Het herkennen van middeleeuwse munten

Page 1

2

Archeologica Naerdincklant

2016-2

Inleiding: waar, in welke mate en hoe functioneerde muntgeld? Bron: RCE Vanaf het eind van de Late IJzertijd circuleren er munten in Nederland. Dat wil niet zegen dat er meteen sprake was van een monetaire (geld) economie: van een economie gebaseerd op betaling met geld in plaats van op het ruilen van producten of diensten. Een geldeconomie veronderstelt dat geld als ruilmiddel algemeen geaccepteerd en in voldoende mate beschikbaar is. De ‘Keltische’ munten uit de Late IJzertijd functioneerden niet als betaalmiddel. Waarschijnlijk werden ze gebruikt als een vorm van tribuut om sociale relaties en posities te bestendigen. In andere situaties kan de metaalwaarde van munten voorop hebben gestaan (o.a. Viking-Scandinavië). In de Romeinse tijd circuleerden grote hoeveelheden munten, vooral ten zuiden van de limes, maar ook in het terpengebied. Onzeker is of in het hele ‘Romeinse’ deel van Nederland, in alle geledingen van de samenleving, en onafgebroken sprake was van een geldeconomie. En was het gebied buiten de limes daarin (periodiek) geïntegreerd? Na de Romeinse tijd komt de geldeconomie pas in de Karolingische periode weer enigszins tot ontwikkeling, maar kent daarna weer een neergang. Dit duurt tot de twaalfde eeuw. In de dertiende eeuw schakelen domeinen over van afdrachten in natura naar het gebruik van geld (en vervalt de functie van domeincentra als verzamelplaats). Een proto-kapitalistische markteconomie komt tot ontwikkeling. Met name op het platteland blijft geld nog lang schaars en wordt blijkbaar nog veel geruild. Over de (mechanismen achter) de verspreiding en de functie van geld op het laatmiddeleeuwse platteland is nog veel onduidelijk. Een goede lijst met numismatische termen is te vinden op: https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_numismatische_termen.

Het herkennen van middeleeuwse munten Door Jan Pelsdonk In april bood de AWN afdeling Naerdincklant een cursus numismatiek aan. De deelnemers gingen onder andere zelf aan de slag met het determineren van munten. Onbekendheid met de materie maakte dat het zelf doorgronden van een munt geregeld strandde. Daarom kregen de cursisten de nodige theoretische bagage mee, zoals een overzicht van de muntgeschiedenis – inclusief door de tijd veranderende kenmerken van de munten – en inzicht in productietechnieken. Dit artikel is gericht op een van de grote struikelblokken bij het determineren van middeleeuwse munten: de onbekendheid met de middeleeuwse belettering. Eerst volgt een overzicht met enige voorkomende lettervormen (zie afbeelding 1). Vervolgens wordt een munt uit de schatvondst Loosdrecht 1941 nader bestudeerd en wordt een toelichting gegeven welke elementen van belang zijn om munten als deze te kunnen determineren. Initiaalteken Allereerst is het nuttig om aan de hand van de afbeeldingen te bepalen wat de bovenzijde van de munt is. Soms is dit eenvoudig, zoals bij een staande ridder of een gekroond wapenschild. Lastiger wordt het als een munt versleten is, wat bij vondstexemplaren maar al te vaak het geval is. Doorgaans toont een middeleeuwse munt op een van de zijden slechts een al dan niet versierd kruis als afbeelding. Als het kruis kort is (waarbij de benen het omschrift niet doorsnijden) is het zaak om in het

omschrift te speuren naar afwijkende tekens, zoals een adelaar, leeuw of kruis. Dit teken – initiaalteken – toont het begin van het omschrift. Bij een kort kruis wijst doorgaans een van de vier benen naar dit initiaalteken. Als het kruis tot de buitenrand van de munt doorloopt, begint het omschrift in een van de vier kwadranten. Geregeld is ook hier een initiaalteken aan het begin van het omschrift opgenomen. Lezen Het verdient de aanbeveling om de te determineren munt op een stukje papier te leggen en vervolgens op dit papier om de munt heen uit te schrijven wat er staat. Niet alles wat u ziet is een letter, denk maar eens aan het initiaalteken of tekentjes tussen de woorden. De teksten op middeleeuwse munten zijn doorgaans in het Latijn geschreven. Niet zelden zijn deze woorden ook nog eens afgekort. Vaak is daarbij een apostrof als afkortingsteken geplaatst, maar doordat deze aan de buitenrand van de munt zijn geplaatst zijn deze tekens vaak weggesleten. Verticale strepen tussen de letters kunnen helpen om te bepalen hoe groot de tekst is en wat wel en niet tot een letter behoort. Na dit speurwerk komt er een tekst tevoorschijn. Is deze tekst niet overal begrijpelijk, kijk dan eens kritisch naar het gevormde woord. Waarschijnlijk is er dan een letter verkeerd geïnterpreteerd. Zo lijken soms een K en H sterk op elkaar. Verder is de stempelsnijder soms inconsequent geweest in het plaatsen van de tekst en wordt bijvoorbeeld soms een N - en elders in de tekst een n getoond. Interpreteren Vervolgens wordt het tijd om op te tellen wat u hebt gevonden. Soms zelfs letterlijk indien een Romeins jaartal is opgenomen. Het toegepaste lettertype en de gebruikte afbeeldingen zijn


2016-2

Archeologica Naerdincklant

Afbeelding 1: middeleeuws muntenalfabet. daterende elementen. Het omschrift geeft – net als een wapenschild – vrijwel altijd inzicht in de autoriteit en de uitgevende staat. Af en toe wordt een (emissie)jaartal en de muntplaats vermeld. Indien u over enige historische bagage beschikt: dit is uiteraard mooi meegenomen. Hoeveel Philipsen waren er hertog van Bourgondië? Wat is het verschil tussen de munten van de elkaar opvolgende Lodewijk I (1322-1346) en Lodewijk II (1346-1384) in Vlaanderen? Soms, zoals in dit laatste geval, kan het antwoord vrijwel niet gegeven worden. Evenwel is het steeds zaak om iedere munt zo goed mogelijk thuis te brengen. Goede literatuur helpt uiteraard, al is het soms lastig om vast te stellen welke publicatie bruikbaar is, laat staan dat u de gelegenheid hebt om juist dát boek in te zien. Het gebruiken van foute of verouderde literatuur kan nare gevolgen hebben. Een opgraving wordt verkeerd gedateerd of u denkt misschien wel een alledaags muntje in handen te hebben terwijl het eigenlijk een uiterst zeldzaam stuk is. Omgekeerd komt uiteraard ook voor. Misschien is de als echt gedetermineerde munt in werkelijkheid wel vals. Vervalsingen uit de tijd worden geregeld in de Nederlandse bodem aangetroffen. Uiteraard hoeft u niet altijd zelf het wiel uit te vinden. Het is belangrijk een netwerk te kunnen gebruiken. Samenwerking met anderen is uiteindelijk soms een sleutelwoord om ook die laatste horde te kunnen nemen om een munt gedetermineerd te krijgen. Voorbeeld De munt op afbeelding 2 – een goudgulden – is geslagen in Brugge, Vlaanderen, in de periode 1499-1503. In die tijd was de Bourgondische hertog Philips de Schone (1482-1506) graaf van Vlaanderen. Uit het omschrift blijkt dat de munt is geslagen voor ‘een’ Philips, die onder andere aartshertog van Oostenrijk is. De munt draagt geen jaartal, maar de enige andere Bourgondische hertog Philips (de Goede, 1419-1467) was geen aartshertog. Bovendien is uit archivalia bekend dat hertog Philips de Schone dit munttype in 1496 heeft ingevoerd. Goede numismatische naslagwerken vermelden deze informa-

3

tie. Soms geven munten de cruciale informatie op een plaats die wij minder verwachten. Op de voorzijde staan meestal de vorst en zijn titels, maar niet in dit geval. De staande figuur is niet Philips de Schone en de naam Philippus op deze zijde verwijst niet naar de hertog, maar naar zijn naamheilige, de apostel Philippus. Het omschrift begint bij nadere beschouwing na de kruisstaf: S[anctus] Philipe i[n]t[er]cede pro nobis, oftewel: heilige Philippus, bid voor ons. De zijde met het kruis is vaak de minder belangrijke keerzijde, maar draagt hier de naam en titels van de vorst. Ph[ilippu]s dei gra[tia] archid[ux] Aust[riae] dv[x] B[ur]g[undiae] co[mes] F[landriae]: Philippus, bij de gratie gods, aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen. De afzonderlijke woorden zijn van elkaar gescheiden door een drieblad (klaverblad, hier weergegeven als drie punten). De afbeeldingen geven tal van hints voor een toeschrijving en datering. De twee lelies (nummer 1 in afbeelding 2) verwijzen naar Vlaanderen. In andere gebieden van de Bourgondische hertog werden dezelfde soort munten geslagen, maar dan met andere tekens. In het graafschap Holland droegen soortgelijke munten bijvoorbeeld een rozet. Daarnaast wijzen het uiterlijk en het lettertype op een datering in de middeleeuwen. De munt vertoont een barst (nummer 2). Mogelijk was dit al tijdens de fabricage een zwakke plek en is de barst gegroeid nadat de munt tijdens het gebruik werd gebogen. Een munt met een goed goudgehalte is zacht, in de middeleeuwen werden munten daarom geregeld gebogen om de munt te testen. De staande Philippus (nummer 3) steekt met zijn hoofd door het omschrift heen. De cirkels om zijn hoofd – een nimbus – tonen aan dat het een heilige, niet de vorst is. Normaliter zou het omschrift aan de rechterzijde van het hoofd beginnen, maar in dit geval begint de tekst eerder: bij de S tussen de staf en het hoofd. Ook het wapenschild (nummer 4) is een belangrijk kenmerk. Aan de hand daarvan kunnen de vorst en staat worden vastgesteld. Wie zich een beetje in de heraldiek (wapenkunde) verdiept komt dan al snel bij de Bourgondische hertogen uit. Bij het lezen van het omschrift blijkt het handwerk van de stempelsnijder. Ieder element is direct in de ijzeren stempel gesneden. Hierdoor is geen stempel gelijk. Met het


4

Archeologica Naerdincklant

2016-2

Afbeelding 2: een philippusgulden uit de schatvondst Loosdrecht 1941. Collectie Teylers Museum. woord intercede heeft deze stempelsnijder duidelijk geworsteld om het er op te krijgen. Een afkorting die vaker voorkomt is interced’, maar in dit geval heeft hij andere letters weggelaten. De laatste E (nummer 5) valt zelfs half onder het wapenschild. Conclusie Ondanks dat de afgebeelde munt van goede kwaliteit is, blijkt het voor een ongeoefend oog nog niet zo eenvoudig om alle elementen te herkennen. Het determineren van munten vereist duidelijk de nodige doorzettingskracht. Cruciaal is dat u uzelf dwingt om steeds goed te kijken en alert te blijven. Dat u uzelf dwingt om terug te kijken waar het onduidelijk is of waar het fout gaat. Het voornaamste is daarbij het opbouwen van ervaring door veel, heel veel munten te zien. En laten wij eerlijk zijn: als de mensen in de middeleeuwen eruit kwamen, waarom u dan niet?

Auteursinformatie Jan Pelsdonk (1971) studeerde geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is conservator van het Numismatisch Kabinet van Teylers Museum te Haarlem. Hij heeft diverse nevenfuncties in numismatisch en museaal Nederland. Freelance onderzoekt hij muntvondsten en geeft hij lezingen en cursussen over de numismatiek en het herkennen van munten. Meer informatie: www.dutch-numismatics.org.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.