VVVF Verf&Inkt 19 (oktober 2011)

Page 1

verf&inkt magazine van de vereniging van verf- en drukinktfabrikanten VVVF - 19 - 2011

TNO en VVVF spreken stevige ambitie uit in roadmap ‘Overgang naar biobased coating in 2030 haalbaar’ Interview CEPE-directeur Jan van der Meulen somber over 2012 Ons beroep op verf en drukinkt: De coatingprofessor De mens achter… Gerard van der Worp raakte jong besmet ‘Ik ruik die stopverf en die verven nog: hééérlijk!’ Veel veranderingen in regelgeving rond bouw op stapel VNCI pleit voor Aanpassing van inspectieschema brandblusinstallaties Tekort aan R&D-personeel begint voelbaar te worden REACH: Duizend pagina’s veiligheidsvoorschriften bij elke pot verf? Autoschadeherstelbranche voorop bij productinnovatie ‘Schade aan een auto is schade aan je emotie’


Vision on quality www.tqc.eu

N E D E R L A N D S E N I G E FA B R I K A N T VA N T E S T- E N M E E TA P PA R AT U U R VOOR DE VERFINDUSTRIE TQC

TQC

TQC

AUTOMATISCHE FILM APPLICATOR

AUTOMATISCHE CUPPING TESTER

WASBAARHEID / SLIJTVASTHEIDTESTER

Voor het aanbrengen van een uniforme, reproduceerbare filmlaag.

Voor het testen van coatings bij verschillende stadia van deformatie conform ISO 1520.

Voor het testen van bijv. coatings, inkten, textiel, hout en plastic op slijtvastheid.

• Geschikt voor folies en /of glazen, papieren, metalen ondergronden • Geschikt voor spiraalapplicatoren en / of standaard blok applicatoren • Intuïtieve bediening • Vele instelmogelijkheden

• Ergonomisch: tester instelbaar naar werkhouding • Led verlichting instelbaar in kleur en hoek voor optimale beoordeling testplaat • Deformatie vooraf instelbaar in mm

• Voor droge en natte testen • Test tot vier proefstalen tegelijk • Dubbele pomp voor simultaantest met twee verschillende testvloeistoffen

TQC

TQC

ASCOTT ANALYTICAL

TQC produceert instrumenten en toebehoren voor het testen van onder andere

AUTOMATISCHE VISCOSITEITSMETERS

CORROSIE TESTKASTEN

Diverse modellen voor het bepalen van de viscositeit in mPa·s, cP, cSt en KU (Krebs Units).

Voor versnelde corrosietesten.

• • • • • • • •

viscositeit dekkracht lopersvorming droogtijd slagvastheid natte laagdikte adhesie metamerie

• • • •

densiteit vloeiing maalfijnheid elasticiteit

TQC B.V. Nijverheidscentrum 14

• Volledig automatisch, dus zeer hoge reproduceerbaarheid • Ook handmatig instelbaar

2761 JP Zevenhuizen Nederland

• • • • • •

Vochtigheids corrosietest Zoutsproei corrosietest Cyclische corrosietest Alle modellen in div. maten leverbaar Modern vormgegeven Zeer gebruiksvriendelijk

T 31(0)180 - 63 13 44 F 31(0)180 - 63 29 17

E info@tqc.eu W www.tqc.eu


ons beroep op verf & inkt Coatingprofessor Rolf van Benthem:

In deze rubriek komen mensen aan het woord die beroepsmatig met verf & inkt van doen hebben en daar enthousiast over vertellen. Deze keer: de coatingprofessor.

‘Bij verf eerst achterhalen waar het fout gaat’

Prof. dr. R.A.T.M. – Rolf – van Benthem (1968) is sinds oktober 2002 hoogleraar Coatingtechnologie in deeltijd aan de faculteit Scheikundige technologie van de Technische Universiteit Eindhoven. Bij zijn afstuderen in Leiden (Organische Chemie en Biokatalyse) ontving hij de H. J. Backerprijs voor ‘het beste proefschrift in de organische chemie.’ Na zijn promotie (1995) kwam hij in dienst van DSM Research in Geleen. Daar werd hij specialist in chemische netwerken: verbindingen die relevant zijn voor de kwaliteit en eigenschappen van coatings, bijvoorbeeld via harsen. Bij de TU Eindhoven spitst zijn onderzoek zich niet alleen toe op de coatingtechnologie van de toekomst, maar ook op duurzaamheid en milieu.

Afgelopen jaren zijn de stappen in de verfindustrie niet majeur geweest. Na het millennium leidde de wetgevingsdrang er echter wel toe dat in 2010 de hoeveelheid oplosmiddelen omlaag werd gebracht. De branche heeft die stap prima overleefd; er zijn geen slachtoffers gevallen. En sindsdien ontwikkelen ook de watergedragen verven en UV-coatings zich gestaag. Maar nog niet met heel grote sprongen. Ik verwacht dan ook niet dat we over tien, twintig jaar tegen een geheel ander coatingveld in Nederland zullen aankijken. Grote stappen zijn echter wel te verwachten wanneer het grondstofgebruik rigoureus toeneemt. Want wat zou zijn gebeurd als de olieprijs extreem verder gestegen was? Dan zou de omslag naar het gebruik móeten maken van hernieuwbare grondstoffen sneller daar zijn dan misschien gedacht.”

verf&inkt 19 - 2011

“Omschakelen van een petro- naar een biobased industrie heeft vooral te maken met olie als grondstof die niet onuitputtelijk is, de CO2-emissie en de zorg voor het milieu. Stel dat iedereen op de wereld zijn huis net zo keurig geverfd zou willen zien als bij ons in het Westen. Dan zou op wereldschaal een enorme pot verf gemaakt moeten worden. Als die verf ook nog eens gemaakt zou moeten worden van materiaal uit niet-hernieuwbare bron (zoals uit olie), zou dat een regelrechte aanslag zijn op onze planeet. Om die reden zullen toekomstige generaties van coatings en verven nog louter bestaan uit op vetzuren gebaseerde producten of andere, makkelijk herwinbare grondstoffen. Ben ik van overtuigd. Met dank aan bouwstenen die de natuur ons levert, maar die we wel slimmer moeten toepassen. Als dat lukt, voorzie ik een mooie toekomst voor de branche, die milieutechnisch

steeds vriendelijker zal worden. Trouwens, winst op het front van de hernieuwbare grondstoffen zit deels ook in de pigmentensfeer, heb ik me laten vertellen.” “Onze aandacht op onderzoekgebied gaat vooral naar de bindmiddelen. Waarbij je zou kunnen zeggen dat we als het ware teruggaan in de tijd. Honderden jaren geleden gebruikten de mensen heel andere bindmiddelen. Die zijn we in feite opnieuw aan het bekijken en met elkaar aan het combineren. Een voorbeeld daarvan is lijnzaad. Op een ander front, met nanotechnologie, kunnen we tegenwoordig metaal coaten waarop waterdruppeltjes perfect als pareltjes blijven liggen en bij de minste of geringste trilling van het vlak rollen. Die techniek is al zover dat je het materiaal niet meer zo snel kunt beschadigen. En die coating is ook nog eens met een gangbare technologie aan te brengen. Wat niet wil niet zeggen dat het al op industriële schaal gemaakt kan worden. Daar gaan nog wel een paar jaar overheen. Industriële belangstelling is er ook voor zelfherstellende coatings. Ook nog niet in de winkelschappen te vinden, maar ze komen eraan! Een ander speerpunt bij ons onderzoek is houdbaarheid. Dat de kleur van verf onder invloed van de zon verandert, kan iedereen goed volgen. Maar wat gebeurt er precies? Die kennis proberen we in stapjes te vergroten. Wil je verf langer laten meegaan, dan is het eerst zaak te achterhalen waar het fout gaat! Is dat bekend, dan sluit ik niet uit dat er misschien wel een factor twee of meer winst te behalen zal zijn. Wat een enorme impact zal hebben in termen van duurzaamheid. Maar ook het zakendoen in de keten zal veranderen. Het gaat ons vooral om de horizon op lange termijn. Waarbij veelbelovende ontwikkelingen achteraf net zo goed loze beloften kunnen blijken te zijn. En items die nu nog met kinderschoentjes worden betreden, straks misschien juist heel belangrijk worden. Aan ons de taak dat eerst ook wetenschappelijk te doorgronden en te staven.

Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden

3


colofon

Verf&Inkt is een uitgave van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten VVVF. De VVVF behartigt de belangen van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie. Het blad wordt verspreid onder leden van de brancheorganisatie en externe relaties. Verf&Inkt verschijnt zes keer per jaar. Verf&Inkt wil een opinieblad zijn. Dat betekent dat van VVVF-standpunten afwijkende meningen niet uit het blad geweerd worden. Redactie Jos de Gruiter (hoofdredactie), Annet Huyser (eindredactie), Dorine van Kesteren, Hans Klip en Anton Stig Redactieadres Loire 150 2491 AK Den Haag Postbus 241 2260 AE Leidschendam 070 3378734 degruiter@vvvf.nl Redactieraad Ingeborg van Honschooten, Anja Jessurun, Michel Kranz, Bianca Maton, Leo Reichert, Eli Roodbeen en Martin Terpstra Vo r m g e v i n g GrafischeZaken, Den Haag

inhoud

19 - 2011

Stevige ambitie In 2030 zijn alle verven gebaseerd op biogrondstoffen. Dat is kort samengevat de stevige ambitie die spreekt uit de Roadmap biobased coatings van TNO en VVVF. Een haalbare ambitie, vindt projectleider Corné Rentrop van TNO, want de verfbranche heeft een voorsprong op andere sectoren als het gaat om de toepassing van biobased. Er is de komende twintig jaar wel werk aan de winkel, waarschuwt VVVFdirecteur Terpstra. Pagina 10

Bezorgd Europa houdt zijn adem in. Financiële crisis, hoge overheidsschulden, een EU-lidstaat aan de rand van het faillissement, wankele banken en afnemend consumentenvertrouwen. Hoe moet dat verder? Staat het oude continent aan de vooravond van een nieuwe crisis? CEPE-directeur Jan van der Meulen is bezorgd: “Ik zie weinig tekenen dat het opeens veel beter zal gaan.” Pagina 14

Druk Deltahage, Den Haag Advertentie-acquistitie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17 2551 KS Den Haag Telefoon 070 3234070 info@mooijmanmarketing.nl © VVVF Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de VVVF. De bij toepassing van art. 16B en 17 Auteurswet 1912 wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW te Amstelveen. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden.

4

Honderd pagina’s veiligheidsinstructies Als de Europese Commissie haar zin krijgt, gaat in de toekomst de aanschaf van elke pot verf vergezeld van misschien wel een paar honderd pagina’s veiligheidsinstructies. Luc Turkenburg, director Regulatory Affairs van AkzoNobel, komt in het geweer. “Deze voorgenomen regelgeving schiet haar doel voorbij.” De verfindustrie heeft een alternatief voorstel. Pagina 32


voorwoord

Herfstkleuren

Verder in dit nummer: 3 Ons beroep op verf & inkt: de coatingprofessor 5 Voorwoord 7 Branchenieuws 13 Gespot 18 Dreigend tekort aan R&D-personeel al voelbaar 20 De mens achter: Gerard van der Worp 22 Drukinktindustie kan efficiënter en duurzamer 24 Onderzoek of CE-markering verplicht is voor uw product 26 Installaties op verkeerde gronden afgekeurd 29 Schade aan een auto is schade aan je emotie 34 Gekleurd verleden: Nederlandsche Electrische Lak-Fabriek 37 VVVF-nieuws

Terwijl buiten de natuur roodbruin kleurt, zitten de directies van bedrijven binnen gebogen over de cijfers voor 2012. Die zouden zwart moeten worden, maar ik vrees dat op veel financiële afdelingen alle zeilen moeten worden bijgezet om te voorkomen dat ze met rode inkt geschreven worden. Verderop in dit blad komt Jan van der Meulen aan het woord. Hij is directeur van onze Europese belangenorganisatie CEPE en hij is somber gestemd als het gaat om de vooruitzichten voor 2012. En helaas staat hij daarin niet alleen. Dik Wessels (van de Wessels Groep) staat bekend als een rasoptimist. Hij is dat nu niet. BAM-topman Nico de Vries verwacht dat de crisis in de bouw nog jaren voortduurt. Hij spreekt van een ‘code oranje’ op de woning- en kantorenmarkt. Volgens Jaap van Duijn (Robeco) zit de westerse wereld midden in een periode van gedwongen schuldenafbouw. Op de huizenmarkt betekent dit dat we waarschijnlijk pas halverwege een periode van prijsdalingen zitten, zei hij onlangs. Geen wonder dat de sfeer op de recente Schildersvakdagen in Hardenberg bedrukt was. Wat de bouw – en als afgeleide daarvan – de verfindustrie betreft lijkt de double dip gewoon een feit. En als ik kijk naar de oorzaak ervan, moet ik vaststellen dat we kennelijk niets hebben geleerd van de oorzaken van het eerste deel van de crisis. Volgens Van Duijn moet de wereld afkicken van een periode van “ongebreidelde schuldopbouw, waarbij vooral banken en gezinnen een enorme berg van hypotheekschulden hebben gecreëerd”. We zijn in een periode van ‘ontschulding’ terechtgekomen, meent hij, die tien tot twintig jaar kan duren. Dat zijn verontrustende vooruitzichten. Kennelijk accepteren we niet zonder slag of stoot dat niet alles bij het oude kan blijven en dat sommige dingen moeten veranderen om op weg te kunnen gaan naar een gezonde, duurzame toekomst. We zullen daarvoor verworvenheden moeten prijsgeven, maar er zijn politieke machten en grote sectoren die andere belangen hebben. En zij zijn sterk. Wij ondernemers moeten intussen maar doorgaan met ademhalen en doen wat er gedaan moet worden: overleven in onze business. En de lange termijn in de gaten houden. Grondstoffen worden schaars of raken uitgeput, dus we moeten veranderen. Dat betekent: kijken waar onze nieuwe kansen liggen. De verfindustrie kan dat doen aan de hand van de Roadmap hernieuwbare grondstoffen (zie volgende pagina’s). Die gezonde, duurzame toekomst die ons voor ogen staat, vergt innovatie-inspanningen. Dus laten we niet te veel somberen bij de waan van de dag, maar onze energie steken in de mogelijkheden op lange termijn. En maak zondag een verfrissende wandeling in het herfstbos. Die prachtige kleurschakeringen kunnen verrassend inspirerend zijn.

Marlies van Wijhe, voorzitter VVVF

verf&inkt 19 - 2011

5



branchenieuws

AkzoNobel voltooit overname Schramm Holding AkzoNobel heeft de overname van meer dan 95 procent van de aandelen van coatingsproducent Schramm Holding AG voltooid. De deal werd in juni van dit jaar voor het eerst bekendgemaakt. Schramm, gevestigd in Duitsland en genoteerd aan de Hong Kong Stock Exchange, produceert en verkoopt naast coatings voor kunststoffen, metalen en elektrische isolatie ook staalbandcoatings voor aluminium. Het bedrijf boekte in 2010 een wereldwijde omzet van 115 miljoen euro en heeft 800 mensen in dienst. Naast de deal met Schramm verwacht AkzoNobel per 1 november 2011 de overname van de coatingsactiviteiten van het Koreaanse SSCP af te ronden. Tot de overeenkomst tussen Akzo en Schramm had SSCP een meerderheidsbelang in Schramm.

‘Informatieplicht nanodeeltjes kan beter worden nageleefd’ Uit verkennende controles van de Arbeidsinspectie blijkt dat een deel van de fabrikanten die nanodeeltjes verwerken, niet de bedrijven informeert waaraan zij leveren. Het ging bij de controles om drie van de tien gecontroleerde producenten die hun afnemers niet hadden geïnformeerd, meldt de Arbeidsinspectie. De bedrijven die de producten afnemen weten daardoor niet dat ze met nanodeeltjes werken. Een van de genoemde voorbeelden is een verffabrikant die aan autospuiterijen levert. Fabrikanten hebben sinds enige tijd een informatieplicht. De Arbeidsinspectie heeft de producenten die te weinig aandacht besteden aan informatieverschaffing over nanodeeltjes, gewaarschuwd dat zij dit moeten verbeteren. Zij worden opnieuw gecontroleerd en zo nodig volgen boetes. Uit de verkennende controles van de Arbeidsinspectie blijkt verder dat werkgevers zo veel mogelijk voorkomen dat hun eigen mensen blootstaan aan nanodeeltjes. De inspectie bezocht vorig jaar 43 ondernemingen en instellingen, alle beschermden hun werknemers. Voorbeelden van maatregelen die de werkgevers namen, zijn afzuiging en afscherming van de bron. Toch waren niet alle werkgevers zich bewust van de mogelijke risico’s van nanodeeltjes. Het effect van nanodeeltjes op de gezondheid is niet bekend. Bij dierproeven bleken sommige specifieke deeltjes schadelijk voor de gezondheid te zijn. Of dat ook voor de mens het geval is, wordt nog onderzocht. De verfindustrie participeert actief in onderzoek naar de mogelijke schadelijkheid van nanodeeltjes.

verf&inkt 19 - 2011

ABN AMRO voorspelt milde recessie Het Economisch Bureau van ABN AMRO verwacht dat er een beperkte krimp van de Nederlandse economie in het verschiet ligt. In het basisscenario gaan de economen uit van een licht herstel in 2012. Maar de onzekerheden nemen toe. Dit staat beschreven in de Sectorupdate van ABN AMRO, die deze maand werd gepubliceerd. ABN AMRO ziet een aantal parallellen met de vooravond van de crisis in 2008. Afnemend vertrouwen, bijvoorbeeld. Bij de consument, de producent, maar ook bij banken onderling. En inmiddels is er ook weer een Europese bank genationaliseerd. De Europese schuldencrisis is een nieuwe fase ingegaan. En dat bij een economie die al aan het afkoelen was en sommige sectoren zelfs al tekenen van krimp vertonen: allemaal weinig goed nieuws. ABN AMRO verwacht dat de economie in de eurozone, de belangrijkste exportmarkt voor de Nederlandse industrie, de laatste twee kwartalen van 2011 een lichte krimp zal vertonen. In de industrie zal dit te merken zijn in de orderontwikkeling. De productie zal teren op lopende orders en het wegwerken van productieachterstanden. “Voor 2012 gaan we in ons basisscenario uit van een zich geleidelijk verbeterende economie en een zich langzaam verbeterende orderportefeuille”, stelt Jacques van de Wal, hoofd Sector Research van ABN AMRO. Hij maakt wel het voorbehoud dat nog forsere groeistagnatie niet ondenkbaar is. Zeker wan-

neer de kansen op een recessie in 2012 – met het wegblijven van de een oplossing van de staatsschuldenproblematiek en de signalen over het opdrogen van de kredietverlening – steeds hoger worden ingeschat. Van de Wal ziet gelukkig ook nog een lichtpuntje. “Door de lagere grondstofprijzen die na de piek in juli vijftien procent zijn gedaald, hebben veel ondernemingen wat ruimte gekregen voor het herstellen van de marges. Vooral bedrijven op de trager groeiende binnenlandse markt hebben namelijk het afgelopen jaar problemen gehad met het volledig doorberekenen van hogere grondstoffenprijzen aan afnemers.”

Bedrijven inspecteren zelf gebruik gevaarlijke stoffen De Arbeidsinspectie lanceert de zelfinspectie Gevaarlijke stoffen: een digitaal hulpmiddel voor bedrijven waarin gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Met deze zelfinspectie kunnen bedrijven zelf beoordelen of hun werknemers gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen en dus of ze voldoen aan de Arbowetgeving. Op www.zelfinspectie. nl/gevaarlijkestoffen doorloopt het bedrijf dezelfde vier stappen als de inspecteur van de Arbeidsinspectie. Bedrijven weten op deze manier wat hen te wachten staat bij een ‘real life’ inspectie en kunnen noodzakelijke aanpassingen voorafgaand aan de inspectie doorvoeren. De zelfinspectie vervangt niet de reguliere inspecties van de AI. Bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid om te voldoen aan de Arbowetgeving voor gevaarlijke stoffen. Uit verschillende onderzoeken en ervaringen van de Arbeidsinspectie blijkt echter dat een aantal bedrijven niet voldoet aan deze wetgeving en dat zij de materie rond gevaarlijke stoffen en de wet­en regelgeving ingewikkeld vindt. Daarom heeft de Arbeidsinspectie een digitaal hulpmiddel ontwikkeld waarmee bedrijven een zelfinspectie kunnen uitvoeren. Met de zelfinspectie onderzoeken bedrijven of ze voldoen aan de Arbowet­-

en regelgeving. Dit doen ze volgens de vier stappen uit het inspectieproces. Per stap beantwoordt het bedrijf gemiddeld vier vragen. Na iedere stap volgt een rapport waarin wordt aangegeven in hoeverre het bedrijf voldoet aan de Arbowetgeving. Voldoet het bedrijf niet volledig? Dan volgt een lijst met actiepunten. Op die manier kunnen werknemers gezond aan het werk met gevaarlijke stoffen en zijn bedrijven in de gelegenheid zich goed voor te bereiden op het bezoek van een inspecteur. De zelfinspectie is geen vervanging van de ‘real life’ inspectie, maar is bedoeld als hulpmiddel voor het bedrijf om te checken of ze aan het beleid voldoen of niet en, zo nodig, welke stappen er zouden moeten worden ondernomen om hier wel aan te voldoen. De uitkomsten van de zelfinspectie zijn afhankelijk van de kwaliteit van de invoer. Dat kan betekenen dat een AIi-inspecteur na een inspectie tot een ander eindresultaat kan komen dan het bedrijf naar aanleiding van deze zelfinspectie. De Arbeidsinspectie ontwikkelt een reeks van zelfinspectietools. Zo lanceert ze binnenkort ook de zelfinspectie ‘Voorkomen ongevallen’. Zie www.zelfinspectie.nl/gevaarlijkestoffen.

7


Automatisch efficiënt

Focus : Optimaal voeden

van mengers en processen Uw partner voor kunststof verpakkingen voor: · · · ·

Pigmentpasta Watergedragen autoreparatielak Verf Drukinkt

Zowel standaard standaard potten als speciaalverpakkingen. nagenoeg restloos Zowel potten als leegbare speciaalverpakkingen. Kom voor informatie en voorbeelden van 7 t/m 9 oktober naar naar onze 8408 opkijk deop Eurofinish Voor meer informatie en stand voorbeelden 09 in Gent of kijk op www.bema.nl . www.bema.nl Deltastraat 14, 4301 RC Zierikzee

Tel. +31 111 418807 info@bema.nl

s

gen l o v s ier a a w n Kleure Ral systeem het Verzeker uw voorsprong Betrouwbare en economische oplossingen voor de automatisering van uw grondstoffen en processen

www.azo.be AZO N.V. Katwilgweg 15 B-2050 Antwerpen Tel.: +32-3-250 16 00 Fax : +32-3-252 90 02 info@azo.be www.azo.be

type 1 ` 7,25 pr. st.

vanaf 1000 st. ` 4,00

type 3 ` 18,00 pr. st.

vanaf 1000 st. ` 10,00

NIEUW Colors dard n a t S British 6 kleuren 47 vanaf ` 29,75 P.O. Box 35 3840 AA Harderwijk The Netherlands

info@hellemakleurkaarten.nl www.hellemakleurkaarten.nl

kleurenwaaiers

kleurkaarten

tel. +31(0)341 - 42 70 72 +31(0)341 - 41 33 00 fax +31(0)341 - 42 49 00

showkaarten

pastilles


branchenieuws

AkzoNobel: winstdaling door hoge grondstofprijs Over het derde kwartaal van 2011 realiseerde AkzoNobel een hogere omzet. Hogere grondstofprijzen zorgden voor druk op de marges en een flinke winstdaling. De onderneming zag in het derde kwartaal de omstandigheden verder verslechteren, wat invloed had op de resultaten, met name die van Decorative Paints. Aangezien de hogere prijzen de kosteninflatie niet bijbenen, blijft Akzo zijn prijsbeleid aanpassen en tevens zijn kosten terugbrengen. Akzo boekte een omzetstijging van vijf procent tot een bedrag van 4.051 miljoen euro. Daarmee kwam de omzet licht hoger uit dan analisten hadden voorzien. Decorative Paints boekte een omzetstijging van vijf procent tot 1.435 miljoen euro. De EBITDA (brutowinst na aftrek van alle overheadkosten) viel evenwel met een kwart terug tot 148 miljoen euro. Bij Performance Coating bedroeg de omzetstijging eveneens vijf procent tot 1.295 miljoen euro, en hier zakte de EBITDA terug met vijf procent tot 157 miljoen euro. Bij Speciality Chemicals dikte de omzet met zes procent aan tot 1.349 miljoen euro, waar de EBITDA met eveneens zes procent zakte tot 238 miljoen euro. Het nieuw gelanceerde kostenbesparingsprogramma moet in 2014 een impact van 500 miljoen euro hebben op de EBITDA, aldus de onderneming.

Lijmproducent Soudal Belgisch onderneming van het jaar Demissionair Eerste minister Yves Leterme van België maakte afgelopen maand de Belgische onderneming van het jaar bekend. De prijs ging naar Vic Swerts, oprichter en topman van familiebedrijf Soudal, de grootste Europese onafhankelijke producent van mastieken, lijmen en PU-schuim. Met een omzet van 350 miljoen euro, meer dan 1.200 werknemers en productievestigingen op vier continenten, is het bedrijf uitgegroeid tot een internationale speler en expert in chemische bouwspecialiteiten. Het bedrijf ging vorig jaar een joint-venture aan met McCoy Silicones Ltd in India en nam LNX silicone mastieken in China over, evenals Shijia, de derde grootste PU-fabrikant in China. Begin dit jaar werd nog een nieuw R&D-centrum naast het hoofdkantoor in Turnhout officieel geopend.

verf&inkt 19 - 2011

Duurzaamheid: van verkoopargument naar vanzelfsprekendheid Meer dan de helft van de bedrijven in de bouw zet duurzaamheid in als verkoopargument. Vooral fabrikanten van bouwmaterialen doen dit veelvuldig. Tegelijkertijd vindt ruim zes op de tien bedrijven dat duurzaam bouwen over vijf jaar geen unique selling point meer is, maar een noodzaak. Dit blijkt uit onderzoek van BouwKennis. Drie voorname conclusies uit het onderzoek zijn: acht op de tien fabrikanten gebruikt duurzaamheid als verkoopargument, onderaannemers doen dit het minst vaak en één op de tien partijen ziet duurzaamheid over vijf jaar nog niet als noodzaak. Duurzaamheid drukt haar stempel steeds steviger op de bouwkolom. Duurzaam bouwen, Cradle2Cradle en CO2-reductie zijn een vast onderdeel geworden van het denk- en ontwikkelingsproces in de bouwsector. Bij gemiddeld 44 procent van de partijen in de bouwketen speelde duurzaamheid tijdens het laatste project in hoge mate een rol, zo blijkt uit het onderzoek.

Duurzaamheid is door deze ontwikkeling voor veel bedrijven een verkoopargument geworden. Ruim de helft van de marktpartijen geeft aan duurzaamheid hiervoor in te zetten. Vooral fabrikanten doen dit (78 procent). Van de advies- en bouwmanagementbureaus en ontwikkelaars zet 70 procent duurzaamheid in als verkoopargument richting de klant, terwijl zes op de tien installateurs dit ook doet. Onderaannemers gebruiken duurzaamheid het minst vaak als verkoopargument. Van deze partij doet echter nog altijd 35 procent dit wel. De massale omarming betekent echter ook dat bedrijven met een duurzaam karakter al lang niet meer uniek zijn binnen de bouwkolom. Als deze ontwikkeling zich doorzet, dan is duurzaam bouwen straks geen unique selling point meer, maar een license to deliver. Partijen waarbij duurzaamheid op dat moment nog niet in de organisatorische genen zit, zullen op termijn uit het beslissingstraject vallen, verwacht BouwKennis, uitgever van marktinformatie over de bouw-, vastgoed- en installatiesector.

AM Coatings finalist Herman Wijffels Innovatieprijs AM Coatings uit Ede, specialist in de ontwikkeling van coatings voor duurzame bescherming tegen schadelijke bacteriën, is een van de tien genomineerde bedrijven voor de Herman Wijffels Innovatieprijs 2011. De winnaars worden op 3 november bekendgemaakt tijdens een evenement over duurzame innovatie bij Rabobank Nederland in Utrecht. AM Coatings is een onderzoeksen ontwikkelingsbedrijf. Het richt zich expliciet op innovatieve ontwikkelingen van duurzame antibacteriële coatings op basis van AM-inside. De technologie hierachter zit ‘opgesloten’ in het bindmiddel. AM Coatings produceert dat bindmiddel niet zelf, maar is als technologieleverancier voor producenten van coatings onderdeel van de keten. Dit maakt het voor AM Coatings mogelijk zijn technologie sneller en breder in de markt te zetten. Antimicrobiële coatings worden op grote schaal gebruikt in vele toepassingsgebieden, variërend van coatings toegepast in ziekenhuizen tot algen en schimmelwerende verven in woonhuizen. Tot op heden worden

daarvoor coatings gebruikt waaraan gifstoffen zijn toegevoegd. Waar conventionele coatings gebruikmaken van biocides (giftige componenten), bestrijdt AM Coatings bacteriën door ze ‘lek te prikken’. De werkzame stof kun je vergelijken met prikkeldraad: de celwanden van bacteriën worden doorboord. Ze lopen daardoor leeg en sterven af. De Herman Wijffels Innovatieprijs is een initiatief van de Rabobank en heeft als doel ondernemers te helpen hun kansrijke duurzame innovaties te verwezenlijken. De afgelopen maanden heeft een beoordelingscommissie zich gebogen over de 500 ingediende innovaties. Een jury van deskundigen zal onder voorzitterschap van Rabobank-bestuursvoorzitter Piet Moerland gaan uitmaken wie in november de hoofdprijs van 50.000 euro wint. Dit jaar is er voor het eerst een aparte publieksprijs. Daarvoor kan vanaf 17 oktober worden gestemd via Facebook. Oprichter Hossein Mahmoud van AM Coatings was gastspreker tijdens de VVVF-jaarvergadering in december 2010. Hij werd geportretteerd in Verf&Inkt nummer 15 van februari 2011.

9


verf & milieu

TNO en VVVF zetten stevige ambitie neer in roadmap hernieuwbare materialen

‘Overgang naar

biobased in 2030 haalbaar’ In 2030 is het merendeel van alle verven gebaseerd op biogrondstoffen. Dat is kort samengevat de ambitie die spreekt uit de Roadmap biobased coatings van TNO en VVVF. Een lastige maar haalbare ambitie, vindt projectleider Corné Rentrop van TNO, want de verfbranche heeft een voorsprong op andere sectoren als het gaat om de toepassing van biobased grondstoffen. Er is de komende twintig jaar wel werk aan de winkel, waarschuwt VVVF-directeur Terpstra.

Te k s t : J o s d e G r u i t e r F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n

10

“De regering wil dat Nederland in 2050 een sterke positie inneemt in biobased en smart materials. Dat is de doelstelling van de topsector chemie. Als coatingindustrie kun je daar op inspelen. Sterker: de sector heeft een voorsprong, dus het is een haalbare ambitie om ernaar te streven die positie al in 2030 te hebben.” TNO-projectleider Corné Rentrop kijkt er vriendelijk bij, maar klinkt overtuigend. “Veel verffabrikanten zijn al bezig met ontwikkelingen in de richting die de regering voorstaat. Het is niet zo dat we vanaf nul beginnen. Verf heeft vanuit de historie al een goede positie met biobased, zoals alkydverven. Dat zijn in feite biogebaseerde coatings. En kleurstoffen zijn natuurlijk van oudsher ook bio.” Rentrop is door de VVVF benaderd om de bedrijfstak te begeleiden naar een toekomst waarin verf voor een veel groter deel (tot geheel) zal bestaan uit plantaardige en veel minder uit petrochemische (grond)stoffen. Wat begon


coating als een project om de kennisoverdracht tussen industrie en kennisinstellingen te stroomlijnen, evolueerde in een strategisch plan om de overgang naar biobased te versnellen en doelen te stellen. Het werd een ‘roadmap’ naar biogebaseerde coatings. “De voordelen zijn legio”, benadrukt Rentrop, “zowel economisch als sociaal en maatschappelijk. De olieprijs stijgt, er zal schaarste ontstaan, er is druk om het percentage oplosmiddel in verven te verminderen en de CO2-uitstoot moet omlaag.” Prijs Dat het technisch mogelijk is een goede alkydverf te maken die voor honderd procent bestaat uit hernieuwbare bindmiddelen, tekende Verf&Inkt eerder dit jaar op uit de mond van Jacco van Haveren. Acht jaar geleden stond hij, samen met SigmaKalon, aan de basis van zo’n verf. “Qua droging, harding en witheid was het een perfecte

verf&inkt 19 - 2011

verf. Ook het glansbehoud was vergelijkbaar met bestaande commerciële verven. Alleen het vloeien bij het kwasten liet nog te wensen over. Maar daar kun je aan werken”, vertelde de programme manager chemicals van het onderzoeksinstituut Food & Biobased Research van de Wageningen Universiteit en Research Centre (WUR). De verf kwam niet op de markt vanwege de prijs: het hernieuwbare bindmiddel was zo’n twintig procent duurder dan de gebruikelijke bindmiddelen. “Als je dan weet dat het bindmiddel van een liter verf maar een paar euro kost, kun je uitrekenen dat het gaat om minder dan een euro de liter”, rekende hij voor. “Eén manier om dat te doorbreken is het proces te verbeteren. Nu ook de olieprijzen stijgen en de synthetische bindmiddelen duurder worden, zou je zeggen dat het binnen een paar jaar ook prijstechnisch moet lukken. Dat ziet de industrie ook en nu is er ook weer interesse voor hernieuwbare doe-het-zelf-alkydverven.”

“Vanuit de regering wordt gekeken naar mogelijkheden om CO2-belasting te heffen of om de invoerheffingen van biogrondstoffen te verlagen”, stelt Rentrop, “hierdoor zal de prijs ook lager worden. Algen In het pre-industriële tijdperk werd lijnolie gebruikt als bindmiddel voor verf. Producenten van natuurverven, zoals Ursa Paint in IJmuiden, doen dat nog steeds, maar lijnolieverf heeft een paar complicaties. Zo droogt ze langzamer en treedt sneller vergeling op. Vandaar dat de verfindustrie vooral gebruikmaakt van synthetische alkyden waarin bijvoorbeeld zonnebloemolie en sojaolie zijn verwerkt. Iets dat acht jaar geleden nog niet speelde maar nu wel, is dat het verbouwen van gewassen van industriële toepassingen niet ten koste mag gaan van de voedselproductie. Dat maakt zonnebloemolie weer minder geschikt. Vandaar dat nu gekeken wordt naar olie uit

4

11


‘Nu ook de olieprijzen stijgen en de synthetische worden, zou je zeggen dat het binnen een paar jaar ook algen. Van Haveren: “Er loopt een project met AkzoNobel om dit te onderzoeken. Want een ander voordeel van algen is dat ze CO2 opnemen. Een grote site zoals die van Akzo in Delfzijl, produceert een tot twee miljoen ton CO2 per jaar. Die kun je gebruiken om algen te laten groeien. Dan snijdt het mes aan twee kanten: opslag van CO2 en productie van olie.”

het zou niet mogen gaan om producten die kwalitatief minder zouden presteren dan de bestaande producten, maar ze zouden bijvoorbeeld duurder kunnen zijn. Inmiddels is onder druk van de fabrikanten die ambitie opgeschroefd: in twintig jaar moet de overgang worden gemaakt naar biobased producten die voor honderd procent vergelijkbaar zijn met de kwaliteiten en de prijs van de huidige producten, waarbij vijftig procent van de markt wordt bediend.”

Vo o r h o e d e Van Haveren kreeg ook de vraag voorgelegd welke positie de Nederlandse verfindustrie in zijn ogen inneemt als het gaat om biobased producten en welke hobbels hij op het ontwikkelingspad ziet. “Nederland loopt internationaal gezien voorop, maar heel hard gaat het nog niet”, oordeelde hij. Volgens Van Haveren is de verfindustrie huiverig om hernieuwbare verven op de markt te brengen en te promoten. “Want hoe verkoop je een biobased verf? De biobased alkyden poederverven hebben waarschijnlijk een levensduur die vergelijkbaar is met de huidige producten, maar veel mensen associëren ‘bio’ nog met ‘afbreekbaar’. Er is dus ook een stuk uitleg en bewustwording nodig.” Toch stelt Van Haveren vast dat de belangstelling voor biobased producten gevestigd is. “Het is niet zozeer de vraag óf, maar wannéér deze producten zullen doorbreken.” “Tussen nu en twintig jaar”, is de overtuiging van Rentrop, “want de wil is aanwezig. Aanvankelijk hadden we de ambitie geformuleerd dat in 2030 tachtig procent van de afnemers van de verfindustrie voorzien kon worden van biobased coatings die minimaal tachtig procent van de performance van de huidige coatings presteerden. Performance moet daarbij ruim gezien worden:

12

Smart materials

Rentrop (TNO): “Onder druk van de fabrikanten is de ambitie opgeschroefd: in twintig jaar moet de overgang worden gemaakt naar biobased producten die voor honderd procent vergelijkbaar zijn met de kwaliteiten en de prijs van de huidige producten, waarbij vijftig procent van de markt bediend zal worden.”

De ambitie om biogrondstoffen in coatings te gebruiken, is goed te koppelen aan de tweede ambitie: smart materials produceren. Rentrop: “Coatings doen iets met een oppervlak. Ze kunnen er van alles van maken: waterstotend, antibacterieel, zelfherstellend of ze kunnen de kleur van het object laten wisselen. Als je daaraan een sensorische functie koppelt, heb je een smart material. De overstap van een synthetisch naar een biogebaseerd bindmiddel is daarvoor geen belemmering. Als je de coatingbinder verandert kun je ook iets toevoegen. Het is niet zo dat je aan fossiele grondstoffen gebonden bent als je een smart material wilt maken.” “Het kan”, antwoordt VVVF-directeur Martin Terpstra op de (prikkelende) stelling dat over twintig jaar alle verf gebaseerd is op biogrondstoffen. “De technologie is er. Er moeten alleen nog wat beren van de weg. Biomateriaal is bijvoorbeeld nog onnodig duur door de hoge importheffingen. Daar moet de politiek iets aan doen.” Rentrop: “En de beschikbaarheid van biomateriaal moet verbeteren. Als we in 2030 helemaal biobased willen zijn, dan is er daarvoor te weinig grondstof. We moeten dus in


duurzaam onderhoud

Gespot

bindmiddelen duurder prijstechnisch moet lukken’ elk geval het onderzoek intensiveren naar maximalisatie van de opbrengst uit het beschikbare materiaal. Je kunt een bindmiddel creëren uit de basispolymeer die een plant produceert, maar je kunt een plant ook in monomeren ‘kraken’ en de monomeren anders rangschikken om er een binder van te maken. Naar de mogelijkheden daarvan wordt veel onderzoek gedaan, maar dat zou geïntensiveerd moeten worden, want het is een manier om meer opbrengst uit een plant te halen.” “In 2030 kan er dus een ruim aanbod aan verf zijn op basis van biomaterialen”, vat Terpstra samen, “mits een paar barrières worden geslecht.” Maar daarvoor heeft de verfindustrie twintig jaar tijd. “Dat stelt ons in de gelegenheid om met R&D-inspanningen op een hoog niveau te komen”, is zijn overtuiging. Maar er moet in die tijd méér gebeuren. “De producten zullen veranderen in die zin dat de applicatie moet worden aangepast”, legt hij uit. “Zaken als droogtijd en verstrijking zouden kunnen veranderen. Dat betekent dat voldoende tijd moet worden ingebouwd voor training en opleiding, zodat de eindgebruiker ermee uit de voeten kan.” Twintig jaar moet ook voldoende zijn, denkt hij, om de benodigde politieke besluiten te nemen (bijvoorbeeld over opheffing of ten minste verlaging van de invoerheffing op biogrondstoffen) en de markt te overtuigen van de voordelen van verven op basis van hernieuwbare grondstoffen. Handschoen oppakken De roadmap geeft de verfindustrie houvast en biedt de grondstofleveranciers perspectief, benadrukt Rentrop.

verf&inkt 19 - 2011

“De chemische industrie werkt graag vraaggestuurd. Met deze roadmap maakt de coatingindustrie duidelijk: wij zijn geïnteresseerd in deze producten en wel binnen deze termijn.” De voortgang van het traject is omschreven in de roadmap. “We hebben de ambitie geformuleerd. De volgende vraag is: waar gaan we biomateriaal inzetten, wat in de coating gaan we veranderen? De meeste onderzoeken richten zich op het bindmiddel, maar er zijn natuurlijk ook oplosmiddelen, pigmenten en vloeimiddelen. Vervolgens moeten we kijken naar de randvoorwaarden van de bindmiddelen, dan moeten we de productie opschalen, leren omgaan met natuurlijke grondstoffen en uiteindelijk vaststellen hoe we de organisatie gaan inzetten.” TNO zal daarbij vooral in de aanvangsfase een begeleidende rol vervullen. Rentrop: “Wij proberen industriële meerwaarde te creëren. Biobased is daarbij een van de paradepaardjes. Als de technologie in staat is zichzelf te dragen, wordt onze rol beperkter.” Terpstra tot slot, over de rol van de VVVF: “Wij pakken de handschoen op. Individuele lidbedrijven zijn al langer bezig met de transitie naar grondstoffen op basis van bioproducten. Nu zet de branchevereniging het op de agenda. Wij maken geen verf en wij hebben geen R&Dfaciliteiten, maar wij kunnen wel een rol voor onze leden spelen als intermediair tussen bedrijven en kenniswereld, zodat de ontwikkeling die al in gang is gezet, extra vaart krijgt.” •

Te goed “De werkgevers realiseren zich best dat ze net iets te goed hebben onderhandeld. Maar als Bondgenoten en Abvakabo voet bij stuk houden, zullen zij best bereid zijn de werknemers nog wat verder tegemoet te komen. Deze twee bonden zijn betrokken bij 90 procent van de caoonderhandelingen. Als zij zich niet gebonden voelen aan het pensioenakkoord, kunnen ze de pensioenen inzet van iedere cao-onderhandeling maken. Er is de werkgevers veel aan gelegen om dat met een centraal akkoord te voorkomen” (Econoom Sweder van Wijnbergen over het pensioenakkoord, in De Volkskrant van 20 september) Innovatie “Innovatie komt van mensen die elkaar in de gang tegenkomen, of elkaar om half elf ‘s avonds bellen met een nieuw idee, of omdat ze zich iets realiseren dat gaten schiet in de manier waarop we over een probleem denken. Het zijn ad hoc bijeenkomsten van zes mensen, bij elkaar geroepen door iemand die denkt dat hij het coolste idee ooit heeft verzonnen, en wil weten wat andere mensen ervan vinden” (De deze maand overleden oprichter van Apple Steve Jobs in 2004) Vak apart “Aan vrouwen worden vaak sociale vaardigheden toegedicht, maar netwerken is een vak apart. Aanvankelijk is het contact vaak redelijk oppervlakkig. Dat is mogelijk een aspect dat vrouwen minder aantrekt” (VVVF-voorzitter Marlies van Wijhe in de bijlage ‘Vrouw’ van NRC Handelsblad van 6 oktober) Kosten-baten “Ik heb weinig gevoel voor al die economen en politicologen die ons voorrekenen met hoeveel miljarden schuld de jongere generatie wordt opgezadeld. Als wij zo beginnen, dan moet er een volledige kosten-batenanalyse worden gemaakt, met de hele infrastructuur, al het onroerend goed, alle bezittingen, alle spaarrekeningen en de rest aan de debetkant. En bovendien, jongere generatie, eens zal dat allemaal van jullie zijn” (Columnist Max Pam in De Volkskrant van 14 oktober)

13


interview

CEPE-directeur Jan van der Meulen:

‘Ik vrees dat

2012 niet wordt dan 2011’

Europa houdt zijn adem in. Financiële crisis, hoge overheidsschulden, een EU-lidstaat aan de rand van het faillissement, wankele banken en afnemend consumentenvertrouwen. Hoe moet dat verder? Staat het oude continent aan de vooravond van een nieuwe crisis? CEPE-directeur Jan van der Meulen is bezorgd: “Ik zie weinig tekenen dat het opeens veel beter zal gaan.” Te k s t : J o s d e G r u i t e r Foto: Casper Rila 14

“Ik wil best optimistisch zijn, maar ik zie weinig tekenen die daarvoor aanleiding geven.” Directeur Jan van der Meulen van CEPE, de Europese koepel van de verf- en drukinktindustrie (900 aangesloten bedrijven met een gezamenlijk jaaromzet van meer dan 17 miljard euro), kleurt de situatie in de verf- en drukinktwereld niet zonniger dan ze is. “Ik houd er rekening mee dat 2012 voor bedrijven die het vooral moeten hebben van de Europese markt, niet beter wordt dan 2011 en dat was geen jaar om juichend over te zijn.” Veel hangt af van sentiment, zegt hij. “Mensen beginnen zich zorgen te maken. Dat heeft zijn weerslag op de afzet van verf en drukinkt. De onderhouds- en doe-het-zelfmarkt blijven wel overeind, maar vooral de ‘construction’, de nieuwbouw, stagneert. De omzetcijfers over 2011 worden her en der omlaag bijgesteld en er is geen reden om met meer enthousiasme naar 2012 te kijken. De financiële situatie hangt als een donkere wolk boven de dingen die we doen.” Welkom in Brussel. De tafel in zijn werkkamer ligt vol met stukken voor de jaarlijkse vergadering van CEPE, deze keer in Dublin. De vertegenwoordigers uit de verschillende landen, onder wie die van de VVVF, komen er bijeen onder een slecht gesternte. Waar veel andere industriële sectoren na de crisis van 2008/2009 het pad naar boven hervonden, bleef de verf- en drukinktindustrie kwakkelen. 2009 vertoonde een afzetdaling van gemiddeld 16 procent. In 2010 steeg het afzetvolume met een kleine 7 procent. Het hui-

dige jaar leek hoopvol te beginnen, met een stijging van 2,5 procent in het eerste kwartaal, maar daarna zwakte de groei af. Op dit moment kan worden vastgesteld dat de afzet naar de bouwsectoren nog 14 procent achterloopt op het topjaar 2007 en die naar de maakindustrie nog 8 procent. Bij dat alles stegen in 2010 en 2011 de grondstofprijzen met 20 tot 40 procent. Een apart verhaal wordt gevormd door de prijs en beschikbaarheid van titaandioxide en de structurele afname van het gebruik van gedrukte media. U schetst een zorgwekkend beeld. “Ik wil best optimistisch zijn, maar ik zie weinig tekenen die daarvoor aanleiding geven. Ik vrees dat we ons moeten voorbereiden op een 2012 dat niet meer groei te zien zal geven dan 2011. Ik zie geen tekenen dat het opeens veel beter zal gaan.” Hoe staan de bedrijven er voor na de jongste recessie, hebben ze nog voldoende vet op de botten? “De situatie in de Europese verf- en drukinktindustrie is vergelijkbaar met die in Nederland. Er is een handvol vooral kleinere - bedrijven omgevallen, maar er zijn geen massa-ontslagen gevallen. Daarnaast zijn er efficiencyverbeteringen doorgevoerd. Het laatste kwartaal van 2008 gaf een terugval van 30 procent te zien in de auto-industrie. Dat was paniek en voor iedereen alle hens aan dek. Een


interview

beter vergelijkbaar zware klap verwacht ik niet, maar bedrijven met weinig kapitaal kunnen wel in de problemen komen. In de drukinktindustrie geldt daarnaast als complicerende factor dat veel kleinere drukkerijen meer dan gemiddeld gevoelig zijn voor conjuncturele schommelingen.” U zit in Brussel, dicht bij het vuur. Kan de Europese politiek iets doen om de vooruitzichten te verbeteren? “Ze kunnen de euro overeind houden, maar ik denk dat ze dat zelf wel weten. Niemand is gebaat bij een verzwakte munt. Hier en daar klinken geluiden om terug te gaan naar de nationale valuta, maar die mensen vergeten dat de euro, als we alle gevolgen optellen en aftrekken, voor groei en stabiliteit in de Europese industrie - en dus voor welvaart - heeft gezorgd. De politieke leiders hebben lang geaarzeld om besluiten te nemen en dat heeft een negatief effect gehad op het vertrouwen. Ze moeten nu doorpakken. Ik heb er alle begrip voor dat de situatie complex is, maar daadkracht is geboden.”

“Op dit moment kan worden vastgesteld dat de afzet naar de bouw nog 14 procent achterloopt op het topjaar 2007 en die naar de maakindustrie nog 8 procent”

Welke zijn, naast de conjuncturele ontwikkelingen, op dit ogenblik de belangrijkste onderwerpen voor CEPE? (Zonder lang nadenken:) “REACH. En dat met name de implementatie. Volgens de letter van de wet moeten we een enorme administratieve rompslomp in het leven roepen rond de veiligheidscommunicatie. Alle partijen in de keten moeten de volgende partij op de hoogte brengen van de zoge-

4

verf&inkt 19 - 2011

15


For the best results, let Eskens handle your colors! d i s p e n s i n g . m i x i n g . s h a k i n g

Eskens Benelux B.V. T: + 31 172 430181 Eskens Benelux nv T: + 32 15 451500 info@eskens.com w w w. e s ke n s . c o m

ESKENS_ADV_1011_1.indd 1

10/7/11 12:19:47 PM

CA LCI UM C A R B O N AT E [in nature, in life]

Paints, Coatings, Adhesives

Customer Focus

Printing Inks

Sustainability

Omya is a global producer of calcium carbonate. With over 120 years experience in mineral sourcing and production Omya’s knowledge of calcium carbonate and its use is unparalleled. Omya’s Applied Technology Services will help you to improve your performance. We understand your needs. Worldwide. www.omya.com


interview

Veiligheidscommunicatie grootste uitdaging voor CEPE’ noemde exposure scenario’s, de mogelijke risico’s die verbonden kunnen zijn aan verkeerd gebruik van een product. Als we niet oppassen raken we hier aan de grenzen - of misschien wel voorbij dat punt - van het praktisch haalbare. Het kan niet zo zijn dat we straks een boekwerk van 100 pagina’s moeten leveren bij elke pot verkochte verf en extra mensen moeten belasten met de administratie eromheen. Ik zie het als de grootste uitdaging voor CEPE om op dit terrein met werkbare oplossingen te komen, die de administratieve-lastendruk en de bijbehorende kosten voor onze leden tot een minimum beperken.” Dat gaat lukken? “Ik ben optimistisch gestemd. De werkgroepen die met het onderwerp bezig zijn, melden dat ze stappen in de goede richting zetten.” De jaarlijkse bijeenkomst van CEPE, deze keer in Dublin, staat ook in het teken van het Sustainable Charter. Wat beoogt CEPE daarmee? “Zowel verf als drukinkt maken gebruik van grondstoffen die eindig zijn en die milieu-implicaties hebben. Duurzaamheid is dus een discussie die niet aan ons voorbijgaat. Wat een product als verf onderscheidt van veel andere producten, is dat het tevens bijdraagt aan verlenging van de levensduur van producten waarop het wordt aangebracht. Dat hoef ik de lezers van dit blad niet uit te leggen. Maar we hebben ook te maken met onze afnemers, met duurzaam inkopen en met de maatschappij als geheel. We moeten dus enerzijds kijken naar de milieutechnische aspecten van verf zelf, maar aan de andere kant moeten we niet vergeten dat onze producten bescherming bieden tegen voortijdige veroudering. Verf draagt bij aan verduurzaming van producten. De verfindustrie moet de beschikking krijgen over data die dat verhaal vertellen en we moeten dat verhaal in onze communicatie gebruiken. De carbon footprint van verf moet duidelijk worden. De milieuaspecten van verf gaan verder dan wat er op het etiket staat over de inhoud van een blik.” De verfindustrie kent al het managementinstrument coatings care om de buitenwereld duidelijk te maken hoe zorgvuldig de industrie omgaat met veiligheid, gezond-

verf&inkt 19 - 2011

heid en milieu. Wat voegt het Sustainable Charter daaraan toe? “Coatings Care is een goed hulpmiddel om te laten zien wat voor product de eindgebruiker koopt, welke grondstoffen er in het product zitten, hoe hij ermee moet omgaan en wat de emissies zijn. Het vertelt daarnaast dat het aantal ongelukken bij de productie van verf tot vrijwel nul is gereduceerd. Dat alles tonen we aan met harde cijfers. Het Sustainable Charter gaat een stap verder en kijkt naar de milieuaspecten van verfsystemen in bredere zin, zoals: wat doet het met de producten waarop verf wordt toegepast.” CEPE houdt zich ook bezig met onderwerpen die in andere landen spelen, maar aan Nederland voorbij lijken te gaan. Indoor air quality over de luchtkwaliteit in binnenruimten en de mogelijke afgifte van stoffen aan verpakte voedingsmiddelen zijn er twee van. Verwacht u dat die onderwerpen op termijn in Nederland gaan spelen? Moeten Nederlandse bedrijven zich ergens op voorbereiden? “Sommige landen nemen soms het voortouw met een onderwerp. Indoor air quality speelt bijvoorbeeld in Frankrijk en Duitsland, en in Nederland nog niet. Dat kan te maken hebben met het bestaan van testinstituten in die landen, die zich op het onderwerp hebben gestort. In Duitsland is de bouw erg actief. Er wordt gekeken naar de mate van langzame emissie van oplosmiddelen uit verven, die het binnenklimaat kunnen beïnvloeden. Er zit wel een Nederlandse vertegenwoordiger in de CEPE-werkgroep die zich bezighoudt met de vraag of er mogelijk limieten moeten worden vastgesteld, maar ik heb niet de indruk dat het in Nederland al een thema is. Ik verwacht niet dat bedrijven in Nederland er binnenkort mee te maken krijgen. Over drie jaar misschien, als de testmethoden zijn uitgewerkt en duidelijk is in welke mate oplosmiddelen de kwaliteit van de lucht in woonhuizen en kantoren negatief beïnvloeden.”

In Frankrijk en Zweden staat bisfenol A in de verdachtenbank. Het wordt gebruikt bij de productie van polycarbonaat (plastic die onder meer wordt gebruikt voor onbreekbare flessen voor babyvoeding), in epoxyharsen die als beschermende coating aan de binnenzijde van voedingsverpakkingen in blik of karton worden aangebracht en als oplosmiddel voor drukinkten. Resten bisfenol A in verpakkingen van polycarbonaat of epoxycoatings zouden opgenomen kunnen worden door de mens als ze migreren van de verpakking naar het voedingsmiddel en ze vrijkomen bij het steriliseren van babyflesjes. In Nederland speelt het onderwerp nauwelijks. Waait het naar ons over? “Het onderwerp achtervolgt ons al jaren. Wij staan op het standpunt dat uitgeharde coatings aan de binnenzijde van blikverpakking geen gevaar voor de volksgezondheid opleveren. In Frankrijk zijn testen uitgevoerd die aantoonden dat een kleine hoeveelheid bisfenol A vrijkomt wanneer babyflesjes van polycarbonaat gedurende een lange periode worden gebruikt en vele malen worden verhit. Dat heeft het onderwerp weer op de kaart gezet. Samen met de grondstofleveranciers onderzoeken we de zaak momenteel. Ik verwacht niet dat er aanleiding zal zijn voor Europese regelgeving, want onze gegevens tonen aan dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is. Maar het is de vraag of NGO’s aanleiding zien de gevaren uit te vergroten.” Staat er verder Europese regelgeving op stapel die de verf- en drukinktindustrie zal raken? “Laat ik ook iets positiefs zeggen: rond de Products Directive is het even rustig. Ik ben blij te zien dat de Commissie niet verder is gegaan met verhoging van de niveaus of ervoor heeft gekozen er meer producten onder te laten vallen. Verffabrikanten hebben al veel geïnvesteerd in verlaging van het gehalte vluchtige organische stoffen en het is goed te weten dat de Commissie ons pleidooi ter harte heeft genomen om niet te willen proberen ook het laatste restje oplosmiddel te verbieden. Dat zou de functionaliteit van veel van onze producten dermate aantasten dat het het streven naar verduurzaming zou dwarsbomen. Verder zal nanotechnologie ons de komende jaren bezighouden, verwacht ik. De toepassing van nano biedt onze sector veel innovatiemogelijkheden, maar de marktkansen ontslaan ons niet van de plicht de vinger aan de pols te houden voor wat betreft de mogelijke schadelijkheid van kleine deeltjes voor de gezondheid. En dat doen we dan ook.” •

U verwacht dan Europese wetgeving? “Daar denk ik niet in eerste instantie aan. Ik denk eerder aan informatie op de etiketten, in de zin van: verblijf niet langdurig in deze ruimte binnen 48 uur na het aanbrengen van de verf.”

17


verf & innovatie

VVVF: Dreigend tekort aan R&Dpersoneel al voelbaar De VVVF verwacht op termijn een tekort aan R&D-personeel; niet alleen academici en technisch hoger geschoolden, maar ook laboratoriumpersoneel. Hoewel een enquête onder de aangesloten bedrijven nog moet uitwijzen om welke aantallen en functies het precies gaat, sluit de VVVF niet uit dat het tekort de komende jaren zou kunnen oplopen tot ’enkele tientallen.’ Vooral de kleine en middelgrote bedrijven in de sector zouden met de problematiek te kampen krijgen. Onder meer door de vergrijzing onder de huidige generatie van onderzoekers en laboranten en anderzijds door een verminderde instroom en aanbod van geschikte kandidaten.

Te k s t : A n t o n S t i g F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n

18

Volgens stafmedewerker Gerben Dijkstra van de VVVF is het probleem nog niet nijpend, maar kan het dat op den duur wel worden. “Veel bedrijven in onze branche zijn bezig het hoofd boven water te houden”, verklaart hij. “Ze hebben de horizon als het ware dichterbij gelegd en komen niet zo snel toe aan de lange termijn. Maar als branche moeten we vooruitdenken. Daarom luiden we de noodklok. We krijgen ook steeds vaker signalen van bedrijven die ons vragen of wij misschien geschikte kandidaten kennen om op termijn hun R&D-vacatures te vervullen. Dan is er dus wel degelijk iets aan de hand.” De VVVF wil voor de achterban en het onderwijsveld op korte termijn een themabijeenkomst organiseren om de problemen in kaart te brengen en waar mogelijk oplossingen aan te dragen. Bij grotere concerns zou het probleem minder spelen omdat deze veelal in groter internationaal verband opereren en voor hun R&D-personeel ook relatief makkelijk uit internationale bronnen op locatie kunnen putten. Van levensbelang Onderzoek en ontwikkeling zijn van levensbelang voor de verf- en drukinktindustrie gezien de technologische ontwikkelingen die aan de orde zijn of nog voor de deur staan, maar die hoe dan ook de positie van de branche op de langere termijn zullen gaan bepalen. Het gaat daarbij niet alleen om de verdere ontwikkeling van watergedragen producten en uv-coatings, maar bijvoorbeeld ook om omschakelingen in de grondstoffensfeer. Zo wordt al druk gezocht naar alternatieven voor aardolie en naar andere herwinbare grondstoffen in het kader van duurzaamheid, wat bijvoorbeeld inhoudt dat recepturen zullen moeten worden aangepast. Jan Lindeboom van Van Wijhe Verf, zelf aan de vooravond van zijn pensionering, beaamt dat het nu al lastig is goed gekwalificeerd R&D-personeel te krijgen. Met name laboranten. In vroeger jaren werd voor deze categorie werknemers volgens hem regelmatig geput uit het aanbod via schildersscholen. “Maar tegenwoordig leiden

ze geen techneuten meer op.” En op ‘reguliere’ middelbare of hogere laboratoriumopleidingen staat verf niet specifiek in de schijnwerpers en moeten eventueel geschikte kandidaten uit die hoek toch weer extra geschoold worden. ‘’Wat dat betreft zijn wij blij als we iemand krijgen die elders in de verfindustrie ervaring heeft opgedaan”, zegt Lindeboom. Een soortgelijk geluid komt ook van R&D-man en oud-directeur ir. Ad van der Eijk van de IJssel Coatings in Moordrecht. Eigenlijk is hij al afgezwaaid, maar hij helpt, zij het in deeltijd, nog altijd een handje mee op het onderzoekfront. “We hebben geadverteerd, maar tot op de dag van vandaag nog niet de juiste kandidaat kunnen vinden.” Laatst bij een bezoek in Duitsland merkte Van der Eijk dat de verfindustrie daar met dezelfde problemen te kampen heeft. Hij hoopt niet dat de branche het uiteindelijk zal moeten hebben van personeel van collegabedrijven, bijvoorbeeld door reorganisaties bij grondstoffenleveranciers. “Onderling met personeel schuiven lijkt me niet gewenst en niet gezond.” Doodzonde Veel vertegenwoordigers in de branche zeggen het te betreuren dat de HBO-opleiding Beschermingstechnologie in Enschede een paar jaar geleden door gebrek aan belangstelling ter ziele is gegaan. Een bron waaruit niet alleen de verfindustrie, maar bijvoorbeeld ook grondstoffenleveranciers putten voor hun laboratoriumpersoneel. De teloorgang wordt als ‘doodzonde’ ervaren. En de branche zou mogen hopen dat er op dat gebied weer ooit een nieuw initiatief wordt opgestart, zo verzucht men. De door de VVVF in nauwe samenwerking met het opleidingsinstituut Elsevier verzorgde (bij)scholingscursussen zorgen er weliswaar voor dat nieuwkomers in de verfbranche elementaire kennis wordt bijgebracht over scheikundige aspecten rond verf, maar leveren daarmee nog geen geschikte kandidaten. Dat ook deze bijscholingscursussen slechts moeizaam aan voldoende leerlingen komen, maakt de brancheorga-


verf & opleiding

nisatie er niet geruster op. Gerrit Jonkers, stafmedewerker Technische Zaken bij de VVVF, maar sinds 1984 ook cursusleider bij Elsevier, weet daar alles van: “Vroeger had je klassen van een man of twintig, tegenwoordig mag je blij zijn als je de tien haalt. Van het totaal aantal cursisten slaagt overigens meestal een procent of tachtig. Dus aan het aanbod op dat front kan het zeker niet liggen!” Imagoprobleem De VVVF sluit niet uit dat het imago van de verfindustrie mede aan de basis ligt van de problemen in de personele sfeer. Stafmedewerker Gerben Dijkstra: “De chemische industrie waartoe men ook de verf- en drukinktbranche rekent, wordt nogal eens geschetst als een smerige en gevaarlijke bedrijfstak. Een beeld dat niet eens zo lang geleden weer eens werd bevestigd door de Moerdijk-ramp. Terwijl het werk door mensen uit de branche zelf meestal als uitermate boeiend wordt ervaren. Dat is dus het probleem niet. Maar potentiële werknemers, jongeren die nu nog op de middelbare scholen zitten, laten zich liever meedrijven met trends. Dus een mbo-opleiding die te maken heeft met verf, maar dan in relatie tot design, stroomt binnen de kortste keren vol, terwijl voor een chemisch-technische richting nauwelijks mensen zijn te krijgen.” Schoen wringt Hoewel de TU Eindhoven nog de enige plek lijkt voor hoog gekwalificeerd R&D-personeel , waar academici zich onder leiding van prof. dr. Rolf van Benthem specifiek kunnen scholen in de coatingtechnologie, meent de deeltijdhoogleraar dat de verf- en drukinktindustrie deels uit de voeten zou moeten kunnen met studenten van andere TU’s, HBO’s en HLO’s. “Al begint de schoen inderdaad te wringen. Want qua kwantiteit zien we al jaren een zekere stagnatie of teruggang. Anderzijds valt ook de industriële behoefte aan nieuwe R&D’ers in de praktijk erg tegen en houdt - vreemd genoeg - redelijke tred met de verminderde uitstroom.”

verf&inkt 19 - 2011

Van Benthem benadrukt dat een gebrek aan nieuwkomers op R&D-gebied de innovatie in de verf- en drukinktindustrie op den duur wel degelijk kan belemmeren. “Als het aanbod in Nederland onvoldoende wordt, terwijl er in China voldoende R&D’ers voorhanden zijn, dan zal de keus niet zo moeilijk zijn en gaat de R&D op den duur naar China”, zo vreest hij. In internationaal perspectief staat het niveau van het R&D-werk in de verf- en drukinktindustrie in eigen land nog altijd op een hoog peil. “Het zou eeuwig zonde zijn als we dat verspelen”, vindt Van Benthem. Op de vraag wat ondernomen moet worden om dit probleem te ondervangen meent Van Benthem dat vooral de kip en het ei-verhaal moet worden doorbroken: “Dus zorgen voor een

verhoogde in- en uitstroom van studenten en anderzijds voor verhoogde R&D-activiteit in Nederland, wat uiteraard samengaat.” Zijn boodschap: als er een goede boterham verdiend kan worden in R&D in de verf- en drukinktindustrie, dan zullen er ook meer jonge mensen voor kiezen. De veronderstelling dat het tekort deels kan worden toegeschreven aan het slechte imago, onderschrijft Van Benthem zeker niet. “Het vak coatingtechnologie in Eindhoven trekt al jaren vergelijkbare aantallen studenten. En sinds de crisis eigenlijk juist steeds meer. Als de hypes verdwijnen, zullen meer studenten kiezen voor ‘traditionele’ richtingen en vakken. Maar nogmaals, als er maar een boterham in verdiend kan worden.” •

Krachten bundelen om samen R&D te financieren Juist kleine en middelgrote bedrijven in de verfindustrie zouden meer moeten profiteren van het wetenschappelijk onderzoek dat bijvoorbeeld door de TU-Eindhoven wordt verricht. Om dat financieel mogelijk te maken zouden betrokken bedrijven hun krachten moeten bundelen. Een boodschap van deze strekking komt van prof. dr. R. A. T. M. van Benthem, die sinds 2002 bij de TU Eindhoven werkzaam is als hoogleraar Coatingtechnologie. Hij vindt dat genoemde categorie van bedrijven nog vaak is ondervertegenwoordigd. Bovendien vraagt hij zich af waarom relatief weinig studenten naar kleine en middelgrote bedrijven doorstromen. Grotere bedrijven hebben volgens hem historisch veel meer en gemakkelijker toegang tot wetenschappelijke kennis, omdat het ze veelal niet aan de middelen ontbreekt. Van Benthem: “Kleine en middelgrote bedrijven daarentegen hebben vaak ook geen grote laboratoria en geen horden academici in dienst die gemakkelijk kunnen bijhouden wat hier leeft en speelt. Dat is zonde van de beschikbare fundamentele kennis, die wij breder zouden willen uitdragen.“ Van Benthem pleit dan ook voor een bundeling van krachten zodat betrokken bedrijven alsnog meer mogelijkheden krijgen om fundamentele kennis te verwerven die zij kunnen aanwenden voor eigen innovatieprocessen. “De enige vraag is hoe we die connectie tussen beide partijen tot stand kunnen brengen. Misschien via een club van bedrijven of een platform. Mogelijk heeft de branche zelf concrete voorstellen, of is zoiets bijvoorbeeld te realiseren onder auspiciën van de VVVF.” Het R&D-niveau van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie staat overigens hoog aangeschreven. Ons land behoort nog altijd tot de mondiale top. Toch pleitte hoogleraar Van Benthem er al bij zijn aantreden in 2004 voor meer uit te geven aan research en ontwikkeling. Die bedroeg toen gemiddeld nog een procent of drie van de omzet van een bedrijf. Tal van bedrijven hebben de weg naar de TU-faculteit intussen al gevonden. Zo voert de universiteit ook al opdrachten uit voor het Dutch Polymer Institute, een publiekprivaat topinstituut waarin bijna tien bedrijven samenwerken.

19


de mens achter...

Gerard van der Worp werd al jong besmet:

‘Ik ruik die stopverf en die verven nog: hééérlijk!’ Hij is zeker geen fulltime ‘bestuursbeest’ zoals zijn inmiddels gepensioneerde vader en oud-FOSAG-voorzitter Jaap van der Worp dat ooit was. Maar heel ver is de appel toch niet van de boom gevallen: Gerard van der Worp wordt steeds vaker in beslag genomen door bestuurlijk werk. En dan vooral in de verfindustrie, zijn eigen werkterrein. Van der Worp is manager van het Technisch Centrum van PPG. Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van der Luijtgaarden

De handelingen en adviezen van Van der Worps afdeling zijn er op gericht technische risico’s bij het gebruik van de PPG-verven (Sigma, Boonstoppel, Histor, Rambo) te elimineren. Met meer dan twintig man geeft zijn afdeling voorlichting, adviseert, of schrijft afnemers voor waarmee ze rekening moeten houden bij de verwerking van genoemde verfmerken. Ze doet dat bijvoorbeeld via gerichte training en opleiding. En door zoiets als riskmanagement op de techniek los te laten. Belangrijk werk, weet Van der Worp. Zeker in de preventieve sfeer. Want, zo benadrukt hij, “je wilt niet weten wat er fout kan gaan als een verfsoort of systeem niet volgens protocollen of geldende voorschriften wordt aangebracht.” PPG neemt dit aspect dermate serieus dat adviezen en projectvoorstellen voor de commerciële markt zonodig extra worden gescreend en beoordeeld op hun technische merites. En wel dusdanig, benadrukt hij, “dat de adviezen ook daadwerkelijk Sigmawaardig of zelfs Sigmaproof de deur uit kunnen.” Hectisch Gerard van der Worp (1967), opvolger van Bert Bloemendaal, gaat zijn bezoek in een stevige tred voor naar zijn werkkamer. Met letterlijk de handen vol: een leren, door paperassen bollende schooltas in de ene en een laptop in de andere hand. “Het is hectisch”, verzucht hij. Op de plek van bestemming gaat zijn laptop onmiddellijk aan het infuus . Wat het allemaal zo hectisch maakt, is de voor de hand liggende openingsvraag. “We zijn hier natuurlijk met heel veel leuke dingen bezig”, reageert de man die namens ‘de techniek’ deel

20

uitmaakt van het managementteam van PPG-Sigma Coatings Nederland, “maar buiten stormt het. De prijzen staan vreselijk onder druk. De nieuwbouwmarkt, we weten het allemaal, is op zijn zachtst gezegd matig. Vanmorgen las ik nog dat er weer een nieuw dieptepunt zit in de aanvragen voor nieuwbouwwoningen. En ondertussen zit ook de concurrentie niet stil. Als de prijzen onder druk staan, ontstaat altijd het gevaar dat niet alles wat wij hier technisch adviseren ‘buiten’ even zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dus, zeg ik, dan moeten we daar, juíst in deze tijd, voor op onze hoede zijn.” Ve r f n e s t Van der Worp, door echtscheiding inmiddels om de week ‘deeltijdvader’ van bijna tienjarige zoon Sebastiaan en vijfjarige dochter Valerie, komt uit een verfnest. Zijn vader was vijf ambtstermijnen van vier jaar voorzitter van de FOSAG. Als ondernemer in de schildersbranche wist Van der Worp senior goed waar Abraham de mosterd haalde, al dwong de overstap naar het bestuurlijk leven hem zijn schildersbedrijf (met vijftien medewerkers) in het Drentse Zuidlaren van de hand te doen. En dat gold ook voor de verf- en behangwinkel die tot dat moment door zijn vrouw was gerund. Gerard heeft verf dus van huis uit in zijn bloed zitten. “Als klein ventje vond ik het al prachtig als mensen op de werkplaats een raampje kwamen brengen dat gebroken was en gemaakt moest worden. Soms mocht ik dat doen. Het glas eruit peuteren, nieuwe ruit erin, afwerken met stopverf en klaar was Kees. Ik ruik die stopverf en die verven nog: hééérlijk!” Op het moment dat zijn vader de zaak verkoopt, en in-

middels ook fulltime bestuurder is, is Gerard een jaar of achttien. Een moment dus waarop het ‘nicht im Frage’ was of Gerard het bedrijf zou willen overnemen. Hoogspanning De in Groningen geboren techneut beet zich vast in de opleiding MTS-elektrotechniek. Vervolgens toog hij naar Enschede, waar hij deel uitmaakte van de eerste lichting studenten (1987-1991) van de toen nog nieuwbakken, maar inmiddels ter ziele gegane HTS-opleiding ‘Beschermingstechnologie.’ Met nog een eenjarige post-HBOopleiding Commerciële Bedrijfskunde er achteraan was Gerard ‘klaar’ voor de verfindustrie. Waarom alsnog die tak van sport? “Verf en de chemie erachter, zorgen voor hartstikke mooie producten. Trouwens, niet arrogant bedoeld, maar ik kan best aardig schilderen. Dus dat vak heb ik zeker niet alleen op afstand in de vingers. Ik ben bijvoorbeeld ook thuis praktiserend. Zonder gekheid: ik vind het een levendige, uitdagende branche, altijd in beweging.” Ve r t r o u w e n e n g u n n e n Van der Worp begon zijn verfcarrière als productmanager van de groep Redox-metaalverven bij Sikkens in Sassenheim, onderdeel van de divisie bouwverven. Een marktsegment dat hem nog altijd na aan het hart ligt door de manier van zakendoen. Toch volgde na vijf jaar de overstap naar de marktkant: het met een studievriend op directieniveau runnen van een schildersbedrijf in Heerhugowaard met vijftien man personeel. Leerzaam, maar niet structureel. “Je kon alles zelf aanpakken, inmeten, calculeren,


de mens achter... lijk het maar met een bezoek aan een restaurant. Het gaat niet alleen om dat blik verf, dat bord met eten, maar ook om de entourage. Nogmaals, we staan heel dicht bij de schilder. Is er een probleem, dan zíjn we er; gedragen ons als ware vriend. En we denken na over de vraag waar een klant van wakker ligt, hoe we zaken moeten oplossen. Doe je dat goed dan speel je blijvend op eredivisieniveau.” Menselijk aansturen Ongeveer de helft van de tijd besteedt Gerard aan het aansturen en coachen van zijn afdeling, maar hij is ‘vanwege de techniek’ ook regelmatig ‘buiten’ als adviseur op het verkoopfront actief. Hoe menselijk stuurt hij zijn eigen team van techneuten aan? “Zeker niet directief in de zin van je mot en je zal, maar meer coachend. Ook al maken we in het begin van elk jaar resultaatafspraken, waarvoor iedereen natuurlijk zelf verantwoordelijk is en op aangesproken moet kunnen worden. Als er problemen zijn, staat mijn deur voor iedereen open.” Gerards vader werd in zijn FOSAG-periode vooral gezien als een rechtdoorzee-bestuurder, maar ook als begenadigd spreker. Van der Worp junior denkt zijn vaders gedrevenheid en perfectionisme geërfd te hebben. En de kunst om van je werk ook maar meteen je hobby te maken . “Werk was voor hem altijd zijn uitdaging. Bij mij is dat net zo. En gelukkig is dan ook nog eens geen dag hetzelfde!” Lol in werk

“In mijn ogen is Sigma echt een mensenorganisatie, die vooral dicht bij de schilders wil staan”

personeelsbeleid, offertes maken, zien te overleven in de winterperiode en noem alle consequenties van het ondernemerschap maar op. Toch vond ik er uiteindelijk te weinig uitdaging in. Kennelijk ben ik, net als mijn vader, iemand die meer geestelijke uitdaging zoekt.” Hoewel het project dus zakelijk anders liep dan voorzien, liep de vriendschap niet stuk. Voordat Gerard goed en wel bij SigmaKalon als technisch manager in dienst kwam (2003), pikte hij eerst nog bijna twee jaar ervaring mee als ‘fieldservice manager’ bij Ameron Protective Coatings. Dit bedrijf, ook weer aan de ‘maak-kant’, is inmiddels zelf onderdeel geworden van PPG en produceert protective en marinecoatings. Van alle markten thuis Zijn carrière in ogenschouw nemend, lijkt Van der Worp intussen van alle markten thuis. Hij heeft op veel plaat-

verf&inkt 19 - 2011

sen een ‘kijkje in de keuken’ kunnen nemen. Dat roep een vraag op welke in zijn ogen de typische eigenschappen zijn van de Sigma(PPG)-cultuur. “In mijn ogen is Sigma echt een mensenorganisatie, die vooral dicht bij de schilders wil staan”, reageert hij met stelligheid. “Een bedrijf ook met een heel eigen mentaliteit en cultuur. En een organisatie die de eigenschap in huis heeft er ‘met elkaar’ voor te willen gaan. Een club met een duidelijk wij-gevoel. Gedreven, maar toch informeel. Ik kan mijn ei hier ook goed kwijt. Vanaf het moment dat ik deze organisatie binnenstapte, voelde het aan als een warme deken.” Wat doet de markt eigenlijk voor een merk kiezen? Gerard: “Stel dat de producten gelijkwaardig zijn, dan gaat het volgens mij toch ook om zoiets als beleving. Waardoor heb je het gevoel dat een merk het beste bij je past? Verge-

De beroepsmatige lol maakt dat Gerard ook niet moeilijk doet over de inspanning die van hem wordt verwacht als bestuurder van een aantal VVVF-commissies. Bovendien, zo redeneert hij, is dit werk ook wel zo handig in de netwerksfeer. Zo is hij lid van de Expertgroep Bouwverven. Ook is hij altijd van de partij als de Werkgroep Ketensamenwerking bijeenkomt. Verder is hij voorzitter van de Discussie Club Verftoepassing (DCV), een praatgroep van professionals uit de verfwereld die al ruim een halve eeuw bestaat en waarin verschillende beroepsgroepen vrijblijvend met elkaar in discussie gaan over verf. Of leerzame lezingen organiseren. Belangrijkste doel: van elkaar leren. Van der Worp: “Je moet het zo zien: op het moment dat je visies met elkaar deelt, kun je daar rijker van worden. En ook makkelijker een mening vormen. In je eentje bereik je toch nooit wat je samen makkelijker voor elkaar krijgt.” Met dank aan zijn kinderen blijkt er voor Gerard trouwens toch meer te bestaan dan verf. Maakt met regelmaat meters op zijn mountainbike, reist ‘vaste prik’ twee keer per jaar af naar een skipiste, zeilt met vrienden, kookt voor ze en speelt bijvoorbeeld ook graag een partijtje golf. Met een handicap van ‘in de dertig’ valt op dat front nog genoeg eer te behalen, geeft hij grif toe. Maar, het ontbreekt hem aan tijd. “Ik kan niet overdag golfen zoals mijn salescollega’s dat in de netwerksfeer met hun zakelijke relaties bijvoorbeeld wel regelmatig kunnen. Als technisch manager zit je helaas niet in die positie. Misschien iets voor een toekomstige interne stap!”

21


verf & milieu

Stimular verspreidt kennis over MVO

‘Drukinktindustie kan

efficiënter en duurza “Heeft u ook milieuvriendelijke inkt?” Die vraag krijgen de drukkerijen tegenwoordig meer en meer te horen. De klant vindt milieuvriendelijke productie steeds belangrijker. De stichting Stimular adviseert op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen en zou meer willen doen in de verf- en drukinktindustrie. Over mogelijkheden tot kruisbestuiving.

Te k s t : J e s s e B u d d i n g F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n

22

Wie inkoop en afval vergelijkt in de drukinktsector, komt op het eerste gezicht tot merkwaardige conclusies. Bijna de helft gaat verloren. “Dat zit hem in inkt die over de datum is en in het niet efficiënt omgaan met opslag”, verklaart Stefan Romijn, adviseur duurzaam ondernemen bij Stimular. “Daarnaast besluit een klant soms tot een andere huisstijl waardoor bijvoorbeeld geen groen meer nodig is, maar blauw. Ook het mengen van inkt is vaak een probleem. Daar zit behoorlijk wat verlies in. Bij de grotere drukkerijen zit het inktverlies rond de twintig procent, dus daar is het al een stuk minder erg, maar ook daar wordt een op de vijf liter inkt gewoon weggegooid. Kortom, ze zouden naar hun interne bedrijfsvoering moeten kijken.” En daar kan Stimular bij helpen. Deze kleine stichting werd in 1990 opgericht door het bedrijfsleven en overheden. Het stimuleerde de eerste tien jaar het midden- en kleinbedrijf alleen op het gebied van afval- en emissiepreventie, energiebesparing en milieuzorg. Sinds 2000 breidde de stichting haar werkterrein uit naar duurzaam ondernemen. Het Rotterdamse Stimular heeft naar eigen zeggen ervaring in vele branches, zoals metaal, bakkerijen, tuinbouw, schildersbedrijven, drukkerijen, transport, handel, verpleeghuizen, bouw, autoschadeherstel en dienstverlening. Romijn: “In principe is het MKB onze doelgroep, met af en toe een uitstapje naar een groter bedrijf. Maar daar zijn vaak meerdere mensen voltijd met milieu bezig. Wij zijn er juist voor bedrijven die niet die capaciteit en kennis in huis hebben. Voor het MKB is het milieuwerkveld heel ingewikkeld. Wij zijn er om dat te versimpelen, praktisch te maken en praktisch te houden.” Op het moment vragen opdrachtgevers massaal om CO2-reductie. “De productiefunctie van drukinkt heeft daar natuurlijk een flinke impact op”, weet Romijn, “maar als je bijvoorbeeld kijkt naar drukwerk, dan zorgt inkt maar voor één tot drie procent van de uitstoot. Die zit hem veel meer in transport en papier. De inktindustrie is dus een belangrijke doelgroep, maar niet zozeer als het gaat om de aanpak van CO2. De mogelijkheden

zitten hem meer in het productieproces: transport, bedrijfsproces. Daar zitten mogelijkheden.” Meer inktverlies Maar ook in milieuvriendelijke drukinkt. “Momenteel experimenteren veel drukkerijen met plantaardige inkt”. Daarover hoor ik goede en minder goede verhalen. Plantaardige drukinkten leveren in de praktijk bij offsetdrukkerijen nog niet altijd de gewenste kwaliteit. Als ze een proef doen met plantaardige inkt, hebben ze twee keer zoveel inkt nodig als vroeger, vertellen ze. Waar ga je dan met je duurzaamheid naartoe? Wij adviseren om regelmatig benchmarks te doen: kijken hoe drukkerijen ten opzichte van elkaar scoren. Daar komen kerngetallen uit en een van die kerngetallen is inktverlies.” “Plantaardig klinkt natuurlijk, maar dat is een misverstand: het is altijd maar een deel van de inkt. Er zit ook altijd een deel mineraalolie in. Het is nu onmogelijk om honderd procent plantaardige inkt te maken. Ik zie aankomen dat inktfabrieken steeds meer drukkers op zich af zullen krijgen die vragen om duurzame inkt. Dat is een goed signaal om in de industrie af te geven.” Domino-effect Stimular zou daarom graag vaker adviseren in de drukinktindustrie. “Wij hebben veel kennis van de vraagkant: de opdrachtgevers van de verf- en drukinktindustrie. Zij zijn heel erg met duurzaamheid bezig. Er is dus een goede voedingsbodem voor verf- en drukinktfabrikanten: klanten zullen er steeds meer om gaan vragen. Drukkerijen hebben ook weer klanten die zeggen: ik wil dat je drukt met plantaardige inkt of CO2-neutrale inkt. Een drukkerij kan dat alleen maar doen als zijn drukinktleveranciers die inkten kunnen leveren. Ik ben ervan overtuigd dat de vraag de komende jaren zal toenemen.” Maar de carbon footprint van drukinkt omvat meer dan het product zelf. Aan inkt zit ook transport vast: van grondstoffen naar de fabriek en vandaar naar afnemers en eindge-


verf & milieu

mer’ bruikers. Medewerkers komen met de auto naar het werk. Romijn: “Vervoer is een thema. Je kunt de milieu-impact ook verminderen door te kijken naar je vrachtwagens. We doen gratis onderzoek op dit gebied.” (zie kader) “Steeds meer bedrijven weten ons te vinden. Ze willen dan een duurzaamheidsverslag en vragen onze hulp daarbij. Of ze willen een afvalplan, een CO2-reductieplan of een vervoersplan. Dat kunnen we in alle sectoren uitvoeren.” In de grafische sector zijn in elf regio’s duurzaamheidskringen opgericht in samenwerking met branchevereniging KVGO. Romijn: “Daar gaat het vaak over inkt en over de ketenaanpak: wat kun je met de leveranciers voor verdere stappen zetten? Dan krijg je dus de discussie: wat kun je verder aan de leverancier vragen? Doordat we nu in de duurzaamheidskringen over inkt praten, komt daaruit de vraag naar voren of drukinktfabrikanten iets over inkt willen vertellen aan de grafische bedrijven. Zo’n duurzaamheidskring zou ook in de drukinktindustrie mogelijk zijn. Daarin kunnen ondernemingen hun problemen voorleggen en van collega’s horen hoe zij het hebben aangepakt. Maar we kunnen ook denken aan een keurmerk, scans, kennisverspreiding en natuurlijk de milieubarometer.” Milieubarometer De stichting houdt zich verder bezig met kennisverspreiding over meer algemene zaken. “Iedereen heeft een pand, verwarming, verlichting, stoomketels enzovoort”, legt de adviseur uit. “Daar weten we veel van af en die kom je in heel veel branches tegen. We adviseren bijvoorbeeld hoe bedrijven afval kunnen verminderen en hoe ze het gescheiden kunnen inzamelen. Onze belangrijkste thema’s daarbij zijn energie, vervoer, afval, watergebruik en grondstoffengebruik. Maar we kijken meer naar de bedrijfsvoering dan naar de grondstoffen op zich.” “Hoe kun je bijvoorbeeld afval beter verwerken? Dat is een kwestie van ervoor zorgen dat verspilling verdwijnt. Voor afval geldt al strenge regelgeving, maar wij gaan verder dan de wet, we proberen het bedrijf efficiënter te laten werken.

verf&inkt 19 - 2011

Wij pakken de productieve kant, stimuleren opdrachtgevers om de kosten te besparen, vandaar onze naam: Stimular.” “We proberen praktische instrumenten te maken, zoals de milieubarometer. Handig als je niet goed weet waar je met duurzaam ondernemen aan de slag moet gaan. Onze barometer kan helpen om goede keuzes te maken. Het eerste jaar vul je dit in en dan zie je of het beter of slechter wordt qua milieubelasting. Daarnaast is het op de branche gericht en zitten er ook heel veel besparingstips in het instrument die passen bij jouw branche. Meten en naar besparingen toewerken. Tegen kostprijs zetten we die in de markt: puur de onderhoudskosten van de server, dat soort dingen. Het eerste jaar kost het startabonnement 183 euro, daarna nog maar 55 euro. Sommige brancheverenigingen geven het zelfs gratis weg aan hun leden.” Kruisbestuiving De MVO-balans kijkt meer naar het brede plaatje, ook de menselijke kant van duurzaamheid. “Hoe ga je met

het personeel om? Hoe ga je met de maatschappij om? Neem je mensen met minder kansen op de arbeidsmarkt aan? Hoe zit het met ziekteverzuim? Een specifiek instrument is de online tool ‘Kansen bij verkassen’. Speciaal bedoeld voor verhuisplannen: bij verhuizingen kun je heel veel milieumaatregelen in een keer doorvoeren.” Allemaal prachtige targets, maar wat zijn eigenlijk de doelstellingen van Stimular zelf? “Belangrijk is om het aantal milieubarometers te verhogen, vindt Romijn. “Nu zijn het er twaalfhonderd, de volgende stap is tweeduizend. Maar kennis verspreiden blijft het allerbelangrijkste. Zolang dat balletje doorrolt, willen we ons netwerk naar nog meer branches uitbreiden. Verf en drukinkt vormen daarbij een interessante doelgroep. Die hebben flinke milieu-impact, zowel op grondstoffengebied als CO2-uitstoot. We nodigen nu inktproducenten uit bij de drukkers, maar straks komt misschien een drukker spreken bij de inktindustrie.” •

Mobiliteit en milieubelasting Hoeveel draagt mobiliteit bij aan de milieubelasting van een bedrijf? Welke maatregelen kan een bedrijf nemen om te besparen op vervoerskosten? Stimular helpt ondernemers op weg met een mobiliteitsscan, die gefinancierd kan worden met een Mobiliteitsvoucher (www.stimular.nl). Tijdens de scan: • vult Stimular samen met de ondernemer de Milieubarometer in en wordt de CO2-uitstoot van het bedrijf bepaald; • komen besparingsmogelijkheden op het gebied van personenvervoer en goederenvervoer aan de orde; • wordt een rondje door het bedrijf gemaakt op zoek naar mogelijkheden voor energiebesparing. Na het bezoek ontvangt de ondernemer een rapportage met een analyse van de milieubelasting, CO2-uitstoot en kosten en een overzicht van besparingsmogelijkheden. Bedrijven met 25 tot 250 medewerkers kunnen een mobiliteitsvoucher aanvragen bij Agentschap NL. Let op! De regeling duurt nog maar tot 1 december. Nadere informatie: www.stimular.nl, www.milieubarometer.nl en www.duurzaammkb.nl.

23


verf & regelgeving Er staan veel veranderingen in de regelgeving rond de bouw op stapel. De elementen daarvan grijpen in elkaar en kunnen de verfindustrie raken. Voor de VVVF was dat aanleiding voor een informatiemiddag op 27 oktober. Een van de inleiders was senior beleidsmedewerker Harm Verster van de Stichting Bouwkwaliteit. De CE-

Veel veranderingen in regelgeving rond bouw op stapel

‘Onderzoek of

CE-markering verplicht is voor uw product’

en certificaatdeskundige adviseert: ‘Onderzoek of CE-markering is verplicht voor uw product’.

Te k s t : J o s d e G r u i t e r Foto: Pet van de Luijtgaarden

In 2012 treedt het nieuwe Bouwbesluit in werking. Daarnaast wordt de Europese Richtlijn bouwproducten vervangen door een Verordening bouwproducten. In Nederland is de Europese richtlijn verwerkt in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit bepaalt dat het verboden is een bouwproduct in de handel te brengen “waarvoor, overeenkomstig de richtlijn, is vastgesteld dat het een CE-markering moet dragen, indien dat product niet zodanige eigenschappen bezit dat het bouwwerk waarin het is verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kan voldoen aan de fundamentele voorschriften, of niet is voorzien van de daarop betrekking hebbende CE-markering”. De functie van het Bouwbesluit is bekend: het is een verzameling bouwtechnische voorschriften waaraan bouwwerken als woningen, kantoren, winkels en ziekenhuizen minimaal moeten voldoen. Het eerste Bouwbesluit trad in 1992 in werking. Daarmee werden de technische bouwvoorschriften voor heel Nederland gelijk. In 2003 is het Bouwbesluit ingrijpend aangepast en daarna regelmatig bijgewerkt. Na 1 januari 2012 treedt de jongste versie in werking. Het nieuwe Bouwbesluit bevat voorschriften die tot nu toe zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003 plus een aantal bijlagen, zoals de bijbehorende ministe-

24

Harm Verster: “CE-markering is er niet alleen voor de overheid, zoals sommigen wel eens denken”


verf & regelgeving riële regelingen, het Gebruiksbesluit, de gemeentelijke bouwverordeningen en het Besluit aanvullende regels veiligheid wegtunnels. Ook worden in het nieuwe besluit Europese voorschriften en aan de Tweede Kamer gedane toezeggingen meegenomen. Voorts heeft duurzaam bouwen een plaats in het Bouwbesluit gekregen. Er is daarvoor een functionele eis opgenomen voor nieuw te bouwen woningen en kantoorgebouwen met een gebruiksoppervlakte van ten minste 100 m2. Bij de aanvraag om bouwvergunning van deze bouwwerken moet een berekening worden aangeleverd van de ‘materiaalgebonden milieueffecten’ van het betreffende bouwwerk. Het Bouwbesluit moet door dit alles praktischer te hanteren zijn dan de oude versie, die weliswaar dunner, maar door de vele bijlagen moeilijker te interpreteren was. Fundamentele voorschriften Daarnaast staan er veranderingen op Europees gebied op stapel. ‘Richtlijn 89/106/EEG’, de Construction Products Directive (CPD), wordt vervangen door een nieuwe verordening. De verordening heeft betrekking op producten die blijvend deel moeten uitmaken van een bouwwerk. Ze stelt geen eisen aan de bouwproducten op zich, maar stelt fundamentele voorschriften aan de bouwwerken waarin de producten worden toegepast. Het begrip ‘bouwwerk’ moet daarbij breed worden opgevat en omvat bijvoorbeeld ook bruggen, tunnels, wegen of hekwerken rond gebouwen. Bouwproducten moeten zulke eigenschappen bezitten dat de bouwwerken waarin ze worden verwerkt, gemonteerd, toegepast of geïnstalleerd, kunnen voldoen aan de fundamentele voorschriften. De Richtlijn bouwproducten stelt fundamentele voorschriften aan bouwwerken ten aanzien van sterkte en stabiliteit, brandveiligheid, hygiëne, gezondheid en milieu, gebruiksveiligheid, geluidshinder, energiebesparing en warmtebehoud. Deze fundamentele voorschriften voor bouwwerken worden vertaald naar de in die bouwwerken te verwerken bouwproducten. Dat gebeurt door technische specificaties voor groepen producten (productfamilies) op te stellen. Dat kunnen Europese geharmoniseerde normen zijn of Europese technische goedkeuringen (ETA’s). De Europese normen vormen de grootste groep. Alle fabrikanten maar ook importeurs van producten buiten de EER (de EU-landen plus Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland en IJsland) zijn verplicht CE-markering aan te brengen om de producten in de EU op de markt te mogen brengen. Voor producten waarvoor geen Europese norm bestaat, zijn er ETA’s. Een ETA geeft een producent vrijwillig de mogelijkheid toch een CEmarkering te gebruiken. Voordeel van het opstellen van Europese technische specificaties is dat in alle EER-landen per productgroep dezelfde testmethoden gelden. Hiermee worden de veelal tegenstrijdige nationale specificaties vervangen. Ve r s c h i l l e n De bestaande Richtlijn bouwproducten dateert van 1989 en vormde jarenlang het kader voor de CE-markering op bouwproducten. De lidstaten waren tot nu toe echter vrij in de wijze van implementatie van deze richtlijn in de eigen nationale regelgeving. Dit leidde tot veel verschillen

verf&inkt 19 - 2011

in regelgeving en tot marktprotectionisme. Met de nieuwe Verordening bouwproducten (Verordening 305/2011/EU, Construction Products Regulation - CPR) die op 24 april 2011 reeds gedeeltelijk in werking trad, wil de Europese Commissie dan ook het functioneren van de interne Europese markt voor bouwproducten verbeteren en de obstakels verder wegnemen voor het in de handel brengen van deze producten. Nederland hecht daarom grote waarde aan dit akkoord. De richtlijn Bouwproducten wordt per 1 juli 2013 vervangen door de verordening. Het deel van de verordening dat al in werking is, is alleen ter voorbereiding van de noodzakelijke procedures in de lidstaten. Wa a r m a k e n CE is een verplichte Europese markering, die aangeeft dat een product op vastgestelde eigenschappen is getest. Dit geldt voor producten waarvoor Europese technische specificaties bestaan, zoals geharmoniseerde Europese normen (hEN’s) en Europese Technical Aprovals (ETA’s). CE is inmiddels voor vele producten in de bouw verplicht en is een eigen verklaring van de fabrikant. CE-markering geldt momenteel alleen voor de eigenschappen van het product, maar ook op dat gebied gaat er iets veranderen. Harm Verster is CE- en certificaatdeskundige. De senior beleidsmedewerker van de Stichting Bouwkwaliteit én gastspreker tijdens de VVVF-informatiemiddag, legt uit: “Voorheen was het zo dat een CE-markering vertelde dat een product voldeed aan bepaalde technische specificaties. De CE-markering deed nauwelijks uitspraak over de prestaties van het product in zijn toepassing. Nu de richtlijn wordt vervangen door een dwingende verordening gaat dat veranderen: de verordening eist dat de producent ten minste één relevante kwalificatie benoemt. Een voorbeeld: isolatiemateriaal is een product voor thermische isolatie. Dat is de essentiële eigenschap. Over die eigenschap moet de aanbieder een uitspraak doen, op basis van de daarvoor van toepassing zijnde technische specificatie. Hij kan dus niet meer volstaan met alleen een technische specificatie van het product, hij moet uitspreken wat het presteert in zijn toepassing.” En pas op, waarschuwt hij: “Producenten moeten zich realiseren dat ze met een CE-markering een uitspraak doen over hun product en dat ze in juridische zin aansprakelijk zijn als het product die bewering niet waarmaakt.” Prestaties Rest de vraag welke consequenties de veranderende wet- en regelgeving heeft voor de verf- en drukinktindustrie. Niet heel veel, blijkt uit het verhaal van Verster. “De regelgeving heeft betrekking op zaken als sterkte, stabiliteit, brandveiligheid, hygiëne, gezondheid, milieu, gebruiksveiligheid, geluidshinder, energiebesparing en warmtebehoud rond een bouwwerk. Op die gebieden moet een bouwwerk voldoen aan fundamentele voorschriften, die worden vertaald naar de in die bouwwerken te verwerken bouwproducten. Dat gebeurt door technische specificaties voor groepen

producten (productfamilies) op te stellen. Dat kunnen Europese geharmoniseerde normen zijn of Europese technische goedkeuringen (ETA’s). De Europese normen behartigen de grootste groep. Alle fabrikanten of importeurs van producten buiten de EER zijn verplicht CE-markering aan te brengen. Voor producten waarvoor geen Europese norm bestaat, zijn er ETA’s. Een ETA geeft een producent de mogelijkheid toch CE-markering te gebruiken. Voordeel van het opstellen van Europese technische specificaties is dat in alle EER-landen per productgroep dezelfde testmethoden gelden. Iedereen zal begrijpen dat verf geen rol speelt als het gaat om de sterkte en stabiliteit van een gebouw. Als we het rijtje afgaan, dan kan verf in verband worden gebracht met brandveiligheid, gezondheid en milieu. Dan denk ik bijvoorbeeld aan brandvertragende coatings. Volgens de verordening moet worden aangetoond welke prestaties zulke coatings leveren.” Bedrijven moeten zelf nagaan of er voor hun producten Europese voorschriften bestaan waaraan ze moeten voldoen. In dat geval is het (laten) testen van het product en het aanbrengen van een CE-markering noodzakelijk. “Er zijn verftoepassingen gedefinieerd die onder de CEmarkering vallen”, waarschuwt Verster. “Een fabrikant moet dat zorgvuldig uitzoeken, want als de verplichting bestaat en het product is niet voorzien van CE-markering, dan mag het niet op de markt worden gezet.” To e z i c h t Het toezicht op CE-markering ligt bij de VROM-Inspectie. Zij controleert of producenten en importeurs van bouwproducten de regelgeving voor CE-markering juist en volledig uitvoeren. Als bedrijven de regels voor de CE-markering overtreden, treedt de VROM-Inspectie op. Dit kan via voorlichting als het om bouwproducten gaat waarvan de CE-markering nog betrekkelijk recent is ingevoerd, maar bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden behoort ook tot de mogelijkheden. Overtreding van de regelgeving is een economisch delict met bijbehorende sancties. In de naleving van de regels voor de CE-markering zit een stijgende lijn. Met name producenten en importeurs van bouwproducten waarvoor de CE-markering al langer is ingevoerd, hebben de afgelopen jaren grote vorderingen gemaakt. Tegelijkertijd zijn er nog productgroepen waar de invoering van de CE-markering moeilijk op gang komt of stagneert. Niet alle partijen in de bouwsector zijn bovendien overtuigd van het nut en de noodzaak van CE-markering. Verster begrijpt die terughoudendheid, maar hij benadrukt dat CE-markering ook kansen biedt. “CE-markering is er niet alleen voor de overheid, zoals sommigen wel eens denken. De overheid zorgt door handhaving voor de betrouwbaarheid van het systeem. Dat betekent dat een producent het kan gebruiken om zich er, gesteund door de betrouwbaarheid van het systeem, mee te onderscheiden door te wijzen op extra kwaliteiten van zijn product.” •

25


verf & veiligheid

Installaties op verkeerde gronden afgekeurd

VNCI en VVVF maken zich ste

inspectieschema brand Inspectie-instellingen gaan bij het inspecteren van automatische brandblusinstallaties te ver. Dat is de mening van de VNCI, de belangenvereniging van de chemische industrie. De inspecteurs stellen aanvullende eisen en keuren installaties op basis daarvan af. Ten onrechte, vindt de VNCI. De organisatie heeft daarom het initiatief genomen om het inspectieschema aan te passen. Te k s t : E r i k t e R o l l e r

26

In Nederland moet vrijwel elk bedrijf dat meer dan tien ton gevaarlijke stoffen in opslag heeft, een automatische brandblusinstallatie hebben. Bedrijf, bevoegd gezag en brandweer spreken af waaraan een installatie moet voldoen. Ze leggen die afspraak vast in een uitgangspuntendocument (UPD). Bij de jaarlijkse inspectiekeuring moet de inspecteur volgens de officiële NEN-norm controleren of de installatie nog voldoet aan het UPD. “En niet meer dan dat”, benadrukt directeur Jos Jalving van advies- en ingenieursbureau AIVN. In de praktijk gebeurt echter iets anders. Vier Nederlandse inspectie-A-instellingen hebben een aantal jaren geleden voor zichzelf een inspectieschema opgesteld en dat bij het Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV) in beheer gegeven. Het CCV ontwikkelt en implementeert, in samenwerking met publieke en private organisaties, kennis en instrumenten om onder meer de brand- en inbraakveiligheid te verhogen. Voor dat doel ontwikkelt en beheert het CCV ook certificatie- en inspectieschema’s. Het schema dat de vier instellingen hebben opgesteld, vertelt wat inspecteurs tijdens een inspectie moeten doen en wat hun toetsingskader is. Jalving: “En dat is in dit schema meer dan in de norm staat aangegeven.” En hoewel de inspecteurs het misschien anders doen voorkomen, heeft dit inspectieschema geen enkele juridische status, waarschuwt hij. “Zo’n schema verplicht bedrijven tot niets, tenzij het in de bouw- of milieuvergunning is opgenomen.” De vier inspectie-A-instellingen hebben onlangs geprobeerd een CCV-regeling te ontwikkelen waarin staat dat zij een UPD moeten hebben beoordeeld voordat een

installatie kan worden geïnspecteerd. Hiertegen hebben de afnemers en leveranciers zich gezamenlijk verzet. Jalving: “Hiermee zou een inspectie-instelling bij het opstellen van een UPD betrokken zijn, wat niet toegestaan is. Voor de afnemers en leveranciers is dit aanleiding geweest om gezamenlijk tot een aangepast inspectieschema te komen.” Commercieel rechter Op grond van het huidige inspectieschema controleren de vier inspectie-A-instellingen vaak niet alleen of de blusinstallaties conform het UPD zijn, maar ook of die in hun eigen ogen doeltreffend zijn. Jalving: “Stel bijvoorbeeld dat een installatie volgens het UPD al jaren beschikt over een niet-spatwaterdichte akoestische alarmgever en de inspecteur vindt dat deze volgens de nieuwste productnorm spatwaterdicht moet zijn. Dan kan hij de installatie afkeuren, ook al voldoet deze aan het UPD. Dit leidt tot extra kosten, want het bedrijf moet de installatie laten aanpassen en de inspecteur moet nog een keer langskomen om de installatie alsnog goed te keuren. In feite speelt de inspecteur dan voor commercieel rechter, terwijl hij of zij alleen de conformiteit moet beoordelen, dus of de installatie voldoet aan de eisen van het UPD.” Verder blijkt dat de inspecteurs blusinstallaties na de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk eerder afkeuren. Jalving: “Als er tussen twee periodieke inspecties in niets aan de installatie of het te beveiligen gebied is veranderd, heeft de inspecteur wel wat uit te leggen. Of de vorige keuring deugt niet, of de nieuwe.” Hij wijst erop dat bedrijven die slechte ervaringen heb-


verf & veiligheid

rk voor aanpassing

blusinstallaties ben met een inspectie-A-instelling vrij kunnen overstappen naar een andere inspectie-A-instelling die geen lid is van de VIVB, zoals KIWA en VdS. “De meeste bedrijven weten dat nog niet.” We n s e n “Als certificatie- en inspectie-instelling kiest KIWA er bewust voor om niet betrokken te zijn bij het opstellen van uitgangspunten”, zegt Erik Teubler, Fire Safety

& Security – Kiwa Nederland. “Doe je dit wel dan wek je als inspectie-instelling de schijn niet meer objectief en onafhankelijk te zijn bij een inspectie. Dit neemt niet weg dat als tijdens een beoordeling blijkt dat een uitgangspuntendocument ‘onder de norm’ is opgesteld, niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving of de doelstelling niet duidelijk is verwoord, dit tot afkeur leidt.” Inmiddels heeft de VNCI met andere betrokken organisaties, zoals de VVVF en het Verbond van Handelaren

PGS-15-norm niet altijd verplicht Uit een rapport van de VROM-Inspectie naar de brandveiligheid bij opslag van gevaarlijke stoffen van dit voorjaar blijkt dat bij 43 procent van de 338 bedrijven het bevoegd gezag noch het bedrijf kan aantonen dat de automatische brandblusinstallatie is goedgekeurd. “In de enquête is de vraag misschien te eng gesteld”, geeft Jos Jalving van advies- en ingenieursbureau AIVN als verklaring. “In vergunningen van meer dan tien jaar oud staat soms niet vermeld dat de brandblusinstallatie jaarlijks gekeurd moet worden. Een aanpassing van de vergunning heeft doorgaans echter veel voeten in de aarde. Daarom kan de vergunningverlener besluiten om de herziening uit te stellen tot er ook andere zaken aangepast moeten worden. In dat geval laat het bedrijf de installatie wel periodiek onderhouden en inspecteren, maar staat dit niet in de vergunning. Er is dan officieel geen sprake van goedkeuring.” Er volgt binnenkort een aanpassing van de PGS 15 (nummer 15 van de Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen bedoeld voor opslagbedrijven). Daarin komt niet alleen te staan dat een bedrijf een UPD (uitgangspuntendocument) voor een installatie moet hebben, maar ook wat er zoal in moet staan. Verder komen in het nieuwe Bouwbesluit (2012) prestatie-eisen te staan voor brandblusinstallaties die gelden voor zowel nieuwbouw als bestaande bouw. Tussen het Bouwbesluit en PGS 15 bestaat echter geen directe relatie. “Een veel voorkomend misverstand is dat bedrijven verplicht zijn om zich aan de PGS 15 te houden. De PGS 15 is een richtlijn en heeft primair geen juridische status, tenzij daar in de bouw- of gebruiksvergunning expliciet naar verwezen wordt”, aldus Jalving.

in Chemische Producten (VHCP), het voortouw genomen om in samenwerking met het CCV te komen tot een inspectieschema dat tegemoet komt aan de wensen van het betalende bedrijfsleven. Samenhang De NOVB (Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid), de branchevereniging van de leveranciers en onderhoudsbedrijven van onder meer brandblusinstallaties, streeft naar een grotere rol van zijn leden. Directeur Rob Hartgerink: “Al in 2006 hebben we samen met het CCV het initiatief genomen tot de ontwikkeling van Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken (IBB). De gedachte hierbij is dat de brandveiligheid niet alleen afhangt van het functioneren van de afzonderlijke blusinstallaties en bouwvoorzieningen, maar vooral ook van de samenhang daarvan. Over dit model zijn we in gesprek met het betalend bedrijfsleven.” Ve r w a r r i n g Hartgerink ervaart dat afnemers zich storen aan de eigenzinnige inspectiemethoden van sommige inspectieA-instellingen. “Binnen de branche streven we daarom naar certificatie van het werk van de installateurs. Een onafhankelijke certificatie-instelling beoordeelt de installateur, de installatie en het onderhoud van de blusinstallatie en reikt een certificaat uit als alles in orde is. Zoiets biedt de afnemer de zekerheid van een keurmerk. Bij inspecties hoeft de inspecteur dan alleen nog maar een vinkje te zetten bij de blusinstallatie op de controlelijst en kan zich daarna richten op alle andere zaken die

4 verf&inkt 19 - 2011

27


verf & veiligheid

VNCI: inspectieregime ‘over the top’

niet gecertificeerd zijn, maar wel bij moeten dragen aan de brandveiligheid, zoals bouwkundige en organisatorische zaken.” De NOVB is ook voorstander van aanpassing van de inspectieschema’s. “Als een certificerende instelling een blusinstallatie goedkeurt en een inspecteur keurt haar af, wekt dat grote verwarring. Dat een inspecteur fouten signaleert is goed, maar hij moet geen opperrechter spelen en het eigen oordeel als dé waarheid poneren”, aldus Hartgerink. Ve r a n t w o o r d e l i j k h e i d De NOVB-directeur wijst op het belang van een goede organisatie rondom een brandblusinstallatie. “Dat is de verantwoordelijkheid van de afnemer. Stel bijvoorbeeld dat hij ineens chemicaliën opslaat in een

28

hal waar eerder alleen meubels stonden. Dan is de blusinstallatie wel in orde, maar niet berekend op een brand met chemicaliën. Allerlei wijzigingen kunnen dus consequenties hebben voor de brandveiligheid.” Jalving ziet het als een gezamenlijk doel van afnemers en installateurs het aantal inspecties terug te dringen. “Als een gecertificeerd bedrijf een brandblusinstallatie eens per halfjaar onderhoudt, hoeft de inspectie straks nog maar eens in de twee of drie jaar langs te komen. Dat vraagt meer verantwoordelijkheid van de leverancier ten aanzien van opleiding en documentatie. Maar daar willen de afnemers naartoe.” •

Volgens VNCI-beleidsmedewerker Macco Korteweg Maris brengen de inspectie-instellingen en certificeerders bedrijven met een PGS 15-voorziening in de problemen door geen certificaat of goedkeurend inspectiedocument af te geven. Uit de door de VROMinspectie uitgevoerde quickscan PGS 15 blijkt dat nog steeds de helft van de bedrijven (146) zo’n document niet heeft. “Toch laten de inspectie-instellingen verenigd in de VIVB (Vereniging van inspectie instellingen voor veiligheid en brandveiligheid) na zo’n quickscan niets van zich horen”, aldus Korteweg Maris. “Ze geven niet aan wat de grootste problemen zijn en vertellen niet waarmee de veiligheid structureel aangepakt zou kunnen worden. Daarmee nemen ze geen verantwoordelijkheid en laten ze de bedrijven, branches en ook de VROM-inspectie in het ongewisse of de veiligheid echt structureel in het geding is.” Als voorbeeld van de ‘doorgeslagen afkeurdrang’ noemt Korteweg Maris een VNCI-lidbedrijf met een automatische brandmeld- en blusinstallatie die jaarlijks wordt gekeurd door een onafhankelijke instantie: “De inspectierapporten geven jaar na jaar aan dat de installaties in goede staat zijn en werken zoals mag worden verwacht. De rapporten van het inspectiebedrijf geven ook aan dat de norm voor het functioneren van blusgasinstallaties niet kan worden gehaald met de huidige installatie. De reden: de benodigde tijd om de juiste CO2-concentratie te bereiken is te lang (120 seconden in plaats van de in de norm genoemde 90 seconden). Hier is bewust voor gekozen om de werknemers meer tijd te geven om zich in veiligheid te brengen als het alarm afgaat. Dit is ook geaccordeerd door de provincie, die voor de locatie als bevoegd gezag optreedt. Het bedrijf krijgt formeel geen certificaat, wat op zich logisch lijkt, maar het bedrijf heeft ook een volledig geëquipeerde bedrijfsbrandweer die tijdens de laatste BRZO-inspectie door de overheid als ‘zeer goed’ is gekwalificeerd. Die bedrijfsbrandweer alleen al zou als voldoende borging van de brandveiligheid erkend moeten worden. Puur op formele gronden heeft de inspectie-instelling gelijk, maar qua veiligheid niet. Inmiddels heeft het bedrijf wel een certificaat, maar het heeft door het ‘naming en shaming’ van de VROM-inspectie ondertussen wel reputatieschade opgelopen.” Volgens Korteweg Maris is gebleken dat het in veel gevallen vooral gaat om minors (kleine zaken) en dat de veiligheid vaak niet in het geding is. “Tot op heden heeft de VIVB nog niet de indruk gewekt dat men begrijpt dat het huidige systeem ‘over the top’ is en dat we terug moeten naar een systeem waarbij we vertrouwen hebben in bedrijven die op een verantwoorde manier met brandveiligheid omgaan.”


verf & conjuctuur

Autoschadeherstelbranche loopt voorop bij productinnovatie

‘Schade aan een

auto is schade aan je

emotie’ Zelfherstellende blanke lakken zijn snel in opkomst in de autoschadeherstelbranche. Het is een van de vele productinnovaties in deze belangrijke afzetmarkt voor de verfindustrie. Eén ding verandert niet: het herstellen van autoschade is en blijft echt mensenwerk.

Te k s t : H a n s K l i p F o t o’s : Pe t v a n d e L u i j t g a a r d e n

“Wij hebben een goede relatie met onze verfleverancier. Soms te goed”, merkt Rolph van Markus op een gegeven moment met een glimlach op. “Bij ons halfjaarlijkse evaluatiegesprek met bv Spectrum Verfindustrie waren beide partijen erg tevreden. We werken echt samen met elkaar. Spectrum kijkt steeds naar nieuwe producten.” Van Markus is directeur van ABS Van Markus Autoschade. Er werken bijna vijftig mensen bij de twee vestigingen in De Bilt en Zeist. Het is een familieonderneming; de vader van Van Markus heeft het bedrijf 43 jaar geleden opgericht. “Wij zijn een middelgroot autoschadeherstelbedrijf. We repareren personenauto’s en lichte bedrijfswagens. Onze particuliere en zakelijke klanten komen uit de regio die ligt op de Utrechtse Heuvelrug.” Van Markus is fier op zijn bedrijf en personeel. “De medewerkers zijn enthousiast en gedreven. De meesten werken hier al lang. Wij zijn trots op wat we doen.” De autoschadeherstelbranche is een belangrijke markt voor de verfindustrie. In 2010 werd voor 61,5 miljoen euro aan verfproducten omgezet. Er zijn ongeveer 1.300 bedrijven aangesloten bij de branchevereniging FOCWA, waaronder 880 FOCWA

Eurogarant-bedrijven. Het vervelende nieuws is dat de markt krimpt. Van Markus wijst op de kwartaalcijfers die in juni zijn gepubliceerd. In het eerste kwartaal van dit jaar waren er ruim 172.000 schades. Dat is zo’n tien procent minder dan in dezelfde periode in 2010. Ook het gemiddelde schadebedrag nam met drie procent af en is nu 1.293 euro. De daling is volgens Van Markus structureel. “Auto’s zijn veiliger geworden door onder meer de ontwikkeling van veiligheids- en comfortsystemen. Ook is de veiligheid van de wegeninfrastructuur verbeterd. Zo legt de overheid steeds meer rotondes aan. Wij opereren eigenlijk in een verdringingsmarkt. Volume en tarieven staan onder druk. Deze ontwikkeling staat los van de algemene economische problemen. Mensen laten hun auto toch wel repareren, recessie of niet. Want schade aan een auto is schade aan je emotie.” Genoeg kansen Ondanks de dalende omzet vallen nauwelijks bedrijven om, constateert Van Markus. “De branche is erg professioneel georganiseerd. De bedrijven hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd en kunnen tegen een stootje. De

4 verf&inkt 19 - 2011

29


Verf & Innovatie

situatie verschilt ook per bedrijf en regio. Sommige bedrijven groeien tegen de stroom in.” Hij ziet dan ook nog genoeg kansen. “Ik kijk als ondernemer verder dan auto’s. Alles waar verf op zit, beschouw ik als een kans. Waarom niet? We hebben de apparatuur en kennis in huis. Wij proberen nieuwe markten aan te boren. We spuiten keukens, radiatoren, brievenbussen, glas. Je kunt het zo gek niet bedenken. We hebben onlangs een sportvliegtuig gerepareerd en gespoten. Zoiets is hartstikke leuk! Al blijft het herstellen van autoschade onze kernactiviteit.” Vo o r l o p e r De kwaliteitseisen aan autolakken zijn hoog. Zij moeten bestand zijn tegen verkleuring en verwering. De fabrikanten van autolakken doen veel aan innovatie, zegt Van Markus. “Zo gebruiken de bedrijven in onze branche al lange tijd watergedragen lakken. Dat is sinds 2000 verplicht. Nederland is hiermee een voorloper geweest.” Lakken zijn volgens Van Markus zachter en flexibeler dan vroeger. De kleur luistert heel nauw. Kant-en-klare lakken zijn onbruikbaar. “We gebruiken de Lesonal-producten van AkzoNobel. We mengen de verf zodat de kleur precies past bij de huidige staat van een auto. Tien jaar geleden gebeur-

30

de dat handmatig: drupje erbij, drupje eraf. Tegenwoordig is het proces volledig computergestuurd. Door het gebruik van een spectrometer is de kleurechtheid zeer goed. De recepten om kleuren te maken worden ook steeds fijner.” Snel droog Producenten ontwikkelen watergedragen blanke lakken. Deze lakken bevinden zich in de testfase, vertelt Van Markus. “De lakken moeten goed hard en droog zijn, omdat ze worden gebruikt voor de beschermingslaag. Het is lastig om dat op waterbasis te realiseren. Bij het gebruik van de huidige producten zijn nog verharders en verdunners nodig. Ik ben benieuwd wanneer de eerste blanke lakken op waterbasis worden geïntroduceerd.” De huidige generatie blanke lakken zijn snel droog. “De verf wordt met ultraviolette straling gedroogd”, licht hij toe. “Je kunt auto-onderdelen al na tien minuten uit de spuitcabine halen.” Hij noemt nog iets: “Blanke lakken zijn mooier geworden, helderder vooral.” ABS Van Markus Autoschade maakt daarnaast gebruik van UV-grondverven. “Ook die zijn vlug droog. Je kunt er na drie minuten weer mee werken, terwijl het een paar jaar geleden twintig minuten duurde. Wanneer je de spuit hebt weggezet,

kun je meteen doorgaan. Heel prettig werken! Een auto is nu sneller klaar. Dat is ook in het voordeel van de klant.” Ve e r k r a c h t Van Markus wordt bijna lyrisch als hij het over zelfherstellende blanke lakken heeft. “Deze lakken zijn iets duurder dan normale producten, maar ze zijn geweldig mooi!” Nissan had eind 2005 de wereldprimeur. De autofabrikant had een lak ontwikkeld die ondiepe krassen herstelt. De veerkracht van de toplaag is bijzonder groot. Ontstaat er toch een krasje, dan herstelt de lak zich vrijwel vanzelf zodra de lak wordt blootgesteld aan de warmte van de zon. Begin 2009 kwamen de eerste auto’s van Nissan met de speciale beschermingslaag in de handel. Sindsdien zijn enkele andere autoproducenten gevolgd. Schadeherstellers gebruiken de zelfherstellende lakken al, zegt Van Markus. “Dat is bij verschillende automerken voorgeschreven. Wanneer je een zelfherstellende lak opspuit, denk je echt dat de auto nieuw is. De lak is extra hard en krasvast en uitstekend bestand tegen weersinvloeden. Dit komt door nanotechniek.” Er is een duidelijk kwaliteitsverschil met andere blanke lakken, vindt hij. “Die zijn op zich erg goed, maar je blijft krasjes


Verf & Innovatie

‘Elke reparatie is een examen’ zien. Die ontstaan bijvoorbeeld als de auto door de wasstraat rijdt. Of door vogelpoep. Heel agressief spul dat helemaal in de lak trekt. Als je de vogelpoep er tijdig afhaalt, zie je bij een zelfherstellende lak eerst nog een kringetje. Daarna trekt de vlek langzaam weg als de auto in de zon staat.” Gebruiksvriendelijk De nieuwe producten en technieken zijn gebruiksvriendelijk in de omgang. Maar het kost tijd om ze onder de knie te krijgen. Medewerkers worden goed voorbereid, vertelt Van Markus. “Onze verfleverancier Spectrum verzorgt trainingen. Afhankelijk van het product krijgen medewerkers één, twee of drie dagen technische begeleiding. Dat vindt plaats bij de leverancier of op onze eigen locatie.” Gezondheid en milieu zijn ook belangrijke aspecten in de bedrijfsvoering. Van Markus: “Wij nemen alle mogelijke voorzorgsmaatregelen zodat medewerkers gezond en veilig kunnen werken.” Hij vindt niet dat nieuwe overheidsregelgeving het uitoefenen van het vak bemoeilijkt. “Eerder het tegendeel. Sommige regels zijn versoepeld, bijvoorbeeld voor vluchtige organische stoffen. Er zijn geen hobbels als je wilt investeren in je bedrijf en per-

verf&inkt 19 - 2011

soneel.” Het is een schone branche, zegt hij. “Wij hebben amper afval. Een voorbeeld: we houden vaak kleine restjes lak over bij een auto. We gebruiken die weer om andere auto’s voor te spuiten.” Van Markus benadrukt dat bij alle innovaties één ding niet verandert: het herstellen van autoschade is echt mensenwerk. “Elke reparatie is anders. Een robot kan het werk niet doen. Het is eigenlijk steeds een nieuw examen. Maak je een foutje bij het spuiten, dan zie je dat meteen. Het is goed of niet goed, er is geen tussenweg. Daarom is er een interne kwaliteitscontrole in elke fase van het proces.” De branche heeft geen last van schaarste aan personeel. Van Markus verwacht dat voor de komende jaren ook niet. “Mits je leerlingen van ROC’s opleidt. Wij hebben zelf niet veel nieuwe mensen nodig omdat we een vaste groep hebben. Dat koesteren we. Maar wij proberen wel elk jaar een leerling aan te nemen.” Nieuw kwaliteitskeurmerk De branche heeft naast ISO een eigen kwaliteitszorgsysteem: Kwaliteitszorg Schadeherstel (KZS). In dit systeem zijn procedures en werkprocessen vastgelegd. KZS en ISO worden vervangen door een speciaal kwaliteitskeurmerk

voor schadeherstel. Waarschijnlijk vanaf het voorjaar van 2012 kunnen bedrijven zich binnen twee jaar laten certificeren. De Nederlandse autoschadeherstelbranche loopt hiermee voorop; in geen enkel ander land is er een dergelijk keurmerk. Van Markus licht de voordelen toe: “Het kwaliteitskeurmerk is niet alleen een waarborg voor een goed proces, maar ook voor een goed product. Behalve naar procedures wordt gekeken naar de reparatiemethoden en de equipment die we gebruiken. Het nieuwe keurmerk brengt hierin uniformiteit. De branche zet zo een verdere stap naar borging van de veiligheid van herstelde auto’s. Het kwaliteitskeurmerk is met open armen ontvangen door opdrachtgevende partijen zoals verzekeraars.” Rolph van Markus kijkt tot slot even in de kristallen bol. Hij verwacht dat de autoschadeherstelbranche over tien jaar nog professioneler opereert. “Bedrijven blijven investeren in nieuwe methoden en producten. Ons land is zeer vooruitstrevend op het gebied van autolakken. Dat komt mede door de inzet van verfleveranciers.” • Meer weten? Kijk op www.autoschadeportaal.nl, de informatie- en nieuwssite van de branche.

31


verf & veiligheid

Sector komt met alternatief voor REACH-verplichtingen

Luc Turkenburg (AkzoNobel): ‘Regelgeving schiet doel voorbij’ Als de Europese Commissie haar zin krijgt, gaat in de toekomst de aanschaf van elke pot verf vergezeld van misschien wel een paar honderd pagina’s veiligheidsinstructies. Luc Turkenburg, director Regulatory Affairs van AkzoNobel, komt in het geweer. “Deze voorgenomen regelgeving schiet haar doel voorbij.”

Te k s t : D o r i n e v a n K e s t e r e n Foto: Pet van de Luijtgaarden

Turkenburg doelt op de Europese REACH-regels, die producenten van chemische stoffen een zware verantwoordelijkheid toedelen. Zij moeten de risico’s van hun producten grondig analyseren, op basis daarvan een veiligheidsinformatieblad maken en de stoffen (laten) registreren bij agentschap ECHA in Helsinki. Veiligheid is het hoofddoel van REACH. Van veel chemische stoffen die op de markt verkrijgbaar zijn, is namelijk onvoldoende bekend of ze schadelijk zijn. Turkenburg: “Het idee is dat producenten de informatie door de hele supply chain beschikbaar stellen, zodat ook de eindgebruiker precies weet waarmee hij te maken heeft.” D u i z e n d p a g i n a’s Tot zover lijkt er niets aan de hand: niemand is immers tegenstander van veiligheid voor mens en milieu. Toch ontstaat er een probleem, zegt Turkenburg, want volgens REACH moeten alle grondstoffen van een verfmengsel een eigen, apart veiligheidsinformatieblad te hebben – en dat gaat niet. “In onze verf zitten zo’n dertig tot veertig

32

grondstoffen. Dat levert een boekwerk aan veiligheidsinformatie op van misschien wel duizend pagina’s.” De informatiebladen moeten ook worden voorzien van een blootstellingsscenario, waarin staat hoe het product op een veilige manier verwerkt moet worden. Deze scenario’s zijn vaak uitgebreid en beschrijven de veiligheidsmaatregelen voor alle individuele componenten van een verf. “Omdat met onze producten verschillende dingen kunnen worden gedaan, zoals bijvoorbeeld kleurmengen, rollen, verspuiten of het schoonmaken van spuitpistolen, en deze handelingen stuk voor stuk worden beschreven, kan het aantal meegestuurde instructies sterk oplopen. Dat zorgt voor een enorme administratieve inspanning.” Michelinmannetjes Niet alleen producenten, maar ook klanten krijgen met de administratieve molen te maken. Lastig, omdat dit vaak ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf zijn, die niet de mankracht hebben om alle informatie op te nemen. “En als producenten kunnen we niet zeggen:

Turkenburg: “ECHA ziet ook wel in dat er voor de eindgebruikers problemen ontstaan. Dat is een goed teken.”


verf & veiligheid

laat de eindgebruikers het zelf maar uitzoeken. We hebben immers de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat onze klanten op een verantwoorde en praktische manier met onze producten kunnen werken. Wij doen dus die hele papierhandel erbij en dan zien we wel. Eindgebruikers hebben op dit moment misschien nog niet veel met REACH te maken, maar wij zien nu al wat er bij ons terechtkomt en dat is gewoon niet behapbaar.” De ontbrekende mankracht bij het midden- en kleinbedrijf om de informatie te verwerken, is echter nog niet eens het grootste probleem. De informatiebladen schieten hun doel voorbij, aldus Turkenburg. “Simpel gezegd: een mengsel van ongeveer dertig stoffen heeft niet dertig verschillende blootstellingsscenario’s nodig. Zeker niet omdat die informatiebladen uitgaan van de geconcentreerde stof, en niet van de verdunde. Dat kan onrealistische veiligheidseisen opleveren, waaraan bedrijven uiteindelijk alleen nog kunnen voldoen door de medewerkers de hele dag als Michelinmannetjes te laten rondlopen.” G e n e r i e k e b l o o t s t e l l i n g s c e n a r i o’s Daarom stelt de sector een alternatief voor: generieke blootstellingscenario’s, die niet van alle aparte ingrediënten aparte veiligheidsvoorschriften bevatten. “Een generiek scenario hangt als een paraplu boven de individuele veiligheidseisen. Niet door voor alle aparte ingrediënten de maximale veiligheid te eisen, maar specifiek toegesneden op het gekochte product of een proces.” Volgens Turkenburg doet REACH geen recht aan het feit dat eindgebruikers de mengsels op verschillende manieren gebruiken. “Wij stellen dan ook voor de generieke

blootstellingscenario’s vooral te concentreren op de omstandigheden waaronder gewerkt wordt: met dit product moet je werken in geventileerde ruimtes, bij dat product moet je beschermende kleding dragen, enzovoort. Wie met 100 procent butylacetaat werkt, moet adembescherming dragen. Als het minder dan 1 procent van het eindproduct uitmaakt, is dat waarschijnlijk niet nodig. Het gaat dus om een heel logisch voorstel.” Oplossing De REACH-regelgeving wordt gefaseerd ingevoerd. In 2010 zijn alle producten geanalyseerd en geregistreerd waarvan meer dan duizend ton wordt geproduceerd. In 2013 volgt de tweede stap en in 2018 moet het programma afgerond zijn. Intussen is Turkenburg druk in overleg met de verantwoordelijke Europese instanties. “ECHA organiseert workshops en informatiebijeenkomsten, waaraan wij natuurlijk actief deelnemen. Ook via de Europese brancheorganisatie proberen we te komen tot een werkbaar compromis.” Hij heeft goede hoop dat er uiteindelijk een oplossing komt. “ECHA ziet ook wel in dat er voor de eindgebruikers problemen ontstaan. Dat is een goed teken. Ook vanuit Brussel krijgen we signalen dat deze problematiek serieus genomen wordt. Het is ook pas langzamerhand duidelijk geworden welke vormen REACH aanneemt. Het eerste blootstellingscenario dat ik onder ogen kreeg, paste nog op één kantje. Omdat deze ontwikkeling volgens mij door niemand zo gepland is, bespeur ik bij de verantwoordelijke instanties de wil om tot een oplossing te komen. We hopen voor 2013 een praktische en wettig geaccepteerde oplossing te krijgen.” •

Wat is REACH? REACH is de Europese regelgeving over Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemicaliën (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals). Deze verordening, die op 1 juni 2007 in werking trad, heeft als doel eerdere Europese wetgeving te stroomlijnen en de risico’s van chemische stoffen voor gezondheid en milieu te beheersen. Een groot deel van de verantwoordelijkheid hiervoor wordt bij de industrie gelegd. Zo zijn producenten van chemische stoffen verplicht hun producten te analyseren, te registreren en veiligheidsinformatie ter beschikking te stellen. Ook distributeurs moeten deze informatie aan hun klanten doorgeven. Naast de beheersing van de gezondheids- en milieurisico’s beoogt REACH ook het concurrentievermogen van de chemische industrie te verbeteren, alternatieve beoordelingsmethoden van gevaarlijke stoffen te creëren en het vrije verkeer van stoffen op de Europese markt te bevorderen. Volgens de planning bereikt REACH in 2018 de laatste fase: op dat moment moeten alle stoffen waarvan er meer dan 1 ton per jaar worden gemaakt of ingevoerd – per producent of distributeur – zijn aangemeld en geanalyseerd, en voorzien van veiligheidsinformatie.

verf&inkt 19 - 2011

33


gekleurd verleden

XXxxxxx xxxxxxxx ‘De Nelf is goed’

Nederlandsche Electrische Lak-Fabriek bestaat 95 jaar

Nederland telde ooit honderden verffabrieken en ambachtelijke verf- en inktmakers: van kleinschalige familiebedrijven tot robuuste ondernemingen met industriële potentie. ‘Gekleurd Verleden’ gaat terug in Nederland telde ooit honderden verffabrieken en ambachtelijk de tijd en verhaalt op basis van fragmenten uit de rijke verfen inktmakers: van kleinschalige familiebedrijven geschiedenis van de Nederlandse verf- en inktindus- tot robuuste ondernemingen met industriële potentie. ‘Gekleurd trie. In deze veertiende aflevering: de ‘Nederlandsche Verleden’ gaat terug in de tijd en op basis van Electrische Lak-Fabriek’ (Nelf) uit verhaalt Groningen. fragmenten uit vervlogen jaren. In deze tweede aflevering: verffabriek Premier in Den Haag-Loosduinen.

De van oorsprong Groningse verffabriek Nelf, voluit Nederlandsche Electrische Lak-Fabriek, met ‘De Nelf is goed’ als slogan, is dit jaar 95 jaar geworden. De verjaardag is weliswaar niet gevierd, maar wel degelijk herdacht. Het in april 1916 opgerichte bedrijf, dat zich met het gelijknamige verfmerk nog altijd richt op de ‘professionele’ afnemers zoals de bouw, de industrie en de binnenvaart, heeft eind jaren negentig van de vorige eeuw de stad Groningen vaarwel gezegd en is in Friesland neergestreken. Daar deelt Nelf het leven nu met het Friese verfmerk Koopmans en nog een andere, van oorsprong Groningse verffabriek, Drenth Verven uit Winschoten: drie onder één en hetzelfde dak gevestigde verfmerken, met allemaal hun eigen specialiteit en hun eigen verhaal. En niet te vergeten hun eigen marketing en productie. De bedrijven tellen samen 80 medewerkers. Directeur-eigenaar Paul Dokter realiseerde zich bij de aankoop van de bedrijven in 2006 niet wat hij daarmee aan verfhistorie had binnengehaald. Nu hij zich tussen de bedrijven door heeft kunnen verdiepen in het archiefmateriaal, weet hij beter: “Het zijn stuk voor stuk bedrijven met een heel rijke historie. Je praat in feite over kennen en kunnen door de eeuwen heen. Oude recepturen, handgeschreven notulen, plakboeken met krantenknipsels, oude advertenties: schitterend!” 125 jaar Koopmans, de Friese component van het merkentrio, bestond vorig jaar al 125 jaar. Trots toont Dokter een veilig achter glas opgeborgen staatsieportret in zwart-wit van de oprichter van de gelijknamige verffabriek uit Ferwerd, P.K. Koopmans, die naar het nieuwbouwcomplex van zijn eigen nazaten naar Marrum is meeverhuisd. Zich bewust van de waarde van dit en ander erfgoed uit de verfindustrie, heeft Dokter inmiddels een bedrijf in de arm genomen dat het archiefmateriaal gaat inventariseren, digitaliseren en selecteren. Om het aldus voor het nageslacht te kunnen bewaren en misschien nog eens tentoon te stellen. In de showroom van het bedrijf bijvoorbeeld. Maar wat voor bedrijf was Nelf? De verffabriek is begonnen in een tijd waarin in en rond Groningen meer verf-

34

fabrieken actief waren. Nelf was hoe dan ook één van de eerste, zoniet de eerste verffabriek waar met gebruikmaking van elektriciteit verf werd geproduceerd. “En dus zeker voor die tijd een hypermodern bedrijf”, aldus Dokter, “met achter de directie een grote groep betrokken aandeelhouders uit de Groningse verfwereld. Met mensen van naam en faam. Zoals bijvoorbeeld iemand uit de familie De Witt van de gelijknamige Groningse verffabriek.” De oprichting van de ‘Lakfabriek’ vindt plaats in een tijd waarin de wereld door oorlog wordt geteisterd. Na de aanbesteding, op 11 december 1915, is de bouw niet veel later, op 1 april 1916, praktisch voltooid. Kantoormachines en administratieve bescheiden worden door ‘enige enthousiaste heren’ op een handkar van het woonhuis van een der directieleden naar de nieuwe fabriek overgebracht. De directie bestaat dan uit de heren A. Koster en H.F. Sterringa. De locatie van de eerste fabriek: de Hoornschedijk 78 in Groningen. Schilders die de eerste producten uitproberen, blijven trouw met hun Nelf schildern, want De Nelf is goed met zijn Meesterlakken! Hoogst hygiënisch “Nelf is een zeer moderne, en daardoor hoogst hygiënisch ingerichte Lakfabriek”, zo presenteert het bedrijf zich zelfbewust in een folder uit de beginjaren. Vergeleken met soortgelijke zaken, “welke steeds een onaangename reuk in de omtrek verspreiden, is deze zaak een modelinrichting”, vindt de schrijver. “De afvoer van stank, het condensatiesysteem en de inrichting tot voorkoming van brandgevaar is in de Nederlandsche Electrische Lakfabriek zoo volkomen, dat de bouwpolitie der gemeente Groningen hierin aanleiding meende te zien, de Vennootschap toestemming te verlenen hare fabriek zo goed als in de bebouwde kom der gemeente te mogen bouwen.” In de stokerij, die “van zeven vuren is voorzien, kan een grote capaciteit worden ontwikkeld, zodat deze zaak in hare branche een enorm productievermogen bezit en in de kortst mogelijke tijd prima fabrikaten kan fabriceren.” “De Nelf”, zo meent de schrijver uit die jaren, “kan wedijveren met het beste wat op haar gebied bestaat.” Hoewel door de Eerste Wereldoorlog sprake is van een

Nelf: rond 1900 één van de eerste verffabrieken in Groningen waar met behulp van elektriciteit verven en lakken worden geproduceerd.

onzekere tijd, blijkt de orderportefeuille “voldoende gevuld om op volle toeren te draaien”, zo valt te lezen in het boekje ’40 jaren Nelf (1916-1956)’ dat in 1956 verschijnt. Het bedrijf groeit dermate voorspoedig dat al in 1921 een extra loods moet worden gebouwd en de lakstokerij aan uitbreiding toe is. In 1926 volgt een extra bouwlaag op het bestaande hoofdgebouw; deze eerste etage gaat dienst doen als ‘Japanlakfabriek.’ Dertien jaar later, in 1939, wordt het hoofdgebouw nogmaals verhoogd; de tweede etage die hieruit ontstaat wordt ingericht als showroom en demonstratiezaal waar Nelf de schilders de weg wijst. “Kwaliteit onzer producten: grootste duurzaamheid, hoge glans, prachtige droging en steeds constant.” De vreugde over de uitbreiding wordt datzelfde jaar echter overschaduwd door het plotselinge overlijden van directeur Sterringa. “Een man, die”, zo wordt in het boekje gememoreerd, “van grote betekenis is geweest voor de NV Nelf. Hij die in de schilderswereld bekendstond als een uitzonderlijk vakman, had zich opgewerkt van schildersgezel tot allround lakfabrikant.” Stopverf Na vijf jaar ‘beproeving’ kan de fabriek na de Tweede Wereldoorlog opnieuw van start. Pikant detail is dat de Groningse verffabriek dan stopverf mag maken. Dat gebeurt in opdracht van de Canadese bevrijders. Waarmee het bedrijf een wel heel praktische bijdrage levert aan


gekleurd verleden

Een groep ‘Duitse leeraren.’ Getuige het bord brengen zij de Groningse verffabriek op 16 juli 1938 een bezoek.

het herstel van de vele verwoestingen die in oorlogstijd zijn aangericht in de stad en provincie Groningen. Door gestage groei moet halverwege de jaren vijftig opnieuw naar uitbreiding worden uitgezien. Het oog valt op een pand naast het bestaande fabriekscomplex, waar al meteen plannen voor klaarliggen. Onder meer ten faveure van extra kantoor- en laboratoriumruimte. In het jubileumjaar 1956 staat zelfs een geheel nieuw te bouwen fabriekshal met kantine op het programma. Dat alles in een tijd waarin de Nelfdirectie spreekt van “een haast revolutionaire ontwikkeling” in de verf- en lakindustrie. Van de vertrouwde samenstelling van vele Nelfverven blijft steeds minder over als gevolg van de opkomst van nieuwe, synthetische materialen. Grondstoffen, die volgens de directie uiteindelijk tot nog betere eindproducten leidden. Uitbreiding Groningen Tot de bedrijfsdocumentatie van Nelf behoren ook plakboeken, waarin aan de hand van krantenknipsels nauwgezet is bijgehouden welke koers er zoal door de concurrent in verfland wordt gevaren. In december 1976 bedient het bedrijf ook zelf de pers met de mededeling dat er flink zal worden geïnvesteerd. Er gaat een persbericht de deur uit, waarin wordt gemeld dat ter vergroting van de productiecapaciteit een investeringsprogramma is opgezet ter

industriecoatings. Het is ook in deze tijd dat Nelf zich onder leiding van directeur Van der Zee in toenemende mate richt op de maritieme markt. Onder meer met verven en coatings voor vissersschepen en vaartuigen voor de kust- en binnenvaart. Nelf heeft vandaag de dag bijvoorbeeld nog steeds wegenverf in het assortiment voor het belijnen en markeren van wegen. Een markt waarop Nelf volgens zeggen van de huidige eigenaar ooit “een van de spelbepalers” is geweest. L’ h i s t o i r e s e r é p è t e

Een gedateerd receptenboek van Nelf.

waarde van bijna twee miljoen gulden. Onder meer ten behoeve van de uitbreiding van de productiecapaciteit. Van Verfkroniek, Chempress, Nieuwsblad van het Noorden, tot en met het Schildersblad wordt deze boodschap uitgedragen. Concreet gaat het om de aanleg van een ondergronds tankpark voor oplosmiddelen en kunstharsen en de bouw van een “semi-automatische productie-eenheid.” Voorts om plannen voor de bouw van een opslaghal met een oppervlakte van twaalfhonderd vierkante meter. De productie van de fabriek is in deze tijd vooral afgestemd op de Nederlandse bouwmarkt. Bouwverven vormen dan maar liefst tachtig procent van de totale productie. De rest betreft scheepsverven en industriecoatings. De omzet bedraagt in dat jaar (1976) rond de zeven miljoen gulden. Nieuwe producten

Het laboratorium in vervlogen jaren.

verf&inkt 19 - 2011

De voorraadkamer van Nelf.

Bij de ingebruikneming van de nieuwe productiehal kan meteen gestart worden met een serie nieuwe producten. Vooral ten behoeve van staalconstructies, zoals ‘high build’ tweecomponentenlakken en chloorrubberlakken. Op zijn zestigste verjaardag is Nelf “geleidelijk uitgegroeid tot een middelgrote verffabrikant”’ De positie van het bedrijf is in 1975 nog versterkt door het verwerven van NV Lak- en Verffabrieken Kiewiet de Jonge BV uit Groningen en, weer later Feenstra’s verf- en lakfabriek NV. De bedrijven bewegen zich dan op de marktsegmenten bouwverven, scheepsverven en

Dokter weet als geen ander dat l’histoire se répète. Zoals blijkt uit het handgeschreven relaas van een notulist van de Groningse verffabriek K. Kiewiet de Jonge, die zich erover beklaagt dat voor ‘terpentijn’ een prijs van 42 gulden moet worden betaald in plaats van 32 gulden. “Ook tegenwoordig rijzen de prijzen van grondstoffen de pan uit. En waar vroeger synthetische verf zijn opmars maakte, zijn dat nu weer watergedragen varianten. Kortom, geschiedenis is een komen en gaan van ontwikkelingen, een evolutie waaruit je altijd weer kunt leren. Van Kiewiet de Jonge voeren we trouwens nog steeds bepaalde producten. Uiteraard met eigentijdse recepturen. In Italië is onze Kiewiet Olie wereldberoemd!” De slogan ‘De Nelf is goed’, een strijdkreet uit het grijze verleden, heeft volgens Paul Dokter nog geen centimeter aan waarde ingeboet. En Nelf is natuurlijk nog net zo vooruitstrevend. En opnieuw in opmars. Volgens Dokter vooral door te luisteren naar de eindgebruiker. “De professional hecht waarde aan een hoge glans, een snelle droging, een goede vloei, een gemakkelijke verwerkbaarheid en ga zo maar door. Wij doen al die componenten in één en dezelfde bus!” Op het ruim geoutilleerde laboratorium in Marrum wordt door een ploeg van zes man dagelijks gewerkt aan nieuwe producten en aan de verdere perfectionering en uitbouw van de bestaande Nelfproducten. Een merk dat, aldus de directie, mede door zijn van oudsher Groningse nuchterheid en degelijkheid zelfs letterlijk “blijft staan, waar anderen zakken!”

Te k s t : A n t o n S t i g F o t o’s : N e l f M a r r u m 35


The acknowledged professional chemical distributor!

• Our knowhow is our advantage • Our reputation is our motivation • Our strength are our people

viscositeit

Bax Chemicals B.V. Pieter Kramerstraat 49 1461 AE Zuidoostbeemster The Netherlands Tel.: +31(0)299 - 45 11 70

Viscositeit Concentratie Dichtheid Refractie Index Reologie

Fax: +31(0)299 - 45 11 71 sales@baxchemicals.com www.baxchemicals.com

Bax Adv_0111.indd 1

Anton Paar Benelux BVBA Maagd Van Gentstraat 12 B-9050 Gentbrugge +32 (0) 9 280 83 20 Anjerstraat 2A 5102 ZA Dongen +31 (0) 162 319250 Info.be@anton-paar.com www.anton-paar.com

1/18/11 1:05:16 PM

Umicore is a global materials technology group. It focuses on application areas where its expertise in materials science, chemistry and metallurgy makes a real difference.

R&D SCIENTIST AND PRODUCT DEVELOPMENT MANAGER – ALKYD & EMULSIONS SPECIALIST @ UMICORE BRUGES (BELGIUM) PURPOSE OF FUNCTION As R&D scientist and Product Development Manager you are responsible for the sales and application support in the inks & coatings application line.

FUNCTION

• You manage the daily R&D lab work, the technical support, project work and general research work (counter typing, analyzing, …) and you manage, support and coach several lab technicians

• You handle technical support to our customers and participate in & lead project work • You visit customers from time to time to promote (new) products, give technical support and get market knowledge • You attend (give) technical presentations at coatings federations/associations and you attend exhibitions (promoting Umicore at coating shows)

PROFILE

• You hold a master degree in chemical sciences or a PhD in (polymer) chemistry, … and have at least 5 years of R&D experience and/or business experience ( showing a comprehensive approach towards chemical issues)

• You have knowledge of polymer design (preferably focused on alkyds, alkyd emulsions, esters, …) and emulsion process knowledge and/or paint formulation

• You hold good communication skills: presentation, receptivity and persuasion • You are a decision maker: systematic approach, quality minded and effective problem solver. You are a team player and customer minded and have a pragmatic approach

CONTACT Koen Van den Breen - Recruitment Manager Belgium & Northern Europe, koen.vandenbreen@umicore.com

Tel: +32-2-227.77.57 - Mobile phone: +32-476-59.65.16


vvvf verenigingsnieuws

Algemene Ledenvergadering De algemene ledenvergadering van de VVVF zal worden gehouden op woensdag 14 december 2011 in Hilton Royal Parc Soestduinen. Het besloten deel (uitsluitend toegankelijk voor VVVF-leden) begint om 10.30 uur. De openbare bijeenkomst vangt aan om 14.00 uur en heeft als centraal thema ‘innovatie in relatie tot duurzaam ondernemen en ketensamenwerking’. De branche besteedt door middel van technologische innovatie en ketensamenwerking veel aandacht aan de ontwikkeling van nieuwe producten die voldoen aan regelgeving en bijdragen aan de verduurzaming van onze leefomgeving. Dagvoorzitter Peter van Ingen zal sprekers vragen vanuit verschillende invalshoeken het thema nader toe te lichten.

VVVF INVECO-gids 2011 - versie 4 beschikbaar De Expertgroep INVECO (INterne VEiligheids COdering) van de VVVF heeft de INVECO-gids geactualiseerd. De gids is beschikbaar voor VVVF-leden op de ledensite. Het INVECO-systeem is een uitstekend middel om de medewerkers op de werkvloer te voorzien van informatie over de risico’s die verbonden zijn aan het omgaan met stoffen, halffabrikaten en producten. Het INVECO-systeem geeft bovendien aan welke maatregelen genomen moeten worden om veilig werken zeker te stellen.

verf&inkt 19 - 2011

VVVF organiseert bijeenkomst voor brancheverenigingen vastgoedonderhoud Met als uitgangspunt dat onderhoud en dus verf bijdraagt aan een duurzame wereld, geven we aan dat de verfindustrie een bijdrage kan leveren aan de duurzaamheid van het eindresultaat, te weten duurzaam onderhouden vastgoed. Dat doel bereikt de VVVF echter natuurlijk niet alleen. De duurzaamheid

van een eindproduct of dienst is immers het resultaat van de duurzaamheid van alle schakels in de vastgoedketen. In mei heeft de VVVF aangekondigd een bijeenkomst te organiseren in het najaar van 2011. Intussen heeft de VVVF het plan opgevat om dit in twee fasen te doen, te beginnen met een bijeen-

komst dit najaar voor de brancheverenigingen uit de diverse schakels in de vastgoedonderhoudsketen. Mede afhankelijk van de resultaten daarvan zal overwogen worden om in het voorjaar van 2012 een duurzaamheiddag te organiseren.

CEPE-Conferentie Dublin: de weg naar duurzaamheid… Duurzaamheid was ook dit jaar het thema bij de jaarlijkse conferentievan CEPE, (5 tot 7 oktober 2011 in Dublin). Daarmee werd opnieuw benadrukt dat het thema de verf- en drukinktindustrie zeer aan het hart ligt. De conferentie ging van start met een presentatie van Tom Tevlin van Greenspirit Strategies onder de titel “Sensible environmentalism for the future”. Tevlin is een discipel van Patrick Moore. Geen wonder dat hij veelvuldig naar diens boek “Confession of a Greenpeace Dropout” verwees. De groep mensen rond Moore pleit voor een milieuactivisme dat meer op redelijkheid en wetenschap stoelt dan Greenpeace. Het thema werd vervolgens in verschillende andere presentaties uitgediept. Zo gaf Evan Schminke een overzicht van het normalisatiewerk dat op Europees niveau wordt gedaan op het gebied van duurzaam bouwen. Ze gaf een zeer technische kijk op het stelsel van normen dat verband houdt met de Construction Products Regulation (CPR) die de Construction Products Directive vervangt. Voor de fabrikanten van bouwverven een zeer belangrijk onderwerp waarvan het belang uiteindelijk zal afhangen van de vraag of bouwverven als een bouwproduct gezien worden of niet. Jan van der Meulen nam in de discussie na deze presentatie duidelijk stelling: verf is geen bouwproduct maar is wel onderdeel van producten die dat wel zijn zoals bijvoorbeeld kozijnen. Daardoor valt verf in het algemeen niet onder de CPR. Mevrouw Schmincke leek een andere weg open te houden, namelijk dat elk product dat

een invloed heeft op de prestatie van een gebouw onder de CPR valt. Juist vanwege deze onduidelijkheid hield de VVVF op 27 oktober een bijeenkomst over de CPR waarin ook Jan van der Meulen een presentatie verzorgde (zie elders in dit nummer van Verf&Inkt). In een van de parallelsessies werd verder ingegaan op het thema duurzaam bouwen, onder meer met een lezing van Maarten Dansen van Dutch Green Building Council (DGBC). Deze spreker gaf aan hoe succesvol DGBC is in Nederland met het keuren van gebouwen op hun duurzaamheidprestaties. DGBC hecht veel waarde aan communicatie voor het realiseren van een versnelling in de duurzame ontwikkeling. Het werd helemaal een Nederlands getinte middag toen Geert Geelkerken (voorzitter van de VVVF Issuegroep Innovatie en van de sectie Protective Coatings) zijn ervaring presenteerde met het duurzaam inkopen van de overheid. Hij had twee belangrijke boodschappen. De eerste is dat de overheid niet tot criteria voor duurzaam inkopen kan komen zonder een zorgvuldig overleg met het betrokken bedrijfsleven. Als industrie moet je dus via je branchevereniging er als de kippen bij zijn om bij de overheid aan tafel te schuiven. De tweede boodschap is dat de criteria voor duurzaam inkopen voor staalconservering Europees moeten worden vastgesteld, anders wordt het een chaos. CEPE heeft wat hem betreft de taak om deze boodschap uit te dragen. Het programma had ook rekening gehouden met onderwerpen die minder

direct te maken hadden met duurzaamheid. Hoewel, je zou ook kunnen volhouden dat de verkrijgbaarheid van eindige grondstoffen zoals titaan dioxide, juist wel passen in het thema over duurzaamheid. Het onderwerp van de paneldiscussie was echter meer economisch van aard. Het ging om de marktsituatie van grondstoffen voor verf en drukinkt. BASF, DSM en Dow kwamen uitleggen waarom het de laatste jaren zo moeizaam is gegaan met de verkrijgbaarheid en prijsontwikkeling van grondstoffen. Ten slotte is ook de presentatie van consultants van Orr en Boss over de plaats van Europa in de mondiale verfmarkt het vermelden waard. De Europese coatingsindustrie heeft de crisis wellicht beter overleeft dan die van de VS maar heeft duidelijk meer geleden dan die in het Verre Oosten. Ook binnen Europa zijn grote verschillen zichtbaar in ontwikkeling tussen de verschillende regio’s. Al met al een geslaagde jaarvergadering van CEPE met een grotere opkomst vanuit de achterban dan de laatste jaren gebruikelijk was en een gezellige ambiance dat in het teken stond van de zestigste verjaardag van CEPE.

37


vvvf verenigingsnieuws

Spaarloon 2012 Werknemers kunnen vanaf 2012 geen geld meer inleggen voor belastingvriendelijk sparen via de spaarloonregeling. Deelnemers aan de spaarloonregeling kunnen hun opgebouwde tegoed vanaf 1 januari 2012 in z’n geheel opnemen. De afschaffing van de spaarloonregeling wordt gebruikt om de verlaging van de overdrachtsbelasting bij huizentransacties te kunnen betalen. Uiteindelijk moet de spaarloonregeling opgaan in de nieuwe vitaliteitsregeling. Volgens het regeerakkoord wordt in deze voorziening ook de levensloopregeling voor verlofsparen ondergebracht. De nieuwe regeling moet op zijn vroegst vanaf 2013 werknemers gaan helpen met het vrijmaken van tijd en geld voor zorgtaken, scholing, het opzetten van een eigen bedrijf of voor deeltijdpensioen.

Guideline CEPE over implementatie Exposure Scenario’s De werkgroep Labelling and Safety Data Sheets van CEPE heeft de guideline “Assessing and demonstrating compliance with received ES information for the Paint, Varnish, Printing Ink and Artists’ Colours Industry”, opgesteld. In deze guideline is uiteengezet hoe aan de REACh-verordening voldaan kan worden als het gaat om de implementatie van informatie die in Exposure Scenario’s (ES) in de veiligheidsinformatiebladen is opgenomen. Tijdens de Informatiebijeenkomst over REACh en CLP aan het begin van de maand heeft Fiona Woudenberg een heldere uitleg gegeven over dit onderwerp. De expertgroep Etikettering en VIB’s van de VVVF werkt momenteel aan de vertaling van de guideline.

Informatiebijeenkomst REACh en CLP Meer dan 55 deelnemers bezochten op 6 oktober de Informatiebijeenkomst over REACh en CLP. De bijeenkomst werd gehouden in ’t Veerhuis in Nieuwegein. Doel was de leden te informeren over recente ontwikkelingen over beide verordeningen. Het was de eerste keer dat een dergelijke bijeenkomst werd georganiseerd voor zowel leden van de VVVF als van de VLK, de branchevereniging voor lijmen en kitten. De bijeenkomst werd ook benut om de expertgroepen van de VVVF gelegenheid te geven de resultaten van hun activiteiten te presenteren. De eerste prestatie over REACh en CLP ging over de vraag hoe downstream formuleerders moeten omgaan met gegevens uit het VIB van grondstofleveranciers. Naar voren kwam dat zorgvuldig moet worden nagegaan of voldaan kan worden aan de eisen over veilig gebruik van de stof in de fabrieken en of het gebruik van de stof is toegestaan voor het marktsegment waarvoor het product is bedoeld. De tweede presentatie handelde over de ontwikkeling van generieke exposure scenario’s voor producten. Het is zeer ingewikkeld om de informatie uit

de VIB’s van leveranciers goed over te zetten naar de VIB’s voor eindgebruikers. Een product is samengesteld uit een groot aantal stoffen. Informatie over de risico’s van blootstelling aan deze stoffen staat in de VIB’s van de grondstofleveranciers. Deze VIB’s bevatten een zeer groot aantal verschillende exposure scenario’s. Dat maakt het vrijwel onmogelijk om een goed en eenduidig VIB van te maken voor een eindproduct. Een oplossing voor dat probleem is het ontwikkelen van generieke exposure scenario’s voor productgroepen. FEICA (Europese koepelorganisatie voor lijmen en kitten) en CEPE (Europese koepel voor de verf- en drukinktindustrie) werken mee aan de totstandkoming generieke exposure scenario’s. De derde presentatie ging over de mogelijkheden die er zijn om VIB’s digitaal aan de eindgebruiker ter beschikking te stellen. Dit mag door een email met een VIB als bijlage naar de klant te sturen, maar het mag ook met een email met daarin een link die direct naar het gewenste VIB op een website gaat van de leverancier gaat of naar de website van de VVVF VeiligmetVerf.nl. Het downloaden van VIB’s door

Bundel Transport Informatie Bladen 2011 beschikbaar De Expertgroep Transport van de VVVF heeft de Bundel Transport Informatie Bladen geactualiseerd. De bundel geeft op een eenvoudige en toegankelijke manier informatie over transportzaken. In de nieuwe uitgave zijn onder meer de wijzigingen van de ADR 2011 verwerkt. De bundel is beschikbaar voor VVVF-leden via de ledensite.

Op de foto van links naar rechts de sprekers van de informatiebijeenkomst REACh/CLP: Dick Boekee (Holland Coatings Industries), Niek Wetser (PPG), Gerrit Jonkers (VVVF), Kees Koelewijn (Valspar), Hilco Kollen (Van Wijhe Verf), Fiona Woudenberg (Akzo Nobel), Gerard Kulk (Akzo Nobel)

38

de eindgebruiker zelf, wordt niet gezien als invulling van de verplichting om VIB’s beschikbaar te stellen. Verder werden de leden op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkeling van de actualisatie van de website VeiligmetVerf.nl. In het tweede gedeelte van de bijeenkomst werd de laatste update van de Bundel TransportInformatiebladen gepresenteerd. In deze bundel staan voor de leden alle relevante zaken over transport voor verf, drukinkt, lijm en kit. Daarna werden de laatste uitgaven van de Etiketteringsgids en de VIB-gids getoond en nader toegelicht. Tot slot werd het nieuwe INVECO-systeem gepresenteerd. INVECO staat voor Interne Veiligheids Codering. Met het INVECOsysteem kan een fabrikant intern in zijn bedrijf op een zeer eenvoudige wijze aan de medewerkers op de werkvloer duidelijk maken welke risico’s verbonden zijn aan het werken met een stof of halffabrikaat. Bovendien geeft het systeem met een simpele code aan welke maatregelen genomen dienen te worden om veilig met stoffen en mengsel te kunnen omgaan. De VVVF heeft het voornemen in 2012 een vergelijkbare bijeenkomst te houden.


Caldic, de distributeur die werkt aan meerwaarde voor al uw grondstoffen. Wilt u met ons sparren, meer informatie of een offerte? Kijk op www.caldic.com of stuur een e-mail naar coatings@caldic.nl, wij nemen direct contact met u op.

Uw proces verdient...

...een Verderflex Dura Van harte aanbeVolen Verdringerpompen Excentrische wormpompen Slangenpompen Membraanpompen

Lobbenpompen Rondselpompen

Kijk voor ons compleet fitnessprogramma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00

Schroefkanaalwaaier Centrifugaalpompen

Tandwielpompen

Open waaier

Schottenpompen

Gesloten waaier

Impellerpompen

Half-open waaier

Oscillerende zuigerpompen

Wervelstroomwaaier

AdvWB197x131mm.indd 1

EĂŠnkanaal-waaier Zijkanaalwaaier Turbinewaaier Doseerpompen Versnijders Service en skidbouw

14-02-11 08:43


Hildering Packaging heeft een breed assortiment ronde en rechthoekige vloeistof blikverpakkingen. Een zeer geschikte verpakking voor beitsen, reinigingsmiddelen, verdunningen, oplosmiddelen en chemische stoffen. Bijna alle vloeistof blikken zijn voorzien van UN keur. De sluitingen zijn er in vele uitvoeringen. De rechthoekige vloeistof blikverpakking is verkrijgbaar vanaf 125 ml t/m 25 liter. Naast offset, is deze verpakking in bepaalde inhoudsmaten ook digitaal te bedrukken. Voordeel van het digitaal decoreren van uw blikverpakking is, dat u alle zijden kunt voorzien van uw boodschap. Dit betekent optimale communicatie richting uw afnemer.

Zandvoortstraat 69 T +31 (0)255 510 409

1976 BN IJmuiden F +31 (0)255 512 801

The Netherlands info@hildering.com

www.hildering.com


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.