Nieuwe wegenvoor oude waarden

Page 1

Nieuwe wegen voor oude waarden

He

rz

JU

ie n

N

e

I 2 uit 0 1 ga 2 ve

Passend Onderwijs en decentralisatie van de jeugdzorg in kaart

1


2


Inhoud

Voorwoord

Passend Onderwijs en de Wet kwaliteit (V)SO

5

Huidige samenwerking schoolbesturen

6

Toekomstige samenwerking schoolbesturen

7

Passend onderwijs: Systeem PO

8

Passend onderwijs: Systeem VO

10

Op zoek naar een optimale balans

12

Toekomstig ondersteuningsbudget

13

Huidig systeem indicatiestelling PO

14

Arrangeren in beeld (1)

15

Arrangeren in beeld (2)

16

Arrangeren

17

Een transitie van oud naar nieuw

19

Zorg voor jongeren: overzicht huidig systeem (1)

20

Zorg voor jongeren: overzicht huidig systeem (2)

21

We geven u ter overweging mee hoe wij ertegen aankijken. Namelijk als een kans om het in Nederland aanwezige potentieel beter te benutten. Mits we bereid zijn anders over onze voorzieningen te denken. Oude verworvenheden en gewoontes los te laten en die in te ruilen voor nieuwe. Dat betekent niet per se dat we onze huidige waarden op de helling zetten. Het betekent wel – vaak – dat we ze op een andere manier proberen te realiseren.

Decentralisatie van de jeugdzorg

23

Hoe?

AWBZ en Wmo

24

Wet werken naar vermogen

25

Colofon

27

Het is tijd om nieuwe wegen te verkennen! De bezuinigingen op Passend Onderwijs zijn van de baan en er is een jaar extra tijd voor een ‘kwaliteitsrijke’ invoering. Daarmee komen de tijdslijnen van de invoering van Passend Onderwijs en de decentralisatie van de jeugdzorg dichter bij elkaar te liggen. Een mooie kans voor iedereen die verlangt naar maatschappelijk sterke regio’s. Regio’s met oog voor hun kinderen, waar overzichtelijke voorzieningen zich samen inspannen voor het realiseren van maatschappelijk rendement. Wij geloven dat dat kan. De wegen waarlangs sterke maatschappelijke regio’s ontstaan, kunnen verschillen. U kunt beginnen bij Passend Onderwijs, de transitie van de jeugdzorg of direct bij de (kwetsbare) jongeren en vanuit dat vertrekpunt instellingen als vanzelf bij elkaar brengen. In alle gevallen is het belangrijk de feiten te kennen. Wat betekent Passend Onderwijs? Wat verandert als gevolg van de transitie van de jeugdzorg? Hoe ziet het huidige veld er eigenlijk uit? Met dit boekje beogen wij u inzicht te geven in de huidige en nieuwe situatie en de veranderingen die zich voordoen. En we doen nog iets.

• Door te voorkomen dat iemand valt. En niet door een steeds beter vangnet te maken. • Door organisaties en hun professionals te vragen verantwoordelijkheid te nemen. En niet door de verantwoordingsplicht op te schroeven. • Door beelden en overtuigingen te delen om vanuit één gedeeld perspectief te handelen. En niet door vanuit verschillende perspectieven één plan op te stellen. De praktijk bewijst dat dit mogelijk is. We zien het bij de voorlopers die we mogen begeleiden. Bij gemeenten en provincies, samenwerkingsverbanden, onderwijs- en jeugdzorginstellingen. Maar vooral in contact met mensen: hulpverleners, leraren, beleidsmedewerkers, ouders en jongeren, bestuurders en andere leidinggevenden. Wij gaan graag het gesprek met u aan, om samen te zoeken naar nieuwe wegen voor oude waarden.


“Je hoeft niet de hele weg te zien. Zet gewoon de eerste stap.� Dr. Martin Luther King jr

4


Passend Onderwijs en de Wet kwaliteit (V)SO Passend onderwijs

Wet kwaliteit (V)SO

Het huidige stelsel voor extra onderwijsondersteuning heeft niet opgeleverd wat ervan verwacht werd: het stelsel nodigt ertoe uit te veel kinderen als hulpbehoevend te bestempelen en te verwijzen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs of naar jeugdzorg. Het nieuwe stelsel Passend Onderwijs heeft tot doel om zo goed mogelijk onderwijs te bieden aan ieder kind, ongeacht de extra ondersteuningsbehoefte.

Het doel van Wet kwaliteit (V)SO is om de kansen van leerlingen met een beperking op effectieve participatie in de maatschappij te vergroten door: • leerlingen zodanig op te leiden dat zij kunnen doorstromen naar regulier onderwijs of een succesvolle overstap kunnen maken naar regulier vervolgonderwijs; • leerlingen succesvol toe te leiden naar de arbeidsmarkt, indien mogelijk met een duurzaam arbeidscontract; • leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op zo zelfstandig mogelijk functioneren in vormen van dagbesteding.

Drie pijlers Met Passend Onderwijs wordt de manier van ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben gewijzigd. De stelselwijziging berust op drie pijlers: • Scholen/schoolbesturen krijgen de taak (zorgplicht) om leerlingen een zo goed mogelijke plaats in het onderwijs te bieden. • Iedere school is verplicht om een ondersteuningsprofiel op te stellen. Op deze wijze wordt duidelijk welke extra ondersteuning een school kan bieden. • Scholen (regulier onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4) gaan samenwerken in regionale samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs PO en VO. De samenwerkingsverbanden stellen een ondersteuningsplan op en krijgen een ondersteuningsbudget dat bestaat uit twee delen: middelen voor lichte ondersteuning (voorheen WSNS-middelen c.q. regionaal zorgbudget en rebound) en zware ondersteuning (voorheen (V)SO-bekostiging en lgf). Uit dit budget wordt alle extra ondersteuning (zware en lichte ondersteuning) voor leerlingen bekostigd. De samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs worden verantwoordelijk voor het beoordelen, verdelen en toewijzen van de extra ondersteuning.

De kernpunten van de Wet kwaliteit (V)SO • Het vergroten van de opbrengstgerichtheid van het onderwijs door het invoeren van een verplichting om voor alle leerlingen het ontwikkelingsperspectief vast te stellen en de voortgang van de ontwikkeling te registreren. • Het inrichten van drie uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs, waarbij: – het uitstroomprofiel vervolgonderwijs is geënt op het reguliere voortgezet onderwijs en is gericht op doorstroom naar het reguliere onderwijs; – het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht focust op de praktijk en inzet op duurzame arbeidsparticipatie; – het uitstroomprofiel dagbesteding is gericht op zo zelfstandig mogelijk functioneren in vormen van dagactiviteiten. • Het uitreiken van een getuigschrift en een overgangsdocument aan alle leerlingen in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding om hun zo een extra steun in de rug te geven bij hun vervolgstap naar dagbesteding of arbeidsmarkt. • Het creëren van mogelijkheden om gekwalificeerde vakmensen als zij-instromer aan te stellen voor bepaalde beroepsgerichte vakken. • Het verplicht stellen van stages in het uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht. • Het mogelijk maken van het bieden van nazorg door de school in de vorm van advisering aan de oud-leerling, als deze daarom verzoekt.

” Als Passend Onderwijs niet past, mag ik dan ruilen? ” Loesje 5


Huidige samenwerking schoolbesturen Primair onderwijs

Voortgezet onderwijs

Basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) werken samen in samenwerkingsverbanden weer samen naar school (WSNS).

In een samenwerkingsverband VO zitten minimaal één school voor praktijkonderwijs en drie vmbo-scholen.

weer samen naar school (WSNS)

NB havo- en vwo-scholen zijn niet verplicht om aan te sluiten; in de praktijk is dit vaak wel het geval.

(Voortgezet) speciaal onderwijs 5 of minde r

Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs (m.u.v. cluster 1) werken samen in regionale expertisecentra (REC’s).

regionaal expertisecentrum – cluster 4

6

VO

37

21

19

14

2

6 t/m 10 11 t/m 15 16 t/m 25

PO

1 2 10

35

30

16

6

26 t/m 40 41 t/m 60 61 t/m 105

basisonderwijs rugzakje

samenwerkingsverband VO voortgezet onderwijs

speciaal basisonderwijs

leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)

tussenvoorzieningen

praktijkonderwijs (PrO) lgf (rugzakje)

0

(voortgezet) speciaal onderwijs

20

40

60

80

100

Spreiding van het aantal scholen in een samenwerkingsverband PO en VO in 2009, in %

tussenvoorzieningen (waaronder Op de Rails, Herstart)

regionaal expertisecentrum – cluster 3 2.500 of minde r

(voortgezet) speciaal onderwijs

15

VO

20

31

23

11

2.500–5.000 5.000–7.500 7.500–12.500

tussenvoorzieningen tussenvoorzieningen (waaronder rebound)

PO

4

38

23

26

6 3

12.500–20.000 20.000–31.000

0

taken WSNS

taken rvc–vo

taken REC

permanente commissie leerlingbegeleiding (PCL): toelating speciaal basisonderwijs

regionale verwijzingscommissie (rvc-vo): toelating PrO en lwoo

commissie voor indicatiestelling (CvI): toelating (voortgezet) speciaal onderwijs

20

40

60

80

100

Spreiding van het aantal leerlingen per samenwerkingsverband PO en VO in 2009, in %

trajectbegeleiding ouders ambulante begeleiding onderzoek t.b.v. indicatiestelling 6


Toekomstige samenwerking schoolbesturen Primair onderwijs

samenwerkingsverbanden primair onderwijs & samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs

Voortgezet onderwijs

regionaal expertisecentrum – cluster 4

regionaal expertisecentrum – cluster 4

speciaal basisonderwijs

voortgezet speciaal onderwijs

samenwerkingsverband passend onderwijs PO/VO regulier onderwijs

tussenvoorzieningen

tussenvoorzieningen (voortgezet) speciaal onderwijs (cl 3)

regionaal expertisecentrum – cluster 3

regionaal expertisecentrum – cluster 3

(voortgezet) speciaal onderwijs (cl 4) transitie

speciaal basisonderwijs

voortgezet speciaal onderwijs

tussenvoorzieningen

tussenvoorzieningen

tussenvoorzieningen: lichte ondersteuning

PO: weer samen naar school (WSNS)

Samenwerkingsverband VO

tussenvoorzieningen: zware ondersteuning cluster 3 en 4

basisonderwijs

voortgezet onderwijs

speciaal basisonderwijs

tussenvoorzieningen

tussenvoorzieningen

tussenvoorzieningen

Samenwerking tussen scholen en schoolbesturen De huidige samenwerking in het primair en voortgezet onderwijs wordt met Passend Onderwijs omgevormd in regionale samenwerking tussen het regulier en speciaal onderwijs (cluster 3 en 4). In het primair onderwijs leidt dat tot schaalvergroting. Op dit moment zijn er ongeveer 240 samenwerkingsverbanden WSNS, die gemiddeld uit 31 scholen bestaan. Daarnaast zijn er 34 REC’s. Zowel de samenwerkingsverbanden WSNS als de REC’s komen te vervallen; in plaats daarvan worden samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs opgericht. In het primair onderwijs betekent dit dat de samenwerkingsverbanden teruggebracht worden in aantal en dat het speciaal onderwijs deel uitmaakt van de nieuwe samenwerkingsverbanden. In het voortgezet onderwijs is de herschikking iets eenvoudiger te realiseren en worden (grofweg) de bestaande samenwerkingsverbanden VO aangevuld met de schoolbesturen voor voortgezet speciaal onderwijs. Naar verwachting zullen zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs ongeveer 75 nieuwe samenwerkingsverbanden gevormd worden. Terwijl de nieuwe samenwerkingsverbanden worden opgericht moeten de oude samenwerkingsstructuren worden afgebouwd. Bestaande regelingen worden daarbij omgezet in nieuwe regelingen, bijvoorbeeld als het gaat om de toewijzing van extra ondersteuning. De ‘winkel’ is echter gewoon geopend tijdens het op- en afbouwen. Het bieden van voldoende passende onderwijsondersteuning gedurende de transitie naar Passend Onderwijs is wellicht dan ook de grootste uitdaging voor bestuurders in het onderwijs.

“ De beste leraar is hij die het meest van zijn leerlingen opsteekt. ” Lucien Arréat 7


Passend onderwijs: Systeem PO De kernvraag met betrekking tot leerlingbegeleiding in het basisonderwijs wordt: ‘Heeft deze leerling extra ondersteuning nodig?’ Wanneer deze vraag instemmend beantwoord kan worden, dan zijn er twee opties. Óf de leerling volgt regulier onderwijs (al dan niet met extra ondersteuning) óf het samenwerkingsverband verwijst de leerling naar het speciaal onderwijs (so). Of een reguliere basisschool een leerling adequaat kan begeleiden, hangt af van het ondersteuningsprofiel van de school, de evenredigheid van de daarmee gepaard gaande belasting en het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. Wanneer de extra ondersteuning niet door een basisschool kan worden geboden, verwijst de school een leerling, met instemming van het samenwerkingsverband, naar het speciaal basisonderwijs (sbo) of so. Binnen het so bestaan in de toekomst drie niveaus van zorg: laag, midden en hoog, met daaraan gekoppelde bekostiging. Op basis van de specifieke ondersteuningsbehoefte ontvangt de leerling een passend onderwijsaanbod. Binnen het sbo en so zal continu meer aandacht uitgaan naar de vraag of de leerling daar daadwerkelijk op de beste plek is. Vermindert de ondersteuningsbehoefte van de leerling dan zal het vaker dan nu voorkomen dat de leerling teruggeplaatst wordt naar het regulier basisonderwijs.

Aanwending van het ondersteuningsbudget Onderliggend aan het systeem van Passend Onderwijs is een piramide weergegeven. Deze piramide weerspiegelt de intensivering van ondersteuning voor leerlingen. De piramide heeft een brede basis. Immers, meer dan 95 procent van de leerlingen volgt ‘gewoon’ onderwijs in het regulier onderwijs zonder aanvullende ondersteuning. De top van de piramide beslaat de zogenaamde ‘zware ondersteuning’. Tussen de top van de piramide en de basis bevinden zich tussenvoorzieningen. Een samenwerkingsverband maakt op basis van zijn eigen ambities keuzes over de aanwending van het ondersteuningsbudget. Zo kan een samenwerkingsverband de nadruk leggen op het vergroten van de opnamecapaciteit van het regulier onderwijs (door professionalisering van medewerkers, versterking van de zorgstructuur, meer handen in de klas etc.), op vergroting van de capaciteit van het speciaal onderwijs of op versterking van de tussenvoorzieningen (om daarmee het regulier onderwijs te ‘ontlasten’ en het speciaal onderwijs (relatief) klein te houden). Als gevolg van de gemaakte keuzes varieert het aantal leerlingen binnen de gekleurde vakken van de piramide. Zo maakt realisatie van (relatief) veel plekken in het speciaal onderwijs het topje bijvoorbeeld groter.

”Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding.” Micha de Winter 8


Passend onderwijs: Systeem PO ZWARE ONDERSTEUNING

speciaal onderwijs hoog toelating

binnen het speciaal basisonderwijs (SBO) of het speciaal onderwijs (SO)

LICHTE ONDERSTEUNING

speciaal basisonderwijs

leerling volgen

onderwijs op een school met ander onderwijszorgprofiel (al dan niet met ondersteuning)

ontwikkelingsperspectief

terugplaatsing?

leerling volgen

evenredige belasting

ondersteuningsplan

NEE

terugplaatsing?

ontwikkelingsperspectief

schoolondersteuningsprofiel

binnen het basisonderwijs

leerling volgen

laag

JA

JA

midden

ontwikkelingsperspectief

beoordeling instemming samenwerkingsverband

Heeft een leerling extra ondersteuning nodig?

is hulpverlening nodig?

onderwijs op de school van aanmelding / huidige school (al dan niet met ondersteuning)

overleg met instellingen binnen het gemeentelijk domein

ontwikkelingsperspectief leerling volgen

ondersteuning met instemming samenwerkingsverband

onderwijs op de school van aanmelding / huidige school

leerling volgen

9


Passend onderwijs: Systeem VO Ook in het voortgezet onderwijs draait alles om de vraag: ‘Heeft deze leerling extra ondersteuning nodig?’ Zo niet, dan volgt de leerling gewoon onderwijs op de school van aanmelding. Als een leerling wel aanvullende ondersteuning nodig heeft, kan die op verschillende plaatsen worden geboden. Afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte kan de leerling onderwijs volgen op de school van aanmelding of een andere reguliere school binnen het samenwerkingsverband (al dan niet met extra ondersteuning). Wanneer onderwijs op een reguliere school geen optie is, kan een zogeheten tussenvoorziening wellicht een oplossing bieden. Is dat ook niet mogelijk, dan kan het samenwerkingsverband de leerling naar het voortgezet speciaal onderwijs verwijzen. Een plaatsing in het vso is niet langer ‘voor altijd’ maar dient continu geëvalueerd te worden.

Lwoo en PrO De toewijzing van leerwegondersteuning (lwoo) bij een van de leerwegen van het vmbo en van praktijkonderwijs (PrO) blijft vooralsnog gehandhaafd volgens de huidige systematiek: de regionale verwijzingscommissie (rvc) beoordeelt aan de hand van de landelijke criteria of een leerling hiervoor in aanmerking komt. Aanwending van het ondersteuningsbudget Net als in het primair onderwijs kan het samenwerkingsverband – afhankelijk van de regionale ambities en beoogde resultaten en opbrengsten – keuzes maken over de aanwending van het ondersteuningsbudget.

” Wees jezelf, er zijn al zoveel anderen. ” Loesje

”De laatste jaren is de jeugd geproblematiseerd. Elk probleem moest gediagnosticeerd met een etiket: adhd, pdd-nos, dyscalculie, tot hypersensitiviteit aan toe. Als zo'n etiket is geplakt wordt door de overheid hulp aangeboden. Daar moeten we vanaf. Nu moeten we ontproblematiseren. Die etiketjes moeten er weer af.” Marlies Veldhuijzen van Zanten 10


Passend onderwijs: Systeem VO ontwikkelingsperspectief uitstroomprofiel

ZWARE ONDERSTEUNING

dagbesteding hoog

binnen het voortgezet speciaal onderwijs (VSO)

vervolgonderwijs

beoordeling

arbeidsmarkt

midden

leerling volgen

toelating

laag

instemming samenwerkingsverband

voortgezet speciaal onderwijs

is hulpverlening nodig?

JA

ontwikkelingsperspectief vervolgonderwijs arbeidsmarkt

LICHTE ONDERSTEUNING

leerling volgen

binnen het voortgezet onderwijs met ondersteuning

PRO indicatiestelling rvc

ontwikkelingsperspectief LWOO

leerling volgen

onderwijs op een school met ander schoolondersteuningsprofiel (al dan niet met ondersteuning)

ontwikkelingsperspectief

JA

Heeft een leerling extra ondersteuning nodig?

schoolondersteuningsprofiel

JA evenredige belasting

binnen het voortgezet onderwijs NEE

onderwijs op de school van aanmelding (al dan niet met ondersteuning)

overleg met instellingen binnen het gemeentelijk domein

leerling volgen

ontwikkelingsperspectief leerling volgen

ondersteuningsplan ondersteuning met instemming samenwerkingsverband

onderwijs op de school van aanmelding

leerling volgen 11


Op zoek naar een optimale balans Het samenwerkingsverband bepaalt zelf de toedeling en verdeling van de beschikbare ondersteuningsmiddelen. Daarvoor maakt het zijn eigen afwegingen. Wat weegt het zwaarst? Hecht een samenwerkingsverband sterk aan autonomie voor elke deelnemende organisatie of is er juist een sterke wens tot verregaande samenwerking? Streeft een samenwerkingsverband naar een gestandaardiseerd ondersteuningsaanbod of wil het leerlingen juist zo veel mogelijk oplossingen op maat kunnen bieden? Het zijn belangrijke afwegingen in de zoektocht naar een nieuwe balans tussen vraag en aanbod. In het sturen op deze balans spelen de keuzes betreffende de inrichting van de zorgtoewijzing (arrangeren) een grote rol.

VRAAG ondersteuningsvraag van leerlingen, ouders en leerkrachten/docenten

AANBOD ondersteuningsaanbod van het samenwerkingsverband

”Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts.”

RENDEMENT individuele & maatschappelijke resultaten en opbrengsten

sterke ondersteuning binnen het reguliere onderwijs

sterke ondersteuning naast het reguliere onderwijs

Albert Einstein

positie regulier onderwijs en (v)so één kind en zijn/haar sociale netwerk, één beeld, één eindverantwoordelijke/aanspreekpunt

zo groot mogelijke eigen autonomie

mate van wederzijdse afhankelijkheid

zo veel mogelijk efficiëntie

zo veel mogelijk maatwerk

mate van flexibiliteit 12


Toekomstig ondersteuningsbudget Algemeen iedere school ontvangt een basisbedrag per leerling: gemiddelde kosten reguliere leerling een eventueel tekort (normatief zorgbudget zware ondersteuning) wordt verrekend met de reguliere lumpsumbekostiging van de scholen van het samenwerkingsverband - naar rato van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband incl. (v)so

Ondersteuningsbudget binnen het samenwerkingsverband PO

Ondersteuningsbudget binnen het samenwerkingsverband VO

de samenwerkingsverbanden krijgen een ondersteuningsbudget dat bestaat uit twee delen: middelen voor lichte ondersteuning (voorheen WSNS-middelen) en zware ondersteuning (voorheen so-bekostiging en lgf))

de samenwerkingsverbanden krijgen een ondersteuningsbudget dat bestaat uit twee delen: middelen voor lichte ondersteuning (voorheen regionaal zorgbudget en rebound) en zware ondersteuning (voorheen vso-bekostiging en lgf)

lichte ondersteuning de omvang van het budget wordt gebaseerd op het aantal leerlingen op de reguliere scholen normatief zorgbudget zware ondersteuning: het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband regulier onderwijs (incl. sbo) (T-1) x landelijk percentage ondersteuningsbehoefte x normbedrag verminderd met bekostiging direct aan het so: het aantal leerlingen dat naar het so is verwezen (T-1) x aantal leerlingen laag, midden, hoog x vastgestelde tarieven laag, midden, hoog in het samenwerkingsverband wordt bepaald welke leerling binnen het so zwaar, midden of hoog is het so geeft het aantal leerlingen zwaar, midden of hoog door aan DUO

Iedere school ontvangt een basisbedrag per leerling. Het samenwerkingsverband ontvangt een ondersteuningsbudget. De omvang van het budget per samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband vermenigvuldigd met een normbedrag. Het ondersteuningsbudget is dus een extra budget aanvullend op de basisbekostiging en bedoeld voor de extra ondersteuning van leerlingen die dat nodig hebben. De scholen binnen een samenwerkingsverband bepalen samen hoe die middelen onderling worden verdeeld. Het ondersteuningsbudget bestaat uit een budget voor lichte ondersteuning en een budget voor zware ondersteuning.

lichte ondersteuning de omvang van het budget wordt gebaseerd op het aantal leerlingen in het 3e en 4e leerjaar van het vmbo (incl. lwoo) regionaal ondersteuningsbudget, reboundmiddelen, Herstart, Op de Rails

normatief zorgbudget zware ondersteuning: het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband regulier onderwijs (incl. lwoo en PrO) (T-1) x landelijk percentage ondersteuningsbehoefte x normbedrag verminderd met bekostiging direct aan het vso: het aantal leerlingen dat naar het vso is verwezen (T-1) x aantal leerlingen hoog, midden, laag x vastgestelde tarieven hoog, midden, laag in het samenwerkingsverband wordt bepaald welke leerling binnen het vso zwaar, midden of hoog is het vso geeft het aantal leerlingen zwaar, midden of hoog door aan DUO

Het is geen nieuwe constatering dat de financiële prikkels in maatschappelijke sectoren regelmatig leiden tot hogere uitgaven. De financieringssystemen zijn vaker gericht op budgetuitputting dan op zuinigheid. Zuinigheid en samenwerking worden in de regel niet beloond, maar leiden tot een korting op het eigen budget. Organisaties zijn een dief van hun eigen portemonnee wanneer zij de prikkels voor extra financiering negeren. Daarnaast zijn financieringsstructuren in de publieke sector vaker gericht op output dan op outcome of impact (maatschappelijke effecten op korte en lange termijn) van de dienstverlening. Logischerwijs zet een dergelijk systeem een premie op ‘productie’. RMO (2012), Tegenkracht organiseren, lessen uit de kredietcrisis

13


Huidig systeem indicatiestelling PO SPECIAAL ONDERWIJS

beoordeling CvI

schriftelijk bericht aan ouders

keuze ouders

positieve beschikking

speciaal onderwijs

negatieve beschikking

lgf (regulier onderwijs)

besluit bevoegd gezag

ontwikkelingsperspectief

toelating

advies CvB

toelaatbaarheid

herindicatie (3 – 4 jaar)

begeleidingsplan

effectmeting (6 mnd)

advies ab’er

voldoende effect onvoldoende effect

SPECIAAL BASISONDERWIJS

schriftelijk bericht aan ouders beoordeling PCL toelaatbaarheid

positieve beschikking

besluit bevoegd gezag toelating

ontwikkelingsperspectief

terugplaatsing

negatieve beschikking

BASISONDERWIJS

Heeft een leerling extra ondersteuning nodig? Bespreking tussen ouders en leerkracht

Kan onze school de leerling de benodigde extra ondersteuning bieden? Interne zorgstructuur: ondersteuning door een intern begeleider, remedial teaching, bijles e.d.

Is het nodig om de casus aan het zorgadviesteam (ZAT) voor te leggen? Bespreken aanpak complexe casussen

Kan speciaal basisonderwijs, een rugzakje of speciaal onderwijs wellicht een uitkomst bieden? Ouders zijn verantwoordelijk voor de aanvraag; de basisschool ondersteunt

aanmelding CvI aanmelding PCL

Binnen het huidige systeem bestaan verschillende vormen van indicatiestelling. Wanneer op een school de vraag ontstaat of een leerling extra ondersteuning nodig heeft dan wordt deze vraag eerst binnen de interne zorgstructuur van de school beantwoord. Als extra ondersteuning nodig is, zijn ouders uiteindelijk verantwoordelijk voor de aanvraag van een indicatie bij de Permanente Commissie Leerlingenzorg of de Commissie van Indicatiestelling. Deze vormen van indicatiestelling zijn ver ontwikkeld in ons huidige systeem. Om processen goed te laten verlopen maken de deskundigen in deze commissies gebruik van criteria, procedures en protocollen. Bij de transitie naar het nieuwe systeem is het van belang om na te denken hoe de bestaande kennis en kunde een plek kunnen krijgen. Een nieuwe systematiek van arrangeren houdt rekening met de doelstellingen van de regio. Bijvoorbeeld ten aanzien van sterke ondersteuning binnen het reguliere onderwijs of een zo groot mogelijke efficiëntie. De wijze waarop onderwijsorganisaties tijdens de transitiefase omgaan met de toewijzing van ondersteuning aan leerlingen, verdient bijzondere aandacht. Arrangeren en indiceren zijn immers wezenlijk andere processen. Met name voor regio’s waar de verevening een (relatief) groot effect heeft, is dit een aandachtspunt. 14


Arrangeren in beeld (1) advisering door het swv op verzoek van het bevoegd gezag

beoordelen, verdelen en toewijzen extra ondersteuning door het samenwerkingsverband

adviescommissie ingesteld door het samenwerkingsverband

ondersteuningsbehoefte leerling

op verzoek van het bevoegd gezag

advisering m.b.t. bezwaarschriften toelaatbaarheid sbo en (v)so

toelaatbaarheid (v)so (advies van deskundigen)

zorgplicht bevoegd gezag

duur van plaatsing categorie: laag, midden, hoog

toelating

beoordeling school

Is extra ondersteuning nodig?

overleg met ouders — informatieplicht & informatierecht

JA overleg met instellingen binnen het gemeentelijk domein

toelaatbaarheid sbo (advies van deskundigen)

ontwikkelingsperspectief

evaluatie

onderwijs op een basisschool met extra ondersteuning vormen van lichte ondersteuning

geen extra ondersteuning besluit bevoegd gezag toelating onderwijs op de school van aanmelding/ huidige school

bevoegd gezag school

terugplaatsing/ overplaatsing

NEE

onderwijs op een andere school

bevoegd gezag school

De startvraag bij het toekomstig systeem van arrangeren is de vraag: ‘Heeft de leerling extra ondersteuning nodig?’ Is dat het geval, dan bepaalt de school in eerste instantie zelf – op basis van de ondersteuningsvraag van de leerling, het door de school opgestelde ondersteuningsprofiel en de beschikbare ondersteuningscapaciteit – of de school de ondersteuning kan verzorgen. Soms kan dat niet. Met de zorgplicht als grondslag dient de school van aanmelding/het schoolbestuur in samenspraak met het samenwerkingsverband dan tot een passend onderwijsarrangement te komen. Dat kan betekenen dat de leerling (lichte) ondersteuning ontvangt op de school van aanmelding, maar het kan ook betekenen dat de leerling wordt doorverwezen naar een andere school binnen het samenwerkingsverband (al dan niet met ondersteuning), het sbo of het speciaal onderwijs.

De beoordeling, verdeling en toewijzing van extra ondersteuning vindt plaats door het samenwerkingsverband. Dat geldt voor lichte aanvullende ondersteuning op een basisschool, maar ook voor eventuele plaatsing op het sbo of so. Deze plaatsing vindt plaats op basis van een advies door deskundigen. Bij plaatsing in het so worden in dat advies ook de duur van plaatsing en de ondersteuningscategorie (laag, midden of hoog) meegenomen. Toelating vindt plaats na instemming van het bevoegd gezag. Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Periodiek wordt geëvalueerd of de extra ondersteuning nog nodig is en – bij plaatsing in het so - of een leerling teruggeplaatst kan worden. 15


Arrangeren in beeld (2)

overleg met instellingen binnen het gemeentelijk domein

HOE EFFICIテ起T & EFFECTIEF IS DEZE OPTIE?

is de benodigde extra ondersteuning buiten het samenwerkingsverband te realiseren? nee is de benodigde extra ondersteuning binnen het samenwerkingsverband te realiseren? nee

kan het (voortgezet) speciaal onderwijs buiten onze regio de onderwijsondersteuning bieden?

ja

onderwijs op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs buiten de regio (laag, midden, hoog)

ja

onderwijs op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs binnen de regio (laag, midden, hoog)

nee kan het (voortgezet) speciaal onderwijs binnen onze regio de onderwijsondersteuning bieden? nee onderwijs op een andere school met zware ondersteuning kan een school de onderwijsondersteuning m.b.v. zware ondersteuning bieden?

ja onderwijs op de basisschool van aanmelding/huidige school met zware ondersteuning

nee is de benodigde extra ondersteuning aanwezig?

onderwijs op een andere school met lichte ondersteuning welke extra ondersteuning is nodig?

kan een school de onderwijsondersteuning m.b.v. lichte ondersteuning bieden?

ja onderwijs op de school van aanmelding/huidige school met lichte ondersteuning

nee

kan een andere school de benodigde onderwijsondersteuning bieden?

ja

onderwijs op een andere school

nee kan de school van aanmelding/huidige school de benodigde onderwijsondersteuning bieden?

ja

onderwijs op de school van aanmelding/huidige school

ja is extra ondersteuning nodig?

nee

onderwijs op de school van aanmelding/huidige school

is hulpverlening nodig? 16


Arrangeren Arrangeren vraagt om een andere aanpak dan de slagboomindicering die we gewend zijn. Een goed arrangeringssysteem draagt bij aan de maatschappelijke ambities van de regio. Het helpt regio’s de beoogde maatschappelijke resultaten en opbrengsten te realiseren. Het biedt scholen, besturen, het samenwerkingsverband en andere betrokkenen de wenselijke prikkels. Het voorkomt onnodige bureaucratie en onwenselijke automatismen. Het verbindt een adequate middeleninzet aan aanwijsbare prestaties. Het maakt effectieve en efficiënte samenwerking mogelijk. Concreet? Een goed arrangeringssysteem zorgt voor een heldere, snelle route voor ouders en leerlingen naar adequate hulp en een zorgvuldige afhandeling. Om vraag en aanbod effectief en efficiënt aan elkaar te koppelen moeten de juiste vragen op het juiste niveau worden gesteld en beantwoord: • Wie binnen de school, het bestuur of het samenwerkingsverband neemt welke beslissing? • Welke kennis is hierbij nodig over: – de leerling (en zijn/haar sociale systeem) – de school /het bestuur – het ondersteunings- en hulpverleningsaanbod binnen de regio? Daarnaast is het goed om bij elk besluit in elk geval na te denken over: • de communicatie met ouders (en leerlingen): de inhoud, het moment, de vorm, de verantwoordelijke; • de criteria waarop besluiten worden gebaseerd; • de manier waarop besluiten worden vastgelegd; • de wijze waarop bezwaar kan worden gemaakt.

”Insanity, doing the same thing over and over again and expecting different results.” Albert Einstein

Een van de grootste baten van het behalen van een startkwalificatie is dat jongeren op de arbeidsmarkt een hoger loon kunnen verdienen. Deze baten uit hogere inkomsten zijn aanzienlijk omdat ze gerealiseerd worden gedurende het gehele werkzame leven. Uit een internationale vergelijking blijkt dat de baten van een jaar extra onderwijs zijn uit te drukken in 6 tot 10% hoger loon. — Taskforce Jeugdwerkloosheid (2006), Kosten en Baten van Voortijdig Schoolverlaten

De uitkering voor alleenstaanden tussen de 21 en 65 jaar is gelijk aan 50 % van het netto minimumloon. Dat is 723,30 euro per maand. Kosten voor de samenleving per persoon per jaar = 8.700 euro. De kosten die de opvang of behandeling van de jeugdige delinquenten tijdens en na hun verblijf in een jeugdinrichting met zich meebrengt worden geschat op ruim 250.000 euro per jongere per jaar. — Rekenkamer (2006), Detentie, behandeling en nazorg criminele jeugdigen 17


“What would the universe look like if I were riding on the end of a light beam at the speed of light? � Albert Einstein

18


Een transitie van oud naar nieuw Passend Onderwijs is meer dan een stelselwijziging. Het is een maatschappelijke vernieuwing waarin van professionals gevraagd wordt om op een andere manier naar de ondersteuning voor leerlingen te kijken. De overgang naar Passend Onderwijs gaat namelijk niet alleen om ander gedrag, een andere manier van handelen, maar gaat vooral om een andere kijk, een ander perspectief van professionals in het onderwijsveld. Een ander perspectief op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Een perspectiefwisseling is echter niet eenvoudig te realiseren; ervaringen uit het verleden bepalen immers de visie én daarmee het gedrag in het heden. Vaste patronen zijn niet eenvoudig te doorbreken en hebben de neiging om hardnekkig te zijn. Het is daarom van belang om met elkaar te bepalen welke perspectiefwisseling in de organisatie plaats dient te vinden, wat dit betekent voor de visie op leerlingenzorg en welk gedrag daaruit (logischerwijs) voortvloeit.

Een nieuw paradigma Passend Onderwijs en de Decentralisatie van de jeugdzorg hebben gemeen dat ze om een andere manier van kijken (een ander paradigma) vragen. Een (vaak impliciet) onderliggend paradigma is de basis voor het dagelijks handelen van professionals. Een gedragsverandering verloopt alleen succesvol als het nieuwe paradigma breed gedragen wordt. Daarom is het van belang om hierover in dialoog te gaan. Daarin kan het nieuwe paradigma gezamenlijk worden geëxpliciteerd, zodat het gewenste gedrag op basis van een gezamenlijk gedragen en eenduidig paradigma plaatsvindt. Een aantal perspectiefwisselingen: • van een benadering die vertrekt vanuit problemen naar een benadering die vertrekt vanuit de talenten, mogelijkheden en ambities van jongeren; • van het ontlasten van mensen (professionals en leerlingen) naar het in hun kracht zetten van mensen; • van een systeem waar de schotten tussen organisaties (en sectoren) de grenzen bepalen naar een integrale aanpak (één jongere (en zijn/haar systeem), één plan, één eindverantwoordelijke / aanspreekpunt).

Slagboom

Hefboom Probleemgerichte benadering

Oplossingsgerichte benadering 0 fouten maken

Toegevoegde waarde realiseren

Kortom: op weg naar een samenleving waarin jongeren die ondersteuning, begeleiding en hulpverlening krijgen die ze nodig hebben om naar hun vermogen te kunnen participeren in de maatschappij.

19


Zorg voor jongeren: overzicht huidig systeem (1) PEDAGOGISCHE BASISVOORZIENINGEN (NULDE LIJN)

EERSTE LIJN

TWEEDE LIJN

Scholen, kinderopvang, jeugdverenigingen (sport, cultuur), woningcorporaties, arbeidsbemiddeling, dagbesteding e.d. In de nulde lijn kan veel aan preventie worden gedaan.

• • • •

• Jeugdzorg: intensief ambulante hulpvormen en intensieve, gespecialiseerde pedagogische thuishulp, (semi)residentiële zorg, pleegzorg en de gesloten jeugdzorg (gefinancierd: provincie vanuit doeluitkering Rijk) • Jeugd-ggz: ambulante ggz en de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg (gefinancierd: zorgverzekeraars; een deel AWBZ (eventueel pgb)) • Jeugd-lvg (gefinancierd: AWBZ (eventueel pgb)) • Jeugdbescherming, de JJi ,de jeugdreclassering (gefinancierd: ministerie van Veiligheid en Justitie; deels provincie) • Gespecialiseerde onderwijsvoorzieningen: het (v)so, de ondersteuning van leerlingen met een rugzakje (lgf), reboundvoorzieningen (gefinancierd: ministerie van OCW)

De voorzieningen dienen als vindplaats (doel: signalering; ernstige probleemgevallen vroegtijdig opsporen; snelle hulpverlening).

Jeugdgezondheidszorg Opvoed- en opgroeiondersteuning Advisering aan jeugdigen en opvoeders Lichte hulpverlening

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwantiteit en de kwaliteit van het aanbod (Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg)).

HET NEDERLANDSE JEUGDZORGSTELSEL

Nulde lijn, waaronder: • scholen • kinderopvang • verenigingen

Eerste lijn, waaronder: • consultatie • huisarts • schoolmaatschappelijk werk

LOKETTEN EN TOEGANG

opvoeden en opgroeien pedagogische basisvoorzieningen preventie

Eerste lijn

CJG, welzijnswerk e.d. drempelloze toegang

signalering

Jeugdzorg 2e lijn

Bureau Jeugdzorg doorverwijzen

AWBZ-zorg

CIZ / Bureau Jeugdzorg doorverwijzen

Gemeentelijke voorzieningen (Wmo)

loket gemeente doorverwijzen

Gespecialiseerde onderwijsvoorzieningen

CvI / PCL / RVC indicatie

Jeugdgezondheidszorg / kinderen jeugdpsychiatrie

huisarts, schoolarts, kraamzorg, wijkverpleegkundige e.d. doorverwijzen

Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) vroeginterventie Zorg- en adviesteams (ZAT) verwijzing en coördinatie

Tweede lijn, waaronder: • jeugd-lvg • jeugd-ggz • gespecialiseerde jeugdhulp • jeugdbescherming en jeugdreclassering • justitiële jeugdinrichtingen • speciale onderwijsvoorzieningen

Bureau Jeugdzorg

indicatie en coördinatie

specialistische hulp

nazorg

zorgaanbieders coördinatie

20


Zorg voor jongeren: overzicht huidig systeem (2) Centra voor Jeugd en Gezin (CJG)

Samenwerking in de keten

Het Centrum voor Jeugd en Gezin is er voor iedereen met vragen over opgroeien en opvoeden. Medewerkers op het gebied van (gezondheids)zorg en welzijn werken samen om op iedere vraag een passend antwoord te geven. Voor vragen kunnen ouders, kinderen en jongeren zowel op internet terecht als bij een inlooppunt in de buurt. Een CJG richt zich op kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders.

Zorg- en adviesteam (ZAT) Een ZAT is een multidisciplinair team dat aansluit bij de leerlingenzorg van het onderwijs. De professionals beoordelen signalen van leerkrachten die wijzen op de behoefte aan extra ondersteuning voor een leerling. Zij schakelen zo snel mogelijk hulp en ondersteuning in. De partners in het ZAT kunnen zijn: medewerker Bureau Jeugdzorg, orthopedagoog, psycholoog, schoolmaatschappelijk werk, leerplichtambtenaar, politie.

Basisfuncties Centrum voor Jeugd en Gezin Een CJG bundelt de lokale functies en taken op het gebied van gezondheid, opgroeien en opvoeden. In het basismodel CJG is benoemd welke functies een CJG minimaal moet bieden: • de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus en GGD); • de vijf preventieve Wmo-taken op het terrein van opvoed- en opgroeiondersteuning; • een schakel met Bureau Jeugdzorg; • een schakel met onderwijs (vaak via ZAT’s). Minimale taken van het CJG (minimaal) • monitoren, screenen en vaccineren; • ondersteuning, voorlichting, advies en informatie; • zo veel mogelijk zelf bieden van hulp en bij complexe of specialistische hulpvragen hulp inschakelen in een zo vroeg mogelijk stadium; • integrale zorg rondom het gezin organiseren (bijv. door inzet van een gezinscoach volgens 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur); • samenwerking met onderwijs. Lokaal maatwerk Naast de basisfuncties zijn er veel functies die gemeenten via lokaal maatwerk aan het CJG kunnen koppelen, zoals: kinderopvang, leerplichtcontrole, algemeen maatschappelijk werk, jongerenwerk, eerstelijnszorg (huisarts, kraamzorg, verloskunde) en schuldhulpverlening. Rol gemeente Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het realiseren van een CJG, minimaal conform het basismodel. Dat houdt in dat gemeenten de regie voeren over het realiseren van een CJG en afspraken maken met partijen die lokaal de uitvoering verzorgen. Kleine(re) gemeenten kunnen ervoor kiezen regionaal samen te werken.

Veiligheidshuis In een Veiligheidshuis werken instanties samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. De ketenpartners kunnen zijn: gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, Raad voor de Kinderbescherming, reclasseringsorganisaties, welzijnsorganisaties.

Huidige wettelijke taken Bureau Jeugdzorg • • • • • •

indicatiestelling jeugdzorg 2e lijn uitvoering taken Advies & Meldpunt Kindermishandeling uitvoeren van jeugdbeschermingsmaatregelen (voogdij, gezinsvoogdij) jeugdreclassering BJz valt onder de provincie (gefinancierd: provincie vanuit doeluitkering Rijk) Na de invoering van het nieuwe stelsel wordt de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de taken van Bureau Jeugdzorg belegd bij de gemeenten

“Je moet van deze (overbelaste) jongeren houden. Liefde en aandacht, dat is zo belangrijk. Structuur en verbondenheid. Leerlingen moeten weten waar ze aan toe zijn. Juist deze kwetsbare leerlingen zouden zo lang mogelijk op school moeten blijven. Het liefst tot ze de drie w's hebben: werk, wijf en wonen.” — Pieter Winsemius

21


” The best way to predict the future is to create it! ” Abraham Lincoln 22


Decentralisatie van de jeugdzorg Wet zorg voor jeugd

Uitgangspunten Wet zorg voor jeugd

Vervangt • Wet op de jeugdzorg • Jeugd-ggz (Zvw) • Jeugd-lvg (AWBZ) • Jeugdbescherming • Jeugdreclassering

Doel van de decentralisatie van de jeugdzorg is kinderen en jongeren beter te kunnen laten participeren in de samenleving, overheidsmiddelen effectiever en efficiënter in te zetten en de overheid en betrokken instellingen beter in staat te stellen effectieve zorg en ondersteuning te bieden. Bij de zorginhoudelijke vernieuwing van de jeugdzorg gaat het om punten als het aansluiten bij de eigen kracht en bij de sociale context van jeugdigen en ouders, het bieden van vroegtijdige lichte hulp en ondersteuning om de vraag naar zwaardere specialistische hulp terug te dringen, het centraal stellen van de vraag, meer ruimte voor professionals en samenhang tussen de verschillende vormen van zorg bij meervoudige problematiek.

Gemeenten worden verantwoordelijk voor • provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg • jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg) • jeugd-ggz, jeugd-lvb (licht verstandelijke beperking) • jeugdbescherming en jeugdreclassering De zorg voor jeugd komt te vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Op lokaal niveau wordt de zorg voor jeugd in samenhang geregeld (afgestemd op behoeften en gebruikmakend van de mogelijkheden). De gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om: • op een laagdrempelige en herkenbare wijze jeugdhulp te bieden; • advies te geven over, het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp; • de toegankelijkheid tot jeugdhulp in het gedwongen kader in samenhang te organiseren. Gemeenten stellen een beleidsplan op waarin beschreven wordt hoe de jeugdhulp wordt ingericht, welke kwaliteitseisen aan jeugdhulp worden gesteld en hoe zij toezicht en handhaving gaan regelen. Voor de zorg voor bepaalde groepen jongeren is bovenlokale samenwerking noodzakelijk. Hierover worden afspraken gemaakt. Met de wet komt de financiering in één hand. Het doel hiervan is om perverse prikkels terug te dringen en bureaucratie te verminderen.

Taken Gemeenten voeren taken uit op het gebied van zorg voor jeugdigen: de jeugdgezondheidszorg en het preventieve jeugdbeleid waar taken als informatie en advies, signalering, licht ambulante hulpverlening, toeleiding naar zorg en de coördinatie van zorg deel van uitmaken. Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle taken die nu op stadregionaal of provinciaal niveau zijn verankerd: • toegangstaken voor de geïndiceerde jeugdzorg; • ambulante jeugdzorg; • open residentiële zorg; • semiresidentiële zorg; • pleegzorg; • crisishulp; • justitieel kader: jeugdreclassering en jeugdbescherming; • advies- en meldpunt kindermishandeling; • kindertelefoon. Daarnaast worden de landelijke jeugdzorgtaken gedecentraliseerd die nu zijn verankerd in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Zorgverzekeringswet (Zvw): • geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-ggz); • zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-lvb). Verder zal de gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus), die nu rechtstreeks door het Rijk wordt bekostigd, worden overgeheveld naar het gemeentelijk domein.

23


AWBZ en Wmo Wijzigingen AWBZ

AWBZ en Wmo

Voor de toekomst is het van belang dat de zorg toegankelijk, goed en betaalbaar blijft. Om deze reden wordt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aangepast.

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) De AWBZ dekt medische kosten die niet onder de zorgverzekering vallen en die door bijna niemand op te brengen zijn (langdurige zorg en ondersteuning aan personen met een ziekte of een handicap).

Ontwikkelingen • Persoonsgebonden budget alleen bij indicatie ‘verblijf’: het persoonsgebonden budget van de AWBZ is alleen nog bestemd voor mensen die van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een ‘verblijfsindicatie’ hebben gekregen. • Dagbesteding, begeleiding en jeugdzorg naar gemeenten: de functies dagbesteding en begeleiding worden van de AWBZ overgeheveld naar de Wmo. Het achterliggende idee is dat deze functies het best dicht bij de cliënt geregeld kunnen worden; gemeenten staan dichter bij de cliënt en kunnen dus meer maatwerk leveren. • Jeugdzorg naar gemeenten: de voorzieningen voor jeugdzorg die nu nog onder de AWBZ vallen worden overgeheveld naar de Wmo. Zo krijgen jeugdigen en hun begeleiders een aanspreekpunt. Gemeenten kunnen zo beter maatwerk leveren. • Beperking toegang AWBZ voor zwakbegaafden: de toegang tot de AWBZ wordt beperkt voor mensen met een IQ tussen de 70 en 85 (zwakbegaafden). Het doel is dat de zorg voor deze mensen dichterbij en meer vanuit het eigen sociale netwerk wordt georganiseerd. • Betaling wonen en zorg scheiden: het streven is om 'scheiden van wonen en zorg' in te voeren. Dit houdt in dat cliënten zelf de betaling van hun woonlasten (huur) regelen. De overgang naar scheiden van wonen en zorg wordt gefaseerd ingevoerd. • Uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars: op dit moment voeren zorgkantoren de AWBZ uit. Het voornemen is om zorgverzekeraars de taken van de zorgkantoren te laten overnemen. • Wettelijke verankering persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget (pgb) biedt cliënten een grote keuzevrijheid om de zorg in te richten zoals zij dat willen. Om dit recht onverkort te handhaven wordt de pgb-subsidieregeling opgeheven en wordt het pgb wettelijk verankerd. • Van handelingsfinanciering naar uitkomstfinanciering voor de AWBZ: de huidige wijze van financiering per handeling in de AWBZ wordt veranderd in financiering op resultaat. Zo komt de behoefte van de patiënt centraal te staan. Dit leidt tot meer innovatie, minder bureaucratie op de werkvloer, betere kwaliteit en meer doelmatigheid. • Uitleenhulpmiddelen verdwijnen uit de AWBZ: de uitleen van hulpmiddelen verdwijnt uit de AWBZ. Hulpmiddelen worden alleen nog ondergebracht in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De Wmo regelt dat mensen met een beperking (waaronder ouderen, gehandicapten of mensen met psychische problemen) de voorzieningen, hulp en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Gemeenten voeren de Wmo uit; iedere gemeente legt andere accenten. De vijf taken van het lokaal preventief jeugdbeleid zijn: • het verstrekken van informatie en advies over opvoeden en opgroeien; • de signalering van problemen; • het beoordelen en toeleiden naar gemeentelijke voorzieningen; • het bieden van licht pedagogische hulp, zoals maatschappelijk werk; • het coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau (gezinscoach).

Recente besluitvorming omtrent Voorjaarsnota 2012 • Terugdraaien IQ-maatregel: De IQ-maatregel (beperken doelgroep AWBZ) die op termijn een besparing van 250 mln. moest realiseren, wordt ingetrokken. • Terugdraaien overheveling begeleiding naar de Wmo: De geplande overheveling van begeleiding naar de Wmo per 2013 wordt teruggedraaid. • Toekomstbestendiger maken persoonsgebonden budgetten: Vanaf 2013 worden extra middelen uitgetrokken om het pgb toekomstbestendiger te maken. Hiertoe wordt een aantal maatregelen genomen. Nieuwe cliënten komen pas na een jaar zorg in aanmerking voor toegang tot het pgb, tenzij op basis van de indicatie de verwachting is dat de zorgvraag zeer langdurig is. Ook zal het zorgkantoor op basis van een pgb-plan op aangeven van de cliënt eerst bezien of er geen passende zorg in natura beschikbaar is. Het 10-uurscriterium komt te vervallen voor cliënten met de functies persoonlijke verzorging en/of verpleging (al dan niet in combinatie met begeleiding). Voor cliënten met alleen begeleiding en tijdelijk verblijf blijft het 10-uurscriterium gehandhaafd. Voor nieuwe cliënten geldt dat de pgb-tarieven maximaal 100% van de vergelijkbare zorg in natura-tarieven bedragen. Vanaf 2014 zal het pgb bruto worden uitgekeerd. Voor de aanpak van fraude is in 2013 en 2014 15 mln. extra beschikbaar.

24


Wet werken naar vermogen De hoofdlijnen • Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wwnv. Zij helpen mensen, waar nodig, op een actieve manier om aan het werk te komen. Bij voorkeur in een reguliere baan. • Het kabinet ondersteunt de gemeenten bij de invoering van de Wwnv en werkt daarbij samen met de VNG, Divosa, het UWV, CEDRIS en andere partners. • Gemeenten krijgen de beschikking over één gebundeld budget voor re-integratie. Verschillende geldstromen komen hierin samen. Gemeenten krijgen meer vrijheid dat budget naar eigen inzicht te besteden en maatwerk te leveren. Het weghalen van de schotten zorgt ervoor dat gemeenten beschikbare middelen gerichter en efficiënter kunnen inzetten. • De Wwnv biedt met het instrument loondispensatie de mogelijkheid werkgevers extra te stimuleren om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. De werkgever betaalt alleen het arbeidsproductieve deel van een werknemer met een beperking, de overheid vult het inkomen aan tot het wettelijke minimumloon. • Het wordt voor werkgevers aantrekkelijker en eenvoudiger gemaakt om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Het doel is dat werkgevers worden ‘ontzorgd’ en mensen met een arbeidsbeperking simpel en eenvoudig in de arbeidsorganisatie kunnen worden ingepast. • De toegang tot de Wsw wordt beperkt tot mensen die alleen kunnen werken in een beschutte omgeving. Op `termijn zijn hierdoor minder Wsw-plekken nodig. • Voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt blijft de wet Wajong bestaan.

“ Voetballen is heel simpel, maar het moeilijkste wat er is, is simpel voetballen .” Johan Cruijff

Vervangt • Wet sociale werkvoorziening (Wsw) • Wet werk en arbeidsondersteuning jeugdgehandicapten (Wajong) • Wet investeren in jongeren (Wij) / Wet werk en bijstand (Wwb)) Uitgangspunten • Wie kan werken, wordt geacht zo veel mogelijk in zijn eigen onderhoud te voorzien. • Personen zijn zelf verantwoordelijk om werk te vinden. De gemeenten bieden alleen ondersteuning aan diegenen die het nodig hebben en met de ondersteuning een kans maken op de arbeidsmarkt (bijv. iemand met een arbeidsbeperking zonder uitkering). • Iedereen die kan werken valt onder dezelfde regels, namelijk de regels die gelden in de bijstand. Mensen kunnen een beroep doen op hun gemeente voor ondersteuning en/of begeleiding naar werk. • Werkgevers krijgen ondersteuning om makkelijker mensen met een arbeidsbeperking aan te kunnen nemen.

Recente besluitvorming omtrent Voorjaarsnota 2012 Geen doorgang wetsvoorstel Werken naar vermogen De fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de ChristenUnie hebben afgesproken dat de Wet Werken naar Vermogen geen doorgang vindt. Dit leidt tot besparingsverliezen. De besparingsverliezen worden beperkt door de vrijval van: de gereserveerde RUD-middelen, de herstructureringsfaciliteit WSW en een deel van de mobiliteitsbonussen door het niet uitbreiden van de doelgroep.

25


“Logic will get you from A to B. Imagination will take you anywhere� Albert Einstein

26


Verantwoord veranderen met hart voor onderwijs en zorg Wij staan voor beter onderwijs en betere jeugdzorg. Onderwijs en jeugdzorg met meer rendement, meer betekenis. Opdat kinderen en jongeren hun mogelijkheden optimaal kunnen benutten. Omdat dat goed is voor hen en omdat dat goed is voor ons. En we geloven dat het kan. Passend Onderwijs levert hieraan een belangrijke bijdrage, net als de decentralisatie van de jeugdzorg. Als u wilt, kunnen deze ontwikkelingen het verschil maken. Voor kinderen, voor ouders én voor iedereen die zich voor hen inzet. Vanuit onze kracht, ambitie en expertise helpen wij het onderwijs en de jeugdzorg en de mensen die er werken om de kansen optimaal te benutten en drempels te slechten. Door de gewenste effecten ervan zichtbaar en merkbaar te maken. Voelbaar haast. Door samen met toezichthouders, bestuurders, leidinggevenden en leerkrachten te reflecteren over uitdagingen, door oplossingen te zoeken en die dan ook te vinden. We begeleiden regio’s in hun zoektocht naar een krachtige en integrale aanpak van onderwijs en jeugdzorg. Met oog voor dwarsverbanden, de kracht van samenwerking én individuele belangen. Hoe organiseren we de afstemming tussen betrokkenen? Wat vraagt realisatie van een 1-zorgroute van ons? Hoe blijven de belangen van ouders en kinderen in zicht? En hoe meten we straks regionaal de resultaten en opbrengsten van al onze inspanningen? Het zijn voorbeelden van vragen uit het veld. Vragen waarbij wij voor u van betekenis kunnen zijn.

We bieden hoogwaardige dienstverlening vanuit vier aandachtsgebieden:

Organisatieadvies De vraagstukken waar onze adviseurs hun tanden in zetten, zijn uiterst divers. Van strategische zaken tot persoonlijke en teamontwikkeling, van financiële kwesties tot leerlingenzorg en vele andere zaken. Onderzoek & Evaluatie Onze dienstverlening op dit gebied heeft betrekking op onderzoek naar en evaluatie van het ontwerp, de uitvoering en de resultaten van beleid. Interim-management Met een brede pool ervaren interim-managers voorzien we in interim-oplossingen voor leden van colleges van bestuur, eindverantwoordelijke managers, middenmanagers en teamleiders, staffunctionarissen en hoofden van diensten. Werving & Selectie ‘De juiste mens op de juiste plek’. Onze werving- en selectieadviseurs werven exclusief voor het onderwijs; van teamleiders en middenmanagers tot en met de zwaarste bestuurs- en directieposities en leden van raden van toezicht.

Dat is onze bijdrage aan beter onderwijs en betere jeugdzorg. ‘Betrokkenheid met distantie’ is kenmerkend voor onze stijl. We stellen de juiste en kritische vragen en kennen de relevante feiten. Door verrassende werkvormen te kiezen, faciliteren we veranderingsprocessen. Met het oog voor resultaat en de mensen die dit tot stand moeten brengen.

De brochure Nieuwe wegen voor oude waarden. Passend Onderwijs en decentralisatie van de jeugdzorg in kaart is ontwikkeld door: Van Beekveld & Terpstra Organisatieadviesbureau T 0229 - 24 42 24 E advies@vbent.org www.vanbeekveldenterpstra.nl Wilt u meer weten, neem dan contact op met een van onze adviseurs. 27


In het schooljaar 2009-2010 waren er 39.600 nieuwe voortijdig schoolverlaters.

Jaarlijks worden 180.000 kinderen geboren.

Het aantal adviezen en onderzoeken van het AMK is in 2010 met 60% gestegen t.o.v. 2005.

Nederlandse kinderen zijn het gelukkigst van Europa. 12.000 meer dan in 2000.

In 2009 stonden in totaal 33.000 kinderen onder toezicht,

Circa 100.000 kinderen zijn jaarlijks slachtoffer van kindermishandeling.

Ongeveer 1.300 jongeren zitten in gesloten jeugdzorginstellingen. gepleegd door minderjarigen.

Jaarlijks worden bijna 45.000 (geregistreerde) misdrijven

Er zijn gemiddeld 7 hulpverleners per kind/gezin.

Het gebruik bij alle jeugdzorgvoorzieningen (ggz, lvg en provinciale jeugdzorg) stijgt jaarlijks met 8%. 3,5 miljoen kinderen zijn jonger dan 18 jaar

15% van de kinderen is op enig moment in zijn of haar jeugd ‘at risk’.

In 2010 zijn 2.991 nieuwe pleegouders ingeschreven.

Met de jeugdzorg is jaarlijks een bedrag van ruim 3 miljard euro gemoeid.

31.770 jongeren jonger dan 21 jaar hebben een uitkering (december 2010).

In het schooljaar 2009/2010 hebben 42.790 jongeren (tot 23 jaar) het onderwijs vroegtijdig verlaten. jongeren (12 - 17 jaar) een Halt-afdoening gekregen.

In 2009 hebben 19.570

In 2010 waren er 3.207 tienermoeder (jonger dan 20 jaar).

In 2009 waren 29.882 minderjarige kinderen bij een echtscheiding betrokken. Bureau Jeugdzorg heeft in 2006 77.917 indicatiebesluiten genomen voor jongeren tot 18 jaar.

2.482 jongeren (12 tot 18 jaar) zaten in 2010 in een justitiële jeugdinrichting.

Jongeren (12 tot 17 jaar) geven gemiddeld een 7,9 als gevraagd wordt naar hun algemeen welbevinden (2009).

In 2010 beoordeelde 92,6 procent van de jongeren van 0 tot 25 jaar hun eigen gezondheid als positief. Jaarlijks verzuimen ongeveer 2.500 jongeren zonder toestemming langer dan een maand van school. Dit is gemiddeld één thuiszitter per

1.000 leerplichtigen. Thuiszitters volgen gemiddeld gedurende 6 maanden geen onderwijs.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.