. Nu hoef ik wel niet naar Amsterdam, maar toch erheen gestiebeld. Net goed en wel de deur uit of er was luchtalarm. Ik netjes doorgetuind tot de Burgemeester Reigerstraat. Ik moest maar even wachten, gelukkig of het ging alweer veilig. Ik ben net goed en wel op het station of Jo komt eraan getuind. Hij vroeg of we toch naar Amsterdam zouden gaan, maar ik had niks geen zin in die benauwde drukke trein.

179


Eerst de stad in geweest, daarna naar de bios. ‘Première Rendez-Vous’, in de Rembrandt. Een knalfilm. Moorddadig zong die griet, Danielle Darrieux, een française. We zaten loge. Daarna de stad nog even in. Ik moest nog bloemen kopen voor morgen, moederdag. In de Nachtegaalstraat kwamen we Els tegen. Ze vroeg of we mee gingen bloemen kopen. Wij weer terug. Eerst een ijsje gepikt bij de Vaal (op de Nobelstraat, WG). Op de markt twee bossen gekocht. Jo wou ook nog een bos tulpen geven, maar dat wou ik niet hebben. Ik zie ’t al. Hier ma, dit is van uw a.s. schoonzoon, voor hoe lang? Onderweg nog twee bossen gekocht. We lachten ons naar, onze armen hartstikke vol met bloemen. Op de laan ging Jo terug. Morgenmiddag afgesproken. Moeder was in de wolken met haar bloemen. Van papa, Gerard en Riesje had ze ook nog gehad. Zondag 14 mei 1944 Nat weer, stortregen. ’t Is ook zondag! Om tien uur kwam Ennie. We zouden de hele dag bij Doortje gaan eten, haar zuster. Om half twaalf weggegaan. We moesten helemaal naar Tuindorp. Kleine benauwdheid! Bij tante Jo de paraplu gehaald. In ’t Wilhelminapark, pardon Nassaupark (moeilijk wennen die verplichte naamsverandering, WG), ineens een rukwind en dat hele ding

180


slaat dubbel, alle spijlen los. Naar Ennie d’r huis gegaan en de paraplu van haar vader gehaald. Zo’n hele ouderwetse met een lange stok en zo’n grote kop. We lachten ons slap. En wij er netjes mee op stap. Om kwart voor twee begonnen we pas te eten. Ik woest, Ennie schik. Om bij drieën bij de schouwburg, geen Jo te bekennen. Hij zou er om half drie zijn. Toen Ennie maar tegemoet. ‘k Was vooruit gehold. Zij allang schik dat ze nu niet alleen was. Maar al gauw naar huis gegaan. ’t Was ook zulk pestweer. Bij Doortje mieterse platen gedraaid. Om zes uur gaan eten. ’s Avonds weer platen gedraaid. Om half tien weggegaan en papa opgehaald bij de gasfabriek. Hoe bestaat ‘t, ik met m’n pa op stap. Bij de Mengelberglaan namen we hartroerend afscheid van mevrouw Spierenburg en haar spruit (Ennie en haar moeder, WG). Maandag 15 mei 1944 ’s Morgens even naar juffrouw de Kruif geweest. Die gekke Jo Butselaar liep ook weer met me mee. (‘k heb tegenwoordig de de heerlijke gewoonte om op bed in m’n dagboek te schrijven, heb ‘k anders geen tijd voor, hm. Vandaar dat lieflijke handschrift.) ’s Avonds met Els de stad in. Nog even bij Jo in de straat geweest en afgesproken

181


voor woensdagmiddag half drie. Van een jongen hoorden we dat hij nooit weten wil waar hij woont, omdat het zo’n rotbuurt is (Sterrenwijk, WG). Wij hadden het trouwens van Ditter Willems gehoord, waar hij woont. Nu vind ik er ineens niks meer aan, zo’n lefschopper. Op de Viebrug kwamen we Henk en Jo tegen, een knul van de Ambachtkeet (Ambachtsschool, WG), die ik vorig jaar bedonderd heb, en een neef van Leen Brouwer, de vrijer van Els (hm). Ze brachten ons naar huis en pestten Els door te zeggen at ze Leen zouden opbellen, dat ze met andere jongens meeging. Zij woest natuurlijk. Henk vroeg of ik morgen meeging naar de bios, maar ik had geen puf. Jo vroeg of ik dan donderdag Hemelvaartdag meeging met Leen, Els en hem. Ik zei maar ja. Zal wel zien hoor, hoe ’t woensdag afloopt met Jo. Ben van plan hem eens de les te lezen. Om tien uur thuis. Woensdag 17 mei 1944 Gisteravond zijn Els en Leen nog geweest om te vragen of ik donderdag nog meega. Ik vond ’t best. De kapster kwam vanmorgen en zei tegen me:

182


‘Jij hebt lekker vrij hè Ria. Eerst moet er iemand dood zijn voor je vrij hebt’. Ik wist niet wat ze bedoelde. ‘Nou, mevrouw de Kruif is toch overleden?’ Ik schrok me een hoedje. Jennie wist nog niet dat ik bij de Kruif vandaan was. Ik ging er meteen heen. En ja hoor, ze was gisteren gestorven, om half drie. Echt zielig voor juffrouw de Kruif, nu is ze helemaal alleen. En mevrouw was nog niet eens zo oud, 63 pas. ’s Middags met Jo en Arie mee. Ze vroegen of ik weer een meisje voor Arie wou meebrengen. Ik weet ’t echt niet. Els is ook al bezet. Morgen laat ik die neef van Leen Brouwer staan. Jo Jaeger is veel leuker vind ik. ’s Avonds naar dansen. Daarna naar de kermis. Om tien uur thuis. Hemelvaartdag, 18 mei 1944 Moordweer en gisteren stortregende het nog. Op bed lig ik te schrijven, maar ik zal nu maar eens ophouden en aanstalten maken om naar beneden te gaan. Gerard is van plan om met een natte spons boven te komen, want ’t is over half tien. Vanavond verder. Eerst moeder ’s morgens geholpen. Om half twaalf naar Els om te zeggen dat ik ’s middags niet met haar mee zou gaan. Zij woest want ze wist nu niet wat ze zeggen moest.

183


Ze moest maar zeggen dat ik ziek was. Daarna even met haar mee naar de Spoorstraat, om haar avondjurk terug te brengen. Om een uur thuis gegeten, vaat gewassen en weer weg. Op de laan kwam ik Ennie tegen die de pest in had dat ik niet met haar meeging. In de Burgemeester Reigerstraat kwamen we Jannie Hogewoning tegen, die vroeg of Ennie dan met haar meeging. Om half drie bij de schouwburg kwam Jo er net aan lopen. En wij gingen met z’n tweeën verder. Eerst naar de Palace (Vreeburg Noordzijde, tegenover waar nu het Muziekpaleis is, WG), maar die was uitverkocht. Natuurlijk is ’t weer omgedraaid en giet het. Toen naar de Flora kaartjes gehaald en een eind om gaan lopen. Heel gezellig in de regen. Om half vier naar de bios. Een snertfilm, geen cent aan. ‘De pseudo-gravin’, zo ouderwets als maar kan. Jo had hem al gezien. We waren blij toen we er uit waren. Hij heeft me naar huis gebracht en we hebben afgesproken voor zaterdagavond zeven uur. Toen ik thuiskwam zei moeder dat ze vanavond naar tante Metje ging, dus ik moest oppassen.

184


Gauw gegeten en gaan vragen of Els bij me kwam, anders was ik helemaal alleen. Zij moest wachten tot kwart over zeven want Leen kon komen. We gingen een eindje de Zonstraat in en daar kwam Ennie aangestierd, met Cor Schreyer. Ze had zich best vermaakt vanmiddag en de bui was alweer afgezakt. Net kwamen Leen en Rinus, een neef van Leen, de hoek om zetten. Zo, jij bent ook erg ziek, begonnen ze. Ja, ’t is alweer over, zei ik, ‘k had zo’n hoofdpijn. ‘Ja die smoesjes kennen we’. We stonden een tijd op de Mecklenburg (laan, WG) te praten, toen ineens moeder eraan kwam. Zij woest, dat ik zo lang wegbleef. Ik deed net of ik meeging en wachtte op de anderen. Els ging met Leen mee en Ennie en Rinus liepen met mij mee. Een hele tijd voor de deur staan kletsen. Riesje kwam er ook nog bij staan en verveelde ons aardig. Hij is vijf jaar en stond rustig een hele sigaret te roken, zo’n snotneus. Om negen uur ging Ennie naar huis. Daarna vroeg Rinus wanneer ik nu eens met hem meeging. Nou ik vind er geen klap aan, geef mij Jo maar. Ik zei maar gauw: morgenavond kom ik je wel uit school halen. Toen kwam Els langs om Leen uit school te halen

185


Om kwart over negen kwamen Els en Leen er aan. Ik zag aan hun gezicht dat er iets voorgevallen was. Els en ik gingen even naar binnen en zij vertelde dat ze ruzie hadden. Nu gaat ze morgenavond mee en dan maakt ze het uit. En ik heb meteen geen last meer van Rinus. Ze gingen om kwart voor tien pas weg. En wij gauw naar binnen. Om tien uur ging Els weg. Even daarna kwam Gerard thuis, dus was ik toch niet alleen. Om half elf kwamen moeder en papa thuis. Vrijdag 19 mei 1944 Vandaag had onze Anneke jarig geweest. Moeder was erg zenuwachtig. Om half elf naar Ennie. Cor Schreyer was er al. Toen bloemen gekocht en eerst naar onze kleine schat. Het steentje zou er vandaag op komen. Daarna naar haar vader (eerst werd het graf van de vader van Cor Schreyer bezocht en daarna naar de begrafenis van mevrouw de Kruif, die drie dagen daarvoor was overleden, W.G.). Toen moesten we vlug naar het eerste kerkhof, want om elf uur waren de auto’s van huis gegaan. Ze waren er al. Er was niet zoveel belangstelling. Om kwart over

186


twaalf was ik thuis. Gegeten en ’s middags moest ik oppassen, want moeder ging naar Anneke. Zondag 21 mei 1944 Vanmiddag met Els de stad in geweest. ’s Avonds naar Jo en Arie. Els heeft het uitgemaakt met Leen en nu gaat ze met Arie. Een echt leuk stel. We zijn een heel eind wezen lopen. Els is nu hartstikke gek op Arie. En ik op Jo. Maandag 22 mei 1944 Vanmorgen naar de Spoorwegen geweest, omdat ik nog steeds niks gehoord had. Daar zeiden ze maar even dat ik morgen maar meteen moest beginnen. Ik schrok me naar. Ik wilde nog best even vakantie hebben. ’s Middags een foto laten maken voor de Spoorwegen. ’s Avonds met moeder mee naar Van Cooten (visboer, WG) in Zuilen. Naast de deur, maar we kregen toch nog een visje, dus toch nog iets voor onze moeite. Dinsdag 23 mei 1944 Vandaag is Gerard jarig. Ik moest om zeven uur al op. Moest me vroeger overkomen. Bij HGB 3 (hoofdgebouw 3 van de Spoorwegen, WG) kwam ik Bep tegen. Die heeft me naar kamer 674 gebracht. Daar heb ik tot ongeveer tien uur

187


gezeten en werd m’n hele doopceel gelicht. Toen naar beneden gebracht, naar HGB 1 door een leuke knul, Bram, hoorde ik in de gauwigheid. We liepen daar buiten voor de gebouwen om en kwamen een paar knullen tegen. ‘Hé Bram, wat jij onder kantoortijd? Loop je te wandelen?’ ‘Nee jongen, dienst!’ Daarna werd ik naar GC 922 gebracht, kamer 21. Eerst voorgesteld aan de chef. Die luisterde naar de zeldzame naam van Jansen. De chef de Bureau heet Van Drumpt. Die doopte ik meteen ’t stekelvarken. Allemaal korte haartjes op z’n hoofd. Toen aan al die grieten voorgesteld. Allemaal brillen. De ene kant gingen de namen erin en aan de andere kant ging het eruit. Toen nog een andere kamer. Dat leken leukere meisjes. En toevallig kwam ik daar op de kamer voorlopig. De eerste dag moest ik niks anders dan sorteren. Ik vond er nog niks aan. Donderdag 25 mei 1944 Op kantoor is ’t nu leuker. We hebben reuze leuke meisjes op de kamer en grote lol. ’s Avonds met Jo en Arie mee geweest, het stortregende.

188


We hebben eerst nog een eind gelopen, maar naderhand zijn we maar gaan schuilen. Drijfnat kwamen we thuis. Zaterdag 27 mei 1944 ’s Morgens naar kantoor. Ik zou niet meer terug willen naar De Kruif. Fijn twee en een halve dag vrij. ’s Middags in de tuin gezeten. IJverig zitten breien, hoe bestaat ‘t. ’s Avonds met Els de stad in. We kwamen Greta Heus nog tegen en die zei dat ze Jo had gezien bij ons in de laan, op de fiets. Nou dan had ie maar moeten bellen hoor. Zondag 28 mei 1944 ’s Morgens kaartjes gehaald voor ’t circus voor moeder en papa, die gaan dinsdag. Het stond rijen dik. Ik heb maar gauw geld aan Cobi Kraaimaat gegeven, die zou ze nu voor me meebrengen. Toen ik thuiskwam waren tante Rie, oom Jaap en Gerardje er. Ze kwamen om foto’s te maken. Eerst ik alleen op ’t hek. Toen samen met Riesje en Gerardje. Willy alleen in de wagen enz. Acht foto’s zijn er genomen. ’s Middags met Els naar ’t Janskerkhof. Maar wie er kwam, geen Jo. Toen hebben we onze troost maar bij Venezia gezocht. Daarna even de kermis op. ’t Was hartstikke warm. Ineens beginnen ze toch te schieten. Er is nog een Amerikaans vliegtuig neer gekijld

189


op Groenekan. Ik zat in m’n knijperd. ’s Avonds weer de stad in, maar niks gezien (geen Jo, WG). Toen naar z’n huis. Z’n zusje kwam buiten en vertelde dat Jo naar Amsterdam was en dat hij gisteravond nog bij ons in de straat was geweest om ’t te zeggen, maar hij had mij en Els niet gezien. Hij had tegen z’n zusje gezegd dat ze ’s middags naar ’t Janskerkhof moest gaan en ‘t zeggen, maar ze was niet geweest, die rotgriet. Tweede Pinksterdag 29 mei 1944 ’s Morgens bij Els geweest. Haar neef Ep uit Haarlem was er. Vanmiddag met z’n drieën naar Bilthoven. Mieters weer was ‘t. Om 3.19u met ’t treintje mee. ’t Vliegtuig hebben we nog zien liggen in ’t weiland. Om kwart over vier zaten we pas in ’t water. Els bleef op de kant. Piet den Breeje heeft de hele tijd met me gezwommen. Ep woest. Daarna nog een tijd op de kant gelegen. Om half zes gingen we ons alweer aankleden. Om kwart voor

190


acht thuis. Ep vroeg of ik nog een eindje mee ’t park rondging, maar ik heb ’t niet gedaan. ’s Avonds de stad nog even in. ’s Avonds de stad nog even in. In de Burgemeester Reigerstraat kwamen we twee knullen tegen in witte broek, windjack, klompen aan. Ze waren wezen trekken en waren hartstikke bruin gebrand. Ze vroegen waar de Bankstraat was en of we meeliepen, nou wij mee. We hadden toch de pest in op Jo en Arie. Zitten we net bij de Catharijnebrug op ’t muurtje zien we Arie aankomen. Zal je altijd zien. Els zei gauw dat we die jongens kenden en ik speelde op over Jo. Arie zou morgen Els uit les komen halen en meteen uitslag meebrengen. Ik met Els gewed dat ’t niet meer aan zou komen. Zij zei van wel, ik van niet. Woensdag 31 mei 1944 ’s Morgens vroeg gauw naar Els, om half acht. Zij lag nog op bed en kwam naar beneden hollen. ‘Ik heb ’t gewonnen hoor! ’t Komt weer goed!’ Ze heeft het hele verhaal verteld. Jo was zaterdagavond geweest om te zeggen dat ie naar Amsterdam moest. Tweede Pinksterdag was tie ’s morgens ook nog geweest. En om tien uur ’s avonds nog een keer. ’s Middags was tie ook in Bilthoven geweest, maar had ons niet gezien. ’t Was ook zo druk, je lag als mieren op een hoopje.

191


Nu komen ze vanavond. ’s Avonds. Om negen uur bij C&A. Arie kon niet eerder, want hij moest z’n vader helpen in de kapperszaak. We zijn bij de Sterrenwacht geweest, bij ’t Singel. Alles is nu weer oké. Zaterdagmiddag gaan we naar ’t circus. ’s Avonds heeft Jo een fuif. Donderdag 1 juni 1944 ’s Avonds om 7 uur bij Els. Zij stond al op de hoek en keek zo sip. Ik denk: o die mag niet weg vanavond. En nee hoor, ze was gisteravond 8 minuten te laat. Idioot gewoon. Ik nog eens gevraagd, maar ze kreeg geen kans. Zij huilen. Ik naar Jo en Arie. Zij kwamen om half acht precies op tijd. Arie de p.. in dat Els niet weg mocht. Wij nog even naar Els haar huis. Zij hing boven uit het raam en zei dat ze zo kwam. Laat ze tot 9 uur weg mogen. Arie al lang schik. En wij ook natuurlijk, nu hadden we tenminste geen last van hem. Eerst de Prins Hendriklaan, de nieuwe weg, en een stukje van ’t zwarte weggetje. Toen hebben we Els naar huis gebracht. Jo zou straks nog even op de fiets terugkomen want Els zou kaartjes voor Jo en mij halen voor ’t circus. Nu moest hij

192


nog geld brengen. Hij vroeg of ik dan ook nog kwam. Eerst ben ik hem nog een stukje weg wezen brengen. ’t Was onderhand al half 10. Toen naar huis en om 10 uur weer naar Els. Jo was er ook net aan komen rijden. Ik kreeg een heel mooi kruisje van hem, gemaakt van Engels vliegtuigglas. Daarna heeft hij me weer naar huis gebracht. ’t Was al over half elf. Ik kreeg zomaar niet op m’n kop. Hoe bestaat ‘t! Vrijdag 2 juni 1944 Vanmiddag moeten Sjoukje, muskiet (Riet Keet) en ik naar de loods, helemaal achter ’t station. We moesten al die staten opzoeken. Wel een rotwerk, want ’t was een stofzooi. Maar we hebben grote lol gehad. ’s Avonds zijn Els en ik de kermis opgeweest, met Annie van tante Mien. We hebben wel vier keer gedraaid in de zweefmolen, maar toen zagen we alles draaien. Toen we naar huis gingen kwamen we Arie tegen, die Els tegemoet was gegaan. Maar we waren ‘m misgelopen. Jo moest studeren. Zaterdag 3 juni 1944 Om tien over half een ging ’t kantoor uit en om vijftien over half een was ik thuis. Anders pas om half twee. Maar ik moest dan ook met m’n schat mee!

193


Om bij tweeën in de Burgemeester Reigerstraat. Om twee uur begon ’t circus al. We hebben nog ijs gegeten. Het circus was wel leuk. Tenminste sommige stukken, zoals de clowns en die grieten in de nok, de beertjes op de fiets enz. Maar om er nou zo over te roepen. Want ‘Strassburger’ is een hele naam. Om half vijf was ’t afgelopen. (Mijn moeder hield absoluut niet van circus. Het later altijd terugkerende kerstcircus op tweede kerstdag op televisie vond ze een regelrechte ramp,WG). Els haalde ons op met haar zusjes. We zijn met haar meegelopen. Ik ben tot ’t Janskerkhof met Jo meegelopen. Toen we daar waren zei die dat ie nog een stukje met me mee terugliep, tot de schouwburg. ‘Loop je nog een stukje met mij mee?’, vroeg tie toen. Ja ik blijf een beetje aan de gang. Ik gauw naar huis. Vanavond komt ie jammer genoeg niet. Hij heeft een bruiloft, de hele nacht door. Kan je best hebben. Morgenochtend om negen uur op ’t station. Dan gaan we naar Bilthoven, mieters. Zondag 4 juni 1944 Om zeven uur opgestaan. Om kwart over acht naar Els. Ik kwam haar op de laan al tegen. Toen nog even naar haar huis. Daar hebben we de bergstokken opgehaald opgehaald uit Valkenburg. We lachten ons naar. Om negen uur

194


precies op ’t station. Ze waren er nog niet. Wij ze een eindje tegemoet. Ze kwamen net de tunnel (Leidseveertunnel, WG) uitzetten. Maar ze moesten eerst nog naar huis want ze wisten niet of wij nog gingen. ’t Was ook niks geen denderend weer, zo donker. Zij naar huis. Een poosje later kwamen ze weer terug in hun kaki-broekje en windjack. Ze zagen er mieters uit. Arie liep vast vooruit voor kaartjes. In de trein grote lol gehad. We deden zo idioot. Arie zei tegen me: ‘Doe dat raampje eens dicht Ria’. Ik probeerde met de punt van de wandelstok dat raampje dicht te doen en krak! Een hele barst van boven tot beneden in dat raampje. We konden niet meer zien van het lachen. We hebben de hele dag in ons strandpakje gelopen. ’t Was ook veel te koud om te zwemmen. En die arme Jo had de hele nacht niet geslapen. Jo z’n zuster werkt ook in Bilthoven, in ’t restaurant. Ze had gevraagd of we nog kwamen. Dan mochten we wat gebruiken. Maar daar had ik geen zin in. Ik ben ook zo verlegen uitgevallen. De hele dag reuze lol gehad. Jo heeft zo idioot gedaan. Hij was vast nog een beetje kachel van vannacht. Hij was ook niet bang voor z’n zuster, dat ze wat zou zien. Hij trok zich nergens wat van aan. Een moorddag gehad. We hebben nog mieterse foto’s gemaakt. Ik lach me naar als ze goed uitgevallen zijn. Om half zes naar huis. Eerst nog een tijd in die wacht-

195


kamer gezeten, om op de trein te wachten. Jo en Arie hebben ons tot op de Hoge Spoorbrug weggebracht. (Bedoeld wordt de brug die Korte Baanstraat met de Bolstraat verbond, over het complex van het Maliebaanstation, het tegenwoordige Spoorwegmuseum. De brug werd aangelegd in 1901 en gesloopt in 1967, WG). ’s Avonds kwam Els en vroeg of ik nog even mee de stad inging. Ik mee. In de Lange Jansstraat kwam Arie de hoek omzeilen. Hij had nog niets gegeten, want z’n vader en moeder waren naar Arnhem. Z’n oma was erg ziek geworden. Hij wel blij want nu kon die tenminste weg. Hij ging nog even naar Jo, maar die lag al op z’n bed. Kan ‘k me best voorstellen als je de hele nacht gefuifd hebt. Els en Arie hebben me een stukje weggebracht. ’t Is nu half elf en ik zal ook maar eens naar bed gaan, morgen moet ik weer om zeven uur op. Een moorddag gehad, ondanks het slechte weer. Maandag 5 juni 1944 ’s Avonds met Jo en Arie mee. Arie moest even naar de Twijnstraat. Wij zijn op een bankje gaan zitten in ’t plantsoen. Eigenlijk niet zoals ’t hoort, hm! Arie moest om tien uur weer thuis zijn. Hij bracht Els naar huis en Jo en ik zijn nog een stuk omgelopen. Ik was om bij half elf thuis, in plaats van tien uur. De hele week binnen blijven, jazeker, zijn ze morgen toch weer vergeten.

196


Dinsdag 6 juni 1944 (D-Day, WG) De hele dag heeft ’t gestortregend. ’s Avonds had ik afgesproken. Om half acht bij de klok. Eerst zag ik hem niet, omdat ie pas bij elven thuis was. Maar ze waren ‘m komen halen. Hij moest om kwart voor negen op de Kanaalweg zijn, voor de luchtbescherming. ’t Voornaamste zou ik nog vergeten. Vandaag komen we op kantoor en daar stond de hele boel op z’n kop. Ze vertelden dat Rome was gevallen. En de invasie was in Frankrijk begonnen. De Engelsen en de Amerikanen waren vanmorgen om half zes Frankrijk binnengevallen, mieters! Nu is de oorlog misschien afgelopen. Jo en ik hebben de hele avond in de stortregen gelopen. Hij ging pas om negen uur bij mij vandaan en moest toen nog drie kwartier lopen, dus die kwam wel op tijd. Ik kwam druipnat thuis. Woensdag 7 juni 1944 De hele dag brachten ze berichten op onze kamer. Nu gaat ’t tenminste goed. Donderdag 8 juni 1944 Om half acht naar Jo en Arie, maar wie er ook kwamen, geen Jo en Arie!

197


Els en ik natuurlijk de pest in. Maar er kan wel iets tussen zijn gekomen. Nu wil Els er morgenavond heen. Ik ga dan ook maar mee, hoewel ik eigenlijk geen zin heb hem achter z’n gat te lopen. Vrijdag 9 juni 1944 ’s Avonds naar Jo. We stuurden er een paar jongens heen. Z’n moeder zei dat ie net naar Arie was om z’n haar te laten knippen. Z’n vader is kapper. Die jongens naar Arie z’n huis. En ja hoor, daar kwam Jo aan. Ik de hoek om. ‘Hallo, waar is Ria gebleven? Is ze haar toilet aan ’t maken?’ Els: ‘Nee Ria is woest omdat je gisteravond niet gekomen bent!’ Toen kwam ik maar tevoorschijn. ‘Zo waar ben jij gisteravond gebleven?’ ‘Ja ik kon heus niet want ik had onverwacht les. En Arie moest naar de kerk, omdat z’n oma was gestorven’. Nou ja ’t een over ’t ander. Ik stond nog een beetje door te draaien. Toen vroeg Jo of we nog even wilden wachten omdat ie nog naar de kapper terug moest. Wij een eindje de Vleutenseweg op. Daar waren die moffen bezig. Ze schoten zomaar over de weg heen. Wij smeerden hem maar gauw weer. Toen kwam Jo er net aan. Hij ging z’n fiets

198


halen. Els ging toen op zijn fiets naar huis, want ze moest om tien uur thuis zijn. En om bij tienen liepen we op ’t Lucasbolwerk. Ik vroeg nog aan Jo of hij me bedonderde, maar daar was niets van waar zei die. Hij had zo lang die met me ging nog niet met een ander meisje gepraat. Nou ik heb wel met een andere jongen gepraat en ben ook wel eens met een andere jongen meegelopen hoor. Nou dat doen wij nog niet eens, zei die. Weer om bij half elf thuis. We stonden eerst nog een poosje bij ons voor de deur te kletsen. Zaterdag 10 juni 1944 s’ Morgens naar kantoor. ’s Middags met Els de stad in. Cadeau gekocht voor haar verjaardag. Ze is woensdag jarig. Ik heb ook maar meteen een rieten tas, een zakje poeder en een tube crème gekocht. Voor Els een doosje rouge. En nu zal ik er nog wat bij doen. ’s Avonds met Jo mee. Els kwam mij halen. Ze moest naar de Acaciastraat. Jo en ik zijn toen ook meegegaan. Arie kwam later, om half negen. Zondag 11 juni 1944 ’s Morgens om half tien opgestaan, moeder geholpen en om twaalf uur naar Els. Ik nam m’n nagellak mee en in de keuken stonden we het er heel stoer op te smeren.

199


Ineens komt haar vader binnenstuiven. ‘Wil je die rommel wel eens van je vingers afhalen?’ Maar Els deed of ze doof was. Ik smeerde hem gauw naar huis. ’s Middags om drie uur met Jo en Arie afgesproken. Els kwam me halen, wij erheen. Ze hadden kaartjes voor de bios gehaald. Eerst zijn we een eind omgelopen. Toen naar de bios, de Palace, ‘Ich bin gleich wieder da’, een enige film, maar we hadden hem alle vier al een keer gezien. Dat mag hem niet hinderen! Om zes uur ging de bios uit en toen brachten ze ons naar huis. Bij Els op de hoek hebben we eerst een tijd staan kletsen. Toen zei Els: ‘Ik ga nog een stukje mee Ria wegbrengen’. Bij de Mecklenburglaan zouden de jongens door ’t park gaan en dan zo naar huis. We stonden nog even te kletsen. Toen vroeg Els of Arie ’s avonds nog kwam. Dat deed ie liever niet zei hij, want ze hadden thuis in de gaten gekregen dat ie een meisje had (hij mag niet met meisjes mee, idioot!). Ik zeg tegen Jo: ‘Kom jij vanavond nog?’ ‘Nou ik denk het niet, want met z’n vieren is het veel gezelliger’. Maar ik zag niet dat ie naar Els en Arie stond te knipogen en te lachen. Dat vertelden ze later pas. Hij meende er

200


geen duvel van, maar ik vatte het natuurlijk voor ernstig op en viel meteen uit: ‘Nou als je vanavond niet komt maak het dan uit en zeg dat je geen zin meer hebt!’ Idiote dommerd die ik was, want anders was Jo gewoon gekomen. Ze gingen weg. Hij zei niks meer en zwaaide niet één keer. Later kon ik me wel voor m’n kop slaan. ’s Avonds zijn Els en ik even de stad in geweest, maar daar is ook geen cent meer aan. Er kwamen een paar knullen naar ons toe. Wij lieten ze netjes staan en gingen naar een stelletje grieten. We smeerden hem maar gauw naar huis. Ik barstte van de hoofdpijn en nam twee aspirinen in en verdween in bed. Maandag 12 juni 1944 ’s Morgens nog steeds ’t zelfde met m’n hoofdpijn. Op kantoor stuurden ze me om half twaalf naar huis. Thuis waren ze kwaad omdat ik thuis kwam. ’t Was toch maar flauwekul zeiden ze. ’s Avonds naar huis. Ik had heel netjes een brief geschreven naar Jo, want ik moest de minste zijn, zei Els. Ik had ruzie gemaakt. Als hij nu maar weer goed wordt, anders heb ik geen leven meer, zielenpoot. Els en ik gingen naar z’n huis maar hij was er niet. Toen ben ik naar tante Ger gegaan. En Els naar les in de J.P.Coenstraat.

201


Om half tien ging ik Els halen. En Arie kwam er ook net aan. Hij wist er niets van dat Jo het uit zou maken, zei hij. Wij hem de brief meegegeven. Nu maar afwachten. Ik moest om half tien thuis zijn en kwam heel netjes om half elf aanzetten. Ze zeiden er gelukkig niet veel van. Dinsdag 13 juni 1944 Nog niets bijzonders gehoord. Ik hoop maar dat ’t weer goed komt, hoewel ik er bang voor ben. De hele avond thuis gebleven. Hoe hou ik ’t uit. Els was weer naar les. ’t Zal mij benieuwen of ze nog nieuws brengt. Morgenochtend gauw even horen. Tante Ria kwam de foto’s brengen die met Pinksteren gemaakt zijn. Ze zijn leuk uitgevallen. Vooral Willy staat er enig op. Een is er mislukt, daar sta ik half op en Gerardje en Riesje helemaal niet. Woensdag 14 juni 1944 Vandaag is Els jarig. Vanmorgen om kwart voor acht ging ik al naar haar toe om haar te feliciteren. Ze stond in de rij voor vis. Gisteravond heeft ze noch Jo noch Arie gezien. Wel was de juffrouw van les bovengekomen en had gezegd: ‘Els, word je soms afgehaald, want er rijdt een jongen steeds

202


heen en weer op de fiets!’ Dat is vast Jo geweest, want ik had in die brief geschreven dat ik om half tien in de J.P. Coenstraat zou zijn. Toen heeft hij mij natuurlijk niet gezien en is natuurlijk weggegaan. Dat denken wij tenminste. Nou als hij veel om me geeft komt hij wel naar me toe. Maar nu reken ik nergens meer op. ’t Komt nu toch niet meer goed. Nou ja, daar kom ik ook wel weer overheen. Toen ik van Els af kwam ging ik naar de dokter. Thuis wilden ze met alle geweld hebben dat ik ging. Voor een paar onnozele bulten op m’n benen. Het was er nogal druk. Tot m’n grote verwondering en ontsteltenis zei hij dat ik naar bed moest. Ik keek hem met een paar koeienogen aan. ‘Ja jullie hebben toch wel een bed thuis, of een divan?’ ‘Jawel dokter’, zeg ik nog heel onnozel. Tot volgende week woensdag op bed blijven en dan terugkomen. Kleine benauwdheid. In de Nachtegaalstraat kwam ik papa tegen. Die vertelde ik maar gauw dat ik met m’n benen op een stoel moest zitten (in bed is helemaal zo benauwd). Toen naar Els. Eerst een flesje nagellak gekocht. Een doosje rouge had ik al gegeven. Daar vroegen ze of ik dan de hele

203


dag bleef, omdat ik nu toch vrij had. Eerst naar kantoor opgebeld, dat ik rust moest houden. Meneer Jansen was heel vriendelijk en wenste me het beste. Toen naar huis om te zeggen dat ik bij Els bleef. Eerst mocht ik niet van moeder. ‘Zo goed als je naar Els kan, kun je ook gaan werken. En je gaat morgen maar weer beginnen, wat is dat nu weer voor onzin?’ Ik smeerde hem maar gauw de deur uit. Bij Els was ’t echt gezellig. Om half een werd er gebeld. ‘Het is je moeder Ria’. Ik naar haar toe. Els vroeg nog of ze boven kwam. Nee, ze kwam vanmiddag wel, zei ze. Moeder had de dokter opgebeld en die had gezegd dat ik toch wel mocht gaan werken, want hij wist niet dat ik zittend werk had. Ik geloof er geen bal van want hij is nooit overdag thuis. Nu wou ze hebben dat ik vanmiddag weer ging werken. Maar ik ga toch niet voor die halve dag! Mevrouw Ipenburg vond ’t ook idioot. ’s Middags hebben Els en ik boodschappen gedaan. We kwamen nog die ene trekker tegen uit Zuilen, waar we toen mee opgelopen waren. Z’n vriend was er niet bij. Els vroeg of hij en z’n vriend ’s avonds ook kwamen.

204


Ja dat was goed. Ze zouden om acht uur op de hoek zijn. Om half zes, ik had nergens meer op gerekend, kwam moeder met Willy en Riesje. Ze bracht wel leuke bloemen mee voor Els. ‘Zo ik dacht dat je zou gaan werken?’ ‘Ja we hebben zo laat gegeten, toen was ’t de moeite niet meer’. Mevrouw Ipenburg hielp mij ook een handje. Ze bleef een half uurtje en toen smeerde ze hem weer. Om half zeven hebben we gegeten. Stoofsla, aardappels, vlees, lekkere jus en pudding met saus toe. Om zeven uur kwam Ada Gerritse. Die was erg terneergeslagen, want ze hadden net een boodschap gekregen dat haar neef, Wim Gerritse, zich had opgehangen. Een jongen van zestien, toch erg hoor. Om half acht kwam Mia Backus, een meisje van les. Wel een leuk kind, alleen vreselijk aanstellerig. Wij om acht uur naar buiten, maar wie er ook te zien waren, geen jongens. Els woest natuurlijk. Eigenlijk vond ik het wel een beetje net goed voor haar. Want zij heeft me toen ook laten zitten met m’n verjaardag. Om half negen kwamen alleen Kees en Harry opdagen en later Jo Besamusca. Kees en

205


Harry bemoeiden zich alleen met Mia, wat ook idioot was. Nou wij hebben ons toch wel geamuseerd. Ik danste steeds met Jo Besamusca. Om elf uur weer naar huis. Thuis zeiden ze dat ze nu werkelijk de dokter opgebeld hadden. Die had gezegd dat ik absoluut naar bed moest en of ze gek waren om mij naar kantoor te sturen. Ben ik even mooi uit? Idioot, voor die onnozele bulten. Donderdag 15 juni 1944 Daar lig ik nu met m’n goeie gedrag. Op bed in de voorkamer. Vandaag eerst een deuntje liggen janken, omdat ’t zulk fijn weer was en ik op bed lag. ’s Avonds kwam Els. Zij had om half acht met Arie afgesproken. Ze zou vanavond nog even terugkomen. Misschien heeft ze dan wel bericht van Jo. Om half negen stond Sjoukje ineens voor ’t raam, een meisje van kantoor. Ze was met haar vriendin. Ze zijn een aardig poosje geweest, echt leuk van ze. Els is niet meer op komen dagen. Nou, met Jo komt ’t toch niet meer goed. Anders was ze wel gekomen. Zomaar paling gehad vandaag. Vrijdag 16 juni 1944 Niets geen bijzonders, geen oorlogs-

206


nieuws. Alleen ging moeder even boeken voor me halen en kwam ze met voor ieder twee gebakjes thuis. Kan je wel hebben in deze tijd. ’t Is nu kwart voor twaalf ’s middags en ik verveel me dood. Vanavond wel verder als er nieuws is. Zaterdag 17 juni 1944 Gisteravond is Els geweest. Vanavond komt ze weer en vanmiddag kwam ze bloemen brengen. Erg knal van haar. Ze had nog niets over Jo gehoord. De foto’s wil hij niet teruggeven. En hij heeft tegen Arie er ook niks over gezegd. Als die erover begint lacht hij zo’n beetje en haalt zijn schouders op. Idioot gewoon. Ik reken er nu wel op dat het uit is. Beroerd genoeg, maar voor hem komt er ook wel weer een ander. Zondag 18 juni 1944 ’s Morgens opgestaan en me aangekleed. Willy werd vandaag gedoopt. Ze had een mieterse doopjurk aan. Ria en Alie Ipenburg werden ook gedoopt. Tot grote ergernis van Els. Ik vind het ook idioot. Toen tante Corrie met Willy terugkwam had ze het vacht in de kerk laten liggen. Nu smeer ik hem straks om het te halen. Dan ben ik er

207


meteen even uit. Toen moeder met de rest van de familie thuiskwam ben ik hem stiekem gesmeerd. Meteen even door naar Els. Die lachte zich naar toen ze hoorde dat ik hem gesmeerd was. ’s Middags de hele tijd zoet thuis gezeten, overkomt me anders nooit. ’s Avonds kwam Els. Maar ik kreeg geen kans meer om weg te komen. Ik de pest in. Toen ze naar huis ging mocht ik zomaar mee. Wij meteen een eindje om. Om bij tienen kwam ik boven water, thuis woest. Woensdag 21 juni 1944 ’s Morgens naar de dokter. Nog een week rust houden. Hij is beslist niet lekker. Daarna naar de Spoorwegen. Onderweg brak die rot klompschoen nog. Ik een winkel in voor een meter band. Kreeg ik niet omdat vijf meter op een punt was (het werd per vijf meter verkocht, WG). Wel kreeg ik een stuk touw. Ik woest natuurlijk. Bij ’t spoortje kreeg ik van die knullen in ’t portiershokje een stuk band. Ik allang gematst. Meneer Jansen was erg aardig en zei: ‘Dat kon je best hebben een weekje vakantie. Dan kan je je moeder ook nog een beetje helpen met boodschap-

208


pen doen’. Die meisjes vroegen of ik nog even beneden kwam. Ze zeiden allemaal: ‘Wat een bof. Ik wou dat ik in je plaats stond’. Riek Brouwer riep me apart en zei dat er een knul aan haar gevraagd had hoe ik heette en waar ik woonde. Hij kwam altijd bij de Spoorwegen langs en nu wilde hij met mij kennismaken hm, hm! Ik ken die hele gozerd niet. Toen naar Els. Die had een bon gekregen voor rieten schoenen. Nu zal ik hem ook wel hebben. Zij met me mee naar huis en ja hoor. Eerst kreeg ik ze niet, maar ’s middags mocht ik ze toch halen. Meteen de foto’s opgehaald die in Bilthoven gemaakt zijn met Jo en Arie. Ze zijn zo mieters uitgevallen. Vooral van Jo en mij, zoenende. Els en ik lachten ons naar. Donderdag 22 juni 1944 ’s Avonds naar de stad geweest, niks geen bijzonders. Vrijdag 23 juni 1944 Vanmiddag naar tante Mien en tante Cor op visite geweest, wat me nooit overkomt. Bij tante Cor drie gebakjes en een kop cacao gehad. Kan je best hebben.

209


’s Avonds naar een kennis van Els op de Zaagmolenkade. Die zou de kaart voor ons leggen. Van de week zijn we ook al geweest, bij tante Bet, bij ons op de hoek. Die zei dat ik zou trouwen met een blonde jongen en dat ik op ’t ogenblik verkering had maar een beetje ruzie. ’t Kwam wel weer goed, maar ik moest zelf naar hem toe gaan. Binnen de drie keer drie dagen kwam ’t weer goed. Ik geloof er geen bal van, was ’t maar waar. Nu, deze zei dat ik jong trouw met een blonde jongen en dat ik ’t erg goed krijg en geen financiële moeilijkheden. Wat te hopen is. Ik krijg een blinkend cadeautje, binnenkort hebben we een feestje en kom ik in leuk gezelschap. Ik zou ook weer verandering van werk krijgen. De rest weet ik al niet meer. Ook mocht ik iets wensen. Natuurlijk wenste ik dat ’t weer goed zou komen met Jo. Ook zei zij dat ’t weer goed kwam. Ook mocht ik iets vragen. Voor alle zekerheid vroeg ik ’t ook nog. Ja ’t zou weer goed komen zei ze als ik zelf naar hem toe ging want hij had er in z’n hart ook erg veel weet van. Ze zei: “Hij zal niet veel gezegd hebben

210


maar toch vond ie het ook erg. Maar hij durft niet naar je toe te komen omdat hij bang is dat ie weer afgestoten wordt.” Wat een stommerd ben ik toch geweest. En zelf naar hem toegaan wil ik ook niet. Tegen Els zei ze dat zij ook jong zou trouwen met een donkerblonde jongen. En nog veel meer. Daarna naar de Herenweg. Arie zou er om kwart voor negen zijn. Maar wie er ook te zien was, geen Arie. Els de pest in. Toen naar huis. Inplaats van om half tien was ik om tien uur thuis. Kreeg ik daar ook weer voor op m’n kop. Zaterdag 24 juni 1944 ’s Morgens twee keer in de rij gestaan voor biskwie bij ‘Aux Primeurs’. ’s Middags met Els de stad in. We zouden bloemen kopen voor mevrouw Boss. Ze had gisteren geen geld willen hebben voor het kaartleggen. Wij bloemen gekocht voor een gulden tien. Toen we in de Adelaarstraat liepen waren ze al verlept. Wij weer terug. Toen heb ik ze maar mee naar huis genomen. Thuis waren er twee brieven voor me gekomen. Ook zuster Corrie heeft difterie gehad en ze moet nu rust houden. Ze zit ook met een hartaandoening, anders was ze wel gekomen.

211


Die andere was van een knul uit Rotterdam, waar Riek Brouwer het over had. Die hele gozerd ken ik niet. Hij vroeg of ik maandagmiddag om drie uur op ’t Ledig Erf kwam. ’t Was nog een deftige ook, met twee namen liefst. Maandag 26 juni 1944 Ik ’s middags er op af. Nou het was niks, een echte idioot met wit vlashaar en een gebogen rug. Vrijdag 30 juni 1944 ’s Avonds lopen Els en ik in de Nobelstraat en daar komt Piet den Breeje op de fiets aan. Hij kwam naast mij lopen en vroeg of ik mee naar de bios ging. Hij was geslaagd voor de MTS en had zin om eens uit te gaan. Nou ik niet, want ik vind ’t een kwal. Ik zei dat ik Els niet in de steek wou laten. Hij: nou dan gaat zij toch ook mee! Toen zijn we toch maar meegegaan. Eerst opgebeld naar huis. We zijn naar de Vreeburg geweest. ‘De Spooktrein’, een griezelige film,

212


maar toch enig. Om kwart voor elf was ik thuis. Zaterdag 1 juli 1944 ’s Morgens naar ‘Aux Primeurs’. ’s Middags zouden Els en ik de stad in gaan. Piet had gevraagd of tie mee kon. Nou hij loopt op z’n eigen benen, dus hij ging mee. Bij Vroom & Dreesmann heeft hij op vruchtenijs getracteerd in de Lunchroom. Om zes uur thuis. ’s Avonds ging die gozerd weer mee. Nu begint het toch wel te vervelen. Wij om negen uur naar de Leidseweg. Daar zou Arie zijn, maar er was niets te bekennen. Zijn leraar van school had ze samen zien lopen (Els en Arie) en toen was ie naar Arie zijn huis gegaan. Dus die mocht natuurlijk niet weg. Kinderachtige mensen hoor. Els natuurlijk de pest in. Zondag 2 juli 1944 Eerst moeder geholpen. Piet zou om half elf op de hoek zijn, maar ik ben er niet heen gegaan. ’s Midags goot het. En Els en ik zouden naar de bios gaan. We stonden net even te schuilen en wie kwam er achter ons aan? Piet.

213


Hij was eerst bij Els geweest en daarna bij mijn huis. Hij had doodgewoon aangebeld, die idioot. Toen is ie ook nog mee naar de bios gegaan. De Palace. ‘De Bruidegom uit Brazilië’, ging wel. ’s Avonds zijn Els en ik alleen de stad in gegaan, gelukkig. Maandag 3 juli 1944 Vandaag weer naar kantoor geweest. Het beviel me best. De hele dag op 108 gezeten met Sjoukje. Best mieters, zo vrij. ’s Avonds zou ik met Els naar Riek van de Meulen gaan om een baret te maken. Ik ga de deur uit en wie staat daar aan de overkant? Piet! Die rotknul. Els kwam er ook aanlopen. Die was weer woest, wat ik me wel kan indenken. Bij Riek vond ik het ook zo gek om hem weg te sturen, dus ging ik met Piet mee. Riek zou m’n baret knippen. Wij een eind gestierd. En nu zouden we donderdagavond een fuif hebben bij Mia Backus thuis. Els had zaterdag al gevraagd of Piet ook meeging, had ze dat nu maar niet gedaan. Nu zei die: ‘Ik wil wel mee maar onder een voorwaarde. Ben ik nu het vriendje van een of van alle-

214


maal?’ Ik hield me van de domme, heel nuchter en zeg: ‘Hoe bedoel je dat?’ ‘Ria, wil je m’n meisje zijn?’ Ik met m’n stomme kop, zeg ja! Maar meteen had ik er al spijt van. Toen kreeg ik twee foto’s van hem, idiote dingen. Nu vroeg hij twee foto’s van mij en ik gaf ze, maar die kreeg ik toch wel weer terug. Nog een tijd zitten kletsen en toen naar huis. Woensdag 5 juli 1944 Gelukkig Piet nog niet gezien. ’s Avonds met Els de stad in, met onze baretten op. Maar dat doen we nooit meer. Iedereen kijkt je aan. Van Geertje kreeg ik ook nog een baret, een donkerblauwe. Donderdag 6 juli 1944 ’s Morgens weer met Sjoukje samengewerkt. Zij en Greet, haar vriendin, zouden ook vanavond naar die fuif gaan. Om half negen kwam ik Piet tegen en ik heb meteen gezegd dat ik nog teveel om Jo gaf en liever niet met hem meeging. ‘Dan had je niet eerst ja moeten zeggen!’ Dat was wel zo, maar wat kon mij dat schelen. ’s Middags had Sjoukje verlof en ik heb zowat de hele middag zitten lezen.

215


Om tien over vijf stond Piet te wachten. Pech gehad. Ik me gauw verkleed en toen weer de deur uit. Om half zeven bij Els. Die was natuurlijk weer niet klaar. Ondertussen kwam Piet ook nog aangestierd. Om half negen kwamen we bij Mia aanzetten. Ondertussen nog twee jongens opgedoken en Sjoukje en Greet. We waren met z’n tienen. Mia, Els, Sjouk, Greet en ik, Harry, Kees, Piet, Herman en een vreemde. Het was best mieters. Die gekke Harry deed weer zo idioot. We hebben ons naar gelachen. Ook hebben we spelletjes gedaan, zoals ‘Hij was in de Mei’ en ‘Het was Maart’, enz. Om kwart over tien gingen we daar vandaan. Bij elke hoek bleven we stilstaan, gingen dan allemaal in een kring zitten en dan ging Harry moppen vertellen. Piet heeft mij zover naar huis gebracht. Die vervelende klier heeft de hele avond bij me gezeten. Ik was om tien over elf pas thuis. Moeder woest natuurlijk. Zaterdag 8 juli 1944 ’s Morgens naar kantoor geweest. ’s Middags met Els de stad in en

216


’s avonds met het hele stel. Sjouk, Greet, Els en ik en Herman en Johnnie. Poffertjes gegeten. In de Korte Jansstraat kwamen we Peter van Londen tegen. Hij had een hele wagen met kersen bij zich. Ik zei tegen hem: ‘Zeg Peter, kan ik geen pond van je kopen?’ ‘Nemen jullie allemaal een handje en maak als de donder dat je wegkomt!’ Wij plunderden de hele wagen zowat. Ik nam twee handen tegelijk en wij smeerden hem maar gauw. Om half elf thuis. Zondag 9 juli 1944 ’s Morgen tot half elf op bed gelegen. ’s Middags om half twee op ’t station en met het hele stel naar Hollandse Rading. Sjouk had nog twee knullen meegebracht. Cor Avegaart en Niek. Cor ging wel, maar Niek was geen bal aan. Wij hebben hem zo gepest dat ie er al om half vijf vandoor is gegaan. Ik heb me de hele middag en avond met Cor vermaakt. Eerst zijn we naar ’t bos geweest. En daar kropen de mieren en spinnen maar over je heen. Toen zijn we Johnnie, Sjouk en Greet een stukje weg wezen

217


brengen. En daarna zijn we met z’n vieren naar ’t alang alang (de hei) gegaan. Daar hebben we grote lol gehad. Cor noemde me Kita. Omdat ik die leeuw op had (broche, WG). Nu zaten ze de hele tijd: Kom Kita, kom! Om half negen gingen we met de trein terug en om tien uur was ik thuis. Maandag 10 juli 1944 ’s Avonds eerst Els een eind weggebracht naar les. Toen op m’n dooie eentje naar ‘De Gouden Stad’, een moordfilm, nog nooit zo’n mieterse film gezien. Hij was achttien jaar maar er was gelukkig geen controle. Dinsdag 11 juli 1944 ’s Middags kwam Cor me uit kantoor halen, maar ik vind er niks aan. En Piet stond er ook. Ik gaf hem z’n foto’s terug en toen liep hij met ons mee. Idioot vind ik dat. ’s Avonds weer met Cor meegeweest en me dood verveeld. Hij mocht niet naar de late bioscoop. Dus de hele avond maar op straat gelopen, waar ik toevallig niks geen zin in had. Woensdag 12 juli 1944 ’s avonds met Rietje Buisman op

218


stap geweest. Als moeder ’t wist was ik m’n leven niet zeker. Nog een tijd met Jo Butselaar en Fiek staan kletsen en daarmee naar huis gegaan. Jo Butselaar wordt steeds ordinairder, bah wat een klier! Donderdag 13 juli 1944 Toen ik op kantoor kwam was Sjoukje er niet. Haar moeder is ziek en nu is ze met onbezoldigd verlof. Bah, zo saai. Ook hebben we een andere cheffin. Barry is overgeplaatst en nu hebben we To van de Heide, zo’n echte stijve griet. Thuis waren er twee ansichten gekomen, een van Harry Baars en een van Sije van Waveren. Bij Harry stond er onder de postzegel: Ik denk over jouw (hij mag eerst z’n taal wel eens leren). En bij Sije stond er onder de postzegel: Ik hou van jouw. Weer een liefdesverklaring, hm! ’s Avonds met Herman en Cor meegeweest. Voor de laatste keer, want ik heb niks geen zin meer. Vrijdag 14 juli 1944 ’s Avonds moest ik even naar Sjoukje, dat had ze gevraagd. We zagen Cor en Herman ook nog. En Niek had een ring van vliegtuigglas voor me gemaakt. Mag ‘k alweer niet mopperen.

219


Cor was me jammer genoeg net voor met ‘t uitmaken. Mag hem alweer niet hinderen. Tot mijn woede liep Niek helemaal met ons mee. Ik natuurlijk de pest in. Zaterdag 15 juli 1944 ’s Middags met Els de stad in. Bij Heck gebakjes en ijs gegeten. Een petband. Zure gebakjes en waterijs, bah! Eerst kaartjes gehaald voor Dick Willebrands. Daar gaan Els en ik morgenavond heen. Toen we Heck uitkwamen zetten, stonden Sije, Harry en Jan Engelsman aan de overkant. Ik erheen om ze te bedanken voor hun kaart. Toen we nog een paar boodschappen hadden gedaan kwamen Sije en Harry achter ons aan en die hebben ons thuisgebracht. Ik lachte me naar. Sije is een moordvent, alleen jammer dat ie valse voortanden heeft. ’s Avonds met Els de stad in. En daar stonden op de Neude Herman en Niek. Ze wilden net kaartjes voor de bios halen, toen ik zei: ‘Nou Els, ik smeer hem!’. En daar stond Els met die twee miezels. Ik met Loes Baartmans mee. Alle bioscopen afgeweest, maar alles was uitverkocht, pech gehad.

220


Toen we op ’t Vreeburg liepen kwam er een jongen naar me toe. ‘Jou moet ik even hebben!’ Ik denk, wat zal me nou gebeuren? ‘Herinner je je nog die jongens die jou veertien dagen hebben aangehaald, toen je langsliep? Er was een jongen bij met een wit windjack, een bruine lange broek en allemaal slagen in zijn haar?’ Toen drong het ineens tot me door: dat was zo’n moordvent, daar was ik meteen al gek op. Liefde op ’t eerste gezicht, zeggen ze wel eens. ‘Nu, van hem moest ik je dit pakje geven!’ Ik wist niet hoe ik het had. Ik maakte het open en er zat een brief in en een borstplaat hart. Ik vond het zo enig. Ik meteen die brief gelezen. Er stond het volgende in: (Donderdag 10 uur) Liefste, hierbij zend ik je mijn hart. Dit is nog wel van suiker, maar misschien later…? Woensdagavond heb ik nog op je gewacht, maar jou niet gezien. Als je mij terug wilt schrijven, dan vraag je het adres maar aan mijn vriend. Nu moet ik eindigen want de trein staat op vertrek. Het beste gewenst van je onbekende vriend Peter de Haas.

221


Peter was die donderdag de Arbeidsdienst ingegaan, pech gehad! Nu zou die vriend van hem morgenmiddag in de stad zijn, want hij had het adres niet bij zich. Ik hoop maar dat het wat wordt als ik hem terugschrijf, want ’t is een moordvent om te zien. Als hij in de omgang ook maar zo is! Toen Loes en ik verder gingen kwamen Sije en Jan bij ons en liepen mee (tot onze spijt). Zij probeerden nog kaartjes voor de bios te krijgen, wat niet lukte. Op ’t laatst bleven Sije en ik alleen over. Loes ging met haar vriendinnen mee en Jan smeerde hem naar huis. Wij een heel eind door gestierd en om half elf was ik thuis, kreeg zomaar niet op mijn kop. Zondag 16 juli 1944 Tot half tien op bed gebleven. Toen een beetje (!) moeder geholpen en om half twaalf naar Els. Daar koffie gedronken en ondertussen kreeg Els ruzie met haar vader en moeder. Het kwam zover dat haar vader zei dat ze vanmiddag de deur niet uit mocht. Zij woest natuurlijk. Om twee uur ging ik vragen of ze nog weg mocht, maar ze kreeg geen kans. Ik wou even naar de stad gaan om te zeggen tegen Herman dat Els straf had. Zij had de pest in. In de Burgemeester Reigerstraat kwam Sije eraan.

222


Hij liep met me mee. Maar wie er ook in de stad te zien was, geen Herman. En ook die knul niet van wie ik het adres zou krijgen. Ik woest. Toen weer terug naar Els. Sije stiebelde maar mee. In de straat kwam Els ons al tegemoet hollen. Hoe bestaat ‘t. Wij weer met z’n drieën de stad door gestierd. En Herman liep een stukje voor ons. Els floot een paar keer, maar hij keek niet eens om. Els liep nog een stukje mee, daarna zijn wij alleen verder gegaan. Om kwart voor zes thuis, een pet middag gehad. Om half zeven kwam Els me halen voor Dick Willebrands die in de schouwburg speelde. Het was helemaal uitverkocht, maar er was geen bal aan. Sommige stukjes waren wel leuk, verder was ’t pet. Ontzettend veel bekenden gezien. In de pauze gingen we in de lunchroom zitten. Els ging even gebakjes halen en steeds kwamen er maar obers naar me toe. ‘Pils dame? Koffie dame?’ En ik had geen cent meer over. Ik hem gauw gesmeerd. Els kwam er ook alweer aan, zonder gebakjes. Ze kwam een dubbeltje tekort. We konden niet meer zien van ’t lachen. Ondertussen was de pauze afgelopen. Wij weer verder zitten luisteren naar die rotband.

223


Om half tien was ’t afgelopen, maar wie ik ook zag, geen Sije. Hij was zeker te laat. Els en ik zijn hem nog even de stad in gesmeerd. Nog uitgekeken naar die knul, maar niks gezien. Ik zou hem niet eens meer herkennen. Als hij mij nu maar herkent. Ik wou dat ik Peter zelf eens tegenkwam, in zijn pakje. Ik zou hem zo om z’n hals vliegen. Om half elf was ik thuis. Maandag 17 juli 1944 Hard gewerkt op kantoor, hoe bestaat ‘t. Om tien over vijf stonden Sije en Jan op de brug te wachten. Ik liep met Nelly en we gingen ze gewoon voorbij. Bij de Neude kwam haar ‘man’ eraan en ik stiebelde alleen verder. In de Lange Jansstraat kwamen Sije en Jan me achterna. ‘Ha Ria, wat heb jij een haast!’ En ‘Waar ben je gisteren gebleven?’ ‘Waar ben jij gebleven?’, zei ik. ‘Ik ben er geweest’. ‘Nou ik ook!’ Zo gingen we verder. Hij heeft me thuis gebracht en gelukkig niet voor vanavond afgesproken. ’s Avonds kwam Els naar me toe en wij de stad in. De hele avond in de stad gelopen, gatverdarrie, maar weer die knul niet gezien. Toen we naar huis liepen kwamen

224


we in de Lange Jansstraat Annie Reitsma en al die grieten tegen. En Nini Enschot had zich als (heer) jongen verkleed. We lachten ons slap. Ze had een bruine plusfour aan en jaegersportkousen met bruine schoenen en en een blauwe slipover met overhemd en een witte regenjas over haar schouder. En een koffer in haar hand, maar ’t mooiste was dat ze een grijze hoed op had, van haar vader. Ze vroeg of ik met haar mee de stad doorging. Wij heel innig gearmd de stad door. Iedereen stond ons aan te kijken. Sommigen zeiden: ‘Is dat nou een griet of een knul?’ Ik heb nog nooit zo gelachen. In de stad vroeg ze aan Henny van de Rijst: ‘Zeg heb je een sigaret voor me?’ Zij kreeg een peukje van hem. Wij weer verder. Ik was weer te laat thuis. Mag hem alweer niet hinderen. Papa zei: ‘Jij liep ook even voor gek met die knul met die grote hoed op z’n hoofd!’En hoe vaak ik ook zei dat ‘t een meisje was, ze wilden me niet geloven. Hij had me zelf zien lopen. Toen liet ik ze maar in die waan. Dinsdag 18 juli 1944 Om kwart over acht zou Ennie Spierenburg op de hoek bij de Catharijnebrug zijn. Ze moest vandaag getest worden, dan kwam ze misschien ook bij de Spoorwegen.

225


Ze is bij dat andere kantoor weggetrapt omdat ze gespijbeld heeft. Ze zat in haar knijperd, net als ik toen ik werd getest. ’t Is nu een uur en we gaan aan de arbeid, hm! Om tien over vijf stond Sije te wachten. Ik was juist zo blij dat ik hem niet had gezien. Hij vroeg of ik vanavond mee naar de bios ging. Maar ik had niks geen zin, dus ik zei dat ik met m’n moeder zou gaan, waar niks van waar was. Hij ging gelukkig maar tot de Burgemeester Reigerstraat mee. Els kwam om half zeven bij me. Ik heb haar een eind naar les gebracht. Ik ben in de stad gebleven, hoewel er niks aan was. Maar ik deed het om die knul te zien, van dat adres. Ik kwam Loes tegen en ben met haar meegegaan. We zagen Hennie van de Rijst, Kees van de Sluis en Jan Engelsman ook nog. Dus Sije weet dan ook dat ik in de stad geweest ben. Een moord voorschut. In ieder geval ben ik iets verder gekomen, want nu weet ik dat Peter in de omgeving van de Straatweg woont. Nu de rest nog. Toen Loes en ik naar huis wilden gaan kwam Els ons achterop rennen. Die kwam net uit les. Dus zijn we met z’n drieën naar huis gegaan. Half elf was ik thuis.

226


Woensdag 19 juli 1944 ’s Avonds met Els en Herman naar de Violenstraat gegaan, maar wie er ook woonde, geen Peter de Haas. Toen zijn we een eindje de Straatweg opgestierd en hebben aan een paar jongens gevraagd of ze hem soms kenden. Maar niemand had ooit van hem gehoord. Pech gehad! Toen maar naar huis. Om tien uur thuis. (Het toeval wil dat mijn vader toentertijd in de Violenstraat woonde. Op dat moment zat hij echter, net als Peter de Haas in Duitsland, via de Arbeidsdienst, WG). Donderdag 20 juli 1944 ’s Morgens naar kantoor. Ook ben ik naar de Arbeidsdienst op ’t Stationsplein gegaan. Daar deed een knul open met een arbeidspakje aan en ik zeg heel brutaal: ‘Ik kwam eens inlichtingen vragen’. ‘Dat kan jongedame’. ‘Ja niet voor mezelf, maar m’n broer heeft een vriend in de Arbeidsdienst en die wil hij nu schrijven, maar hij weet z’n adres niet’. ‘Nou ik zal eens even voor je kijken’. Ik werd in een kamertje gelaten en toen maar wachten. Even later kwam hij terug. Hij had het uitgezocht. Er stond maar één Peter de Haas in en die woonde in de Adriaan van Zwietenstraat. Dus dat zal de goeie wel zijn. Ik lach me naar als het de verkeerde is, want ik meteen vanavond een brief

227


naar hem schrijven. Die knul heeft het adres voor me opgeschreven en ik nam maar gauw de benen. ’s Middags om een uur naar de tandarts gegaan. Die heeft me aardig gepijnigd. Eerst een tijd moeten wachten. Toen begon hij even te boren en de zenuw eruit te priemen. Ik kon m’n lol op. Toen hij eindelijk klaar was vroeg hij: ‘Heb je een briefje bij je?’ ‘Ja natuurlijk dokter’. ‘Hoe laat moet ik tekenen?’ ‘Drie uur alstublieft’ ‘Nou voor deze keer dan’ En ’t was nog maar tien over twee, dus ik had de tijd. Ik gauw naar Els en een brief opgesteld voor Peter. Ze lachte zich slap, stel je voor dat het de verkeerde was en hij krijgt zo’n brief! Om half vier was ik pas weer op kantoor. ‘Hé ben jij er ook nog?’, zei van de Woude, de chef. ‘Waar woont die tandarts ergens?’ ‘In ’t Wilhelminapark’. ‚Ja, zeker op een bankje?’ Ik zei maar niks meer. Om tien over vijf naar huis. In de Nobelstraat kwam Sije eraan op de fiets. Ik deed net of ik hem niet zag en hij had schijnbaar ook niks in de gaten. In de Nachtegaalstraat zag ik hem weer terugkomen. Dat was natuurlijk voor mij bestemd. En ik schiet gauw de Schoolstraat in. Heb hem gelukkig niet meer gezien. ’s Avonds varkensvlees gehad, hoe bestaat ‘t!

228


Op m’n kamer eerst een brief geschreven naar Peter. Zal mij benieuwen of ’t wat wordt, of ’t de goeie is. Op de radio zeiden ze dat er een bomaanslag gepleegd was op Hitler. Was hij maar kapot geweest. Maar hij was licht gewond. Toen met moeder naar de bios. ‘Violanta’, een prachtfilm. Eerst ijs gegeten bij De Vaal. Mieters ijs hebben ze daar. Volgende week moeten we toch om tien uur binnen zijn, een strop. Vrijdag 21 juli 1944 Vanmorgen liep ik bij de Neude en wie kwam daar aan op de fiets? Sije. ‘Hallo, ben je gisteren niet naar kantoor geweest?’ ‘Natuurlijk!’ ‘Oh, ik heb je helemaal niet gezien’. Hij is helemaal mee gelopen tot bij kantoor. Toen moest hij gauw wegspurten, anders was hij zelf ook te laat. Opgeruimd was netjes. Op kantoor waren ze allemaal vol over de oorlog. Er was revolutie in Duitsland zeiden ze. Was ’t maar waar! Dan kwam er misschien gauw een eind aan. ’s Middags weer met Sije naar huis gelopen. Hij vroeg of ik mee naar de bios ging. Eerst wilde ik niet, maar op ’t laatst toch toegegeven.

229


Om acht uur zou ik bij de Rembrandt zijn. Els en Jannie Herwijnen hebben me weggebracht. Hij stond er al. De Rembrandt was uitverkocht. Toen naar de Palace. Daar was controle. Hij was boven de achttien. Toen zijn we het maar bij de Vreeburg gaan proberen. De portier zei tegen me: ‘Bent u achttien dame?’ ‘Ja meneer’. ‘Je hebt zeker geen persoonsbewijs bij je?’ ‘Nee, dat ben ik vergeten’. (geen pest van waar). ‘Nou loop dan maar door’. ‘Dat komt ervan’, speelde er, een knalfilm. Je lachte je ziek. Sije deed zo lief tegen me, maar ik moest er niets van hebben! Toen we uit de bios kwamen was de lucht helemaal betrokken. Zonde. ’t Was juist zulk mooi weer. Onderweg begon ’t me toch te regenen en te onweren. ’t Was niet mooi meer. En ik had m’n korte jasje bij me en Sije had helemaal geen jas bij zich. Bij ’t Wilhelminapark ben ik maar gaan hardlopen en is hij teruggegaan. Zaterdag 22 juli 1944 ’s Morgens naar kantoor. Sije kwam me tegemoet en vroeg of ik vanavond met hem naar de Rembrandt ging, want er moest een moordfilm draaien. Ik had niks geen zin om met hem mee te gaan. Ik zal nog wel zien, zei ik. Hij zou me uit kantoor halen. Op kantoor

230


gekomen vertelde muskiet (Rie Keet) dat we naar de loods moesten. Daar aangekomen was er niks anders te zien dan twee jongens van een jaar of negentien, twintig ongeveer. Die hadden al op de deuren staan bonken, maar ze hadden geen gehoor gekregen. Wij het nog eens geprobeerd en toen maar opgebeld naar C&A. Ze zouden direct iemand sturen om de boel open te breken. Wij weer terug en in die wagons gekeken. Bah, vieze boel daarin. Wij nog eens geprobeerde en eindelijk werd er open gedaan. Ze hadden zeker zitten slapen daar. Die ene knul, Ernst, wilde juist gaan bellen dat er niemand hoefde te komen, toen die er al aan kwam gestierd. Die was woest dat ie voor niks kwam natuurlijk. ’s Middags omgelopen om Sije maar niet te zien. En daarna met Els en Jannie de stad in. Els zou met Herman meegaan, maar die was er niet. Zij is toen met Rietje Baartmans meegegaan en ik heb met Jannie bijna de hele middag bij V&D gezeten. Zij had bloembonnen bij zich en daar hebben we ieder twee gebakjes en ijs met crème van gegeten. Dat was allebei wel lekker, beter dan bij Heck’s. Toen we daar vandaan kwamen kwam Sije naar me toe en vroeg of ik nog meeging ’s avonds.

231


Maar hij had kaartjes voor zes uur. Toen heb ik maar gezegd dat ik zo vroeg nog niet gegeten zou hebben. Toen was ik er meteen van af. Daarna kwamen we Els en Rietje tegen. Herman was nog steeds niet op komen dagen. Toen hebben we met z’n allen kroketjes gekocht in een slagerij. Bah, nog nooit zulke rotzooi gegeten. Corrie Ertsieck kneep hem zo fijn in mijn hand. Ik pakte haar beet en wreef haar hele gezicht vol. ’t Was niet mooi meer. Toen snel naar huis. Onderweg heeft Riet nog op ijs getracteerd bij De Vaal. Half zeven thuis. Daar kreeg ik op m’n donder omdat ik weer zo laat was. Els kwam me om half acht weer halen. Samen Rietje opgehaald. Bij de Scala zei Rietje: ‘Oh Ria daar heb je die knul!’ En meteen stond die vriend van Peter voor me. Hij had het adres bij zich. Laat het nou de goeie zijn! Ik allang blij natuurlijk. Hij had de hele week naar me uitgekeken zei die. Toen weer doorgelopen. Gewoon voorbij Sije gelopen en met allerlei gozerds staan kletsen. Piet Koepelberg zei tegen me: ‘Ria, moet je niet met je man mee?’ Ik zei: ‘Goh wat een onzin, als je een paar keer met een jongen bent mee geweest denken ze dat je met hem gaat!’ ‘Ja daar heb je gelijk in’. Daarna kwamen

232


Sije, Harry en Jan naar ons toe. ‘Ria’, zei die, ‘Hoe denk je er nu over?’ ‘Ja, maar ik heb toch niet met je gegaan?’, zei ik. ‘Ja dat is zo, maar ik dacht van wel hoor!’ Loes en ik zijn hem maar gauw naar huis gesmeerd. Els was met Jan Mittendorf en Jo Butselaar meegelopen, waar wij niks voor voelden. Zondag, 23 juli 1944 Tot half elf ’s ochtends geslapen. Om twee uur naar Els toe. Daarna naar Rietje. Die was nog niet klaar, dus wij gingen vast door. Wij liepen langs C&A en wie stond daar? Herman en zijn vriend. Wij liepen gewoon door natuurlijk. Toen wou Els hebben dat ik naar hem toe ging om te vragen hoe die erover dacht. Ik er op af. Hij zei dat ie gisteren niet had gekund. En al dat geduvel meer. Toen liep ie zover mee naar Els. Ze deed heel gewoon tegen hem. Maar ik vond dat hij maar idioot deed. Hij zei geen woord tegen haar en liep maar mee. Wij gingen Rietje tegemoet en die kwam er in de Burgemeester Reigerstraat al aan. Rietje en ik gingen aan de overkant lopen en in de Nobelstraat kwam Els naar ons toe. Herman en die knul liepen gewoon door. Hij had tegen Els gezegd dat ze maar naar ons moest gaan, want hij ging toch

233


naar huis. Hij had niet eens meer met haar afgesproken. Idioot hoor. Nu kan ze er wel op rekenen dat het uit is. We zagen Piet den Breeje ook nog. Die was jarig, dus wij alledrie tegelijk hem gefeliciteerd. Hij had een lange broek aan, hoe bestaat ‘t! (meestal werd een driekwart-broek gedragen, waarvan de pijpen waren opgebonden, een zgn drollenvanger, WG). Toen nog de stad in. Er was geen bal aan. Om half zes naar huis. Els ging haar brood halen en kwam bij ons eten. Wij hadden pannenkoeken. Toen weer de stad in. In de Nachtegaalstraat hoorden we achter ons fluiten. Dat was Rietje Baartmans. Wij hem gauw een andere straat in gesmeerd. Wij hadden niks geen zin om met haar mee te gaan. In de stad dan met die en dan met die staan kletsen. Best lol gehad met die knullen. Veel meer dan wanneer Rietje er bij was geweest. Sije, Harry en Jan vroegen of we zaterdagmiddag mee naar Bilthoven gingen, naar ’t kerkhof waar Frans Naber ligt. Nu, wij vonden het best want wij waren er nog helemaal niet geweest. Ook zijn we nog met die knullen van kantoor mee gelopen. Grote lol gehad. Om over tienen waren we thuis. Maandag 24 juli 1944 Vanmorgen de post achterna gestierd, maar hij had nog niets van Peter bij zich. Wel een ansicht van Fiek en Kees, die in Texel aardappels moeten rooien.

234


’s Avonds nog niets. Tot half negen thuisgebleven. Toen Cor Dove opgehaald en Els een stuk tegemoet gegaan. Die kwam er bij C&A aan. Nog even met Sije staan kletsen. Die moest om tien uur beginnen, want hij had brandwacht. Ik moest om tien uur thuis zijn, maar kwam pas om half elf. Moeder zei er zomaar niets van. Hoe bestaat ‘t. ’t Is toch de laatste keer geweest, want morgen moeten we voor die stinkmoffen allemaal om tien uur binnen zijn. Dinsdag 25 juli 1944 Vandaag is moeder jarig. Eenenveertig is ze nu, nog lekker jong! Van mij kreeg ze een tas, van Gerard een crème beeldje en van de kleintjes en opa geld, de rest komt nog. Nog geen post van Peter, rotknul, hm! Op kantoor werd ik opgebeld door een zekere Nico. Ik wist eerst niet wie hij was. Maar later zei hij Nico van Veen, die ook op ’t spoor werkte. Toen wist ik pas wie die gozerd was. Vanavond verder. Thuisgekomen nog geen post. Ik woest. Moeder heeft ontzettend veel bloemen gekregen en nog geld. Els kwam om half zeven. Ik heb haar een

235


stuk weggebracht. Met Cor Schreyer en Dien van Walsem teruggelopen. Die vertelde dat juffrouw de Kruif ging trouwen, voor de winter. Hoe bestaat ‘t. Thuis waren oma en oom Ries er al. Ouwe taaien. Ik expres de radio keihard gezet. Ze is zo gereformeerd als ik weet niet hoe. Om elf uur naar bed gegaan. Woensdag 26 juli 1944 ’s Morgens met Cor Dove naar kantoor gelopen. Om elf uur weggegaan naar ’t stadhuis, om allemaal stukken te halen voor m’n vaste aanstelling, zoals een bewijs van Nederlanderschap, een bewijs van goed zedelijk gedrag enz. Om half een was ik weer terug. ’t Was juist zulk moordweer. Heel geen weer om te werken! Pech gehad. Gisteravond kwam Sije me weer uit kantoor halen. Bah, wat loopt die knul me achterna. Maar ik moet niets van hem hebben. Jo Baartmans liep vanmorgen ook weer op het Lucasbolwerk. Die is zeker weer los. ’t Was anders best goed voor hem geweest als ze hem een tijdje gehouden hadden. ’s Avonds heel ijverig bij Els thuis aan onze rokjes zitten naaien. We maken een witte plooirok van een laken.

236


Donderdag 27 juli 1944 Vanmorgen onder kantoortijd een sigaret van die knullen gehad, van Tonnie en Nico. Ik kwam ze tegen in ’t derde gebouw. Ook ben ik naar de dokter geweest voor m’n been. In de Minrebroederstraat liep ik aandachtig de etalages te kijken en daarom had ik die leuke knul (ik weet niet hoe die heet) niet in de gaten. Ineens stond ie zowat vlak voor me. ‘Morgen’, zei die en stikte van ’t lachen. Alweer iets verder. ’s Middags werd ik opgebeld door Tonnie en Nico. Ze vroegen of ik om tien over vijf voor HGB 2 wou wachten. Ik heb maar ja gezegd. Sjoukje was vandaag ook weer op kantoor en die ging mee. We hebben even gewacht want ze waren er nog niet. Toen hebben ze me helemaal naar huis gebracht. Die knul van Pietersen was er ook bij. ’s Avonds weer bij Els geweest. Om half negen werd er gefloten en waren die jongens er weer. Een poos daarna kwam die witte van Els, Ben. Nico en Tonnie vroegen of we morgenavond mee naar de bios gingen. Maar we hadden niks geen zin. Om tien uur precies was ik thuis. Moeder heeft Gerard het huis uitgebonjourd. Hij had ze vreselijk uitgevloekt. Vannacht om drie uur klopte die op de achterdeur en hebben ze hem er in gelaten.

237


Vrijdag 28 juli 1944 Vanmorgen om vijf over acht bij de Bleekstraat. Sjoukje kwam er net aanlopen. Lizzie Boon was jarig. We hebben haar allemaal een boek en wat kleinigheden gegeven. Maandag 31 juli 1944 Vanmorgen was ik zo beroerd dat ik weer naar huis ben gegaan. Vanavond kwam Els even, want die zou morgen weggaan. Ze zei dat ze elke dag een kaart zou sturen. Dinsdag 1 augustus 1944 Een brief van Peter gehad! Een leuke brief schreef hij. Woensdag 2 augustus 1944 Weer opgestaan. ’s Morgens lag er al een kaart van Els in de bus. ’s Avonds even een boodschap gaan doen. Ik moest even kijken welke dokter voor Mauks dienst deed, want die was met vakantie. Ik kwam Rietje Baartmans tegen en die vroeg of ik mee de stad inging. Ik heb me laten overhalen en ben met het hele stel grieten lol gaan maken. Laat ik nou op de Oudegracht Nel van Dijk tegenkomen (griet van kantoor).

238


Ik weet zeker dat ze het tegen de chef zegt, want dat is zo’n hopeloze trut. Mij een zorg. Thuis natuurlijk niks verteld. Donderdag 3 augustus 1944 ’s Morgens met moeder naar dokter Emmelot in de Burgemeester Reigerstraat. Hij is haar zo goed bevallen dat ze hem houdt als dokter. Hij is tenminste beter dan Mauks. ’s Morgens naar Bilthoven met Rietje Baartmans en Jannie Herwijnen. Grote keet gehad met al die jongens, Gerard Elsing, John, Kees van de Sluis en anderen. Kees van de Sluis begon me zo te kietelen en ze waren zo aan ’t duvelen dat het er waarschijnlijk te wild aan toe ging en ik een spiertje verrekte of iets dergelijks, want m’n pols begon aardig pijn te doen. Maar ik liet niets merken. ’s Morgens weer een kaart van Els gehad en daar stond in dat ze ’s avonds alweer thuis zou komen. Ze zou nog een telegram sturen hoe laat precies. Maar ik ben toch gewoon naar Bilthoven gegaan. Laat ze nou net voor ’t station staan toen wij ook met de trein aankwamen! Dus wij boften allebei.

239


Ik weet niet hoe idioot we wel niet gedaan hebben. Ze was dan ook drie dagen weggeweest en ze hadden het zo mieters gehad dat ze over veertien dagen weer een weekend gaan. Maar dan ga ik mee, daar gaat niets vanaf. Ik kreeg nog een schilderijtje van haar, een leuk ding. Om tien uur waren we thuis. Daar lag het telegram en nog een ansichtkaart. Vrijdag 4 augustus 1944 ’s Morgens weer naar kantoor. Nu hoef ik gelukkig niet meer alleen, want Ennie Spierenburg begint vandaag ook bij de Spoorwegen. Ze vond ’t best mieters. Ze kwam in ’t derde gebouw op de vijfde verdieping, kamer 1305. Kleine benauwdheid. Op kantoor wisten ze allemaal bij ons op de kamer dat ik buiten had gelopen toen ik ziek was. Kan mij wat schelen. M’n pols deed verdraaid pijn. Toevallig moest ik een paar staten nieten en dat is nogal zwaar werk, want dat rotding gaat zo stroef. M’n pols begon helemaal op te zetten en op ’t laatst kon ik hem haast niet meer bewegen. Toen moest ik voor die grieten naar de dokter in ’t ziekenhuis, want ik deed net of ’t door die nietmachine gekomen was.

240


In ’t ziekenhuis kreeg ik zo’n jong doktertje. Die vroeg hoe oud ik was en of ik verkering had en al die onzin meer. Waar bemoeit die vent zich mee, zo’n flirt. Er werd een verband om m’n arm gedaan, van m’n pols tot m’n elleboog en daarna nog in zo’n draagdoek. En ’t was zulk moordweer, veel te warm voor zo’n rotding. Op kantoor schrokken ze zich een hoedje. Ze dachten op z’n minst dat m’n arm gebroken was. De verdere middag niets uitgespookt. Thuis schrokken ze zich ook dood. ’s Avonds naar Els. Eerst even met haar naar tante Bep, die was jarig. Toen de stad in. Al die jongens hielden me aan. ‘Wat heb jij Ria?’ En al die dingen meer. Om tien uur thuis. Tot half elf voor de deur staan kletsen met Jan Hoogervorst, een pleegbroer van meneer Hofman. Hij woont in Rotterdam maar logeert op ’t moment hier. Hij speelt trompet in een band en gaat elke week zeilen. Wel een leuke knul, maar niet om aan te zien. Hij vroeg of ik morgenavond mee naar de bios ging. Ik vond ’t best. Toen gauw weer naar binnen gehold, want ’t was half elf en er kwamen twee kerels van de Landwacht aan.

241


Zaterdag 5 augustus 1944 Eerst naar ’t ziekenhuis voor m’n pols. Om tien uur naar kantoor. Daar weer niets gedaan. ’s Middags met Els de stad in, schoenen kopen. Ze had een bon van Ria, haar zusje, gekregen. Ze had de pest in omdat ik ’s avonds met Jan mee ging. Ik had eigenlijk ook niet veel zin, want ’t was hartstikke warm en dan in die stinkbioscoop. Jan kwam me om half zeven halen. Eerst ijs gegeten bij De Vaal. Moordijs. Hij liep de hele weg gearmd met me. Toen naar de Scala, ‘Een vrouw vermoord’, achttien jaar, maar ik kwam er wel in. Een enige film. Om negen uur ging de bios uit. Bij ons op de laan kwam Els met Ep haar neef ons achterop. Ze was ook naar de bios geweest. Zondag 6 augustus 1944 Eerst m’n jurk opgehaald bij van de Mark. Die was gisteravond klaargekomen. Ria en Alie kwamen me vragen of ik bij Els kwam, dan gingen we platen draaien. Kees heeft een grammofoon gekocht, moorddadig. Ze zat al te wachten. ’s Middags om een uur was ik alweer bij haar. We zouden naar Bilthoven gaan (m’n doek en verband had ik afgelaten

242


mij te warm). Laten Jo Jaeger en Arie Huffels nou ook in de trein zitten. We wisten ons geen raad en gingen een paar coupés verderop zitten. ’t Was hartstikke druk in de trein. In Bilthoven dito. We liepen nog even rond voor een plantje, toen twee knullen ons riepen, wel leuke om te zien. Wij erheen. Ze vroegen of ’t goed was dat ze meegingen. Wij vonden ’t best. De leukste kwam bij mij zitten, helemaal achteraan. Maar hij begon zo vervelend te doen dat ik al gauw in de gaten had wat voor een ’t er was. Ik een smoesje verzonnen en gezegd dat ik een ander badpak aan ging trekken en dat ik dan ’t water in zou gaan. Dan zie ik je wel weer. ‘Ja, bij het drie meterbad?’ Oh, goed hoor, zei ik. Hij weer verder. Toen kwamen we bij zo’n huisje waar ze aan ’t tafeltennissen waren. Wij even met Sije en Jan staan praten. En toen schrok ik me een bult, want Jo zat langs de kant. En Arie was aan ’t tafeltennissen. Eerst deed ik net of ik niets zag, maar toen zei die Els gedag en toen zei ik ook maar gauw ‘Ha Jo!’ ‘Daag’, zei die en hij begon zo lief te lachen.

243


Ik wist niet wat me overkwam, dat ie me gedag zei. Toen een poos in ’t zand gaan liggen. En daarna een glas limonade gaan drinken. Daar stond een meisje van een jaar of twintig voor dat huisje. Ik zei tegen Els: ‘Dat is vast Jo z’n zuster’. ‘Ach ben je mal’, zei zij. Wij op dat muurtje gaan zitten. Toen staat ze me zo op te nemen en zegt tegen me: ‘Ben jij niet Ria van Eijk?’ ‘Ja, maar ik ken jou niet’. (Ik hield me van de domme natuurlijk). ‘En woon jij op de Adriaan van Ostadelaan?’ ‘Ja maar hoe ken je me dan?’ ‘Ken je Jo Jaeger dan?’ ‘Dan ben jij zeker de zus van Jo’. ‘Ja’, zegt ze, ‘Is de liefde al weer over tussen jullie?’ ‘Zo’n beetje’, zei ik. Wij een poosje staan kletsen met haar. Toen liet Els de foto’s zien van haar en Arie in Bilthoven. ‘Heb jij geen foto’s van jou en Jo?’ ‘Nee’, zeg ik. ‘Jawel hoor’, zegt Els weer en pakt m’n albumpje uit m’n tas. Zij die foto’s kijken. En daar stonden we zo fraai op. Op de een zat hij me te zoenen en op de ander zaten we heel teder bij elkaar. Mag ik ze eens mee naar huis nemen?

244


Nee hoor, zeg ik meteen. Wat zal Jo dan wel niet denken? Wat kan mij dat schelen, zegt zij. Toen heb ik ze maar meegegeven. Els gaat toch morgen weer naar Bilthoven met haar zusje en dan krijgt zij die foto’s weer mee terug. Zal mij benieuwen wat hij ervan zegt. Toen ons aan gaan kleden en naar ’t station. Daar was ’t hartstikke druk. Kees van de Sluis en Sije kwamen bij ons staan. En zo zijn we de trein ingeduwd. Kees zat naast mij. Ik heb me dood gelachen. Dat jong deed zo idioot. Om acht uur in Utrecht. Toen met die jongens naar Venezia, ieder twee ijsjes gehad. Daarna naar Els d’r huis en even naar Oma. De jongens bleven wachten. Toen weer een stuk met ze meegelopen en bij de Kruisstraat afscheid genomen. Hard hollend naar huis. Ep uit Haarlem was over bij Els thuis en hij heeft me verder op de fiets naar huis gebracht. Buiten nog even met Jan staan praten. En nu gaat ie morgen zover met mij mee als ik naar de dokter ga. Gaat hij meteen naar ’t station.

245


Maandag 7 augustus 1944 Om kwart over acht bij Hofman. Toen het singel af. Jan vroeg of ik eens in Rotterdam wilde komen. Ik zei maar gauw dat het goed was (ga toch niet). Bij de dokter was het hartstikke druk. Daar tot over tienen gezeten. ’t Verband mag er gelukkig afblijven. Alweer een bof. Toen permanent gaan bestellen in de Korte Smeestraat, volgende week woensdag om drie uur. Zal wel weer zien, kan dan wel niet, maar dat komt wel weer goed. Op kantoor weer ijverig gewerkt. En s’avonds kwam Els me halen. Ze had de foto’s terug. Jo vond ze zo leuk dat hij ze ook wou hebben.

246


Zaterdag 19 augustus 1944 Vanmorgen naar kantoor geweest. Ik kreeg het strandbroekje van Sjoukje. Een moordding. Een broekrokje was het meer. Om half een met Ennie even naar Schaafsma, m’n kroes teruggehaald. Toen gauw naar huis. Vlug gegeten. Toen me trekvaardig gemaakt. M’n witte truitje met het broekrokje, windjack, sokken, schoenen, hoofddoekje over m’n windjack. Een half uur staan prutsen voor m’n deken goed op m’n rugzak zat. En al die rommel meer. Toen naar Els. Die was nog lang niet klaar. Om drie uur eindelijk op weg, nagestaard door de buren. Els had haar klompen aan. Eerst nog op een rolfilmpje uit, maar nergens kunnen krijgen. Toen naar de Catharijnebrug. Daar was nog niets te bekennen. Een kwartier, van tien voor vier tot vijf over vier staan wachten, toen maar doorgelopen. Bij ‘Cafetaria’ een ijsje gepikt (de trein was nu toch al weg). We waren net goed en wel aan ons ijsje begonnen of Jan en Ab liepen voorbij. Ik ze gauw achterna gehold en Els

247


me ook achterna. Zonde van m’n ijs. Toen naar ’t station. We konden de trein nog net gedag zwaaien. Hij reed net voor onze neus weg. Een uur moeten wachten tot kwart over vijf. Al die tijd op een lorrie gezeten. Eindelijk kwam die trein en wij er vlug in. We hadden moordplaatsen. Eerst zaten we op ’t balkon en Jan en Ab op ’t andere. Na een poosje kwam er een knul bij ons zitten uit truken (versieren, WG). Hij had een fietstocht gemaakt naar Amsterdam (dus ook een trekker). Toen werd Ab zeker jaloers en vroeg of ik bij hem kwam zitten. In Arnhem kwam die knul naar me toe en vroeg of ik hem wou schrijven. Ik vond het best en Els gaf haar visitekaartje.Er was geen tijd meer om m’n adres op te schrijven. Zal mij benieuwen wat ik van hem hoor. Toen moesten we overstappen in ’t andere gedeelte. Daar was ’t hartstikke druk. We stonden als haringen in een ton. Eindelijk in Elst. Daar stond Gerard, de stiefzoon van tante Gerrie op ’t perron. Gerard

248


stelde hij zich voor. Toen vlug naar tante Gerrie. We moesten een kwartiertje lopen voor we er waren. Tante Gerrie stond op ’t erf naar ons uit te kijken. Toen in de keuken voorgesteld aan ’t andere stel. Er was nog een meisje uit Den Haag, Jos Sciarone, en vijf jongens: Cor, Chris, Han, Sip en Henk. Allemaal Amsterdammers. Leuke knullen wel om te zien. Eerst een poosje zitten kletsen. Toen naar Hein, de buurman van tante Gerrie. Daar kocht Els een hele mand met pruimen. Ab, Han en ik kregen een mand van hem. Voor allemaal, zei die. Maar we gingen met z’n drieën achter ’t schuurtje zitten eten. Op ’t laatst kwamen ze allemaal, dus ze waren zo op. Toen naar Els en die pruimen soldaat gemaakt. ’s Avonds kwam Arie, ook uit Amsterdam. Hij vroeg of Cootje, een vriend van hem er nog niet was. ’s Avonds met Ab en Jan een heel eind gelopen en weer pruimen gegeten. We hebben grote plant met bloemen voor Gerrie gekocht, die was jarig. Om half tien thuis. Er was ook nog brand in een hooiberg. Een prachtig

249


gezicht was dat. Bij tante Gerrie gekomen gaf Jan de plant aan Gerrie en stak nog een speech af. Toen nog een paar vuurpijlen afgestoken. Ondertussen was Cootje ook gearriveerd en we werden netjes aan elkaar voorgesteld. Ik kwam tot de conclusie dat het een moordvent was. Toen pakte tante Gerrie Co en mij ieder aan een kant beet en riep Els, Ab en Jan. We gingen allemaal naar binnen en kregen twee moordgebakjes, echt vooroorlogs, moorddadig. We hebben een poosje gezeten en om tien uur gingen we weer naar buiten. Ineens zag ik Els nergens meer. Cootje stond naast me en ik vroeg hem of hij haar gezien had. ‘Ze zal wel met Arie mee zijn, want die zie ik ook nergens! Zullen we ze gaan zoeken?’ (smoesje natuurlijk). Ik ging mee en op ’t hoekje zaten ze hoor, heel lieflijk. ‘Loop je nog een eindje mee de weg af Ria?’ Wij weer een eindje verder en daarna hebben we een hele tijd in ’t gras gezeten. Ineens hoorden we roepen: ‘Cootje, Co!’ Tante Gerrie natuurlijk. Wij heel hard naar ze toe gelopen. Ze hadden ons gemist. Het was ook al kwart over elf.

250


Woest was tante Gerrie. Ab en Jan zeiden niets tegen ons. Die waren natuurlijk ook kwaad. Kan mij wat schelen. Toen gauw naar bed. De meisjes sliepen met een mevrouw en haar dochtertjes in de hooischuur. De jongens sliepen in huis op de hooizolder. Een hele tijd liggen kletsen. Het was erg benauwd buiten. Die mevrouw ging de schuurdeur openzetten om te luchten. Het was net of er een spook bij de deur stond in die lange witte nachtpon. Ik dacht dat ik er wat van kreeg, we lachten ons dood. Om een uur ’s nachts begon het verschrikkelijk te waaien en te onweren. We dachten op z’n minst dat we met schuur en al de lucht in zouden waaien. Tante Gerrie kwam ons roepen en wij allemaal de kamer-keuken in, met de dekens over onze schouders. ’t Was geen gezicht. Midden in de nacht hebben wij (alleen de dames) gebakjes zitten eten. De jongens maakten toch een lawaai, ze waren aan ’t zingen en gekheid aan ’t maken op een reuze manier. Tante Gerrie vertelde ons dat Cootje

251


met Gerrie gegaan had en dat hij nog steeds gek op haar was. We konden het ons haast niet voorstellen. Zo’n leuke knul verliefd op zo’n boerentrien, al is ze wel aardig. Maar liefde is blind zeggen ze. Tot half drie hebben we in de kamer gezeten. Toen werd het onweer wat minder en stiefelden we maar weer naar bed. De hele nacht wakker gelegen. Om half zeven ingeslapen. En om half acht weer wakker. Toen ons gewassen en aangekleed. De helft van de jongens was al op en die gingen melk halen voor tante Gerrie. Jos vroeg of ik meeging naar de zolder om de andere jongens een kom water over hun gezicht te gooien. Zij was zo gek op Han, een moordvent. Wij naar boven en net wilden we het over hun gezicht gooien of ik werd van achteren beetgepakt door Cor. We hebben toch gevochten samen. ’t Was niet mooi meer. Een poosje later kwam Els en die keek door ’t raampje. Ze zag die andere jongens aankomen en riep naar Co: ‘Cootje, kom Ria eens helpen, ze plagen haar zo!’

252


En Cootje kwam meteen naar boven hollen, nam een borstel en schuierde al ’t hooi van m’n kleren af. ‘En wat krijg ik er nu voor?’ Toen naar beneden, gegeten. Jan en Ab zeiden nog steeds niets tegen ons, die waren woest. We hebben tante Gerrie geholpen met aardappels schillen. Foto’s gemaakt. Toen met Co en Arie pruimen gehaald bij de boeren. Onderweg alles opgegeten en daarna weer nieuwe voorraad gehaald. Om een uur thuis. Co en ik mochten meerijden met zo’n bokkenwagen. We lachten ons half dood. ’s Middags zijn Jos en ik even naar ’t zwembad geweest. Daarna met ’t hele stel bij de schuur gezeten. Om half zes met de trein naar huis. Ik had een hele zware rugzak om en Cor had een hele zware tas bij zich. We namen ieder een kant van die tas en Cor hield met z’n hand m’n rugzak omhoog. We liepen zowat met z’n tweeën, drieën op een rijtje achter elkaar. Toen die trein in. Wij met ’t hele stel op ’t achterbalkon. Natuurlijk weer pruimen en peren gegeten. De jongens waren zo vervelend. Ze namen een handvol pruimen

253


en wreven alles in m’n gezicht. Fijn, op ’t laatst zat alles onder de pruimen. Op ’t station in Utrecht een hartroerend afscheid. Van Cor kreeg ik nog een armband. Ik vroeg aan Els een beetje poeder, want m’n gezicht glom helemaal van die vieze pruimen. Klets, kreeg ik een pruim precies tegen m’n oog. Gewacht tot de trein vertrok. Toen gauw de stad door naar huis. Eerst naar Els, daar was niemand thuis. Toen naar mijn huis. Daar samen gegeten. Gauw naar bed, moorddag gehad. Woensdag 23 augustus 1944 ’s Avonds thuisgekomen gaf moeder me twee brieven. Een uit Amsterdam van Co en een uit Utrecht van Ab. Co schreef of ik zondag met Els naar Amsterdam wilde komen. Toevallig hadden we gisteravond zelf al geschreven. Ik naar Co en Els naar Sip, dat we zondag zouden komen. Ab schreef dat hij niet kwaad meer was en of ik met hem wilde gaan. Nu schrijf ik morgen terug dat ik nog geen verkering wil (als het nou Jo was). Vandaag een hondje gekregen van zes weken. Kita heb ik hem gedoopt.

254


Zondag 27 augustus 1944 Om negen uur bij Els. Samen even haar hond uitgelaten. Toen naar ’t station. We waren er om 9.45u en de trein ging om 9.56u. Hij was gelukkig niet zo vol. Om vijf over half elf kwam de trein in Amsterdam aan. Op ’t perron was niets te zien en aan de overkant van ’t station stond Arie. Helemaal alleen. Sip was nergens te zien. Arie gaf me een brief van Co, dat ie wel met me mee wilde als Els met Arie meeging. Nou, Els heeft een grote hekel aan Arie. Het is ook een grote miezel, hij zegt geen woord al tie naast je loopt. We gingen naar de straat waar Arie en Co wonen (Els had gloeiend de pest in). Arie ging gauw naar Co zijn huis. Toen hij terugkwam vroeg hij of we een half uurtje wilden wachten. Toen ging Arie z’n zusje erheen. Die kwam terug met een briefje dat ie niet kwaad was, maar dat ie onmogelijk kon komen. Of ik nu een andere keer kon komen. We stonden nog even en daar kwam Co z’n moeder eraan, met z’n zusje. Even later kwam Co eraan, maar toe hij ons zag keerde hij om. Ik woest natuurlijk. Els en ik waren net van plan om naar tante Mien te gaan, toen Arie z’n moeder vroeg of we daar ons brood op wilden eten. Maar

255


daar hadden we helemaal geen zin in, want dan zaten we de hele middag met Arie opgescheept. Die heeft ons toen helemaal naar de Corantijnstraat. Hij wilde met alle geweld toch ’s middags met ons mee, maar Els zei gauw dat ik dan zo alleen zou zijn. Toen naar tante Mien. Die keek natuurlijk vreemd op dat we zo onverwacht kwamen. We gingen om half drie daar weer weg en kwamen in de Leidsestraat twee jongens met een luchtballon tegen. Ze riepen ons en vroegen of we mee naar de bios gingen. Wij met ze mee. Ze hingen een kaartje aan de luchtballon met hun adres en lieten hem los. Iedereen stond er natuurlijk naar te kijken en wij liepen heel stoer door, net of we niets in de gaten hadden. Toen kaartjes gehaald voor de bios. ‘Een vrouw vermoord’. Toen naar de Cineac (een in die jaren populaire actualiteitenbioscoop met doorlopende voorstellingen, journaals en komische films, WG). Daar was niet veel aan. Om half vijf eruit en ijs en gebak gaan eten bij de Vami in de Kalverstraat. Daarna werd het tijd voor de bios. Om vijf uur. Maar we kwamen er niet in, want hij was achttien jaar. De jongen, Harrie en Ad, konden er wel in, maar ze wilden ons niet alleen laten. Vier gulden kaartjes pleite. Toen naar een andere bios, ‘Geheimen van het oerwoud’.

256


Petfilm, weer drie piek pleite. Midden in de film zijn we eruit gelopen. Toen hebben de jongens vier pakjes visjes gekocht, voor een gulden per pakje en die hebben we op ons brood gedaan. Toen weer peren gekocht. Het waren natuurlijk echte zwarte handelaars (omdat ze zoveel geld hadden, WG). Om acht uur kwamen we Frans Diks tegen met een vriend en die vroegen of we mee naar ’t station gingen, want zij wonen ook in Utrecht. Dus wij met hun verder. Harry en Attie vroegen of we wilden schrijven, maar ons niet gezien. We waren eigenlijk blij dat we van hun af waren. Wel hadden we allevier verduvelde dorst en Frans vroeg of we meegingen om wat te drinken. Bij een restaurant waar we langskwamen hebben we limonade gedronken. Toen naar de trein, die ging om vier voor negen. Dus we kwamen pas om kwart voor tien in Utrecht aan. Els en ik gingen op een reuze manier aan ’t hollen, want om tien uur moest je voor die rotmoffen binnen zijn. Om kwart voor tien thuis. Gelukkig geen tuut tegen gekomen. Thuis kreeg ik op m’n duvel op een reuze manier. De hele week de deur niet uit. Eerst kreeg ik ook geen eten, maar later van papa toch wel. Met konijn nog wel, bofte ik even!

257


Dinsdag 29 augustus 1944 ’s Morgens de post opgewacht en kreeg ik twee brieven, een van Co en een van Peter. In die van Peter zaten twee moordfoto’s. En Co schreef een brief vol smekingen of ik alsjeblieft niet kwaad wilde zijn. En of ik gauw een keer in Amsterdam wilde komen. Ik had juist een brief die niet mooi meer was in m’n hand om naar hem op de post te doen. Die heb ik toen maar verscheurd en een andere geschreven, die wat minder kwaad was. Woensdag 30 augustus 1944 ’s Avonds kwamen Alie en Ria met een briefje van Els, of ik bij haar kwam, want ze moest oppassen. Met grote moeite mocht ik zomaar. Erg gezellig geweest. Om half tien naar huis. Zondag 3 september 1944 Vanmorgen even naar Els geweest en samen naar Rietje Baartmans. Want die had gisteren toen ik haar tegenkwam verteld dat haar zuster op sterven lag. Ze had hersenvliesontsteking en pleuris. Ik wist niet wat ik hoorde want het is zo’n enig meisje. Ze is pas 21 jaar. Maar het was nog precies hetzelfde met haar.

258


’s Middags ging Els met Ben naar Amsterdam en ik met Rietje Baartmans naar de bios. We zaten er al in toen die vent kwam controleren. Toen moesten we er weer netjes uit, want hij was 18 jaar (die film dan altijd). We liepen net goed en wel buiten of er was luchtalarm. Er kwam een heel regiment vliegtuigen over en geschoten dat ze hebben! Ik zat wel een beetje in m’n knijperd. Ik dacht beslist dat Utrecht eraan zou gaan. Maar ze hebben Soesterberg te pakken gehad en de waterleiding kapot gegooid. Nu zit de hele stad zonder water. ’s Avonds naar Els, maar die was nog niet terug uit Amsterdam. Toen ben ik haar tegemoet gegaan. In de Nachtegaalstraat kwam ik Kees en Jan tegen en die zeiden dat Prins Bernhard voor de Engelse zender had gesproken. Maar ze wisten niet precies wat hij gezegd had. In de Nobelstraat kwamen we Els tegen en toen ben ik met haar mee teruggegaan. Thuisgekomen zat de hele buurt zowat bij elkaar. Prins Bernhard had inderdaad gesproken en gezegd dat het uur van de bevrijding voor Nederland nabij was. Even daarna kwam de B.N.O. (Berichtendienst Nederlandse Omroep? WG) voor de radio en die deelde mee dat we vanaf morgen om half tien binnen

259


moesten zijn. Moorddadig, eindelijk misschien vrede. Maandag 4 september 1944 Vandaag heel wat meegemaakt. Ik liep vanmorgen op de Neude op weg naar het werk en toen kwam er een meisje uit de Voorstraat naar me toe en die vroeg de weg naar het station. Ik legde het haar uit, maar ze bleef toch naast me lopen. Toen zei ik maar dat ze mee kon lopen, omdat ik ook die kant uit moest. Toen zei ze tegen me: ‘Je kan hier nog wel van alles krijgen hè?’ Ik zei: ‘Hoe dat zo? Want je kan hier niets krijgen’. ‘Nou, ik heb rijst gekocht voor een kwartje, een pond boter en suiker. Als je soms ook wat wil hebben dan moet je het maar zeggen, dan ga ik wel met je mee’. Eerst wilde ik niet, want ik was bang dat ik te laat op kantoor zou komen. Maar ze bleef aanhouden en toen liep ik toch maar met haar mee. Bij de Rembrandt vroeg ze of ik rookte. Ik zei, nou een enkele keer. Toen kreeg ik een sigaret. We liepen nog even door en toen kwamen we voor een groot huis en toen ging dat kind haar haar staan kammen. Ze zei dat haar oom daar

260


in de kantine werkte en dat ze daar zo precies waren. Ze maakte haar koffer open en zei dat ze een lange jas aan moest. Natuurlijk klare onzin. Toen kwam ze tot de ontdekking dat ze geen jas bij zich had. ‘Zou ik jouw jas even aan mogen hebben?’ ‘Nee hoor, ik denk er niet over’, zei ik maar gauw. ‘Ach vijf minuten maar’. ‘Nee hoor, ik ga naar kantoor, want ik kom veel te laat’. ‘Nou dan moet je het zelf weten’. We liepen weer terug. Toen zei ze: ‘Ja, ik heb ook twee van die jassen, maar ik ben ze vergeten’. Grote onzin natuurlijk. Even daarna zei ze: ‘Hoe duur zijn die jassen nu hier?’ Ik zei maar gauw wat, dat die jas van mij veertig gulden had gekost. ‘Ja ik wil er ook zo graag een hebben’. En ze had er twee, had ze net gezegd. Ik weet zeker dat als ik mijn jas had gegeven dan was ik hem mooi kwijt geweest. Bij Vinke op ’t Vreeburg was zo’n klein zijstraatje (de Korte Koestraat, WG), toen zei ze: ‘Ik moet hier even een boodschap doen, dag!’ En ze zei dat ze naar ’t station moest, het was natuurlijk een oplichtster. Maar met al dat gezeur was ’t al knap laat en ik holde naar beneden de trap af van kantoor, klets boem, daar ging ik tree voor tree naar beneden.

261


Wil Erné ving me op, dat is de cheffin van de andere groep van onze kamer. M’n been was geschaafd en m’n achterste deed knap pijn. Toen naar boven. Een poosje later kwam meneer Jansen op de kamer en die zei dat we tussen de middag naar huis mochten omdat er geen water was. Boften wij even. Sjouk en ik samen de stad in. Eerst naar Van Angeren. We zaten er al een poosje maar er kwam nog steeds geen eten. Dat kwam pas om een uur hoorden we later. Toen naar Heck. We hadden al een heel diner besteld toen Sjoukje tot de ontdekking kwam dat ze geen portemonnee bij zich had. En ik had ook helemaal niks bij me, zelfs geen persoonsbewijs. Ook een moordvoorschut. Ik naar Wim Brandhof, ook een spoorhaas, en het hele drama verteld. Kom maar bij ons zitten, zei hij, hij was met nog een andere jongen. Maar het eten kwam maar niet. Ondertussen kwam er weer een andere juffrouw. Toen hebben de jongens maar bij haar besteld. Een likeurtje en voor ieder een gebakje. Dat ging ook wel. Daarna gauw naar kantoor terug. De jongens wilden het geld niet terug

262


hebben, dus wij boften alweer. Op kantoor de hele middag niets uitgevoerd, want de Engelsen waren Limburg en Brabant binnengevallen. Mieters dus, eindelijk misschien vrij. Een poos later vertelden ze dat Maastricht al gevallen was en Breda en Bergen op Zoom ook. In de stad was het om tien over vijf een drukte van belang. Al die moffen trokken weg. Opgeruimd is netjes. ’s Avonds kwam Els en die zei dat haar vader ook weg moest. Hij moest voor de moffen chaufferen. Maar hij dook natuurlijk onder. Een poosje bij Els geweest en om negen uur naar huis. Om tien uur zeiden ze door de berichtendienst dat er staat van beleg in Nederland was afgekondigd. We moeten ’s avonds om acht uur binnen zijn. En je mag ook niet met meer dan vijf personen bij elkaar staan, want dan wordt er op je geschoten. Ben je ook even klaar. Die stinkers.

263


Dinsdag 5 september 1944 (Dolle Dinsdag, WG) De Engelsen zaten vanmorgen al tot Den Bosch en in Rotterdam waren er parachutisten geland. Nu zitten ze zo hier. Als we nu maar blijven leven. Dan is alles weer okee! Op kantoor waren er twaalf van de eenentwintig. De rest was allemaal weggebleven. Weer niets uitgevoerd. Het is nu veel te spannend. Als Peter hem nu ook maar gesmeerd is uit de Arbeidsdienst. Dan is het helemaal voor elkaar. Anders loopt hij nog de kans dat hij naar Moffrika moet. ’s Middags luchtalarm gehad en er is hevig geschoten op de treinen. Bij ons op ’t station hebben we maar liefst drie keer in de schuilkelder gezeten. Na ’t derde luchtalarm zijn we allemaal naar huis gegaan. Dat was om kwart over vier al. Boften wij even! ’s Avonds met Els eerst naar de avondschool. Die wordt uitgesteld tot na de oorlog. We moeten nu om acht uur al binnen zijn. Nou is ’t helemaal mooi. En als je met z’n vijven bij elkaar staat wordt er op je geschoten. We hoorden van Gerard Nijendaal dat de Hollandse oranjezender even op de radio was geweest. Gewoon tussen de moffenzender door. Dat was natuurlijk de geheime ondergrondse.

264


In de Nachtegaalstraat was de Landwacht bezig de fietsen te vorderen. Iedereen hielden ze op straat aan. En al die mensen bleven natuurlijk staan. Ineens komen die kerels ons allemaal achterna en schoten drie keer in de lucht. Wij aan ’t hollen en liepen zo bij Deûrmeyer de gang in. We waren zo bang als de dood voor die lui. Toen gauw naar huis want ’t was bij achten. Woensdag 6 september 1944 Vanmorgen kwamen we op kantoor en kregen we de bittere ontgoocheling dat de Engelsen pas aan de grens zaten. Dus dat ze nog niet eens een stad hebben. Wat was dat even pech! Al de NSB’ ers vluchten op ’t moment. Ze weten zich geen raad van angst. Net als de moffenmeiden. Die zijn veel te bang voor een kale kop. Thuisgekomen bleek er een brief van Peter te zijn. Alles is daar nog kits. Bij Ruis de Groot kwam ik Els tegen, die wilde net naar mij gaan. Ze vertelde dat Beppie Baartmans overleden was.

265


Donderdag 7 september 1944 Hondenweer. Niks geen invasieweer. Storm en regen. Om tien over vijf kwamen Greet en ik Tonkie tegen. Die is zover met ons meegelopen. Even naar Els en die vroeg of ik vannacht bij haar kwam slapen. Samen naar mijn huis. Ieder een lange broek aan. ’t Was ook zo gemeen koud. Els vertelde dat Ben z’n zusje opgebeld had of hij nog bij hun was. Hij was om twaalf uur bij Els weggegaan en nu was ’t zes uur en hij was nog steeds niet thuis. De hele avond grammofoonplaten gedraaid, moorddadig. Ben z’n vader belde nog een paar keer, want hij was nog steeds niet thuis. Iedereen hebben ze opgebeld, de Duitse en de Hollandse politie, alles. Maar het heeft niks geholpen. Ze waren zo bang dat ie opgepikt was. Om half elf naar bed, maar om een uur sliepen we nog niet. Vrijdag 8 september 1944 Om zeven uur opgestaan. Els en ik zijn om kwart voor acht weggegaan. Zij moest naar de dokter. Greet Heus gehaald en toen met z’n vijven verder. ’t Weer is beter dan gisteren gelukkig.

266


’s Avonds naar Baartmans geweest met Els. Beppie lag er schitterend bij. Het was net of ze sliep. Zaterdag 9 september 1944 ’s Morgens om half acht al naar de katholieke kerk. Er werd een mis gehouden voor Beppie. Om acht uur naar Greta Heus. Die zou naar kantoor gaan en zelf verlof nemen. En ze zou voor mij zeggen dat ik niet mocht van thuis. Omdat ze vannacht zo bezig waren geweest met schieten en vliegen (ik moest toch wat verzinnen). Om negen uur kwam ze weer terug en toen zijn we samen naar de kerk gegaan tot tien uur. Ze hebben prachtig gezongen. Om half elf kwamen we Els tegen en zijn we in de straat wezen kijken. Daarna naar ’t kerkhof. Ze had zeker wel twintig kransen. Ook een van Leo, haar verloofde. Maar hij zit in een strafkamp en weet niet eens dat ze ziek was. En ze kunnen hem ook niet bereiken. Ze huilden allemaal zo erg. Vooral Bertus en Jopie.

267


’s Middags met Els de stad in. Bij Heck’s en Vroom & Dreesmann ijs en gebak gegeten. ’s Avonds heeft Els bij mij geslapen. Zondag 10 september 1944 Om acht uur al opgestaan. Om kwart over negen moest Els thuis zijn. Eerst grammofoonplaten gedraaid en om elf uur kaartjes voor de bios gaan halen. ’s Middags met Els naar de Vreeburg bioscoop. Een prachtfilm, ‘De Dochter van de Brandstichter’. Onze zakdoeken waren drijfnat toen we eruit kwamen. Els had om half zes met Ben afgesproken. Die kwam er al aan! Toen heb ik met Humpie en Mug (Kees) staan praten. Van de Landwacht waren ze ook weer bezig in de stad met schieten enzo. Later heeft Kees Boerrigter me naar huis gebracht. Gauw gegeten en later Els tegemoet. Ik heb haar nog ingehaald en was precies om acht uur thuis. Bah, zo vroeg binnen is helemaal niets gedaan. Maandag 11 september 1944 Nu zitten de Engelsen vast in Nederland. De Duitsers bekennen het nu zelf. Eindelijk gauw afgelopen.

268


269


270


Dinsdag 12 september 1944 Hier eindigt het dagboek vrij plotseling. De spoorwegstaking begint op 15 september en niet lang daarna is Ria vertrokken naar de Betuwe om daar de (honger) winter bij boeren in Meteren (bij Geldermalsen) door te brengen. Daar heeft ze veel verhalen over verteld, maar geen dagboek bijgehouden. Hoe het verder ging Over de liefde tussen Peter de Haas en Ria horen we niets meer. Hij zal de Arbeidsdienst zijn uitgekomen en misschien heeft hij haar daarna nog ontmoet. Ik heb mijn moeder er nooit over gehoord. In het verpleeghuis waar mijn vader op 88-jarige leeftijd werd opgenomen ontmoette ik Marysia (die ik nog kende van de middelbare school) wier vader ook in dat verpleeghuis zat. Haar moeder was bibliothecaresse bij ons op school en die kende ik dus als mevrouw Bocharewicz. Haar meisjesnaam bleek Jaeger en zij bleek de zus van Jo Jaeger te zijn en kwam net als hij in het dagboek voor (zie voorwoord). Rietje Jaeger was 10 jaar daarvoor overleden, maar Jo Jaeger leefde nog. Ik sprak hem in 2014.

Jo Jaeger in 2014 Een energieke sportieve man van inmiddels 85 die altijd getennist had en die nu in een riant huis in Nieuwegein woonde, samen met zijn vrouw, met wie hij drie kinderen had gekregen. Hij herinnerde zich de tijd met mijn moeder nog goed. Hij had ook nog foto’s uit die tijd, al waren dat niet de foto’s waarop hij zoenend met mijn moeder stond. Na de oorlog was hij naar Indië gestuurd, om me te doen in de politionele acties. Zijn vriend Arie Huffels uit het dagboek leefde ook nog. In 1946 komt mijn vader in beeld. Hij zat van 1943 tot juni of juli 1945 in Duitsland, in Brandenburg en Berlijn, ook al via de Arbeidsdienst. Mijn moeder en hij ontmoetten elkaar in september of oktober 1945, op een feestavond, misschien bij de Nederlandse Spoorwegen. Mijn vader kon goed dansen en daar zal het allemaal wel door gekomen zijn.

271


Ze trouwden in 1950 op 19 mei. Ook die datum zal niet toevallig zijn uitgekozen, immers dat was de geboortedag van de overleden Anneke. Wie ook niet in het dagboek voorkomt is de jongste broer Hans, geboren in 1946, jawel op 19 mei. Zijn moeder was toen 43. Mijn moeder had al verkering met mijn vader en geneerde zich er nogal voor dat ze nog een broertje kreeg met zo'n 'oude' moeder, terwijl ze enkele jaren daarvoor nog in haar dagboek schrijft: “Moeder is 41, lekker jong nog.” Hans trouwde met Annie toen hij negentien was en kreeg met haar een zoontje met de naam Jantje, dat slechts enkele maanden oud werd. Daarna bleven ze kinderloos. Hans is enige van het gezin aan de Van Ostadelaan die nu (2015) nog in leven is en woont al jaren in Assen. Cora van Dalen, die slechts één keer in het dagboek voorkomt (toen werd ze niet in de winkel binengelaten omdat de meiden geen zin meer hadden in werken en de deur al om kwart voor zes hadden dichtgedaan) vertelde over de houten spoorbrug tussen Maliebaan en Bolstraat en de betekenis daarvan voor de jeugd. Jeugdvriendin Els kon mij vertellen dat ze er vaak juist geen gebruik van maakte omdat dat haar een reden kon verschaffen dat ze te laat thuis kwam, omdat ze voor de spoorbomen had moeten wachten. Els is degene met wie mijn moeder elke dag optrok en dat gaat door tot 1951. Zij is nog op kraamvisite geweest ter gelegenheid van mijn geboorte, in de Violenstraat, waar mijn ouders toen waren gaan inwonen, boven mijn grootouders. Daarna verloren ze contact. Ze trouwde en verhuisde uiteindelijk naar Frankrijk en ging wonen op de Mont Ventoux. Haar man werkte bij de BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst, de tegenwoordige AIVD. Volgens eigen zeggen leidde zij een tamelijk eenzaam leven daar op die berg. In 2002 keerden ze terug naar Nederland, waar haar man in 2002 overleed. Na een instorting, zowel geestelijk als lichamelijk, herstelde zij op wonderbaarlijke wijze weer en kon mij haar versie van het verhaal geven. Haar broer Kees heeft ook weer verkering gehad met een andere vriendin van mijn moeder, die niet in het dagboek voorkomt. Volgens haar was hij echt een mietje en deed, zoals vele andere jongens, melk in zijn haar om het goed te laten zitten. Bij gebrek aan Brillcream (bestaat dat nog?). De moeder van mijn moeder leed aan lage bloeddruk en moest zich houden aan een streng leefpatroon. Zij mocht niet baden of douchen, maar toen zij bij de Pinkstergemeente ging moest zij gedoopt worden. Dat gebeurde in het zwembad Ozebi aan de Biltstraat en dat werd haar fataal. Zij verloor het bewustzijn tijdens de verplichte onderdompeling en overleed enkele dagen later, in augustus 1959. Zij werd slechts 56 jaar. De vader van mijn moeder overleed enkele jaren later, in april 1964, aan hartklachten. Hij was toen 63. De laatste jaren van zijn leven had hij gewerkt als speeltuinbeheerder van Speeltuin de Boog in de Dichterswijk. Op dat moment woonde zijn jongste dochter Wil van 19 nog bij hem thuis, samen met haar in 1962 geboren dochter Anneke. Dat deze dochter Anneke heet zal de lezer niet vreemd voorkomen. Wil zal een van de eersten in ons land zijn geweest die te maken kreeg met het fenomeen gastarbeider. Zij was bij ons aan de deur geweest om iets af te geven in de winter van 1962 en men maakte er een opmerking over dat ze zo dik was. 'Ik heb drie petticoats aan vanwege de kou', zei ze. Maar later bleek dat ze op punt van bevallen stond. De Italiaanse vader, hebben we nooit ontmoet. Gerard ging in de vierde klas van school af en ging de handel in. Twaalf ambachten, maar geen dertien ongelukken. Hij kreeg vier kinderen, twee zoons en twee dochters, trouwde met

272


Nel, een vrouw uit de Hooipoort (in wijk C in Utrecht), begon een schoonmaakbedrijf en runde later een antiekwinkeltje. Mijn vader en Gerard hebben het nooit goed met elkaar kunnen vinden. Op verjaardagen lokte hij altijd vechtpartijen uit als hij dronken was. Zelfs ging hij mijn vader een keer met een boksbeugel te lijf. Op zijn 53e, op de verjaardag van zijn vrouw, in 1983, bleef hij dood op de Zwarte Beurs in Vleuten. Ries overleed ook relatief jong, aan longkanker, toen hij net 63 was, in 2003. Hij was de meest geslaagde van het gezin. Hij had gestudeerd in alles wat met boekhouden te maken had en hij vulde voor iedereen de belastingpapieren in. Hij was de lievelingsbroer van mijn moeder, trouwde en kreeg vier kinderen, drie dochters en een zoon. Wil is eveneens overleden aan longkanker. Zij voedde haar dochter Anneke grotendeels alleen op. Het zal rond 1966 geweest zijn dat haar broer Ries bij ons thuis kwam en vertelde over Ben, die zij had leren kennen. Ben deugde niet, daar was hij direct duidelijk over. Ben had in de gevangenis gezeten, vanwege het feit dat hij een Turk had doodgeslagen. Ries was naar de politie gegaan en had alles uit laten zoeken. Maar hij wilde Ben wel een kans geven. Dat waren mijn ouders met Ries eens. Ik heb hem enkele keren ontmoet, een joviale grote kerel. Wil vond dat hij op mijn vader leek (die altijd voor een knappe vent doorging), maar ik zag geen gelijkenis. Ik vond hem wel aardig, al was ik toen meer onder de indruk van zijn zuster, iets ouder dan ik, maar onbereikbaar en van een overweldigende schoonheid. Zo lelijk als Ben was, zo mooi was zij. Ik durfde haar nauwelijks aan te kijken. Ben had geen inkomen uit normale arbeid, maar zette Wil achter de ramen van het ouderlijk huis. De eis van de familie was simpel maar duidelijk: hij eruit of jij eruit. Wil koos voor Ben, kreeg nog een zoontje van hem en bleef daarna met twee kinderen zitten. Tussen haar en de familie is het eigenlijk nooit echt goed gekomen. Mijn moeder ontwikkelde zichzelf en ging met haar tijd mee. Gedurende haar verlovingstijd bleef zij werken bij de Spoorwegen, waar zij vlak na haar huwelijk, op 30 mei 1950 ontslag nam. Nog geen jaar later werd ik geboren, op haar verjaardag, op 13 april, die dat jaar op vrijdag viel, net als bij haar eigen geboorte in 1928. In het begin van de jaren zestig ging mijn moeder weer werken, voor halve dagen. Eerst bij de Jaarbeurs, in de keuken, later ging ze weer naar kantoor, haalde haar typediploma en werd secretaresse. Daarna ging ze Engels leren. Ria bleef altijd vrij ziekelijk. Toen ze rond de veertig was begon ze te tobben met haar longen. Ettelijke keren moest ze worden geopereerd, waarbij uiteindelijk een groot deel van haar longen werden verwijderd. Uiteindelijk kwam ze tijdens een vakantie in Duitsland aan de Rijn in een ziekenhuis terecht na een longbloeding. Er werd longembolie geconstateerd. Na bijna twee maanden in het ziekenhuis op het Intensiv Station ((in Oberwesel, Mainz en Frankfurt) werd ze teruggebracht naar Utrecht, naar het Antoniusziekenhuis, toen nog in de Jan van Scorelstraat. Daar overleed ze na twee dagen in mei 1978, net 50 jaar oud. Namen en adressen van: Rietje Ennik (9 sept) Els Ipenburg(14 juni) Riet Baartmans (20 sept) (H)ennie Spierenburg (5 mei) Ria van Eijk (13 apr)

Billitonkade Ligschip Paulina Lindestraat 37bis Bolstraat 78 Hofstraat 7 Adr van Ostadelaan 119

Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht

273


Tinie vd Oudenalder (23 dec) Draaiweg 20 bis Utrecht Thea Nannings Singeldwarsstraat 8 Utrecht Miep van Bemmel Lucasbolwerk .. Utrecht Riek van Ewijck Wittevrouwenstraat 14 bis Utrecht Annie Reitsma Oudwijkerveldstraat .. Utrecht Annie Manschot Burg Reigerstraat Utrecht Cora van Dalen Wagendwarsstraat 25 Utrecht Zuster Corrie Kralingen Diaconessenhuis Rijksstrw.A73 Leersum Jo Butselaar (schatje) Bosboomstraat 12 Utrecht Henk de Jong (Humpie) (schat, 29nov) Singeldwarsstraat 28 bis Utrecht Martin Rooster (lief, 27 juni) van Asch van Wijckskade Utrecht Tonnie Tammer (schat) Mercuriusstraat 9 Utrecht Henk de Bondt (lief, 3 dec) Verl. Hoogravenseweg 292 Utrecht Piet Vogel (gaat, 9 mei) Damstraat 20 Utrecht Job de Koster (schat, 14 maart) Sumatrastraat 21-1 Utrecht Paul Brekelmans (verbeelding, niet te vertrouwen, 13 febr) Rijnlaan 25 Utrecht Wout van de Tol (gewoon, 21 juni) Lange Koestraat 91 Utrecht Wim Migo (aansteller, idioot 8 juni) Vossegatselaan 17 Utrecht Evert Schouwenburg (weet ik niet) Griftstraat 33 Utrecht Kees Ipenburg (leuk, xxx, 22 dec) Lindestraat 37 bis Utrecht Jo Besamusca (gewoon) Lindestraat 8 Utrecht Gerard Nijendaal (aardig, .. nov) Mgr vd Weteringstr. 251 Utrecht Herman Stelling (gaat) Adr v Ostadelaan 14 Utrecht GĂŠ van Stralen (leuke knul) Burg Reigerstraat (kroeg) Utrecht Cokky Bovendeert (van een boer kun je nooit een heer maken) Abstederdijk 326 Utrecht Wim Mol (Duitsgezind, bah!) Laan van Nieuw Guinea 28 bis Utrecht Henk Verweij (gewoon) Pieter de Hooghstraat 14 Utrecht Rinus van Gilst (weet ik niet) Laan 1942 of Prinses Julianaweg Utrecht Jopie Holtheezen Voorstraat 45 bis Utrecht Jo Butselaar (22 sept) Meridiaanstraat 1 Utrecht Frans Naber Hengeveldstraat 2 Utrecht Sije van Waveren Zandhofsestraat .. Utrecht Gerard Nijborg Bloemstraat 17 Utrecht Freek Maarschalkeweert (8 juni) Adr v Ostadelaan 117 Utrecht

Meisjes die ik ken (zaterdag 8 juli 1944) Els Ipenburg (14 juni) Ennie Spierenburg (5 mei 1928) Mia Backes Sjoukje Douma (7 dec) Riek Brouwer Dolly de Ruiter Tonny de Zwijger Jo Ton Rie Keet Gerdien vd Hoeven Jongens die ik ken en die aardig zijn: Jo Jaeger (12 augustus)

Lindestraat 37 bis) Hofstraat 7 Zuiderzeestraat 27 Bolksbeekstraat 44 bis

Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht

Voor Clarenburg

Utrecht

De Lessepsstraat 37 Zuilen Egelantierstraat 78 Pr. Julianaweg 390 Hoograven

Utrecht Hilversum Utrecht

Kolfstraat 51

Utrecht

274


Henk Konings Henk de Bondt (3 dec) Job de Koster (14 mrt) Wout vd Tol (21 juni) Wim Migo (8 juni) Tonnie Tammer Martin Rooster Paul Brekelmans (13 febr) GĂŠ van Stralen Berry Vermeulen Frans Naber (jarig:..overl: ..) Sije van Waveren Jo Butselaar Herman Stelling Arie Huffels Jan Engelsman Kees vd Sluis Hennie vd Rijst Rinus Stap Cor Avegaart (30 juni 1927) Peter de Haas Herman van Kuik (7 juli) Piet den Breeje (23 juli 1927)

v Egmondtkade Zuilen Verl Hoogravenseweg 292 Sumatrastraat 21 Lange Koestraat 91 Vossegatselaan 17 Mercuriusstraat 9 v Asch van Wijckskade Rijnlaan 25 Burg Reigerstraat 45 Abstederdijk Hengeveldstraat 2 Zandhofsestraat 24 Meridiaanstr 1 / Bosboomstr 12 Adr v Ostadelaan 14 Vleutenseweg Zandhofsestraat 1 bis “

Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht

Croeselaan 385 bis Adm van Zwietenstr Zuilen Spaarnestraat 43 Oudewijkerveldstr 8

Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht

275


276


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.