30 jaar OVAM. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij in historisch perspectief

Page 30

kwijt aan de voddenraper die deze aan huis ging ophalen. Ook de schroothandelaar kwam langs om het oud ijzer op te kopen. Wist men geen raad met een bepaald soort afval, dan kon men altijd een put in de tuin opvullen. Stedelingen beschikten over minder opties. Appartementsgebouwen waren dikwijls voorzien van een koker waarin de bewoners hun vuil ongesorteerd kwijt konden. Anderen zetten het gewoon voor de deur. Al bij al bleven de hoeveelheden beperkt. Door de opkomst van de consumptiemaatschappij kwam hierin snel verandering. De toenemende welvaart zorgde ervoor dat mensen minder naar nuttige toepassingen op zoek gingen voor zaken die in onbruik

uit vrees voor verzakkingen. De voorkeur ging uit naar de aanleg van bossen, parken of sportvelden, maar ook akker- en weilanden behoorden tot de mogelijkheden. Ten slotte kon de stortplaats aangewend worden ten behoeve van landschaps- en terreinverbetering. Men denke hierbij aan uitgravingen of ophogingen van laagland en aan het opvullen van steengroeven of ravijnen. Van een beschermende grondlaag of folie om de bodem en het grondwater van vervuiling te vrijwaren, was nog geen sprake.31

waren geraakt. Bovendien consumeerden ze steeds meer goederen. Gelijktijdig kwamen plastic en papieren wegwerpverpakkingen op. Vuilniszakken werden steeds meer met verpakkingsafval opgevuld. Doordat de gaskachel en de centrale verwarming hun intrede deden, kwam steeds meer brandbaar vuil in de afvalbak terecht. De hoge bevolkingsdichtheid en de schaarse braakliggende terreinen zorgden ervoor dat Vlaanderen al gauw met de realiteit van de exponentieel groeiende afvalberg geconfronteerd werd.30

van het ministerie van Mijnwezen. De sporadische en gebrekkige controles zouden onderaan de prioriteitenlijst van het ministerie blijven staan. Daarnaast stipuleerde de wet op ruimtelijke ordening en stedenbouw van 1962 dat er voor de bouw van afvalverwerkende installaties, aanleg van vuilnisbelten en opslagplaatsen voor autowrakken een bouwvergunning nodig was. De toekenning ervan hing evenwel niet af van de milieuhinder, maar van stedenbouwkundige aspecten met betrekking tot de wijze van aanleg. Pas wanneer klachten omtrent sommige stortplaatsen aanzwollen, kwam er ook toezicht op de uitbating van huisvuilverwerkende plaatsen. In 1969 werden deze door het ARAB toegevoegd aan de lijst van instellingen die onder het toezicht van het departement van Volksgezondheid vielen. De milieuwetgeving uit die periode werd voornamelijk gekenmerkt door een opeenvolging van reacties op concrete probleemsituaties. Gaandeweg bundelden de wetgevers de wetten met een incidenteel karakter per sector: water, lucht, bodem en afval. Dit leidde tot een meer coherent en algemeen milieubeleid. Het initiatief hiervoor kwam niet zozeer vanwege de Belgische overheid zelf, die nog altijd een geringe belangstelling voor de milieuproblematiek toonde. Zoals het openingscitaat van dit hoofdstuk benadrukt, bleven de economische belangen voor de overheid de doorslag geven. De overtuiging heerste dat economische groei en bestrijding van milieuvervuiling onverzoenbaar waren. De drijfveer voor veranderingen kwam zowel van onderuit door milieubewegingen als van bovenaf door de Europese Gemeenschap.32

Stortplaatsen raakten snel vol. Het ongecontroleerd storten bracht bovendien enorme problemen met zich mee. Niet alleen de reukorganen werden door de stank geprikkeld, de afvalbergen verstoorden ook het zicht. Ze vormden een paradijs voor insecten en ongedierte. Door plaatsgebrek stichtten uitbaters er af en toe brand. Om de problematiek enigszins het hoofd te bieden voerden de Britten in de jaren 1920 maatregelen in om stankhinder en verontreiniging van het grondwater te voorkomen. In België vond dit ‘gecontroleerd storten’ met mondjesmaat navolging door middel van een besluit uit 1946. Het legde vast dat “een vuilnisbelt niet hoger mag liggen dan de omgeving, het schiften van vuil er verboden is, maatregelen moeten worden genomen om ratten, vliegen en andere insecten te verdelgen, iedere gespreide laag met vijfentwintig cm aarde moet worden bedekt en er nooit meer dan 100 m2 vuilnis aan de open lucht mag worden blootgesteld.” Het besluit hield ook rekening met de herbestemming van het terrein. Huizen en wegen werden er beter niet op gebouwd

Toezicht op de plaats en de manier waarop dit ‘gecontroleerd storten’ gebeurde, viel onder de bevoegdheid

29

30 jaar OVAM.indb 29

08-09-11 13:31


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.