Spelling stappenboek 4

Page 1

Naam : …………………………


Woordpakket 1 Schrijf correct en net over … eiland verdwijnen nieuws klauw meisje lawaai bouwen snauwde reizen moeite schouder duwt altijd prooi vrouwtje schaduw dikwijls schreeuwde augustus uw Verbetering …

2


1. Spreek de klanken van de onderstaande woorden traag na elkaar uit en beluister ze. Schrijf het woord daarna op. Ik zeg …

Ik schrijf …

schreeuwde altijd nieuws vrouwtje schaduw

………………………………………… ………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

2. De klinkers zijn verdwenen. Schrijf het woord met de klinkers erbij. vrdwnn snwd mt schdr dwt gsts w pr

………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… …………………………………………

3. De woorden staan omgekeerd. Lees ze van rechts naar links en schrijf ze dan goed op. sutsugua wudahcs twud swuein etieom

………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… …………………………………………………

4. Maak met de drie lettergrepen telkens een woord en schrijf het op. nen – ver – dwij gus – au – tus

…………………………………………………… ……………………………………………………

5. Zoek een woord dat rijmt op … prooi klauw uw

………………………………………… ………………………………………… …………………………………………

3


Woordpakket 2 Schrijf correct en net over ‌ lentedag jaagt dankbaar babbelen aandacht betalen spelletje glimlach rugzak geweren bibberen dochtertje vliegveld oktober kanonnen kachel leerling sturen knuffel droeg Verbetering ‌

4


1. Lees de woorden in de slang. Het zijn allemaal ch(t)woorden. Schrijf ze op.

………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… 2. Vul in. Schrijf het woord correct over en schrijf er tussen haakjes bij wat je moet doen : verdubbelen ( VD ) of verenkelen ( VE ). ba ……… elen bi ……… eren beta ……… en kano ……… en gewe ……… en stu ……… en

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

3. Zoek in het woordpakket een synoniem voor praten luchthaven troetelbeer

………………………………………………… ………………………………………………… …………………………………………………

4. Schrijf alle woorden uit het woordpakket op die eindigen op –elen, -eren en -enen . ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… 5. Maak er een vragende zin van en schrijf de zin op. Hij jaagt regelmatig op fazant. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Die mannen jagen elke herfst in de Ardennen. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………

5


Woordpakket 3 Schrijf correct en net over ‌ aandachtig mistig verdrietig bezig zenuwachtig moedig droevig ongelukkig verkondig(en) grappig stevig toevallig gelukkige vorige hevige zonnige onschuldige prettige rustige haastig Verbetering ‌

6


1. Vul in. Kijk naar het voorbeeld : van modder maak je modderig. 1. van geluk maak je … 2. van moed maak je … 3. van toeval maak je … 4. van pret maak je … 5. van zon maak je … 6. van verdriet maak je … 7. van zenuw maak je … 8. van rust maak je … 9. van grap maak je … 10.van haast maak je …

2. Er is weer gemorst. Zoek de woorden en schrijf ze op. Je mag woordpakket 3 als hulp gebruiken.

3. Rijm op –ig. Schrijf de woorden goed op. tachtig m kr regen

……………………………………………… ……………………………………………… ………………………………………………

4. Maak van de onderstaande wartaal goede woorden en schrijf ze over. Ze eindigen allemaal op –ig. Onder de eerste letter staat een streepje. ilagst demogi gizeb pprigag

………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… …………………………………………

5. Vind jij de woorden uit het woordpakket? Schrijf ze op.

7


Woordpakket 4 Schrijf correct en net over ‌ tegelijk eigenlijk eilanden lijkbleek onderwijs eindigt geheimzinnige spijtig leiding scheiden weinig belangrijkste bewijzen eindelijk paardrijden heilig stokstijf bereikt tijdens woestijn Verbetering ‌

8


1. Schrijf de woorden in de juiste kolom. bewijzen – bereikt – leiding – eindigt – paardrijden – woestijn – spijtig – belangrijkste – geheimzinnige – heilig – eigenlijk – tijdens – onderwijs – stokstijf – tegelijk – eilanden – eindelijk – scheiden – weinig – lijkbleek ei

ij

2. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op. Elk woord heeft een tweeklank ei/ij. Sommige woorden vind je niet in dit woordpakket.

3. Vul aan : ei of ij en schrijf de woorden correct over. belangrkste landen onderws hlig sptig stokstf

…………………………… ………………………………… …………………………………… ………………………………… …………………………………… …………………………………

9


Woordpakket 5 Schrijf correct en net over ‌ bekijken leeftijd medelijden ontwijken ravijn strijd tevoorschijn wijk giechelen hersenen naderen veranderen aardig lastig ernstig geweldig nodig enige reusachtige sommige Verbetering ‌

10


1. Schrijf een synoniem uit het woordpakket. lachen gevecht straat verstand serieus

………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… …………………………………………………

2. Schrijf de letters in de juiste volgorde en vorm het juiste woord.

………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… 3. Plak de lettergroepen aan elkaar en vorm het juiste woord. schijn – te – voor kij – be – ken tijd – leef lij – de – den – me mige – som

……………………………………………………… ……………………………………………………… ……………………………………………………… ……………………………………………………… ………………………………………………………

4. Schrijf de woorden op die in de bloemen staan. Het laatste stuk is altijd hetzelfde. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………

11


Woordpakket 6 Schrijf correct en net over ‌ beiden beroemd kleedkamer middageten bemanning loog gevangenis bevolking doodsbang waarzegster geheimzinnig boeiend leider rondlopen parking ploeg spannend scheidsrechter verbazing veilig Verbetering ‌

12


1. Zoek bij iedere tekening het goede woord en schrijf het op. Sommige woorden vind je niet in woordpakket 6.

……………………

……………………

……………………

……………………

……………………… ……………………………

2. De woorden staan omgekeerd. Plaats de letters goed en schrijf het woord. rediel gnizabrev dmeoreb nepoldnor netegaddim

……………………………………… ……………………………………… ……………………………………… ……………………………………… ………………………………………

3. Schrijf het woord dat je met de letters kunt maken.

………………………

………………………………

……………………………

4. In het rooster zitten tien woorden van het woordpakket verstopt. Zoek ze en schrijf ze op.

13


Woordpakket 7 Schrijf correct en net over … eerlijk gevaarlijke dadelijk afschuwelijke heerlijk lelijke duidelijk belachelijke natuurlijk moeilijke gemakkelijk mogelijke vrolijk oneerlijke uiteindelijk vreselijke waarschijnlijk wonderlijke vriendelijk verschrikkelijke

Verbetering …

14


1. Schrijf de woorden over en kleur het achtervoegsel –(e)-lijk(e) groen. gemakkelijk vrolijk uiteindelijk oneerlijke belachelijke goddelijk meesterlijk vreselijk waarschijnlijk vriendelijk

……………………………… ………………………………… ……………………………… ………………………………… ……………………………… ………………………………… ……………………………… ………………………………… ……………………………… …………………………………

2. Haal het foute staartstuk eraf en zet –(e)-lijk(e) in de plaats. Schrijf dan het woord correct op. heerte …………………………………………………… vrodig …………………………………………………… afschuwig …………………………………………………… vresig …………………………………………………… 3. Vul het verhaal aan met be, ge, ver, –(e)-lijk(e) of –ig ………haal van een on………luk. Ook al is mijn oma tacht………, toch neemt zij in haar Dafje nog ………woon deel aan het ………keer. Laatst was het buiten erg mist……… en vocht……… . Oma had dus wein……… zicht op de weg. Toch wilde ze op ………zoek bij mijn tante. ………baasd keek ze ons aan , toen we er wat van zeiden. “Ik ………loof dat jullie me niet ………trouwen! Maar bij tante krijg ik een heer……… stuk taart, dus ik ………trek!” Bij ons om de hoek, kwam ze sier……… met haar Dafje tegen een lantaarnpaal terecht! 4. Doorstreep de foute achtervoegsels en schrijf de woorden met het juiste achtervoegsel op. Wat ben jij slorlijk …………………………………………… . Is vijflijk ………………………………… meer dan twintel ……………………………………… ? Vind jij friet en ijs ook zo heerig …………………………………… ? Ik heb lievlijk ………………………………… kip dan vlees. Hij kan zijn schrift nerglijk ……………………………… vinden.

15


Werkwoorden 1 1. Zoek de werkwoorden en kleur ze blauw. plotseling – vertellen – rijden – koelkast – antwoorden – gevoel – eten – drinken – kunnen – komen – enige – zeggen – droevig – herten – kijken – wolken – staan 2. Vul het werkwoord in. Een bakker kan goed …………………………………………………… Een voetballer kan goed …………………………………………………… Een lasser kan goed …………………………………………………… Een kok kan goed ………………………………………………… Een schrijver kan goed …………………………………………………… 3. Zoek de noemvorm en schrijf hem op. Ik werk. Ik zal …………………………………………………………… Hij komt. Ik zal …………………………………………………………… Jij begint. Ik zal …………………………………………………………… Zus werkt. Ik zal …………………………………………………………… Koen schrijft. Ik zal …………………………………………………………… 4. De persoonsvorm verandert als de persoon ( van het onderwerp ) verandert. Vul de correcte persoonsvorm in. Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief. Ik …………………………………………………… tweemaal per jaar een brief. Mijn neefjes ……………………………………………… tweemaal per jaar een brief. De jongens zwemmen in het meer naast het park. Mijn buurman …………………………………………… in het meer naast het park. Ik ………………………………………………… in het meer naast het park. De laatste tijd lees ik één boek per week. De laatste tijd ………………………………………………… wij één boek per week. De laatste tijd ………………………………………………… An één boek per week.

16


5. Maak van de zinnen ja-neevragen en onderlijn daarin de persoonsvorm. Hij draagt de zware boodschappentas voor zijn grootmoeder. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Morgen ga ik in Gent winkelen. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Mieke kijkt elke dag vier uur televisie. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Zaterdag vieren wij zijn vijftigste verjaardag. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… 6. Schrijf achter elke zin de persoonsvorm. We gaan naar Brussel winkelen. ……………………………………………………… Morgen mag ik naar de ijspiste. ……………………………………………………… Wil jij met mij naar de dansschool? ……………………………………………………… Hij zwaaide met zijn pet in de lucht. ……………………………………………………… Hij had een baard tot op de grond. ……………………………………………………… Deze avond komen mijn vrienden. ……………………………………………………… Mijn punten waren bijzonder goed. ……………………………………………………… 17


In Brugge logeren veel Japanners. ……………………………………………………… Ga jij te voet naar de film? ……………………………………………………… Piet vertrok voor een wereldreis. ………………………………………………………

7. Sommige werkwoorden zeggen niet duidelijk wat iets of iemand doet. Toch zijn het werkwoorden. Probeer in de volgende zinnen de persoonsvorm te vinden ( onderlijn! ). Schrijf dan de noemvorm op. De kinderen willen nooit naar bed. ……………………………………………………… Ik ben vandaag jarig. ……………………………………………………… Mijn broer wordt elke dag zwakker. ……………………………………………………… Vader mag geen vet eten. ………………………………………………………

18


Werkwoorden 2 1. Schrijf alleen de werkwoorden op. boren – kleuters – rijden – fietsen – kerel – geven – lever – beven – maken ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… 2. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf de noemvorm ( infinitief ) op. Kleur zowel in de persoonsvorm als in de noemvorm de kijkletter groen. Karel werkt ……………………………………………………………………… Ben antwoordt ……………………………………………………………………… Jij bent ……………………………………………………………………… Moeder kookt ……………………………………………………………………… Gobelijn zoekt ……………………………………………………………………… 3. Onderlijn de persoonsvorm. Schrijf telkens in welke tijd ( t.t. of v.t. ) de persoonsvorm staat. Mijn vriend schrijft tweemaal per jaar een brief. De jongens zwemmen in het meer naast het park. Vond je dat boek op zolder? Die man kweekt kleine schapen. Waar kwam jij die avond vandaan? Hij at heel veel frieten. Dat meisje schrijft heel mooi.

……… ……… ……… ……… ……… ……… ………

4. Maak van deze zinnen ja-neevragen. Onderlijn in de vraagzin de persoonsvorm. Hij is kampioen in muurklimmen. ………………………………………………………………………………………………… Mijn vriend kent geen Nederlands. ………………………………………………………………………………………………… Ik ken een man die heel goed kan dichten. ………………………………………………………………………………………………… Dat tv-programma duurde te lang. …………………………………………………………………………………………………

19


5. Schrijf de stam op. Kleur zowel in de noemvorm als in de stam de kijkletter groen. zoeken vertellen bibberen zweven herhalen springen

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

6. Onderlijn in elke zin de persoonsvorm. Kleur het onderwerp geel. Schrijf van elke persoonsvorm de stam. Denk aan de kijkletter! Fragment uit : Dumbo Het circus trekt per trein door het land. De olifanten reizen samen. Opeens horen ze wat op het dak. Daar is zojuist een ooievaar geland. Hij heeft een pak bij zich. Dat is voor mevrouw Dumbo. Op een dag komen ze bij een stad. Daar moeten ze optreden. Dumbo is de laatste in de rij. Hij kijkt verlegen in het rond. Zijn grote oren slepen op de grond. Daar moeten de mensen om lachen. Dumbo vindt dat niet leuk. Er rolt een traan langs zijn slurfje.

………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… …………………………………………

20


7. Vul de tabel aan. Bram wordt Fien is wij spelen jullie gaan hij eet hij wil

noemvorm ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… …

Theo graaft de kindere ………………………………………… n … zuchten ………………………………………… ik ben … het ………………………………………… sneeuw … t ………………………………………… hij lijkt …

stam ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… … ………………………………………… …

21


Werkwoorden 3 1. Hoe schrijf je werkwoorden. Stap 1 : Is het een persoonsvorm? ● neen  doe gewoon : verlengen, of je schrijft zoals je het hoort, of … ● ja  ga naar stap 2 Stap 2: t.t. of v.t.? ● v.t.  Dat leer je volgend jaar! ● t.t.  ga naar stap 3 Stap 3 : Is het onderwerp a. ik of … je  STAM b. één iemand of iets anders  STAM + T c. meerdere mensen, dingen  NOEMVORM 2. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen. noemvorm schreeuwe n werken geeuwen fietsen worden bewegen schaken bloeden kijken feesten antwoorde n pesten praten

stam ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… ……

stam + t ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… 22


rondneuze n blazen verven nemen staan geven

……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… ……

……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… ……

23


Werkwoorden 4 1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met ja of nee. We eten graag rodekool. Een lolly is een lekker snoepje. Met onze voetbalploeg hebben we gewonnen. Je had beter moeten weten. Met zijn nieuwe fiets rijdt hij heel vlug.

………… ………… ………… ………… …………

2. Kies bij elke zin tussen tegenwoordige of verleden tijd. We gingen naar de bergen. Ik ben bang van een hond. Ga naar de deur. Vroeger hadden wij geen stromend water. Het was moeilijk om daar te blijven.

………… ………… ………… ………… …………

3. kleur het onderwerp geel. Pas dan de persoonsvorm correct aan. Mijn poes ( wachten ) …………………………………… aan de deur. Ik ( zijn ) ………………………………… niet ziek. De advocaat ( vragen ) ………………………………… om uitstel. Wij ( komen ) ……………………………… binnen een uur aan in Oostende. Voor Kerstmis ( krijgen ) ……………………………… hij nieuwe schaatsen. Hoog in de lucht ( vliegen ) ……………………………………… een ballon. In onze straat ( staan ) …………………………………… een oud huis. ’s Morgens ( eten ) ……………………………………… ik graag cornflakes. Ik ( lezen ) …………………………………… dikwijls een boek in mijn bed. Morgen ( beginnen ) ……………………………………… de vakantie. Piet ( komen ) ……………………………………… te voet naar huis. Deze mensen ( wonen ) ………………………………… in een klein dorp. Vanaf z’n achttien jaar ( rijden ) ………………………………… Karel met de auto. Onze kippen ( leggen ) ……………………………………… geen eieren meer. De koning ( wachten ) ……………………………………… op de komst van de Japanse keizer.

24


25

10. De werel……. gaat voor je open.

9. Heeft Lies veel tekentalen……. ?

8. Dat woord eindig……. op - ig .

7. Hij wor……. later de beste klimmer.

6. Ik heb een ontzetten…… probleem.

5. Ik vin…… dat een prachtig geschenk.

4. Ik te…… de dagen af.

3. Ons skele…… heeft 206 botten.

2. Klaas zwaai….. naar zijn klasgenoot.

. De hon……. blaft.

Stam

Stam + t

Ja Noemvorm

Is het een persoonsvorm?

Doe gewoon (verlengen, …)

nee


Werkwoorden 5 1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met ja of nee! Ze keken elke dag veel televisie. Mijn goudvis leeft al vier jaar. Vader leest elke avond zijn krant.

……………… ……………… ………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd? Wij zagen veel armoede in dat land. Wie vroeg daar iets? Die voetballer speelt fantastisch. Ik wens je heel veel geluk.

……………… ……………… ……………… ………………

3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin dan aan met de correcte persoonsvorm. Hij Ik Hij Ik Ik

……………………………………… ( spelen ) met de bal. ……………………………………… ( binden ) hem vast. ……………………………………… ( lopen ) snel weg. ……………………………………… ( wachten ) op de trein. ……………………………………… ( bieden ) hem 100 euro.

4. Extra : Kan je dit ook? Vul aan met de juiste persoonsvorm. Kleur telkens het onderwerp bij de persoonsvorm die je moet invullen geel. Keizer …………………………………… ( wonen ) met zijn vader in een vrijstaand huis aan de rand van het bos. Zijn vader ……………………………………… ( zijn ) hoedenmaker en ………………………………… ( hebben ) naast het huis zijn atelier. Keizer ……………………………… hebben zijn moeder nooit gekend, niet echt. Zij …………………………… ( zijn ) toen hij nog geen jaar oud was uit zijn leven en dat van zijn vader verdwenen. Op een avond ………………………………… ( zijn ) ze na het eten de deur uitgegaan… Het is een mooie dag in het voorjaar en ze ……………………………… ( willen ) nog even naar het strand. In haar eentje. Een wandeling ………………………… ( maken ) en misschien nog even ………………………………… ( zwemmen ), als het water niet te koud is. Ze is niet meer teruggekomen. “Ze ………………………… ( zijn ) verdronken,” ……………………………… zeggen zijn vader als Keizer er naar vraagt …

26


27

10. De man verlaa …….. de gevangenis.

9. Dat is goede raa ……… .

8. Die vraag is nooit beantwoor ………… .

7. Hij wor ……. Daar echt ziek van.

6. Opa heeft een kalen ……… hoofd.

5. Ik vin……. mijn boekentas niet terug.

4. zen …….. je mij dat e-mailtje?

3. Hij antwoor …….. verkeerd op de vraag.

2. Het zaa …… ligt in de bak.

1. Ik rij ……… veel te snel.

Stam

Stam + t

Ja Noemvorm

Is het een persoonsvorm?

Doe gewoon (verlengen, … )

nee


Woordpakket 8 Schrijf correct en net over ‌ begrafenis fantasie normale resultaten staren betekende enorme geschreven opgegeten tevreden aangekomen fototoestel krokodil meegenomen veroveren amuseren huwelijk juwelen publiek supermarkt Verbetering ‌

28


1. Zoek in de woordslang woorden uit het woordpakket en schrijf ze op.

………………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………… 2. Maak goede zinnen en schrijf ze op. Begin met het woord met een hoofdletter. betekende voor Dit bewijs geschreven heel de veel politie. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… staren de Het publiek krokodil bleef maar naar. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… de juwelen stelen tijdens De inbrekers de begrafenis. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… sloeg bij zien het van De huwelijk fantasie van op hol sommige dat mensen. ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… mijn Heb fototoestel jij supermarkt meegenomen de naar? ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… 3. Welk pakketwoord hoort bij de tekening? Noteer het en gebruik het in een goede zin.

………………………………………………………… 29


Woordpakket 9 Schrijf correct en net over ‌ aangevallen gabbers karretje rapport aanleggen bestemming nachtmerrie verstoppertje binnenste herinnerde verschillende vriendinnen geschrokken gewonnen stoffig dolgelukkig raketten mummie ondertussen sukkel Verbetering ‌

30


1. Zoek een woord uit het woordpakket dat op de volgende woorden rijmt. schrijf het rijmwoord op. gummi ………………………………………………… pukkel ………………………………………………… toestemming ………………………………………………… hoofdkussen ………………………………………………… zeemeerminnen ………………………………………………… trompetten ………………………………………………… 2. Eén of twee medeklinkers? Schrijf het woord juist over. l of ll aangevaen aaneggen verschiende griezeverhaen metaen

…………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… ……………………………………………………

m of mm

besteing muie auseren kaelen boterhaen

…………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… ……………………………………………………

k of kk

raetten geschroen dolgeluig laens suel

…………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… ……………………………………………………

n of nn

bienste herierde eorm vriendien beloing

…………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… ……………………………………………………

3. Welke woorden staan er? Schrijf ze op.

s…………………………… t………………………… t…………………………… o………………………………

31


Woordpakket 10 Schrijf correct en net over ‌ avonturen gezellig overvallers bestuderen ondersteboven helaas huppelde pannenkoek boterhammen problemen krokodillen spinnenwebben datum supergrote krukken sterretjes gaskamer temperatuur ontploffing tenslotte Verbetering ‌

32


1. Maak een goede zin met de volgende woorden. overvallers ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… onschadelijk ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… ondersteboven ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… 2. De drukker heeft vlekken gemaakt. Welke woorden zitten onder de vlekken verstopt? Schrijf ze over.

………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… 3. Vul de ontbrekende klinkers in. Schrijf daarna het volledige woord nog eens over. bstdrn tmprtr strrtjs fkkls hppld

…………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… …………………………………………………… ……………………………………………………

4. Noteer alle woorden die je in deze woordslang herkent.

………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 33


Woordpakket 11 Schrijf correct en net over ‌ bankkaarten blinddoek handdoeken oppas sneeuwwit teruggevonden vannacht villa vissersschip weggelopen weggooien goochelaar goochelen loochenen meegemaakt veearts zeemeerminnen programma lotto tempo

Bankkaarten blinddoek Handdoek oppas sneeuwwit teruggevonden vannacht villa vissersschip weggelopen weggooien goochelen goochelaar loochenen meegemaakt Vee arts zeemeerminnen programma lotto tempo

Bankkaarten blinddoek handdoeken

Verbetering ‌

34


1. Eén of twee medeklinkers? Schrijf de woorden in de goede kolom. Er zitten achien supporters achter de doeijn. De achteuit van onze nieuwe auto is gebroen. Schilder jij het keldeaampje? Loop nu toch eens recht voouit. De veearts kwam onze dwereitjes verzorgen. De kleuijke hanoeken zal ik apart wassen. Vaacht werd de oasser van het kasteel overvallen. Zijn banaarten waen gestoen. Een eindje verder werd zijn portefeuille teruevonden. Helaas, al het geld was verdween. één medeklinker twee medeklinkers ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… ………………………………………………………… 2. Puzzel je mee? Maak met twee stukken nieuwe woorden en schrijf ze op.

………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………

35


3. De woorddelen van elk woord zijn door elkaar geraakt. Kun jij er weer goede woorden van maken? Schrijf ze op. gram – pro - ma sers – schip - vis zend – hon – dui - derd ……………………………… ……………………………… ……………………………… …………… …………… …………… bie - zom no – ge – mee - men meer – nen – zee - min ……………………………… ……………………………… ……………………………… …………… …………… ……………

36


Schrijf correct en net over ‌ beloning angstig herinnering belangrijke kleding gevangen lading languit ontdekking bedank oplossing rechtbank richting bedenken plotseling enkel spanning enkele verkenning zonsondergang Verbetering ‌

37


1. De delen van elk woord staan door elkaar. Maak er weer goede woorden van en schrijf ze over. sing – op – los ……………………………………………………………… ne – her – in – ring ……………………………………………………………… ken – ning – ver ……………………………………………………………… de – ga – ver – ring ……………………………………………………………… le – ke – en ……………………………………………………………… be – ken – den ……………………………………………………………… ter – slang – wa ……………………………………………………………… ring – ver – war ……………………………………………………………… se – plot – ling ……………………………………………………………… ke – be – rij – lang ……………………………………………………………… 2. Welke pakketwoorden horen bij de tekeningen? Schrijf ze op.

3. Maak de woordketting los en schrijf alle woorden op.

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

…………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

38


4. Zoek bij elk woorddeel één woord met ng of nk dat niet in het woordpakket staat. Schrijf het op. vergeafbe-

………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… …………………………………………

uit- ……………………………….… ont- ………………………………… aan- ………………………………… in- ………..…………………………

39


Werkwoorden 6 1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met ja of nee! De kinderen knutselen graag. Wij hebben veel buiten gespeeld. Waarom weent Peter elke morgen aan de poort? Veel eten kan gulzig lijken.

…………………… …………………… …………………… ……………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd? Nu heb je zeventig knikkers. De verdediging had het niet gemakkelijk Tegenwoordig zijn veel mensen werkloos. Droeg jij een jeans voor dat feest? Loop eens wat harder!

…………………… …………………… …………………… …………………… ……………………

3. Vul de zinnen aan. Gebruik indien nodig het werkwoordschema. De hond …………………………………………… ( verdwalen ) in het bos. Het kind is bijna ………………………………………… ( verdwalen ). Het weer …………………………………………… ( veranderen ) steeds. Leo is erg …………………………………………… ( veranderen ). Fatima ………………………………………… ( beloven ) haar vriendin € 50. Zij heeft het toch ………………………………………… ( beloven ) Hilde ……………………………………………… ( bewaren ) de foto’s. 4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen. noemvor m hebben zijn laten zeggen doen worden bereiken kiezen

stam

stam + t

……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… ……

……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… 40


10. Hij is veel verander………… .

9. Ik wor………… helemaal gek!

8. De man werd gek verklaar………… .

7. Hij vin………… zijn pen terug.

6. Rij………… je tot aan het station?

5. Hij keek verwonder………… naar haar.

4. Vera wor………… twintig jaar!

3. Jij hebt goed geantwoor………… !

2. Raa………… hij waar ze verstopt zijn?

1. Karel verraa………… zijn beste vriend.

Naam : ………………… ………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……

41

Stam

Stam + t

Ja Noemvorm

Is het een persoonsvorm?

Doe gewoon (verlengen, … )

nee


Woordpakket 13 Schrijf correct en net over ‌ alvast drukte ontdekt internet behalve gasten kletsnat terugweg bont geritsel luchtbel totdat wiskunde gewerkt macht verderop doordat holte minstens burcht Verbetering ‌

42


1. Zet de woorden op het goede plankje. minstens – totdat – ontdekt – verderop – gewerkt

……………………………………… ………………………………………

………………………………………

. ............................................

…………………………………………

2. Zoek de woorden. De letters staan door elkaar. Begin met de letter die vet gedrukt staat. tohel ctuhbr t letskan ……………………………… ……………………………… ……………………………… ………… ………… ………… 3. Schrijf de zinnen over en onderlijn de woorden die in het woordpakket staan. De president had alle macht over zijn volk. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Wij vinden het niet zo leuk als mensen bont dragen. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Die gasten hoorden een vreemd geritsel in de kast. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Op de terugweg begon het pijpenstelen te regenen. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… Verderop hebben de jongens een burcht ontdekt. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………… 4. Op elke tekening staan twee delen van een woord. Schrijf dat woord op.

43


Woordpakket 14 Schrijf correct en net over ‌ alsmaar doorstaan kwartier ontvoerders bedroefd geesten liefde spreekbeurt bekeek gemaakt meteen verwoest bestuur moordenaar vooraleer daarnet kampeerplaats onderzoek weerwolf hoorn Verbetering ‌

44


1. Zoek uit en maak zes woorden uit het woordpakket. Schrijf ze op.

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

2. De woorddelen van dezelfde figuren vormen een woord. Zoek de woorden en schrijf ze foutloos over.

........................................................................................................................................ ............... 3. Maak drie verschillende goede zinnen met bedroefd, daarnet, gemaakt. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………… 4. Maak de slang los en schrijf de woorden apart op.

…………………………………………… ……………………………………………

……………………………………………

Werkwoorden 7 45


1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met ja of nee! De mensen roddelen over hun nieuwe buren. Ik ken hem al vele jaren. Onze juf schrijft heel graag in de schoolkrant. Waarom werd hij altijd geplaagd?

…………………… …………………… …………………… ……………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd? Die man vond dat kind echt onbeleefd. Wie komt ons afhalen? Wanneer ging hij naar de dokter? Ik wil niet lang blijven.

…………………… …………………… …………………… ……………………

3. Vul de zin aan met de juiste persoonsvorm. Gebruik indien nodig het werkwoordschema. Ik ………………………………………………………… ( kopen ) een tuil rode rozen voor mama. Op school ………………………………………………… ( leren ) wij meten en wegen. Waar ……………………………………………………… ( halen ) die goochelaar die konijnen? ……………………………………………… ( dragen ) jij deze wafels naar grootvader? Die man …………………………………………………… ( vrezen ) dat de wegen te glad zijn. Marie …………………………………………………… ( leren ) de kinderen goochelen. Die weg naar onze school ……………………………………………… ( worden ) verbreed.

46


4. Vul aan. Kleur in de noemvorm de kijkletter groen. noemvorm aarzelen kijken klappen lopen branden wuiven giechelen gloeien

stam …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ……… …………………………………… ………

stam + t ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… …… ……………………………………… ……

47


10. Op bosklassen hebben we mooie momenten beleef………… .

9. Dat paar………… is gevlucht.

8. Wat beteken………… dit pictogram?

7. De oorzaak is onbeken………… .

6. Hij heeft vroeger veel toneel gespeel………… .

5. Mijn vrien………… mag niet mee op reis.

4. Hij wor………… met veel lawaai binnengebracht.

3. Die man bevrij………… dat dier zonder aarzelen.

2. Mijn oma heeft een spannend verhaal vertel………….

1. Morgen kom………… hij niet meer.

Naam : ………………… ………………………… Datum : …………………………… Nummer : ……

48

Stam

Stam + t

Ja Noemvorm

Is het een persoonsvorm?

Doe gewoon (verlengen, … )

nee


Woordpakket 15 Schrijf correct en net over ‌ begonnen bedraagt behulpzaam besloten bespeuren bewusteloos gebeten gebieden gedachten geheugen gelopen geplaatst geschiedenis veranderde vertrokken verdwenen vervelend vernietigen verscheen verschrikt Verbetering ‌

49


1. Zet in de juiste kolom. verhuizen – gevallen – geschiedenis – verdieping – behulpzaam – gelopen – bespeuren – verschrikt – bespreken – vertrokken – gegrom – begonnen begin ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… …………

gelijk ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… …………

verdriet ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… ………… ……………………………… …………

2. Maak telkens een zin met deze woorden. gelopen : ………………………………………………………………………………………………… verkeer : ………………………………………………………………………………………………… bedrag : ………………………………………………………………………………………………… 3. Vul be, ge of ver in, zodat er telkens twee verschillende woorden ontstaan.  zoek : ………………………… en ……………………………… liefd ………………………………… en ……………………………… vol ………………………………… en ……………………………… wacht……………………………… en ……………………………… loven……………………………… en ……………………………… zorgen : ……………………… en ……………………………… 4. In deze zinnen komen fouten voor. Haal ze eruit en schrijf de woorden correct op. Op dit kasticket staat een bekeerd gedrag. ……………………………………… en …………………………………… Die geroemde zanger vraagt verscherming aan de politie. ………………………………………… en ……………………………………………… Elke week verstellen onze buren beschillende pizza’s. …………………………………………… en ……………………………………………… Een beheim gewaren is soms moeilijk. ……………………………………………… en …………………………………………… Ik heb mijn oude barbiespulletjes bekocht. ……………………………………………… 50


Woordpakket 16 Schrijf correct en net over ‌ beleefd benieuwd levend reuzenrad dringend misdaad schoolhoofd gebied onbekend vliegend felrood razend voortdurend brandwonden hardste hoofdprijs raadsel razendsnel held rechterhand Verbetering ‌

51


1. Welke woorden staan hier? Schrijf ze voluit. onbeken …………………………………………… raasel …………………………………………… benieuw …………………………………………… felroo …………………………………………… harste …………………………………………… dringen …………………………………………… tijschrif…………………………………………… leeftij …………………………………………… gebie …………………………………………….. gougele …………………………………………… 2. Welk woord ontbreekt? Vul het in.

Ik los graag ………………………………………………………… op. Met mijn ……………………………………………………… kan ik het mooist schrijven. Om acht uur is het voor mij …………………………………………………… . Wij zijn ……………………………………………………… naar de nieuwe juffrouw. De …………………………………………………… genezen heel goed, zegt de dokter. ………………………………………………… vind ik een leuke sport. Een rijpe tomaat is …………………………………………………… . Piet kocht mooie, ………………………………………………… bloemen voor Mieke. 3. Begin telkens bij het spinnetje en volg de lijn. Elke letter die je tegenkomt, schrijf je op je leitje. Zo krijg je nieuwe woorden die je hier nog eens voluit schrijft.

52


Woordpakket 17 Schrijf correct en net over ‌ bouwden goudmijn houten ijskoude mevrouwen oerwoud ouderwets trouw tuinkabouter akelige griezelig stekelig ijverig overige hopelijk slaperig afzonderlijke gevaarlijk tamelijk vasthouden Verbetering ‌

53


1. Maak er een heerlijk(e)-woord van. Let op : soms + lijk of soms + elijk. vriend : …………………………………………………………………… afzonder : …………………………………………………………………… tam : …………………………………………………………………… gewoon : …………………………………………………………………… hart : …………………………………………………………………… smak : …………………………………………………………………… eigen : …………………………………………………………………… verschrikk : …………………………………………………………………… le : …………………………………………………………………… mog : …………………………………………………………………… 2. Er is een fout gebeurd : alleen de medeklinkers zijn gedrukt! Zoek de woorden en schrijf ze op. gdmn vsthdn bwdn drwts vrg

…………………………………………………………… …………………………………………………………… …………………………………………………………… …………………………………………………………… ……………………………………………………………

3. Vind je het juiste woord? Kies uit de volgende woorden : ouderwets – eenvoudig – schouwburg – landbouw – stekelig – trouw Die modellen zijn mooi, maar ……………………………………………………… gekleed. Een verzamelwoord voor akkerbouw, veeteelt : ………………………………… Een plaats waar een toneel wordt opgevoerd is een ……………………………………………… Een egel voelt ………………………………………………… aan. Iets dat uit de mode is, noemt men ……………………………………………………… In het huwelijk beloven man en vrouw ……………………………………… aan elkaar. 4. Zoek het tegenovergestelde. Kies uit : eenvoudig – buurvrouw – ouderwets – opbouwen – kabouter modern en buurman en reus en afbreken en ingewikkeld en

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

54


Woordpakket 18 Schrijf correct en net over ‌ applaus benauwd klauterde nauwelijks nauwkeurig pauze wenkbrauwen bezem bodem stiekem avond vanavond bevriend bedtijd donkerblond onbewoond adem platteland stomverbaasd woedend Verbetering ‌

55


1. In elke broekspijp staat van boven naar onder een woord. Schrijf ze op.

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

…………………………………………… ……………………………………………

2. In sommige woorden ontbreekt een d of t. Schrijf die woorden volledig op. Op een mooie zomeravon ………………………………………… maakten we een mooie wandeling op dat onbewoon ………………………………………… eilan …………………………………… We zagen daar vele zelzame ……………………………… planen …………………………………In de kran ……………………………………… had ik al eens gelezen over da ……………………… oerwou ………………………………………… op deze onbekene ………………………………………… plaats. Heel wat biologen hadden daar reeds een zoektoch …………………………………… gehouden naar die zelzame ………………………………………… planen ………………………………… Nu was ik wel benieuw …………………………………………… naar het resultaa ………………………………………… van hun onderzoek. De aar …………………………………………………… van de bodem had een grote invloe ………………………………………… op de groei van sommige planten. Een bioloog uit België heeft alle vondsten op papier gezet en werd daarmee heel beroem ……………………

56


Woordpakket 19 Schrijf correct en net over ‌ gebracht gezocht kustwacht verkocht middernacht zoektocht opgelucht terecht achterkant prachtige zichtbaar rechterkant krachten reusachtig mochten voorzichtig opdrachten wachters juichte vacht Verbetering ‌

57


1. Lees de woorden in de slang. Schrijf ze één voor één over.

…………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

…………………………………………… …………………………………………… ……………………………………………

2. Je kunt de woorden niet helemaal zien. Probeer ze toch te lezen en schrijf ze dan op.

3. De heks heeft haar toverkracht gebruikt en tovert allemaal woorden met cht te voorschijn. Schrijf ze zonder fouten over.

58


Woordpakket 20 Schrijf correct en net over ‌ besluit gemeentehuis kruiken onweersbui ruimte rusthuis schuiven uitgeput uitgevonden uitvoeren gelukkig eeuwig triestig vijfentwintig onmogelijk smakelijk werkelijk dagelijks vreselijks jarig

besluit gemeentehuis kruiken onweersbui ruimte rusthuis schuiven uitgeput uitgevonden uitvoeren gelukkig eeuwig triestig vijfentwintig onmogelijk smakelijk werkelijk dagelijks vreselijks jarig

Verbetering ‌

59


1. Je krijgt een letter. Elke stip staat voor een letter. Noteer het woord uit het woordpakket dat erbij hoort.  l   t  e   k   n   r 

: ………………………………………………………… : ………………………………………………………… : ………………………………………………………… : ………………………………………………………… : ………………………………………………………… : …………………………………………………………

2. Schrijf de woorden uit het woordpakket in de juiste kolommen. woorden net als uil ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... ..

rustige-woorden ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... ..

heerlijke-woorden ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... .. ........................................... ..

3. Zoek alle werkwoorden uit het woordpakket en schrijf ze over. ………………………………………………………………………………………………… 4. Zoek een synoniem en schrijf het op. droevig plaats elke dag heel moe bejaardentehuis

………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… …………………………………………………

60


Werkwoorden 8 1. Is het onderlijnde woord een persoonsvorm? Antwoord met ja of nee! Wij eten elke dag verse groenten. Ik vraag niet veel. Mijn oma kan heel goed breien. Hij heeft de hele avond niets gezegd.

………………… ………………… ………………… …………………

2. Staan de zinnen in de tegenwoordige of in de verleden tijd? Het schip brak middendoor. Mijn vader moet veel werken. Zwom jij vorige week in dat vervuilde meer? Ik ga naar de bioscoop.

…………………… …………………… …………………… ……………………

3. Kleur het onderwerp geel. Vul de zin aan met de juiste persoonsvorm. Gebruik indien nodig het werkwoordschema. Voor Moederdag ……………………………………… ( maken ) ik een mooi geschenk. De postbode ……………………………………… ( leveren ) de pakjes aan huis. Die kinderen ………………………………………… ( verstoppen ) zich in het bos. ………………………………………… ( werken ) jullie graag aan dat opstel? Dat meisje ……………………………………… ( houden ) van honden. Volgend jaar …………………………………… ( worden ) mijn op zeventig jaar. ………………………………… ( kopen ) jij voor mij vier bananen.

61


62

10. Vergeet je boeken nie…….. .

9. Mijn juf verwach……… bezoek.

8. Luna lees……… veel boeken.

7. Deze zanger is beroem……… .

6. Je antwoor……… niet op mijn vraag.

5. De hon……… gaat naar een hotel.

4. Dina heeft veel geoefen………

3. Mijn vrien……… is hard gegroei……… .

2. Ik he……… tweemaal gebeld……… naar haar.

1. Wie ee……….. een kiwi?

Stam

Stam + t

Ja Noemvorm

Is het een persoonsvorm?

Doe gewoon (verlengen, … )

nee


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.