Kinderboekje W15

Page 1

&

ZINTUIGEN ZENTUIGEN

OVER ZIEN, RUIKEN, HOREN, VOELEN, SMAKEN




Deze zomer kan je in Watou echt kunst beleven. Ga ruiken aan de speciale geurinkt van Peter De Cupere, luister naar de gedichten in de tuinen, bekijk alle kleuren in het vrolijke bollenmonster van KriĹĄtof Kintera of verstop je in de tentgrot van Robert Roelink. Een ding staat vast: als je al je zintuigen gebruikt, valt je veel meer op. Ook als je de Schat van Vlieg wil vinden.


Je kan alle opdrachten volgen op de OJOO-app, dan krijg je tips via je gsm of tablet. Ofwel gebruik je dit boekje als gids. De oplossingen en suppoosten geven je dan tips die je een stapje dichter bij de schat brengen. Noteer al je tips goed op pagina 7 van je boekje en je zal weten waar de schat verborgen is.


Goed begonnen is‌ Ga boven in de gang van het Festivalhuis op zoek naar het lettermannetje. Uit welke letter is zijn hoofd gemaakt? Je eerste tip staat bij het juiste antwoord! In het Gemeentehuis staat een installatie van Ryan Gander. Een beetje eng en cool tegelijk hÊ? Hoeveel pijlen tel je in dit werk? In De Rode Hoed vind je een speciaal werk van Jonas Vansteenkiste, het heet Regressie. Zie je uit welk materiaal het gemaakt is? Je vindt je opdracht bij het werk. Hop hop, na een flinke wandeling kom je in de Douviehoeve. Hier wacht je een speciale opdracht. Het Zentuigendorp bevat 12 geheime objecten in kisten. Op pagina 8 tot 31 staan raadsels die je helpen vertellen wat er in de kisten verstopt is. Als je je zintuigen goed gebruikt, kom je vast te weten wat er in de zentuigen zit! Als je bij de Graanschuur aankomt, ben je al halfweg! Ga op zoek naar de ruggen die Chantal Pollier gemaakt heeft.


Neem een kijkje in de achtertuin van het Parochiehuisje. Hoor je de gedichten? Neem je tijd, denk even na en verzin een gedichtje van 1 zin over de natuur. Schrijf die maar op op pagina 32. Je wordt door de suppoost ter plaatse beloond met een tip. De zevende locatie is de Kelder van de Brouwerij. Hier kan je een video van Hans Op De Beeck bekijken. Weet je ook welk drankje in de brouwerij gemaakt wordt? De tip staat bij het juiste antwoord. Een van de kunstenaars in het Klooster is een echte verzamelaar: over wie gaat het? Je vindt de mogelijke oplossingen boven aan de trap, je tip staat bij het juiste antwoord. In het Huisje Kleine Markt vind je het werk, of beter: de vele werken, van Ies Schute. Weet je uit welk land deze kunstenares komt? Ga in de Kerk op zoek naar het kunstwerk van Tim Etchells. Wat is het laatste woord van de neonletters?



1 FESTIVALHUIS ...........................................................

2 GEMEENTEHUIS ...........................................................

3 RODE HOED ...........................................................

4 DOUVIEHOEVE ...........................................................

5 GRAANSCHUUR ...........................................................

6 PAROCHIEHUISJE ...........................................................

7 KELDER BROUWERIJ ...........................................................

8 KLOOSTER ...........................................................

9 HUISJE KLEINE MARKT ...........................................................

10 KERK ...........................................................


In een ringetje, blaas je mij voorzichtig op. Ik word bol en hol. Ik zweef. Gevuld met lucht. Je kan dwars door mij kijken. Soms ben ik groot. Soms ben ik klein. Soms kleurloos. Soms heb ik alle kleuren van de regenboog. En vroeg of laat, spat ik uiteen. ‘Ho-mo-bul-la-est’, zei Erasmus dan. Hij kon het weten, hij was een zéér geleerde man.



Ik ben een roofdier! Ik leef in een hol, en ben roodbruin van kleur. Mijn dikke, lange, ruige staart was vroeger zeer geliefd als kraag. Ik ben een beetje mensenschuw. Ik ben een ‘om-ni-voor’ zoals dat heet. (Dat betekent dat ik bijna alles eet.) Ik kan wel zestig kilometer per uur lopen en 28 verschillende geluiden maken. Sommige mensen vinden dat ik stink. In fabels en verhalen noemen ze mij slim en sluw, maar Roald Dahl vond mij een ‘fantastische meneer’.




Ik sta graag in de zon en kan daar wel een meter groot worden! Mijn geur en kleur zijn zeer geliefd. Veel mensen vinden mij rustgevend. Zij maken olie, zeep, parfum, en nog veel meer van mij. En, oh ja, soms vind je mij in kaas, of thee, of ijs, of confituur, of potpourri! Maar het liefst van al, sta ik gewoon lekker te ruiken, in de zon.


Ik ben een zak met pit! Veel pitten. Hittepitten. Als jij mij warm maakt, maak ik jou warm. Heerlijk tegen spierpijn. Soms ben ik een lange slang, soms gewoon vierkant. Dikwijls ben ik rood.



In het Frans heet ik ‘baguette’: gewoon ‘stokje’ dus. Ik word ook wel eens ‘fluit' genoemd, maar dat vind ik niet leuk. Vroeger werd ik rond een stok gedraaid en boven op het vuur gebakken. Ik ben lang, maar niet lang knapperig. In Frankrijk ben ik al zeer oud. Gelukkig maken ze mij er, alle dagen vers!




Ik besta op duizend-en-een manieren. In potjes, in worstjes en in pakjes. Je mag in mij knijpen, aan mij duwen en trekken. Je kan mij in stukjes doen, en daarna, weer anders, aan elkaar boetseren. Je mag van mij maken wat je wilt. In wit of zwart of alle kleuren van de regenboog. Ik besta op duizend manieren. Als jij mij maakt, vind ik mij mooi.


Soms ben ik zacht, soms ben ik hard. Meestal ben ik bruin of zwart. Dikwijls zit er een stok aan mij vast: een steel. Als ik rust, sta ik in een hoek, of in een kast. Als ik werk, dan veeg ik. Vooral als ik nieuw ben, werk ik goed!



Ringring! Je gebruikt mij om te waarschuwen, dat jij er bent. Op jouw tweewieler, veilig aan het stuur. Ringring! En soms ook wel eens tringtring.




Ik groei, aan een boom, in warme landen. Eerst ben ik groen, dan ben ik geel, dan ben ik wit! Er is zelfs een tint van geel naar mij genoemd. Ik barst van de gezonde vitamine C. C is ook de eerste letter van mijn naam. Ik ben een ĂŠchte smaakmaker: ik zit soms in cake, soms in thee, of limonade, of snoep: je proeft mij wel maar je ziet mij niet. Soms vind je mij, als schijfje, in een glas. Hoe smaak ik dan?



Er Er Er Er Er Er

zijn zijn zijn zijn zijn zijn

Ik niet. Ik loei.

er er er er er er

die die die die die die

blaten. fluiten. blaffen. gieren. kwaken. brullen.



Wij zijn van plastic of rubber. en drijven, als het goed is, op het water. Soms kwaken we of we piepen. Wij bestaan in vele kleuren maar meestal zijn we geel. Op de kermis kan je ons vissen. En miljoenen kinderen gaan met ons in bad. Eén per één of samen met heel veel.



S J E Slimme mensen noemen mij een ‘la-mel-lo-foon’. Als je aan mij draait, speel ik liedjes, fijne me-lo-die-tjes, Je wordt er rustig, of vrolijk, of misschien verdrietig van. Ik zit in een houten kistje of een kartonnen doosje, of helemaal in niets. Een vriendje van mij zit in een trommeltje. En een vriendinnetje van mij draait zelfs op een spiegeltje. Ik speel liedjes, fijne me-lo-die-tjes, als je aan mij draait.






Deze publicatie kwam i.s.m. Stichting IJsberg vzw tot stand in opdracht van vzw Kunst voor Kunstenfestival Watou 2015. vormgeving | illustraties Elise Verstraete verantwoordelijke uitgever | teksten Jan Moeyaert coรถrdinatie | redactie: Liesbet Daeninck Druk Graphius, Sint-Joris, Oostakker




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.