9000toeren bw lr issu

Page 1



INHOUD VO O R WO O R D Daniël Termont | 11 Annelies Storms | 13

Christophe Peeters |

13

IN L EIDIN G Rock met een schuimkraag

60

| 14

Ve t ku i ve n e n Afg h a a n se Ja sse n

| 16

Katia Vlerick en Karel Van Keymeulen

Dan Ellery & The Tigers: “In Gent was er niets” | 19 Roel van Bambost en The Ropes: Het balorkest als live-jukebox | 2 5 Zaki & dancing The Shark: De dj als exponent van de sixties | 2 7 Little Jimmy & The Sharks: “Ik klop den boel kapot gewoon” | 2 8 New Inspiration: Met alle muzikanten van Gent | 31 Roland Van Campenhout & Roel Van Bambost: The Times They Are a-Changing |

JAZZ! - Tussen traditie, bop en free jazz | 38

70

Ge e st i g m a a r g e v a a r l i jk

| 42

Tim F. Van der Mensbrugghe, Liselotte Sels en Karel Van Keymeulen

Walter De Buck: Volkse liedjes zonder pretentie | 4 5 Prille rockers: Bevrijd door de pil | 5 0 Roland blijft... Roland | 5 0 Vuile Mong en de Vieze Gasten: Gemis aan hygiëne | Kandahar: Duizend instrumenten | 5 5 Freckleface: Arme, jonge rockers | 5 9 Tjens Couter: Gruwelijk onweerstaanbaar | 62 Onzekerheid slaat toe: De droom is over | 66 Waterloo: Het beste van de jaren zeventig | 7 1

JAZZ! - Tussen het Damberd en de Zwarte Zaal | 7 2

54

32


70 bis

Ge w oon b lij ven rammen

90

| 78

P U N K!

Be lp op Voorop

TANDELOOS TOEKIJKEN Mager, bleek en ongewassen. Nirvana-Gent: 2-1 |

Katrien Brys, Mike Keirsbilck, Michaël De Wilde, Jonas Boel en Karel Van Keymeulen

S T R O PP O P BE L P O P The Machines: Popparel in een dode rockstad | 111 Once More, Luna Twist en Dirk Blancha(e)rt: Vallen, opstaan en blijven doorgaan | 116 2 Belgen: Gent - Antwerpen: 1 - 1 | 12 0 Chris Whitley: Texaan in Gent | 124 Matthew Coe. Llamas in Pyjamas. Xero Slingsby and The Works: Punkjazzheld in Gent |

A R T Y, N OT FA R T Y Van feestlokaal tot cultuurtempel: Kunstencentrum Vooruit | 131 Johan De Smet. The Simpletones: Het moederschip van muziek | 131 Peter Vermeersch. Union. Maximalist! XLS. FES: Functioneel en experimenteel |

I N H E T GAT VA N DE EIG H T IES Kuruki: Krokodillentranen | 138 The Peter Pan Band, Allan Fawn: Mijn studio is Top | Lawaai in de garage: The Mudgang | 142

H E AV Y ! Ostrogoth: De badge van James Hetfield | 145 H I PH OP ! Hangen aan het Zuid | 146 B E AT S! Op slag newbeater | 149

De Kuiperskaai - Oord van verderf | 152 J A Z Z! Grotere zalen, grotere jazz | 154

132

167

ONVERSNEDEN GENTS: DIGGING IN THE DIRT Derek & The Dirt: Oh, by the way, we quit | 168 Bruno Deneckere. The Pink Flowers: Randgeval met persoonlijkheid | Gido Van Gent: Echt van Gent | 1 74 Give Buzze: Mediaschuwe bulldozerrock | 1 74 The Dinky Toys: Bandana to go, please | 17 5 PJDS. Roland: Een antidotum tegen commercie | 17 5 Gorky. Gorki. Luc De Vos: Vos, waar zijt ge nu? | 17 9

| 108

138

| 15 8

DEMOCRAZ Y Prut uit de oren. Gent-Nirvana: 1 – 1 | 161 De Democrazy huisbands: Rhyme Cut Core, Capt. Moon en No Tomorrow Charlie |

“This is not Bergen-Belsen”: Jazz Bilzen | 79 Trampolino en Marvin Siau: Blowen, bier en De Nieuwe Zweef | 81 Kamagurka en de Dachau Dollies: Stand-upcomedy Punk’d | 82 Poly Styrene en Perfectone: Van punk naar post-punk | 86 La Vie en Rose: Van de groep naar het café | 94 Vère: Voor meer likeur en pralines | 98 More Action: Vlaanderen Fascistenland | 99 R E G G A E! - Tussen pot, pint en fruit juice | 100 Skyblasters: Jong, rebels, onvermoeibaar | 102

80

Hi p & Ha p p e n i n g

Sven De Potter, Mike Keirsbilck, Michaël De Wilde, Ben Van Alboom en Frederik Goossens

Katrien Brys, Dimitri Cauveren en Youri Van Driessche

GENT INTERNATIONAAL! Soapstone: De trommelvliezen van de drummer | Soulwax: Rockers met machines | 18 4

12 8

17 2

18 1

VL ASSEN POP SPEELT ROCK Cindy Barg & Nick Jury: Andere tijden, andere zeden | The Whodads: Surprise! Wieda? | 19 1 Stuffed Babies on Wheels: D for Drive! | 19 1 Fifty Foot Combo: Surf’s Up! | 19 3

19 0

MUZIKALE TENTAKELS Things to come. J.M.H. Berckmans. Vitalski: De eerste magazijniers | 19 5 Arid: Hysterisch gillende meisjes | 19 6 Das Pop: Het moet en het zal | 197 An Pierlé. Koen Gisen: Een meisje op een bal | 2 00 Milk The Bishop: Hey Jude, here’s Ghent! | 2 02 Mad Dog Loose: Loslopende honden | 2 02 Thou?: Holier than ... | 2 03 Gabriel Rios. The Nothing Bastards. L. Santo: Something loud and intense |

2 05

161


A K I N K Y A LT E R N AT IVE Platen persen, pinten tappen: Kinky Star | Vive la Fête: Leve het leven | 2 09

2 06

E T L E S AU T R E S ? Dr. Pepper Family: Peper in het gat | 2 10 Franki: De Crooner en de nacht | 2 10 H E AV Y ! Extreem getimmer | 2 13 H I PH OP ! Van de straat naar de club | 2 14 Rhyme Cut Core: Muzieklaboratorium op kot | Krewcial: Rapper met een brilletje | 2 16 Da Moelek: Rappen in het Gents | 2 16 B E AT S! I Love 10 Days of Kozzmozz | 2 18 J A Z Z! ’90 - ’00 - Alle hokjes gesloopt | 2 2 6

2 0 0 0

2 14

Ee n c h aotische spons

| 2 34

Jonas Boel, Katrien Brys, Sven De Potter, Michaël De Wilde, Mike Keirsbilck, Tim F. Van der Mensbrugghe

ABC Gentse bands | 23 7 Frederik Sioen | 270 Jong Feesten | 272 Q & A Disco 2002 - 2manysoulwaxes | 2 86 Q & A Decaan Wim De Temmerman van School of Arts: “De hele stad geniet mee” | 2 92 Q & A Gert Keunen over een halve eeuw popbeleid in Vlaanderen: Van niets naar (bijna) alles | Support your local record store | 302

N A MENR EGIS TER DA N K WO O R D

| 310

| 314

9 0 00 A MB A S S A D EU R S CO LO FO N

| 317

| 316

2 96


VOORWOORD !

D

e Dewaele Brothers, die zijn van Gent! Echt waar. ­ Dirk B ­ rossé ook trouwens. En I Love Techno en Gent Jazz en de World Soundtrack Awards. Je mag om het even welke dure marketingcampagne op de wereld loslaten, als puntje bij paaltje komt, zijn dát de mensen en de initiatieven die het verschil maken. Dat zijn de mensen en de dingen waardoor anderen denken: “Gent, dat moet een speciale stad zijn, een wijze stad die ik best wel eens wil bezoeken of waar ik zelfs zou willen wonen.” Het toont de universele kracht van (goede) muziek. Het toont hoe belangrijk muziek is – ook voor de stad Gent. UNESCO heeft Gent niet voor niets in 2009 de titel ‘­Creative City of Music’ toegekend. Ze deed dat omdat in onze stad al ­decennialang veel aandacht gaat naar cultuur in het algemeen en muziek in het bijzonder. De mensen die ik hierboven vermeldde, de organisatoren van die evenementen, die hebben allemaal de ruimte en de steun gekregen om ‘hun ding te doen’. Gent heeft muziek­ onderwijs, repetitieruimtes, muziekcafés en concertzalen. Gent heeft festivals zoals Boomtown en OdeGand en de Gentse Feesten. Maar vooral: in Gent wil iedereen graag samenwerken in die typische sfeer van creativiteit en milde rebellie. Dit boek gaat daarover: over de basis van het succes van Gent als muziekstad. Ik wens u veel leesplezier. Een tip: houd de concert­kalender in de gaten en zet u aan een tafeltje tijdens Jazz in ’t Park in het Zuidpark, aan het eind van de zomervakantie. Bestel een Duvel en lees over vijftig jaar muziekgeschiedenis in onze geliefde stad.

PS: Het is toeval – een cynisch toeval, helaas – dat ik deze tekst schrijf op het moment waarop we net afscheid hebben genomen van Luc De Vos en Walter De Buck. De emoties die hun plotse dood heeft losgemaakt, bewijzen hoe machtig goede muziek is. De liedjes van Luc en Walter behoren tot het collectieve erfgoed dat we grondig moeten koesteren. Maar vooral: ze tonen hoe wij houden van mensen als Luc en Walter, die warm en solidair zijn, die sterk zijn in wat ze doen maar toch bescheiden blijven. Ik durf zo’n mensen ‘typisch Gents’ noemen, ook al zullen sommigen dat chauvinistisch vinden. Echte Gentenaars snappen wat ik bedoel.

Januari 2015

Daniël Termont Burgemeester Stad Gent

11


VOORWOORD !

I

k heb iets met herinneringen. Ik gooi niet graag dingen weg. Sommige dingen zijn mij zo dierbaar, dat ik ze liefst van al altijd bij mij zou dragen. Een van die dingen is iets heel onnozels eigenlijk. Een klein stukje papier. Niet zomaar papier. Paars papier. Van het soort ­papier dat zomaar uit de lucht kwam neergedwarreld tijdens dat magische concert van mijn grote – nu ja ‘grote’ – held op het Sint-­Pietersplein. Ik stond daar, in het midden van die purple rain en liet mij samen met vele duizenden mensen meedrijven op de muziek. Er waren geen zorgen, er was alleen nog muziek. Beeld je één voetbalmatch in zonder gezangen. Beeld je één winkelstraat in zonder muziek. Beeld je één film in ­zonder s­ oundtrack. Beeld je schoolfeesten, familiefeesten, ­begrafenissen… in zonder muziek. Muziek zit letterlijk en figuurlijk in onze genen. Het maakt deel uit van wie we zijn. Die muziek zit ook in het DNA van onze stad. Gent ademt ­muziek. Van het besnijdenisfeest van de zoon van mijn ­moslimburen, over de kermis van twee straten verder, tot het Lichtfestival met zijn honderdduizenden bezoekers: overal speelt muziek een cruciale rol. Muziek verbindt. Muziek brengt ons samen. Daarom ben ik ook blij met dit boek, dat markante figuren en verhalen van onze boeiende en bloeiende Gentse muziekscene van de afgelopen decennia in kaart brengt. Het is een huzarenstuk dat alleen mogelijk was dankzij de inzet van gepassioneerde mensen. In dit boek kropen ontzettend veel uren zoeken, wroeten, spreken, luisteren, graven, schrijven, schrappen. Muziek zit in ons collectief geheugen, maar niets is zo moeilijk als van al die stukjes een overzichtelijke puzzel te ­proberen leggen. Katrien en de redactie van 9000 Toeren zijn daar met glans in geslaagd.

T

erugblikken op vijftig jaar Gentse muziekgeschiedenis, da’s o­ nvermijdelijk ook terugkijken op de geschiedenis van de Gentse Feesten. Walter De Buck en zijn kompanen lanceerden op het einde van de jaren zestig de ‘nieuwe’ Gentse Feesten, en zo ook meteen zijn muzikale carrière. De Feesten surften dankbaar mee op de golven van de Gentse muziekgeschiedenis, en omgekeerd. Zoveel decennia later is Gent zonder zijn Feesten gewoonweg ondenkbaar! De Gentse Feesten zijn voor heel wat Gentenaars de eerste plek waar ze op het podium stonden, en waar ze nadien met veel plezier bleven terugkeren. Voor de tweede generatie die groot geworden is met de Gentse Feesten, lijkt het zelfs alsof ze er altijd al zijn geweest. De Feesten zijn het startpunt van ontelbare muzikale carrières, groot en klein. De explosie van de Gentse muziekscene: nog zo’n parallel met de Gentse Feesten. Gent is nog nooit zo rijk geweest aan muzikale initiatieven als nu. En dat heeft z’n effect op de Feesten niet gemist. Elk plein heeft doorheen de jaren zo z’n eigen karakter en z’n eigen muziekgenre ontwikkeld. Nieuwe initiatieven zoals 10 Days Off, het Blue Note Festival (later Gent Jazz), Boomtown… zagen het licht. Tegelijk moeten we vaststellen dat de laatste echt grote ­vernieuwing ondertussen al even achter de rug is, en dat er een pleidooi ontstaat voor een nieuwe verjonging. Daar wil ik als feesten­burgemeester de komende jaren graag werk van maken. Ook in het komende ­decennium moeten de Gentse Feesten nieuwe muziekgenres omarmen. De Feesten moeten een levend lab zijn voor muziekstijlen die nu ondergronds aan het opborrelen zijn.

Veel leesgenot!

Jammer genoeg hebben we recent afscheid moeten nemen van twee iconen van de Gentse muziekscene die onlosmakelijk ­verweven waren met de Gentse Feesten. Walter De Buck en Luc De Vos, jullie blijven voor altijd gegrift in het muzikale geheugen van de Gentenaars. Een nieuwe generatie muzikanten maakt dankbaar gebruik van de weg die jullie voor hen hebben u­ itgestippeld.

Annelies Storms Schepen van Cultuur, Toerisme en Evenementen

Christophe Peeters Schepen van Financiën, Feesten, Middenstand en Innovatie

13


Dat Gent bruist, is te danken aan de biergisten. Kijk maar goed naar de foto’s van Genthology in dit boek: de podiumbeesten nemen hun meest epische ­rockposes aan met een eenvoudig café als decor.

Er is iets zeer typisch aan de Gentse muziekscene. Iets dat haast alle bands met elkaar verbindt. Neen, het is niet dat hun Gentse ‘r’ doorklinkt in hun ­Engels – ­daarvoor staan er te veel West-­Vlamingen op onze podia. Levert de samenvloeiing van Leie en Schelde een kenmerkende sound op? Ook niet. Onze songwriters laten zich evenmin betrappen op veel ­gemeenschappelijke thematieken in hun lyrics. ­Wanneer je je verdiept in vijftig jaar muziek in Gent, komt één constante steevast terug. Er is een patroon: bijna elk pop- of rockcombo is groot geworden op café. Het zijn de cafébazen die muzikanten hun eerste ­kansen geven. Niet alleen de bekende muziekcafés spelen concertorganisator, zowat elke kastelein heeft tussen zijn vaten bier een podium staan. Zelfs in de allerkleinste kroegen kun je optredens meemaken, desnoods wordt er wat gemorreld met de wetten van de natuurkunde om én band én publiek binnen te krijgen in dezelfde ruimte. Verrast het dat wijlen onze ­goede vriend Walter De Buck ook een muziekcafé openhield? 14

In ruil voor een podium worden die rockers trouwe klanten. Hoeveel roem en faam ze buiten Gent ook vergaren, hier blijven ze tooghangers die toevallig wat knoeien met een gitaar of een drumstel. Die bereikbaarheid is belangrijk. Het zorgt ervoor dat iedereen elkaar kent en dat de kruisbestuiving groot is – dat was al zo in de jaren zestig, dat is nu nog altijd zo. De ­samenwerkingen die ontstaan zijn tussen pot en pint, zijn niet te tellen. Die losse sfeer is soms te vrijblijvend, met een gebrek aan ambitie tot gevolg, maar tegelijk spruit er veel creatief en oorspronkelijk werk uit voort. Dankzij de universiteit en de hogescholen ­blijven er hier maar jonge gasten toestromen uit heel ­Vlaanderen. V ­ elen gaan naar optredens kijken en sommigen ­beseffen: wat zit ik godverdomme mijn tijd te v­ erdoen met studeren, ik moet óók op dat podium staan! Anders dan in Leuven blijven veel van die jonge gasten plakken nadat ze hun studie met of zonder succes ­hebben afgerond. De Gentse muziekwereld is daardoor opmerkelijk on-Gents: je hoort hier allerlei rare d­ ialecten door elkaar, de streektaal leren is geen vereiste voor inburgering. De cafécultuur bereikt elk jaar een hoogtepunt tijdens de Gentse Feesten. Sowieso is de Vlasmarkt als sociaal medium invloedrijker dan Facebook, maar

tijdens de feestelijke tiendaagse staat het plein onder ­hoog­spanning. Het is de reusachtige backstage van het podium op Sint-Jacobs en iedereen is uitgenodigd. Dankzij dat caféleven hangt de Gentse muziek­ geschiedenis ook aaneen van de sterke verhalen. Dat is precies waar wij naar op zoek gingen toen we 200 mensen uithoorden over hun muzikale avonturen. Dit boek is géén encyclopedisch overzicht of een historisch naslagwerk. Volledigheid was onmogelijk en vooral niet ons doel – kom ons dus alstublieft niet doodslaan met de enige overgebleven elpee van het groepje waarmee u op het nippertje uw afspraak met de geschiedenis hebt gemist. Ja, we wéten dat het niet veel heeft gescheeld, maar we hebben ons geen anderhalf jaar opgesloten in de archieven om ieder half talent dat ooit een p­ laatje heeft laten persen een plaatsje in de spotlights te gunnen. Dit boek is een eerbetoon aan alle muzikanten die ons leven hebben gekruid met hun prettig geluid. In het ­bijzonder eren we de monumenten die ons zijn ­ontvallen terwijl wij nog naarstig zaten te schrijven. Het is verdorie dikwijls gebeurd dat de redactie plots een heel droeve ‘wijlen’ moest toevoegen aan iemands naam. Maar het is dikke zever dat alleen Elvis blijft bestaan. 20 februari 2015 Het 9000 Toeren-team

15


60

jaren 60

Katia Vlerick Karel Van Keymeulen

16

17


jaren 60

Dan Ellery zou met zijn optredens in Gentse cafés de jonge Roel Van Bambost inspireren om zelf ook een elektrische gitaar vast te pakken. En toen Van Bambost midden jaren zestig Roland van Campenhout tegenkwam, switchte hij naar akoestisch. Op het moment dat Dylan elektrisch ging! The Times They Were a-Changing, maar dan op z’n Gents. Roland zwoer bij akoestisch en vond midden jaren zestig op heel de wereld maar één elektrische gitarist goed: de Gentse Little Jimmy. Naar diens begeleidingsband The Sharks werd in de sixties dan weer een Gentse dancing vernoemd: The Shark.

De geschiedenis van de Gentse rock-’n-roll in de jaren zestig begint in de jaren vijftig. Aan de Watersportbaan. Drie belangrijke g­ itaristen voor de Gentse muziekscene van de fifties, de sixties en zelfs de ­seventies leerden als jongens gitaar spelen in de woonblokken aan de Watersportbaan: Dan Ellery (echte naam Jacky Van Poecke), Jef De ­Visscher (o.a. Kandahar) en Danny ‘Sinclair’ Bracke (New Inspiration).

Dit is het verhaal van het vuilbakkot aan de blokken van de Watersportbaan. Van dancing The Shark in de Boudewijn­ straat, waar de Gentse jeugd midden ­jaren zestig naar groepjes kwam kijken én danste op de platen van de Engelse dj’s van piratenzenders London en Caroline. Waar Dave Berry al eens pietjesbak kwam spelen. Waar Zaki begon als dj. Dit is het verhaal van een ­merkwaardige ­Indonesische invloed op het Gentse gitaargeluid. Van de Bende van de Zwarte Kat. Van het afgebrande Châlet Du Sud aan het Zuid. Van de Don Carlos, de dancing in de kelder van bokstempel Het Coliseum op het Zuid. Allemaal verdwenen, net als die talloze Gentse cinema’s – van de Majestic in de Veldstraat tot ‘de vuile cinema’ Leopold aan het Sint-Pietersplein – die rock-’n-roll tot bij de Gentse jeugd brachten. Dit is ook het verhaal van de Gentse jeugdclubs, een uitvinding van de sixties: de naoorlogse babyboom had voor véél jeugd gezorgd en die moest worden geëntertaind. Met eigen muziek, films, kleren, clubs, dancings, groepen en dj’s. Dit is het verhaal van iets dat begon onder invloed van Elvis, The Shadows en The Beatles, en door een omwenteling midden de jaren zestig zou eindigden in folkoptredens op de allereerste Gentse Feesten. Dit is het verhaal dat eind jaren vijftig begon in het vuilbakkot van de blokken aan de Watersportbaan, en eind jaren zestig eindigde aan Sint-Jacobs, tussen de Afghaanse jassen.

18

“In Gent was er niets” Dan Ellery & The Tigers

We beginnen deze geschiedenis van de ­Gentse ­rock-’n-roll van de jaren zestig dus in de jaren ­vijftig. Aan de Watersportbaan. In een nagelnieuw appartements­gebouw dat jonge gezinnen moest lokken en waar ook het Duo Berry was komen wonen. Intussen staan er twee torens, helemaal in het begin stond er maar één hoog flatgebouw. De Watersportbaan was een droom van de jaren vijftig: bouwen in de hoogte in een ­omgeving met (water)sportfaciliteiten. Er waren gezinnen met kinderen, veel kinderen, de kinderen van de naoorlogse babyboom. Duo Berry was een ­muzikaal duo, man en vrouw, in het echt ook een getrouwd ­koppel. Roger Bracke en Germaine Semey hadden elkaar leren kennen in de cafés chantant tijdens de oorlog. Hij speelde gitaar, zij zong. Ze verdienden de kost met een repertoire van variété, op bonte avonden en in zalen als de Ancienne Belgique in de Veldstraat. Stap het Kruidvat binnen en kijk naar boven: de balkons van de Gentse AB zijn bewaard gebleven. In diezelfde Veldstraat kluste de man ook bij als gitarist in tearoom Fritz: de gelagzaal van pralinewinkel/banketbakkerij Daskalidès, waar mensen een pannenkoek aten met een strijkorkestje op de achtergrond. Salon Fritz: te situeren waar tegenwoordig de Fnac is. Duo Berry dus: een van die gezinnen die in de jaren vijftig hun intrek namen in dat nieuwe flatgebouw aan de Watersportbaan. Wat heeft een variétéduo met rock-’n-roll te maken? In het Gentse geval: zeer veel. De conciërge in het flat­gebouw was ene Jerome Van Poecke. En diens zoon leerde op z’n veertiende gitaar spelen onder invloed van Duo Berry: Jacky Van Poecke aka Dan Ellery gold eind jaren vijftig, met z’n gitaar, vetkuif, Engelstalige r­ epertoire en begeleidingsband The Tigers, als de Gentse Elvis. Ellery groeide op aan de Watersportbaan, maar beleefde zijn vroegste jeugd in de VS.

19


jaren 60

“Op mijn zesde trokken mijn ouders met mij naar Amerika”, vertelt hij. “In 1949, we woonden aan Lake Michigan in Chicago. Perry Como, Dean Martin, alle artiesten van die tijd hadden tv-shows. Mijn vader werkte in Amerika als huisbewaarder. We keerden terug naar Gent op mijn twaalfde. Ik heb de rock-’nroll niet meegemaakt in de VS, maar wel alles wat tot rock-’n-roll had geleid – de evergreens. We verhuisden naar de Watersportbaan, waar ook Duo Berry woonde. Will Ferdy kwam er vaak op bezoek. Mijn vader was ­huis­bewaarder, en dus kende ik die mensen heel goed. Op een dag begon ik wat op een gitaar te krabben en die man zei: ‘Die jongen heeft talent’.”

Repeteren in het vuilbakkot In 1957 was Ellery veertien. Intussen stond er een ­tweede flatgebouw aan de overkant, waar Jef De ­Visscher woonde. “Dan leerde me mijn eerste ­akkoorden op gitaar”, zegt Jef. “Daarna r­ epeteerden we in het vuilbakkot, de centrale plaats waar de vuilnis­zakken van het hele gebouw via kokers werden ­verzameld. In het begin hadden we vooral fans in onze eigen wijk. Twee keer per jaar organiseerden we een optreden in ons vuilbakkot, dat we helemaal aankleedden met stof en kaarsen. Er kwamen wel klachten: via die kokers kon iedereen meegenieten. (lacht)”

Als we ergens aankwamen, zette z’n vader ons achter de kerk af en wandelde Dan nonchalant met z’n gitaar naar de fans om handtekeningen uit te delen.

In 1959 was Dan Ellery zestien en werd hij tweede in wat toen dé muziekwedstrijd was in Vlaanderen: De Grote Variétéprijs, ook bekend als De V ­ olks­wagen Tournee, gesponsord door Radio Luxemburg en ­Volkswagen. Met een cover van ‘One Way Ticket’ van Neil Sedaka verzekerde Ellery zich van een finaleplaats. Trio Cassiman won, Ellery werd tweede: goed voor een platencontract bij Philips. “Er volgden optredens in het Vlaamse land”, herinnert Jef De Visscher zich. “Ik ging mee om Dan te begeleiden. De vader van Dan was onze chauffeur en onze roadie. Hij bracht ons naar optredens in een krakkemikkige Austin van 1947. Dan wou niet dat de meisjes – hij had nogal veel vrouwelijke fans – die auto zagen. Als we ergens aankwamen, zette z’n vader ons achter de kerk af en wandelde Dan nonchalant met z’n gitaar naar de fans om handtekeningen uit te delen.” Volgens Jef De Visscher was de naam Dan Ellery een eerbetoon aan een Amerikaanse vriend van Dan. Ellery zelf ontkent: “Mijn artiestennaam is gebaseerd op een boek van Ellery Queen dat ik had gelezen. De B-kant van mijn eerste single voor Philips (‘The Girl I Met’, 1960, Dan Ellery & The Rocking Boys) heb ik gemaakt in de klas op het Atheneum Voskenslaan, tijdens de ­Engelse les, op basis van een tekst uit een boek van Kate Greenaway, I Want an Island. Ik lette nooit op, was altijd met muziek bezig. Ik stond ook al in de boekjes toen ik nog op school zat – Juke Box en Song Parade. Op mijn zestiende ben ik dan ook gestopt met school. Ik mocht dat van mijn vader, hij wist dat ik de muziek heel serieus nam.” Begin 1960 werd de band omgedoopt tot Dan ­Ellery & The Tigers, met Jozef Flement op drums en ­Ruben Blondeel op orgel. “Ik had als muzikant veel ­bewondering voor Dan”, zegt Jef De Visscher. “Als we op bals gingen spelen, zat hij in de coulissen de ­nummers van het balorkest akoestisch mee te spelen. Hij wou inzicht krijgen in muziek.”

Jef De Visscher

21


jaren 60

Het Gentse optreden in de Wintervelodroom (­Kuipke) werd georganiseerd door de Music Club van de CAO (Centrale voor Arbeidersopvoeding). In 1959 zou die CAO Music Club ook Louis ­Armstrong naar Gent halen, in diezelfde velodroom. Het ­optreden van Bill Haley was geen overrompelend succes, maar er waren ook geen ‘incidenten’.

Expo 1958: Bill Haley & His Comets sloten de Wereldtentoonstelling in Brussel af met een­ ­optreden dat door de televisie werd u ­ itgezonden. De tournee van Haley bracht hem dat jaar ook in Antwerpen, Oostende en Gent.

Haley’s grootste hit was ‘Rock Around the Clock’, bekend van de schandaalfilm Blackboard Jungle uit 1955, waarin tieners de school op stelten zetten, aangevuurd door rock-’n-roll. In Gent werd de film vertoond door cinema Majestic in de Veldstraat. Zaki daarover: “Ik liep school op Sint-Amandus en er stond een broeder aan de Majestic te kijken of we niet zouden binnengaan. Er werden allerlei ­complotten gesmeed om de man in kwestie af te ­leiden, ­zodat we met een paar naar binnen konden. De schrik dat we alles kapot zouden maken door die film, hoe ­onnozel ook, zat er wel wat in.”

Na Blackboard Jungle werd Bill Haley een ster met een eigen film: Rock Around the Clock. Het was ook uitzonderlijk dat een ster als Haley in het expojaar 1958 in Gent was komen spelen. Elvis of The Beatles kwamen niet naar België. Wie zijn i­dolen aan het werk wou zien, ging naar de cinema. En Gent had ­cinema’s in overvloed. “De Elvis-film Love Me Tender heb ik gezien in de Metropole aan het Heirnispleintje”, zegt Roel Van Bambost. “Wat verder aan de Dampoort had je de Normandie (later sexcinema Paris). En aan de Dendermondse­steenweg had je cinema Scala, waar later ernaast – toen een frituur – het gelijknamige restaurant kwam. In de jaren vijftig toonde de C ­ apitole aan het Zuid alle Disney’s in première, maar ook ­Franse films. Er werden ook optredens ­georganiseerd, ­onder meer van Johny Hallyday en Gene Vincent. Nog op het Zuid had je de Century en de Select. In de ­Select vertoonden ze ooit een voorfilmpje – voor The Young Ones van Cliff Richard – waarin The Ropes promotie maakten voor de Gantoise. De Sphinx aan

de ­Korenmarkt heette de Plaza. Daar speelde men vooral Duitse heimatfilms. De Savoy in de Kortedagsteeg was dan weer bekend voor zijn aangebrande Franse films.” Andere verdwenen cinema’s: de Ideal in de Wondelgemstraat, de City in de Noordstraat, de Nord in de Sint-Salvatorstraat en Cinema Ganda op de Bevrijdingslaan. El Dorado was aan het begin van de Veldstraat, ­ongeveer waar de Fnac nu is. En waar tot voor kort Zara maar tegenwoordig Bershka zit, had je de Majestic. Nog steeds bewaard aan het Sint-­ Pietersstation is het gebouw waar Cinema Rex was. Aan het Sint-­Pietersplein had je in de sixties dan weer de ‘vuile’ cinema L­ eopold – bijgenaamd ´t (Leo)Polke.

Eddy Wally op de brommer

Het optreden van Bill Haley mocht dan niet voor rellen à la Blackboard Jungle hebben gezorgd, eind jaren vijftig – begin jaren zestig werd Gent geteisterd door de Bende van de Zwarte Kat: een ­vandalenbende in zwart leer en op bromfietsen onder leiding van ‘Katte’ Gilbert Boelens, die zich later zou ophangen in De Nieuwe Wandeling. “Ik weet nog dat er bij ons op Sint-Amandus een lid van de Kattebende zat”, vertelt Zaki. “Op een dag had dat bendelid een medeleerling op school zwaar toegetakeld. Bij wijze van eresaluut kwam de b­ ende hem ’s anderendaags afhalen, op hun brom­fietsen. Ik weet niet of het waar was, maar volgens de ­geruchten moest je kunnen bewijzen dat je zwarte leren jekker gestolen was om bij de Bende van de Zwarte Kat te horen.” “De Kattebende: kleine, nobele crapuulkes”, aldus Little Jimmy. “Kruimeldiefstallen en vechten. Katte zeker, met zijn moto. Hij heeft zijn zoon Kawasaki ­genoemd, omdat hij met een Kawasaki reed. ­Katte en ik hadden op een gegeven moment hetzelfde sportwagentje: een MG uit 1953. Het mijne was blauw en dat van hem knalrood.” Onder de stamplaatsen van de Bende van de Z ­ warte Kat worden genoemd: café Rock & Roll aan de ­Keizersbrug (eind jaren vijftig, daarna de ­Wigwam, het gebouw is intussen afgebroken) en Het ­Matrooske (Het Matruuske in het Gents) aan de Vrijdagmarkt (jaren zestig, waar nu café K27 is).

In 1960 was Dan Ellery zeventien en nam de baas van Philips hem mee naar Parijs. “Ze zochten c­ oncurrentie voor Johnny Hallyday”, vertelt hij. “Ze beloofden me een contract van vijf miljoen Belgische frank – ­ongelofelijk veel geld in die tijd. Omdat ik te jong was om te tekenen en mijn vader het contract wou laten nalezen, sleepte dat wat aan. En hebben ze die vijf ­miljoen uiteindelijk aan Johnny Hallyday gegeven.” Ellery tekende bij Polydor. Hij maakte een paar ­platen waarmee hij behoorlijk wat succes had in het ­noorden van Frankrijk, en bracht hier in 1961 op Philips singles uit als ‘Jealous Tiger’. “Ik had toen een dubbele ­carrière”, zegt hij. “Enerzijds trad ik solo op, a­ nderzijds met The Tigers, mijn begeleidingsgroep op bals. Bij ­Philips stond ik als zanger onder contract, maar ik bracht ook instrumentals uit bij een platenfirmaatje in Gent: Olympia Records achter de Minard, eigenlijk meer een platenperserij.” Met Robert Bylois’ Benelux Theater had Ellery dezelfde impresario als Will Tura. “We traden op tijdens bals en feesten, op voetbalvelden en in tenten op den buiten. Ik in het Engels en Will in het Nederlands. T­ ouren ­d­eden we met de trein, met een gitaar en een ­klerenzak. Burt Blanca is in die periode een goede vriend geworden. Hij trad vooral op in het Brusselse. En Eddy Wally kwam met z’n vrouwtje op de brommer van Zelzate naar mij kijken, nog voor hij zelf zong. (lacht) Toen kwam het leger. Ik kwam terecht in Duitsland: ­gedaan carrière! Na mijn legerdienst – in 1965 – bracht ik op RCA een cover uit van een Amerikaans nummer dat niemand kende: ‘Bop a Lena’. Het werd mijn grootste hit. Maar toen woonde ik niet meer in Gent. Daar was immers totaal niks te doen. Ik ben getrouwd toen ik 21 was, en al in 1964 trok ik weg uit Gent, naar Antwerpen. Daar gebeurde het, en in ­Brussel nog veel meer. In Gent was er helemaal, maar dan ook helemaal niets.” 23


jaren 60

jaren 60

Het balorkest als live-jukebox Roel van Bambost en The Ropes

Eind jaren vijftig was er in een niet nader genoemd café aan de Brusselsesteenweg wel degelijk iets te doen: een optreden van Dan Ellery namelijk. De zestien­ jarige Roel Van Bambost was een van de toeschouwers. “Het was aan het begin van de Brusselsesteenweg. De naam van het cafeetje ben ik vergeten”, vertelt Roel. “Ik zie het wél nog voor mij: de deur stond open, omdat we niet ­allemaal binnen konden. Eind jaren vijftig had Dan ­Ellery een reputatie: hij was de enige met een ­elektrische gitaar. In die periode had ik met René De Meester een groepje, The Rope Carriers, Engels voor De Stroppendragers. (lacht) Helemaal in het begin verzon René continu andere namen, combinaties van ­personages uit Elvis-films. Ik herinner me tot de verbeelding ­sprekende pseudoniemen als Vince Everett of Dick Rivers and the Black Masks. The Rope Carriers waren jongens met akoestische gitaren, die een soort skiffle speelden in de stijl van Lonnie Donegan. Maar door dat optreden van Dan Ellery wou ik elektrisch leren spelen.”

Na verloop van tijd werd de groepsnaam The Rope Carriers verkort tot The Ropes. Het elektrische bal­orkest speelde begin jaren zestig op menig thé dansant in Gent en omstreken. Thé dansant: het jongeren­feestje van de sixties, altijd ’s middags. “Toen we in 1958-´59 elektrisch gingen, namen we The Shadows als voorbeeld”, zegt Van Bambost. “We speelden op goedkope Höfner-­ gitaren, kopieën van Fender Strato­casters.” Ze namen deel aan De Gouden Micro, dé muziekwedstrijd midden jaren zestig, georganiseerd door Het Laatste Nieuws en Kwik. “We hebben niet gewonnen: die eer ging naar The ­Arrows uit Lokeren. The Jokers uit Antwerpen hebben we toen ook leren kennen.” Eén keer per maand speelden The Ropes een thé dansant in The Scotch Inn op de Brabantdam. “Dat was zowat ‘onze’ dancing”, lacht Van Bambost. “Een andere club waar we vaak speelden, was La Bouée in Sint-­ Martens-Latem. Daar traden we ’s avonds op. Maar in de Scotch Inn speelden we thé dansants. Jonge ­mensen kwamen er op zondagnamiddag dansen. Ook in het Châlet du Sud aan het Zuid speelden we ’s middags.”

Zaki: “Châlet du Sud, dat was: la Francophonie ­Gantoise, Latem Saint-Martin m’as tu vu. Franse muziesk, mee­ gebracht van de Côte d’Azur. Al werd er ook wel Jacques Dutronc gedraaid. Maar ik had simpelweg het geld niet om daar iets te gaan drinken.” Aan het Zuid had je in de fifties en sixties Châlet du Sud, te midden van een attractiepark met een golfterreintje en een rolschaatspiste. Lily Castel zong er. En Bobby Setter, toen nog als Bob Verhelst. Het Châlet du Sud – te situeren waar nu de autosnelweg de stad binnenkomt – brandde af in 1966.

24

Roland Van Campenhout: “Ook in de Renardeau aan het Justitiepaleis hoorde je vaak Frans, daar spraken studenten van ‘J’ai oublié mon meetkunde’.” Gus Roan: “Er was in de sixties ook een Franstalige scene rond de groep The Black Sharks. Jongens van goeden huize, Latem en zo. Zeer goede muzikanten, maar wél met de Alfa Romeo, compleet anders dan wij met onze velo.”


jaren 60

Mogen we een balorkest als The Ropes b­ eschouwen als de opvolger van de jukebox? Van Bambost: “We s­ peelden covers en fungeerden dus zowat als ­live-­jukebox. Wat ik me ook herinner van het einde van onze ­periode als vast orkest van The Scotch Inn, was dat ze daar toen ook al platen draaiden. In plaats van een ­jukebox hadden ze ineens een geluidsinstallatie en iemand die muziek oplegde. Voor ons, de orkesten, was dat een sof. Die gasten kwamen ons werk a­ fpakken. Terwijl de dj’s hun sets wellicht beschouwden als promotie voor wat wij deden. Zij draaiden immers onze plaatjes.”

De dj als exponent van de sixties Zaki & dancing The Shark

Zou het kunnen dat de eeuwige vete tussen dj’s en rockmuzikanten – die in de jaren negentig in alle hevigheid losbarstte – geworteld is in het Gent van de ­vroege sixties? Meer bepaald in de Boudewijnstraat, in de buurt van het Sint-Pietersstation? Vandaag een ­rustige straat, toen een uitgaansbuurt met een ­bedenkelijke reputatie. Er werd al eens een oplawaai verkocht. Veel soldaten ook: miliciens die naar huis kwamen met de trein en als eerste halte de Boudewijnstraat kozen. Voor een pint in café D’Ouwe Mande, een puntzak friet bij frituur Zatopek en een portie rock’n-roll in dancing The Shark, waar ene Zaki Dewaele midden jaren zestig zijn eerste stappen zette als dj. “The Shark, dat was de allereerste club in Gent waar ik een dj-kot heb gezien”, vertelt hij. “Een getimmerd kotje in de zaal met een raampje erin, zodat de dj het publiek kon zien, maar het publiek niet aan zijn platen kon. Dat dj-hok is er wellicht gekomen op vraag van de Engelse dj’s die er draaiden.”

Engelse piratenzenders Eigenaars van The Shark waren Jacques Verdonck en Julien Henslegers, bijgenaamd Tjoele. Jacques was promojongen bij platenlabel Decca. Zo was hij in staat om dj’s van de Engelse piratenzenders Radio Caroline en Radio London naar zijn dancing te halen. “Bij mij is alles begonnen met die piratenzenders”, zegt Zaki. “Op een dag had mijn oudste broer een bouwdoos ­gekocht: Kristalradio, een radio die je zelf moest ­bouwen. ­Daarmee luisterden we op de jongenskamer met z’n ­vijven naar Radio Luxemburg. De piraten­ zenders London en Caroline lagen in het verlengde daarvan en vielen – in Gent althans – zeer goed te beluisteren. Die Engelse zenders op piratenschepen waren zéér vernieuwend. De dj deed meer dan aan- en ­afkondigen. Hij had ritme en humor en zat in de intro van een lied. Guy Mortier deed baanbrekende dingen op de nationale radio met Schudden voor Gebruik, maar hij was geen dj. Hij k­ ondigde aan met humor en vertelde spitsvondigheden tussen de platen in. Die Engelse stijl was compleet anders.” Van 1963 tot 1965 presenteerde Guy Mortier, toen nog gewoon Humo-journalist, het programma Schudden Voor Gebruik op de BRT-radio. “Dat was het eerste nationale programma dat rock-’n-roll tot bij de jeugd bracht”, blikt Roland Van Campenhout terug. “Verderf! Mijn moeder wou toen niet dat ik blue jeans droeg, dat was voor de werkmensen.” Grappig detail: Humo organiseerde midden de sixties een Strop Top tijdens de Gentse Jaarbeurs. Bezoekers konden hun favoriete song indienen bij de stand van de TTT-club (Tieners, Toppers, Treffers), waarna er dagelijks een Top 15 werd opgesteld. De Strop Top dus, met (gast)-dj’s als Guy Mortier, Zaki en Mimi Smith (!). Op zee maakten de Engelse dj’s radio, aan wal brachten ze de sfeer van hun programma’s ‘live’ in de zalen met dj-sets. Zo ook in Gent, in dancing The Shark. 27


jaren 60

Al zagen die Engelse dj’s hun sets toch vaak als een acte de présence: ze draaiden amper een uurtje, waarop de eigenaar van The Shark aan de jonge Zaki vroeg of hij zin had om de rest van de avond te vullen. “Dat was meteen een harde leerschool”, zegt Zaki. “Hoe kort hun set ook was: het niveau van die Engelse dj’s lag hoog. Het was ook helemaal in het begin van mijn carrière. Ik was met moeite op de radio (Zaki zette z’n eerste radiopasjes op Radio 2 in de programma’s Afternoon Beat van Nand Baert en Rudy’s Club van Rudi Sinia). De beste Engelse dj’s hadden gedaan en het was aan mij! Tony Blackburn, Ed Stewart, Kenny Everett: alle bekende namen van toen zijn in The Shark komen draaien.”

Drive-inshows Dus nadat het balorkest de goede oude jukebox in de hoek had geduwd, kreeg het orkest op zijn beurt concurrentie van de dj? “Die oude wereld moesten de jonge mensen van de sixties niet meer”, antwoordt Zaki. “We hadden onze eigen muziek, onze eigen mode én de pil. We waren een nieuwe wereld aan het bouwen, en de dj die daar op de radio z’n ding deed, die muziek in de huiskamers én in de dancings bracht, was daar een exponent van.” Toen de Nederlandse zeezender Veronica eind ­jaren ­zestig ook in Vlaanderen met z’n drive-inshows ­begon, dacht Zaki samen met Mike Verdrengh (beiden ­collega’s bij de Popsectie van BRT-radio onder leiding van Jan Schoukens): “Dat kunnen wij ook.” De Mike en ­Zaki-show, een drive-inshow die het hele Vlaamse land aandeed, was geboren. “De balorkesten hebben wel ­degelijk afgezien”, beweert Zaki. “Wij dj’s waren goedkoper. Het was vooral om financiële redenen dat die drive-inshows zo’n opgang maakten. Al was het ook dubbel: wij waren tegelijk de gasten die de plaatjes van die g­ roepen op de radio draaiden. En in The Shark was livemuziek even belangrijk als dj-sets. Er traden ook veel E ­ ngelse groepen op: minder bekende, maar goede E ­ ngelse bands als The Manchester Playboys. 28

­ rogrammator Jacques Verdonck was ook de ­manager P van de Gentse groep New Inspiration. Die hebben er vaak ­gespeeld. En New Inspiration was de tour­ begeleidingsgroep van Dave Berry. Die heb ik pinten zien pakken in The Shark. En een héél interessante Gentse figuur die er vaak kwam optreden was Little Jimmy: anders dan de rest.”

“Ik klop den boel kapot gewoon” Little Jimmy & The Sharks

“Ik groeide op aan het Ledebergplein”, vertelt Marc Claeys. “Mijn vader was er banketbakker. Midden jaren zestig had ik in Gent een groep – Little Jimmy & The Robots – met Indonesische muzikanten: twee Javanen met blauwzwart sluik haar en één Ambonees van het negroïde type. Niet alleen qua verschijning waren we buitenbeentjes, maar ook qua muziek en gedrag en ­optredens. We speelden rock-’n-roll met soul en rhythm & blues. Mijn grote helden waren John Lee Hooker, Little Richard en Bo Diddley. Ik had mijn ­muzikanten leren kennen in Blankenberge. Daar speelde ik een zomer lang in de Continental met mijn toenmalige begeleidingsgroep The Robots. The Sharks speelden in de Belvedere. We gingen naar elkaar kijken en zo werden we Little Jimmy & The Sharks.” Het Gentse gitaargeluid in de sixties werd gekenmerkt door een bijzondere Nederlands-Indonesische invloed. En dan hebben we het niet alleen over de radiohits van The Blue Diamonds, aka The Everly Brothers van de Lage ­Landen, of over de Vlissings-Indonesische ­begeleidingsband van Little Jimmy genaamd The Sharks. “In zaal Reseda in Zelzate – dicht tegen de Nederlandse grens – kwamen vaak Indonesische groepen spelen, die enorm goed gitaar speelden”, zegt Roel Van Bambost. “The Blue Diamonds zelf heb ik nog gezien in M ­ aldegem. Naar Sas van Gent reed je om platen te kopen: het EP’tje van Jailhouse Rock ben ik daar met de fiets gaan halen.” 29


jaren 60

Behalve dancing Don ­Carlos en bokstempel Coliseum waren er tal van cafés, restaurants en dancings op de Kuiperskaai, dé Gentse uitgaansbuurt van de sixties en lang daarna, tot het huidige winkelcentrum er werd neergepoot. Op de hoek bevond zich restaurant Den Helder en wat verderop dancing De Cirk (niet te verwarren met Circus Mahy in de Lammerstraat of de latere dancing Cirque Central in de Hoogpoort).

Danny Sinclair (New ­Inspiration): “We hebben veel opgetreden in De Cirk. Dat was ingericht als een circus: rond, met trapezes aan het plafond. Maar zonder trapezisten.” Roland Van Campenhout: “De uitbater deed wel trucs: zijn vrouw tegen de muur zetten en dan met messen gooien. De Cirk, daar zat ook een levende beer in een kooi.”

Little Jimmy & The Sharks stonden garant voor korte, heftige optredens: “Mijn ingesteldheid was: ik klop den boel kapot gewoon.” Eén van die plekken waar Little Jimmy graag optrad/de boel kapot sloeg, was de legendarische dancing Don Carlos aan de Kuiperskaai. Little Jimmy herinnert zich de Kuiperskaai als een “­bruisende strip, met de dancings en het Coliseum, waar het iedere donderdag catch was. Dan stond er buiten een escargot- en een frietkraam. De Don Carlos was gevestigd onder het Coliseum, een witgekalkte kelder met affiches van toreadors”. 30

Sinclair: “Volgens mij was dat een opgezette beer.” Little Jimmy: “Er was ook De Cutty Sark, Ben’s Place... En De Kelder en De Zolder: in één gebouw. De Zolder was de kelder en De Kelder was de zolder.”

Eten kon je ook verderop in de Martino en het Rond Point. De Boudewijnstraat, dat was meer voor de gevaarlijke gasten. Daar kon je al eens een vechtpartij meemaken. De Kuiperskaai was meer mijn ding. Dat was een artistieker soort volk.”

Roland: “Bij Tjok beneden iets eten in de Zolder en boven gaan dansen in de Kelder, een discotheek.

Little Jimmy hield evenveel van de Kuiperskaai en ­dancing Don Carlos als van de Boudewijnstraat en dancing The Shark. Meer zelfs: de club werd vernoemd naar zijn ­Indonesisch-Nederlandse band (die hun naam op hun beurt hadden van die ene straatbende in West Side Story). Little Jimmy: “De uitbater van The Shark had eerst de Nat King Cole op het Sint-Pietersplein. Julien (‘Tjoele’ voor de ­vrienden) is ook de Shark club begonnen in de Boudewijnstraat. Hij vertelde me over zijn plannen in de Nat King Cole en vernoemde zijn nieuwe zaal naar mijn begeleidingsgroep. De afspraak was ook dat ik in The Shark speelde als ik ­nergens anders moest optreden.”

Little Jimmy & The Sharks zouden verder nog het voorprogramma verzorgen van de Stones in de ­Velodroom van Schaarbeek (1966) en van The Who (1967) in ­Woluwe City. Belangrijk voor Gent: het door Jacques Verdonck, de ­medeprogrammator van d­ ancing The Shark, georganiseerde T­ ienerfestival in 1965 in het Gentse Kuipke, met onder meer de C ­ anadese gimmick­band Les Têtes Blanches (platina­blonde Beatleskapsels), Little Jimmy & The Sharks, en Dave ‘Strange Effect’ Berry als headliner. Berry zou wat later ook een Gentse band als begeleidingsgroep kiezen voor z’n Europese tournees: New Inspiration.

Met alle muzikanten van Gent

Gus Roan & Danny ‘Sinclair’ Bracke aka New Inspiration “Wij speelden ook op dat Tienerfestival met onze eerste groep The Black Fellows”, zegt Gus Roan. “The ­Jumpers uit Sint-Niklaas speelden toen met Dave Berry. Toen Verdonck wat later ruzie kreeg met The Jumpers en een ander orkest nodig had, werden wij de nieuwe begeleidingsgroep van Berry.” Maar eerst The Black Fellows dus. Niet te verwarren met de franskiljons van The Black Sharks, die men dan weer niet mag verwarren met de Indonesische Sharks van Little Jimmy. Gent had in de sixties iets met black en sharks! The Black Fellows was een Gents g­ roepje rond gitaristen Gus Roan (leadgitaar) en Danny ‘­Sinclair’ Bracke (slaggitaar, zang), met begin jaren ­zestig een eigen jeugdclub als uitvalsbasis: Le Caveau in de Ooievaarstraat. “The Beatles hadden The Cavern, wij hadden Le Caveau”, zegt Gus Roan. “Iedere zondag­ namiddag speelden we er op onze eigen thé dansant voor clubleden.” “We zijn begonnen in 1963”, vertelt Danny Sinclair. “­Eigenlijk was ons clublokaal de kelder van de ­liberale

kring Geluk In ´t Werk. Het er zat altijd stampvol op zondag. We speelden covers van The Kinks, The ­Beatles, The Who, The Spencer Davis Group, The ­Stones, The Shadows, Elvis, Buddy Holly, Eddie Cochran... Allemaal ‘uit de klakke’ – uit ons hoofd.”

Onze fans hadden ook een reputatie: ‘Goed orkest, veel volk, maar op het einde van de avond is het altijd bagarre’. Danny Sinclair

Kaartend orkest Herinner je het begin van dit verhaal: Dan Ellery en de blokken aan de Watersportbaan. Ook Danny Sinclair groeide daar op. Hij was de zoon van Duo Berry, het variétékoppel dat Ellery had aangespoord om m ­ uziek te leren spelen. “Tot 1962 zat ik op mijn kamer gitaar te spelen. Ik ging niet uit. Hoewel ik uit een ­muzikaal nest kwam, werd ik niet gestimuleerd om een ­muzikale ­carrière uit te bouwen. Mijn moeder wou geen ­muzikanten meer in huis. Het variétécircuit waarin mijn ouders werkten, was in de loop van de jaren vijftig-­zestig helemaal afgebrokkeld door de televisie. Ma was bezorgd dat ik geen werk zou vinden. Maar toen ze hoorde dat ik muziek zou spelen in ´t Geluk in ’t Werk, mocht het wél. Mijn moeder was namelijk van die buurt.” Rond 1966 kregen The Black Fellows ook van andere zalen in en rond Gent concertaanvragen binnen. De voorzitter van ´t Geluk in ’t Werk verbood hen evenwel om bij de concurrentie te spelen. Na drie jaar 31


jaren 60

Stoelendans Manager Jacques Verdonck had de visie en de ­connecties. Behalve optredens met Dave Berry regelde hij voor New Inspiration ook platenopnames in de Decca Studio in Brussel én de Decca Studio in Londen. Maar er vielen ook woorden tussen de groepsleden en hun manager. Na een zoveelste ruzie stapte Gus Roan op en volgde er een ware stoelendans. Zo zag New Inspiration ook Little Jimmy en leden van andere Gentse groepjes als The Black Sharks, The Mercury’s en The Atlantics passeren.

New Inspiration, eerste groepsfoto

kwam het tot een breuk tussen The Black Fellows en ‘hun’ jeugdclub Le Caveau. “Na ons vertrek boekte de dokter meteen een andere groep in Le Caveau”, vertelt Sinclair. “Zes weken later zat dat orkest te kaarten. Er kwam geen kat meer, de fans volgden ons. Maar onze fans hadden ook een ­reputatie: ‘Goed orkest, veel volk, maar op het einde van de avond is het altijd bagarre’.” Om af te rekenen met dat imago, bedacht Gus Roan samen met toetsenman Marc Malyster een nieuwe naam voor de groep. Als New Inspiration begonnen ze ook in The Shark in de Boudewijnstraat op te treden. Jacques Verdonck was intussen ook de manager van New Inspiration. Via z’n job bij platenfirma Decca bracht hij niet alleen dj’s van de Engelse piraten­zenders tot in The Shark, maar ook Britse popsterren als Cat Stevens, Dave Berry en Engelbert Humperdinck. New Inspiration was de begeleidingsband van die pop­ sterren tijdens hun tournees in onze contreien, na een ­optreden kwamen die Britse idolen met de groep mee een pint drinken in The Shark. 32

Nadat half Gent en zelfs de Brussels-Portugese broers Jess & James bij New Inspiration hadden gespeeld, kreeg Jacques Verdonck met iedereen ruzie. Hij bezat de groepsnaam en ging tot in de jaren z­ eventig door met ‘zijn’ groep, met allemaal andere m ­ uzikanten. Van de ‘originele’ New Inspiration-periode voor 1970 ­onthouden we singles als ‘I Got a Feeling’ (­geschreven door Gus Roan) en ‘You Made a Fool of Me’ (­geschreven door Danny Sinclair). Intussen had ook een nieuwe tijdgeest Gent bereikt, met ene Roland Van Campenhout als boegbeeld. Roland kwam in Gent terecht zonder ‘langs Start’ te passeren. Hij vloog meteen in de gevangenis, voor desertie dan nog.

De jeugdclub is een uitvinding van de jaren zestig. De naoorlogse jeugd was talrijk, had vrije tijd en zakgeld en was op zoek naar vertier. Behalve de Caveau van The Black Fellows telde het Gent van de sixties nog een aantal jeugdclubs. De twee belangrijkste waren de jeugdclub in de Hoogstraat (tegenover het huidige Grand Hotel Reylof) en de T-Club (van Teenager Club) aan de Vrijdagmarkt.

Naast The Black Fellows/New Inspiration waren nog tal van groepjes actief in het Gent van de sixties. The Paramounts. Met onder meer Roland De Muynck. Wonnen in 1965 De Gouden Micro. The Mercury’s. Met onder Daniel Provo. Familie van deze groep baatte The Mercury Club in Zelzate uit, een gerenommeerde dancing, waar in 1971 Ike & Tina Turner op het podium stonden. The Garnets, uit de omgeving van Lochristi, en de al eerder vernoemde The Black Sharks waren Franstalige gegoede jongens die evenwel zéér gerespecteerd werden op muzikaal vlak door de working class heroes van The Black Fellows. Dat het toen in Gent niet per se zwart hoefde te zijn, bewijst het bestaan van het mysterieuze groepje The White Jackets.

The Times They Are a-Changing

Nancy & The Atlantics. Groep rond Roland Payne, en ook Jef de Visscher nadat die uit de begeleidingsband van Dan Ellery was gestapt. Met zangeres Nancy Dee deden ze iets in de trant van The Supremes.

Een week voordat hij zou afzwaaien bij de zeemacht in Zeebrugge, had milicien Van Campenhout zijn post verlaten. Zijn geweer had hij in krantenpapier gewikkeld en zo stapte hij op de tram. Ver geraakte hij niet, want de militaire politie was verwittigd dat er ‘een gevaarlijke soldaat in dronken toestand gedeserteerd was met een geladen geweer en een publiek gevaar vormde’.

The Vipers. Brachten singles uit vanaf 1968 . Nog steeds actief als covergroep. Constant lid al die jaren: George Bracke. Schopten het zowel in 1968 als in ´69 tot de affiche van Jazz Bilzen.

Roland Van Campenhout & Roel Van Bambost

Op Belgian Vaults – Legendary Tracks from the Sixties Archives, de vinyl­ verzamelaars van het label Starman Records (vier volumes), zijn er singles te vinden van Little Jimmy & The Sharks (‘Love at First Sight’ uit 1966), maar ook van The Paramounts, The Ropes en The Sundrops...

“Die jeugdclubs waren zeer belangrijk”, zegt Zaki. “Om een ­ dancing binnen te kunnen, moest ­ je achttien zijn. Voor een jeugdclub volstond zestien jaar. De T-Club ­ aan de Vrijdagmarkt was van de socialisten. En de Hoogstraat was ­ zéér ­belangrijk voor mij: ik heb er mijn vrouw ­leren kennen. The Jeff Beck Group heeft er nog gespeeld op de over­dekte binnenkoer, met een toen nog ­ onbekende Rod Stewart als ­zanger. Iedereen die gitaar speelde in Gent, was erbij.”


jaren 60

De rechter veroordeelde hem tot de dood met de kogel, wat in de praktijk neerkwam op een verblijf van enkele maanden in de Nieuwe Wandeling. “Overdag mocht ik gaan werken als metser bij Walter De Buck: ik voegde zijn atelier”, zegt Roland. “Ik kende Walter doordat zijn vrouw Paula in Het Trefpunt een voorloper van een macrobiotisch restaurant had. Als jong bazeke in een nieuwe stad werd ik daar wat opgevangen. Ik kwam uit Boom, ik had nog nooit gasten met lang haar gezien. Voor mij waren dat allemaal Jezussen, die bende van Walter De Buck.” Roel Van Bambost noemt de kennismaking met Roland een keerpunt in zijn leven: “Ik had een vetkuif, en plots zat ik tussen gasten met lang haar. Eigenlijk zijn de jaren zestig hier maar begonnen in 1965. Toen pas heb ik voor het eerst iets van Dylan gekocht – The Times They Are a-Changing, zijn derde plaat – in een platenwinkel in de Lammerstraat. Ik voelde meteen: ik moet iets anders gaan doen. Ik begon opnieuw akoestisch te spelen. Dat Dylan intussen elektrisch was gegaan, wist ik niet eens. (lacht) Ik had Dylan leren kennen door covers: ‘­Mr Tambourine Man’ van The Byrds, dat we speelden met The Ropes, en ‘Blowing in the Wind’ door Peter, Paul & Mary, de band waarop ik de nieuwe groep met mijn vrouw modelleerde: Miek & Roel.”

Afghaanse jassen “Roel was een Beatles-fan, ik niet”, lacht Roland. “Ik was toen fanatiek tegen elektrisch. Voor mij moest het allemaal akoestisch. Alleen Little Jimmy vond ik meteen goed. Ik zag hem voor het eerst live aan de Kuiperskaai – dat was Otis Redding, Sam & Dave, Wilson Pickett… Voor de rest waren elektrische groepen met een bas en een drum helemaal niet mijn ding. Mijn eerste muzikale ervaring in Gent was New Orleans jazz in Het Trefpunt van Walter De Buck, iedere vrijdagavond. En beneden, in het Kelderke, was het folk. Daar zongen we liedjes. Ik speelde toen heel 34

primitief gitaar met één vinger – ­skiffle, Lonnie Donegan, Leadbelly... Of nee! Ik was eerst wasbordspeler bij een Engelse groep die ik op straat was tegengekomen: The City Ramblers.”

Op zo’n avond leerden we Roland kennen op café. Hij stelde zelf voor om met ons mee te spelen. Klinkt onwaarschijnlijk, maar het is zo. Roel Van Bambost

In 1965 zei Roel Van Bambost The Ropes vaarwel en nam hij samen met Miek deel aan de wedstrijd Ontdek De Ster: “De eerste ronde was in de StudioSkoop aan het Sint-Annaplein, toen nog een oudstrijderscafé (pas in 1970 werd de UFAC-ruimte – Union Fraternelle des Anciens Combattants – voor oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog omgebouwd tot StudioSkoop). Uiteindelijk werden we derde. Een van de prijzen was een optreden met Ferre Grignard. Miek en ik speelden veel op de Gentse Rijksuniversiteit, en op zo’n avond leerden we Roland kennen op café. Hij stelde zelf voor om met ons mee te spelen. Klinkt onwaarschijnlijk, maar het is zo.”

Roel Van Bambost, Monique ‘Miek’ Holvoet en Roland Van Campenhout mét Afghaanse jassen

Roland: “In het begin dacht ik dat Miek en Roel broer en zus waren. Grappig, hè? Ik geloof dat Miek me dat had verteld. Maar na één keer samen in de auto wist ik dat ze getrouwd waren. Ik denk dat ze me zo wou overtuigen om met hen mee te spelen.” 35


jaren 60

Van Bambost: “Roland heeft zich er later vanaf ­gemaakt met: ‘Ik dacht dat Miek Roel zijn zus was.’ (lacht) Maar hij wou echt met ons optreden. Soit, wat telt is dat er meteen een muzikale klik was. Roland woonde toen in het Pand, waar nu het ­Caermersklooster is.”

Er was een tweede belangrijke bende artistiekelingen in Gent, die niet het Trefpunt, maar café ’t Keetje van uitbater Eddy Tanghe in de Sint-Pietersnieuwsstraat als uitvalsbasis had. De links-georiënteerde studenten en schrijvers ergerden zich eind jaren zestig zo hard aan de brave Vlaamse muziekjournalistiek, dat ze zelf een ­magazine begonnen: Tliedboek, waarvan het eerste nummer verscheen in 1967, onder hoofdredacteur­ schap van Etienne Verhoeyen. “Ik heb nog al die Liedboeken liggen”, zegt Roland. “Ik had toen ook een systeem in ’t Keetje. Ik had geen geld, hè. Vanaf twaalf uur ’s nachts, als iedereen zat begon te ­worden, vroeg ik: ‘Hé, geef je mij geen honderd frank?’ Als iedereen goed zat was, lukte dat. Studenten hadden meer geld dan mij. En doordat ze het in dronken toestand ­hadden gegeven, vergaten ze dat geld terug te vragen. Aan sommigen gaf ik het wel terug, hoor. (lacht)” Belangrijke figuren in en rond ’t Keetje: de latere ­Humo-journalist Guido Van Meir, artiesten als Roland, Roel Van Bambost, Jan De Wilde, Lieven Tavernier, Kris Debruyne en journalisten van De Vooruit, de krant die toen in het gebouw naast ’t Keetje zat. In 2003 sloot Eddy Tanghe de deuren van zijn café.

Roland: “Ik betaalde er 200 Belgische frank huishuur per maand. Studenten en artistiekelingen woonden er in oude cellen van paters: notoire figuren als ­Minouche, model op de academie, en Slosse, de portier, een belangrijk figuur op de Kuiperskaai. Ook al overleden, Oswald Slosse.” Van Bambost: “In Het Trefpunt werden er optredens georganiseerd. Wij stonden wekelijks in die hoek op te treden op een soort verhoog je, met Roland, ­impromptu. Zo rond 1966-´67 was Walter De Buck al naar ­Indië en Afghanistan geweest: hij had voor gans Gent ­Afghaanse jassen mee. Die vreselijk stonken. (lacht)” Roland: “Mijn eerste officiële job was bij Miek en Roel (zie de elpee van hen samen: Je Kan Nooit Weten uit 1967). Ik kende die Amerikaanse folk picking, en dat kwam bij hen van pas. Daarvoor was de kleinkunst vooral gebaseerd op Franse invloeden, zoals Georges Brassens. En ineens was er die invloed uit Amerika – Joan Baez, Bob Dylan – en ook uit Engeland, via Bert Jansch en Pentangle.”

Gent was zo leeg dat je letterlijk met uw gat

Van Bambost: “De Gentse Feesten had ik als klein manneke gekend. Vlak voor Walter De Buck voor een nieuwe wind zorgde, was dat een dode bedoening geworden. Een keer vuurwerk, wat poppenspel. De handelaars gingen met vakantie, en de mensen ook. Zo ook Miek en ik in 1969. We komen terug en Roland zegt: ‘Godverdomme, je hebt iets gemist. Walter heeft aan Sint-Jacobs een klein podium gezet’.” Roland: “Gent was zo leeg dat je letterlijk met uw gat bloot van de Kuiperskaai tot bij mij in het Patershol kon lopen. Iedereen ging op reis. Precies toen zijn we begonnen: de eerste Gentse Feesten in 1969. Waar nu de pissijn staat op Sint-Jacobs, daar was het ­podium: bierbakken met planken erop en twee micro’s. Iedere avond tweehonderd man, we vonden dat een ­ongelooflijk succes. Veel folkmuzikanten uit Engeland en Frankrijk ook.” Van Bambost: “Ik heb de jaren vijftig meegemaakt, de rock-’n-roll, de vroege Elvis, James Dean. De sixties met The Beatles. En op het einde van de sixties droeg ik een stinkende Afghaanse jas. Ideaal.” Roland: “Mensen waren veel minder wantrouwig. Wij buskten voor geld en leefden op straat. Die mentaliteit van toen lijkt volledig verdwenen. Nee, het zou nu niet meer kunnen denk ik.”

Dan Ellery kreeg op z’n zesentwintigste MS en zag z’n carrière vroegtijdig gefnuikt. Hij klom uit het dal en is altijd in de muziek blijven werken, onder meer als ­arrangeur/muzikant in het orkest van Henk van ­Montfoort. Jef De Visscher zou in de jaren zeventig met Karel Bogard de jazzrockgroep Kandahar oprichten. Roel Van Bambost ging naast de muziek ook zijn andere grote liefde eren en werd een gerespecteerd film­ journalist. Zaki Dewaele schonk ons radioprogramma’s, tv-shows, boeken én zijn zonen David en Stephen, de beste ­2manydjs van de wereld. Little Jimmy trok zich een tijd uit de muziek terug als family man, om in de jaren negentig een comeback te maken als Don Croissant. Die nieuwe artiestennaam was een ode aan zijn vader, de banketbakker uit ­Ledeberg. Gus Roan zat in tal van groepen en schreef tal van hits voor anderen. In de jaren zeventig zat hij onder meer in Waterloo met Marc Malyster (tevens ex-­New ­Inspiration). Zijn grootste succes scoorde Roan in 1979 met ‘I’m Jogging’, een internationale n­ oveltyhit, ­uit­gebracht onder de groepsnaam The Veterans (­eveneens met Malyster). Zijn zoon John zit bij Arsenal.

bloot van de Kuiperskaai

Danny Sinclair treedt nog steeds op. In 2013 werd hij door de Stad Gent gehuldigd naar aanleiding van ‘45 jaar op de planken’.

tot bij mij in het Patershol

Roland is nog steeds Roland.

kon lopen.

Katia Vlerick Roland

37


jaren 60

JAZZ !

Tussen traditie, bop en free jazz

In de vroege jaren zestig ­hapte de Gentse jazzscene naar adem. Dat de grote ­Louis Armstrong in 1959 nog in ’t Kuipke had ­gespeeld, waar ook de ­legendarische bigbandleider Lionel Hampton was langs­ gekomen, zette Gent als jazzstad een beetje op de kaart, maar Brussel bleef het ­epicentrum waar de grote jazznamen vaak in het Paleis voor Schone Kunsten stonden. Midden de jaren zestig kreeg het jazzleven plots een nieuw elan.

William Wauters, vandaag galeriehouder in Oosteeklo, en Jean-Pierre De Smet, twee leraren, stichtten de Lazy River Jazz club. De naam verwijst naar de ­Mississippi, die lome rivier die zo bepalend is voor het leven in en rond New Orleans. Die club omarmde de New Orleans en Dixieland jazz en blijft dat tot vandaag doen. Ze vond onderdak in een ‘oude paardenstal’ in ´t Hazewindstraatje, een zijstraat van de Korenmarkt. Later verhuisde ze achtereenvolgens naar de Fox, de Club Nautique aan de Watersportbaan en naar de Leo Tertzweillaan in Gentbrugge. Vandaag is ze gehuisvest in de Stadhuissteeg, in een zijgebouw van Novotel. Jean-Pierre De Smet woonde zijn eerste grote jazz­ concert bij op 21 maart 1959 in het Gentse Kuipke. Louis Armstrong leidde toen zijn All Stars met Trummy Young (trombone), Peanuts Hucko (klarinet), Mort Herbert (bas), Billy Kyle (piano) en Danny ­Barcelona (drums). Ook zangeres Velma Middleton was van de partij. De Smet heeft nog steeds veel mooie 38

h­ erinneringen aan optredens van levende legenden uit New Orleans in het Gentse, zoals Louis Nelson, ­Emanuel Sayles, Captain John Handy en Alton Purnell. Er was een ­onvergetelijk concert met George Lewis, Ken Colyer’s Jazzmen en de Cotton City Jazzband in zaal Oud België. Rudy ­Balliu, eerst trompettist en ­daarna klarinettist, ­adviseerde de prille Lazy R ­ iver Jazzclub voor ­traditionele jazz. Bassist Roger Van ­Haverbeke deed hetzelfde voor de moderne jazz.

Traditionele stijlbands In de jaren vijftig zag Gent het ontstaan van twee ­traditionele stijlbands. Er was de Roof Jazzband, ­gegroeid rond het Sint-Barbaracollege, en The Cotton City Jazzband met jongens van het Atheneum. Die laatste band bereikte onder leiding van Rudy Balliu in 1966 een hoogtepunt nadat zowel Jacques Cruyt als Romain Vandendriessche uit de Roof Jazzband waren overgekomen. Rudy Balliu liet het trompetspel over aan Cruyt en schakelde toen over op klarinet. Het was de aanzet voor een reeks opnames op het Alfalabel, waaronder de elpee The Cotton City Jazzband. Een historische mijlpaal gezien de bezetting: Rudy Balliu (leider en klarinet), Jacques Cruyt (trompet), Romain Vandendriessche (trombone), Walter De Troch (banjo), Pol Gevaert (bas) en Jean-Pierre Roelant (drums). De Smet was zwaar gebeten door New Orleans. Hij o­ rganiseerde reizen naar die bakermat van de jazz, schreef er een boek over (New Orleans, de ­hartslag van de jazz) en werd daarvoor beloond met een ere­burgerschap van de stad zelf. Naast de New ­Orleans-jazz stond de Lazy River Jazz Club in de jaren zestig ook wel open voor nieuwere jazzstijlen.

Lily Castel, Châlet Du Sud

Op de affiche passeerden de Belgische saxofoon­ legende Jack Sels met het Al Jones trio, John Handy, Benny Waters, Fats Sadi en ook avontuurlijke musici als Jacques Pelzer en Benoit Quersin traden er op. 39


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.