
9 minute read
PThUnie oktober 2022
Een kerk die voorgaat
door Caspar Dullemond
Advertisement
Een afnemend vertrouwen in instituties en in elkaar, een oorlog om de hoek en een ecologische crisis boven ons hoofd… De toekomst lijkt weinig goeds te beloven. Verwachtingen over kerk en theologie in 2040 kunnen dan ook niet los worden gezien van bredere vraagstukken: de toekomst van de samenleving, van de mens, van de aarde zelf. Hoe kan de kerk juist op die terreinen relevant en helpend zijn? We kunnen mensen een perspectief bieden, denkt prof. dr. ir. Maroesjka Versantvoort, bijzonder hoogleraar Arbeid en Zingeving aan de PThU. Laten we werken aan karaktervorming, stelt ds. Robert Stigter voor. Inkeer en omkeer – daar komt het nu op aan, vindt PThU-emeritus dr. Bert de Leede.
Maroesjka Versantvoort denkt beroepshalve veel na over de toekomst. Als onderzoeker van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) duidt ze maatschappelijke trends en ontwikkelingen, met name op de gebieden sociale cohesie, zingeving en arbeid. Ze constateert een maatschappelijke paradox: aan de ene kant worden mensen steeds individualistischer, aan de andere kant maken ze zich zorgen over polarisatie en een gebrek aan maatschappelijke samenhang: ‘Als je mensen expliciet vraagt hoe hun ideale samenleving er in de toekomst uitziet, dan is dat erg gericht op verbinding. Mensen verlangen naar saamhorigheid, overbrugging van verschillen, respect voor elkaar en een einde van de polarisatie.’ Wens en werkelijkheid botsen wat dat betreft nogal. ‘Daar liggen kansen voor de kerk. In een tijd van onzekerheid kan deze een wenkend perspectief bieden’, verwacht Versantvoort. In haar inaugurele rede, op 14 oktober, gaat ze nader in op dit thema, toegespitst op zingeving in werk.

Geloofsgesprek
Robert Stigter, gemeentepredikant in Delfgauw, was tien jaar geleden een van de trekkers van Dominee 2.0, een groep jonge theologen die de kerk wilde opschudden met een pleidooi voor vernieuwing, experiment en spreken over God. Niet langer zou het in de preek moeten draaien om ‘licht, liefde en liturgische kleuren’, zoals in het manifest van de groep werd gesteld. De tekst had wel enige invloed, denkt hij: ‘Er is meer ruimte gekomen voor diverse vormen van kerk-zijn en ook het geloofsgesprek wordt nadrukkelijker en op meer plekken gevoerd.’ Over de toekomst van de kerk is hij dan ook niet pessimistisch. ‘Anders had ik dit werk niet kunnen doen’, zegt hij: ‘Ik heb mezelf geroepen geweten om dominee te worden omdat de kerk zo'n goed verhaal heeft - hoewel het ons vaak niet lukt om het spannend te maken. Dat verhaal gaat ook over thema's die de hele samenleving raken, aldus Stigter: 'Neem klimaatverandering. Daar kunnen wij heel goed een hoopvol en realistisch verhaal over vertellen. Over God die schepper van hemel en aarde is, die ons mensen een rol geeft. We hebben een verantwoordelijkheid, waarbij we steeds zicht houden op Gods koninkrijk dat is en nog komt. Andere partijen doen alsof het allemaal wel meevalt of ze schieten juist in de klimaatstress en de depressie. Op zo’n moment is een hoopvol realistisch verhaal nodig. De kerk heeft dat.’ Het is een verhaal dat dringend verteld moet worden, zegt hij: ‘We kennen de toekomst natuurlijk niet. We weten dat deze in Gods hand is, dat scheelt. Maar de periode dat alles beter werd lijken we wel te hebben gehad. Mijn kinderen gaan het slechter krijgen dan ik. Allemaal rampen die we nu al om ons heen zien gebeuren, zullen alleen maar erger worden.’

Omkeren
Dat laatste is Bert deLeede zich al langere tijd steeds meer bewust. Daarom schrok de oud-rector van Hydepark en emeritus van de PThU onlangs wel, toen hij zijn ecologische footprint uitrekende: ‘Die bleek toch aanmerkelijk hoger dan ik dacht. Ik meende dat ik het beter deed.’

Het was voor hem een bevestiging van een allang sluimerend besef: dit kan zo niet langer. ‘Er gaan verschrikkelijke dingen over ons heen komen. Hebben we de kracht om daar iets aan te doen? Er wordt nu echt iets van ons gevraagd!’ Wat dan precies? ‘Bekering. Metanoia. Een omkeren in ons denken, in de wijze waarop we in de wereld staan, in de goden die we dienen. Daarmee bedoel ik niet dat de ecologische crisis en de oorlog in Oekraïne een straf van God zijn. Maar ze stellen ons wel voor de vraag: hebben we niet met zijn allen in volle vaart een doodlopende weg gekozen?’
Kerkleden onderscheiden zich daarbij nauwelijks van de rest van de samenleving, moet De Leede constateren: ‘Je ziet dat de geloofsoverdracht verpulvert. In onze eigen gezinnen, overal om ons heen. Onder de dertigers en veertigers is er onvermogen om het geloof over te dragen; de noodzakelijkheid ervan wordt haast niet gezien.’ Enige tijd geleden sprak hij een jongere collega, vertelt hij: ‘Een begaafd predikant. Hij staat in een goede, meelevende gemeente waar de kerk op zondagmorgen nog altijd behoorlijk vol zit. Hij zei tegen mij: negentig procent van het leven van mijn gemeenteleden is geseculariseerd. De overige tien procent is het leven in de lichtkring: de zondagse kerkdienst, de christelijke opvoeding van de kinderen. Maar hun dagelijks leven is volledig geseculariseerd: qua vakantiegedrag, de inrichting van huizen, bestedingspatronen… Die waarneming schokte mij. We zijn verslaafd. We zijn andere goden gaan aanbidden.’
Karaktervorming
Waar De Leede het over bekering heeft, benadrukt Stigter karaktervorming als oplossing: ‘Vroeger konden christenen in tijden van rampspoed een verschil maken. Dat kan nog steeds, maar daar moeten we dan wel in getraind worden. Bij de ene ramp heb je wat aan een voedselvoorraad, bij de andere heb je wat aan het dragen van een mondkapje. Maar karaktervorming is bij alles behulpzaam.’ Hoe ziet hij dat voor zich? ‘Het goede voorbeeld geven. De weg van de Bergrede gaan. Toerusting. Niet alles van de dominee verwachten, maar samen leren, samen groeien. Wat mij betreft zou ieder gemeentelid opgeleid moeten kunnen worden tot ambtsdrager en zijn hele leven blijven geloofsleren en groeien. Daar kan de PThU dan een mooie rol in spelen. Zo leren we samen omgaan met dat idee van die onzekere toekomst.
Zo kunnen we ervoor zorgen dat we niet gaan hamsteren als er weer een epidemie uitbreekt. Dat we blijven delen, dat we blijven geloven en hopen en liefhebben, wat er ook gebeurt.’ Minstens zo belangrijk is het zoeken van bondgenoten, stelt Stigter: ‘We zijn als kerk te klein om alles zelf te doen, maar het werkt heel goed om aan te sluiten bij wat er verder nog is. Dat brengt verbinding. Je kunt je als kerk verbinden met al het goede en mooie wat er in je wijk of je dorp gebeurt. Bij ons is een grote biologische boerderij, Hoeve Biesland. Daar houden we nu, als onderdeel van een biologisch festival, voor de vierde keer een openluchtkerkdienst. Wij leggen ons verhaal dus onder het goede dat daar al gebeurt. Daar word je creatief van, daar leer je de taal die buiten de kerk wordt gesproken. Dat geeft hoop: je hoeft niet groot te zijn om iets te kunnen bereiken. Je hoeft niet langer in de rats te zitten dat we maar zo’n klein kerkje zijn.’
Maar hoe ziet die kerk er uit? De Leede en Stigter pleiten beiden voor een kerk met een meer vloeibare structuur. Stigter: ‘We hebben ons de kerk in praktische zin heel lang voorgesteld als een predikant die in een kerkgebouw genoeg betalende schaapjes omzich heen verzamelt. Dat gelovenwe niet werkelijk, maar het is wel hoe we het in praktische zin georganiseerd hebben. We zijn de afgelopen tien jaaral hard bezig geweest omdat te veranderen. Want een kerk kan veel meer zijn dan dat. We kunnen werken met andere vormen van kennis, van overdracht, van delen. Nu moeten we nog gaan zorgen dat het ambt nog beter aansluit op die verandering. Dan kunnen we de kerk zo ombouwen dat zij veelkleurig is, met dorpsgemeentes en wijkgemeentes met genoeg kerkgangers om de boel draaiende te houden, maar ook allerlei andere vormen van kerkzijn daar omheen. Als je niet afhankelijk bent van een zware structuur meteen predikantsplaats en een kerkgebouw, dan kunje met een groepje van dertig ook prima kerk zijn.’ Hij voegt eraan toe: ‘De kerk van de toekomst zal in Nederland ook voor een groot deel een gekleurde kerk zijn. Van de migranten heeft bijna iedereen een gelovige achtergrond, en ongeveer de helft is christelijk. De uitdaging voor PKN-gemeenten is om hen in de bestaande kerk te integreren. Dat vraagt dan wel een groot aanpassingsvermogen van ons. Maar ook als we dat niet doen zal er kerk zijn in Nederland – door en voor migranten.’
Klooster
De Leede ziet een toekomstige kerk voor zich die een ‘binnenwereld’ heeft, een soort van klooster in de samenleving. ‘M’n zoektocht gaat heel sterk in de richting van een kerk die een sterke liturgie viert, niet alleen een uurtje op zondagmorgen, maar een die het leven doortrekt, die een dragende grond is. Zo bed je het kloosterlijke in het gewone leven in. Daarvoor wil ik gestalten gaan zoeken: gemeenten met retraite-achtige vormen, met catechese die jongeren inwijdt in de weg naar binnen en het daarbij passende moreel kompas.’ Praktisch gezien vraagt dat om een kerk met een lichte structuur en een sterke prediking, zegt hij: ‘Laten we het wagen met weinig kerken, maar die dan wel altijd open zijn. Laten we het wagen met een kerk die de tijd duidt en mensen helpt in die tijd staande te blijven; met een kerk die profetisch verkondigt, die in het heden zegt wat gezegd worden, en daarvoor ook het gezag heeft doordat zij gedragen wordt door mensen die zelf de consequenties daarvan nemen.' En nee, dat betekent niet een terugkeer naar de kerk van de verzuiling en de antithese, en zeker niet een kerk waarin niets mag, benadrukt hij: ‘Maar het betekent wel dat je leert leven vanuit een intern kompas; een kompas dat je de kracht geeft om te zeggen: ik ga alleen bij heel hoge uitzondering vliegen. Als ik dat doe, dan is dat een heel bijzondere gebeurtenis in mijn leven. De eenvoud moet terug, en daarmee de vreugde van leven van de vijf broden en twee vissen, en beginnen met die eerst nog te delen.’