
4 minute read
Verborgen
Om boeren zo snel mogelijk bij handelaren te krijgen én om eten zo snel mogelijk te kunnen vervoeren naar rampgebieden, ontwikkelen Valentijn Stienen en Joris Wagenaar modellen. Nu hebben ze hun zinnen gezet op het terugdringen van voedselverspilling.
Tekst: Laura Bergshoef Foto’s: Bob Bronshoff
Ga naar Thuisbezorgd.nl en vul je postcode in. Of: open Google Maps en zoek de dichtstbijzijnde supermarkt. In Nederland weet je altijd wel waar je snel voedsel kunt vinden, ‘want hier zijn alle wegen bekend’, zegt promovendus Valentijn Stienen. ‘Maar dat is niet overal zo. Neem Indonesië. Veel lokale boeren hebben daar geen idee hoe ze hun voedsel het efficiëntst kunnen wegbrengen. Op sommige plekken, zoals in jungles, is het wegennetwerk niet volledig in kaart gebracht. En stel je voor: daar vindt een ramp plaats. Dan zitten tienduizenden mensen zonder voedsel. Het is dan van levensbelang dat hulpposten weten hoe ze snel eten kunnen brengen.’
Om het wegennetwerk in Indonesië in kaart te brengen, bouwt Stienen een wiskundig model. Dat doet hij samen met zijn proefschriftbegeleider Joris Wagenaar. Beiden zijn ze verbonden aan het Zero Hunger Lab en de Tilburg School of Economics and Management.
‘Het weer is ook een belangrijk onderdeel van ons model’, vertelt Wagenaar. ‘Regelmatig lopen wegen volledig onder door regenbuien. Een boer wil weten hoe de weg loopt en of hij er überhaupt overheen kan rijden.’
Hoe stop je het weer én de wegen samen in een model?
Wagenaar: ‘De eerste stap is om alle wegen in Indonesië te verzamelen in het model. We hebben gps-trackers aan vrachtwagens gehangen die elke minuut hun locatie doorsturen. Soms zien we meerdere vrachtwagens van een bekende weg af rijden, de wildernis in. Dan zit daar blijkbaar een weg die nog onbekend is.’ Stienen: ‘De tweede stap is om de wegendata te koppelen aan weerdata. Met de data van de gps-trackers kunnen we bijvoorbeeld berekenen hoe snel vrachtwagens onder bepaalde weersomstandigheden over een specifieke weg rijden. Een weg waar vrachtwagens tijdens hevige regenbuien massaal omkeren, staat vanaf een bepaalde hoeveelheid neerslag onder water.’
Hoe wordt dit model straks gebruikt?
Stienen: ‘Op de eerste plaats is dit model bedoeld voor lokale boeren, zodat die inzicht krijgen in de transportlogistiek en planning. Voor hen is het belangrijk om te weten wat de snelste route is naar de handelaren. Elke euro die ze besparen aan benzine, kunnen ze investeren in het voeden van meer mensen. Tijdens het bouwen van het model kwamen er andere toepassingen bij, zoals rampen. Daar hebben we een extra model voor gebouwd.’
Wat voor model was dat dan?
Wagenaar: ‘Als ergens een ramp plaatsvindt, brengen hulpverleners eten naar het rampgebied vanuit plekken waar voedsel opgeslagen ligt voor noodsituaties. Die plekken heten hubs. Verspreid over de wereld zijn er zes hubs, die twintig jaar geleden zijn gebouwd. We hebben nu twintig jaar aan data van de afstanden tussen de hubs en de locaties van de rampen. Daarmee kunnen we de ideale plek voor de zevende hub berekenen.’ Stienen: ‘Van belang is wel dat rampen onvoorspelbaar zijn. Als alle rampen in de afgelopen twintig jaar in de buurt van een bepaalde plek plaatsvinden, wil je niet al je hubs daar hebben. Het kan namelijk zomaar gebeuren dat de volgende ramp aan de andere kant van de wereld plaatsvindt. Maar dat is nu juist het mooie aan computermodellen. Daarin kun je die onzekerheid en onvoorspelbaarheid meenemen. Alleen: daarvoor is twintig jaar aan data niet veel.’
Wat maakt voedsel zo’n aantrekkelijk thema voor jullie?
Stienen: ‘Toen ik in Tilburg econometrie ging studeren, had ik nooit gedacht dat ik later ooit iets met voedsel zou doen. Ik heb het altijd al leuk gevonden om problemen op te lossen met wiskunde en modellen en ik heb aan veel verschillende soorten problemen gewerkt. Een poosje terug werkte ik nog aan modellen voor de KLM die berekenen hoe het aantal vertragingen omlaag kan. Nu werk ik aan voedsel. Het leuke daaraan is dat je direct impact ziet. Als modelleurs werken we veel met cijfers en achter de computer, ver van het probleem vandaan. Maar het doel van modelleren is per definitie om een zo realistisch mogelijk model van de echte wereld te bouwen. Daarom werken we nauw samen met mensen uit het veld, zoals lokale hulporganisaties. Dan zie je gelijk wat het model voor hen doet.’ Wagenaar: ‘Ik zie ook steeds meer econometriestudenten, die net als Valentijn geïnteresseerd zijn in thema’s binnen duurzame ontwikkeling, in plaats van alleen in het bedrijfsleven.’
Waar komt dat door?
Stienen: ‘Tijdens mijn opleiding gingen de studieboeken vooral over het maximaliseren van winst en het minimaliseren van kosten voor bedrijven. Maar de jongere generatie is zich steeds meer bewust van de grote problemen in de wereld. Sommige studenten zoeken manieren om hun kennis toe te passen op die problemen.’

Blijven jullie zelf in de toekomst ook met het voedselthema werken?
Wagenaar: ‘Jazeker!’ Stienen: ‘We willen hierna methodes bedenken om voedselverspilling te kwantificeren. Dat je als consument weet hoeveel voedsel er verspild is voor een bepaald product. Voedselverspilling vindt echt belachelijk veel plaats.’ Wagenaar: ‘Een goed voorbeeld is patat. Ik zag laatst een machine die aardappels schilt en om in de machine te passen, moesten de aardappels een bepaalde vorm hebben. Aardappels die te dun of te dik waren, werden weggegooid. In dit geval was dat zo’n 30 procent van de aardappels. Bizar. Ik wil de hoeveelheid voedselverspilling per product op de verpakking zetten, zodat consumenten bewust kunnen kiezen. Hoe minder voedselverspilling, hoe minder voedseltekort.’