8 minute read

Sensortechnologie “Wat zie je bij geagiteerd gedrag, wat voel je, wat hoor je?”

“Vlak voordat iemand van innerlijke onrust naar boos of zelfs agressief gedrag gaat, worden de pupillen al wijder. Naar dát moment zijn we op zoek. De onderliggende stress die met dit moment gepaard gaat is precies de situatie die we de sensor willen ‘aanleren’.” nologie moet gaan dienen als waarschuwingssysteem voor zorgmedewerkers. Doordat het sensorsysteem de voorspellende kenmerken van onbegrepen gedrag eerder signaleert, kunnen zorgmedewerkers tijdig gewaarschuwd worden. Hierdoor kunnen zorgmedewerkers sneller handelen om escalaties te voorkomen.

Wanneer spreken we over onbegrepen gedrag en hoe leer je dit aan een sensor?

Advertisement

Het onderzoeksproject MOOD-Sense ontwikkelt sensortechnologie om onbegrepen gedrag bij mensen met dementie te monitoren en te voorspellen. MOOD-Sense staat voor MOnitoring Onbegrepen gedrag bij Dementie met sensortechnologie. Een gezamenlijk onderzoeksproject van het UNO-UMCG en Hanzehogeschool Groningen. De ontwikkelde sensortech-

In 2021 is het project van start gegaan. Intussen zijn er twee pilots gehouden, is er afgelopen jaar een promotieonderzoeker bijgekomen en wordt het sensorsysteem uitgebreid getest in de TechHUB in Assen. In een dubbelinterview vertellen Rinesh Baidjnath Misier, promotieonderzoeker UNO-UMCG, en Jan Kleine Deters, promotieonderzoeker Hanzehogeschool, over het onderzoek.

Rinesh: “Dat is precies wat we met dit onderzoek in kaart willen brengen. Wij gebruiken hiervoor de definitie van probleemgedrag volgens Verenso, de vereniging van specialisten ouderengeneeskunde, als uitgangspunt voor het onderzoek. Volgens Verenso is probleemgedrag: alle gedrag dat gepaard gaat met lijdensdruk of gevaar voor de persoon met dementie of voor mensen in zijn of haar omgeving. In de praktijk wordt ook gesproken over onbegrepen gedrag, uitdagend gedrag of signaalgedrag. Voor het onderzoek gaat het vooral om wat de zorgverlener ziet als relevant gedrag; om gedrag waarvan zij vinden dat het de moeite waard is om voor gewaarschuwd te worden. Dit willen we binnen het onderzoek zo specifiek mogelijk omschrijven. Nu horen we nog te veel klinische termen, denk aan apathisch gedrag of agitatie. Om het sensor- systeem te kunnen leren wat dat is, moeten we een stap verder: wat zie je dan bij geagiteerd gedrag, wat voel je, wat hoor je? Om tot accurate sensoren te komen moeten we dit zo tastbaar mogelijk omschrijven.”

Jan: “Daarnaast kunnen ook omgevingsfactoren onbegrepen gedrag veroorzaken of stimuleren. Denk bijvoorbeeld aan de temperatuur in de kamer, geluiden of felle verlichting. Dit zijn signalen die moeilijker vanaf de buitenkant te herkennen zijn. We willen begrijpen wat een bepaalde situatie voor een persoon betekent. Dit maakt het tegelijk ook complex, omdat dit per persoon verschillend is. Stel dat onbegrepen gedrag bij een cliënt begint met rondjes lopen door de kamer. De sensoren pikken dan het bewegingspatroon ‘lopen’ op. Tegelijk start een tracker in de sensor met het tellen van de gelopen rondjes. Bij hoeveel rondjes gaat het gedrag dan over in relevant onbegrepen gedrag? Moet de zorgverlener bij vijf of bij zes rondjes gewaarschuwd worden? Dit zijn we nu aan het uitzoeken. We willen er naartoe werken dat een zorgverlener dit uiteindelijk, per cliënt, zelf kan instellen.”

Is onbegrepen gedrag dan voor iedere zorgverlener hetzelfde?

Rinesh: “Nee, zeker niet. De ene zorgverlener ervaart bepaalde kenmerken van gedrag als onbegrepen gedrag en een ander niet. De interpretatie is dus per persoon verschillend. Dit kan ook nog afhankelijk zijn van hoe iemand redeneert, vanuit zichzelf of vanuit een ander: wat vind ik zelf van dit gedrag? Hoe reageert de groep erop? Heeft de cliënt hier zelf last van?”

Jan: “En dan heb je nog gedrag wat specifiek overdag speelt, maar we willen ook modellen ontwikkelen die kenmerken van onbegrepen gedrag in de avond en nacht kunnen voorspellen.”

Er wordt getest met een ring en een horloge. Wat is het verschil?

Jan: “We hebben nu twee pilots gehouden binnen het onderzoeksproject MOODSense. Als eindproduct zijn we op zoek naar een zo vriendelijk en elegant mogelijk draagbare sensor, maar de techniek moet ook kloppen. In de eerste pilot hebben we getest met een gouden ring, vergelijkbaar met een klassieke trouwring. Op basis van de resultaten zijn we voor pilot 2 overgestapt op een horloge, een smartwatch. Het horloge blijkt sneller op signalen van gedrag te reageren en heeft een betere reactietijd dan de ring op het alarmeren. Op dit moment is het programmeren en het technisch bouwen aan de sensor belangrijker dan de meest elegante vormgeving. Het maakt uiteindelijk ook niet uit of de draagbare sensor een ring, horloge of bijvoorbeeld een slimme sok wordt. Door de ring eerst los te laten en te kiezen voor het horloge kunnen we wel een belangrijke stap zetten binnen het technische gedeelte van het onderzoeksproject.”

Hoe gaat het onderzoek verder?

Jan: “Afgelopen jaar hebben we bij twee bewoners in verpleeghuis Wiemersheerd van Zonnehuisgroep Noord, met toestemming van hun familie, een MOOD-Sense-pilot gehouden. De meetperiode en de schaalgrootte van twee bewoners bleek helaas te kort en te klein om relevant gedrag op te merken. Wel heeft de pilot ons veel nieuwe inzichten opgeleverd. We starten daarom later dit jaar in de TechHub in Assen met pilot 3. In pilot 3 gaan mbo-studenten in een ‘simulatielab’ gedrag naspelen, waarbij we de draagbare sensor omdoen. Het gesimuleerde gedrag van de studenten is natuurlijk niet hetzelfde als onbegrepen gedrag bij mensen met dementie, maar op deze manier kunnen we wel op grote schaal testen of

Nieuwe projectleider Zorgtechnologie

Het UNO-UMCG-team is uitgebreid met Heleen Hoogeveen-de Lange. Zij studeerde neuropsychologie en deed promotieonderzoek bij het Neuro-imaging Center UMCG. Na haar promotie werkte zij vijf jaar als data-analist Waardegedreven Zorg in het Martini ziekenhuis. De laatste anderhalf jaar was ze daar als unithoofd Business Intelligence verantwoordelijk voor Human Resource en het ontwikkelen van dataplatformen. Hoogeveen gaat en hoe het sensorsysteem reageert op dit gesimuleerde gedrag. Bovendien zijn we met de simulatie geen cliënten tot last.”

Rinesh: “Daarbij willen we ook graag dat er meer cliënten mee gaan doen aan de pilots. We kijken nu of we ook andere zorgorganisaties kunnen betrekken in het onderzoek. Ook gaan we verder met het onderzoek naar de definitie van onbegrepen gedrag, zodat we verder kunnen werken aan een model met zoveel mogelijk observeerbare kenmerken die optreden bij dat gedrag.”

Kunnen zorgmedewerkers nog meedenken over de specifieke kenmerken van onbegrepen gedrag?

Rinesh: “Graag zelfs! We zijn nog bezig met het samenstellen van focusgroepen. In deze focusgroepen gaan zorgmedewerkers met elkaar in gesprek over onbegrepen gedrag. Als onderzoeker leid ik deze gesprekken om informatie te verzamelen over de voorspellende kenmerken van onbegrepen gedrag in de woorden en termen die zorgmedewerkers in de praktijk gebruiken.”

Ben je geïnteresseerd in het onderzoek en wil je meedoen aan een focusgroep? Stuur dan een mail naar: b.baidjnath.misier@umcg.nl binnen het UNO-UMCG als projectleider Zorgtechnologie aan het werk voor het onderzoek MOOD-Sense.

Kennisthema: Pijn, functioneren en welbevinden

Het Kennisthema Pijn, Functioneren en Welbevinden richt zich op onderzoek rondom pijn en functioneren bij mensen met dementie en op onderzoeken om het welbevinden van kwetsbare ouderen te verbeteren. Er wordt onder andere onderzocht hoe het functioneren van mensen verandert in de overgang van thuis naar verpleeghuis.

Implementatie PAIC15: wat werkt goed en wat niet?

Waar lopen projectleiders tegenaan bij het implementeren van de PAIC15, het observatie-instrument om signalen van pijn te herkennen bij verpleeghuisbewoners met dementie? Daar deed het UNO-UMCG de afgelopen jaren onderzoek naar. Senior onderzoeker Marlies Feenstra presenteerde de resultaten van het implementatieonderzoek afgelopen najaar tijdens de SANO* Wetenschapsdag.

Waarom is implementatie van de PAIC15 van belang, Marlies?

“Uit onderzoek komt naar voren dat dertig tot tachtig procent van de verpleeghuisbewoners pijn ervaart. Mensen met ernstige dementie kunnen vaak pijn niet meer goed aangeven. Dit kan leiden tot onvoldoende herkenning en onderbehandeling van pijn bij deze mensen. Het is daarom belangrijk om pijn te herkennen. Het implementeren van de PAIC15 kan daarbij een handig hulpmiddel zijn. Dit observatie-instrument is ontwikkeld door een Europese onderzoeksgroep, waarvan ook onderzoekers van het UNO-UMCG deel uitmaakten.”

Wat is er precies onderzocht?

“Meerdere zorgorganisaties die bij het UNO-UMCG zijn aangesloten zijn de afgelopen jaren aan de slag geweest met de implementatie van de PAIC15. Wij hebben een aantal van die organisaties gevolgd.”

Hoe zag het onderzoek eruit?

“In 2018 startten dertien afdelingen van twee verpleeghuizen met dit implementatieonderzoek. Tijdens de voorbereidingsfase is, in afstemming met een projectteam uit de verpleeghuizen, een implementatieplan ontwikkeld. Elke organisatie koos strategieën die de teams die ermee gingen werken nodig hadden. Voorbeelden van gekozen strategieën zijn onder andere het maken van een stroomschema met informatie over wat te doen na herkenning van pijnsignalen, het geven van een klinische les over pijn bij dementie, het volgen van de PAIC15 e-learning en het aanstellen van pijncoaches. Daarna volgde een implementatiefase van zes maanden. In enquêtes en focusgroepen hebben we de haalbaarheid en het proces van het hele implementatieproject geëvalueerd.”

En nu de hamvraag: wat heeft het onderzoek aan inzichten opgeleverd?

“De belangrijkste les van het onderzoek is dat pijncoaches of aandachtsvelders Pijn onmisbaar zijn om de PAIC15 goed te implementeren. Zij zijn een aanspreekpunt voor collega’s voor vragen rondom pijn en de PAIC15 en ze helpen het gebruik van de PAIC15 te stimuleren. Volgens de deelnemers aan het onderzoek werden deze personen erg gewaardeerd.

Daarnaast werd van de ingezette strategieën alleen de meerwaarde van het stroomschema betwijfeld door verschillende verpleeghuismedewerkers. Beide verpleeghuizen betrokken alle vooraf beoogde gebruikers van de PAIC15 –woonzorgassistenten, verzorgenden, verpleegkundigen en (para)medici – bij de implementatiefase.

Zinvol hulpmiddel

Een heel positief resultaat was dat de houding van verpleeghuismedewerkers ten opzichte van pijn bij verpleeghuisbewoners met dementie veranderd was: pijn is een aandachtspunt geworden, waarbij de PAIC15 wordt beschouwd als een zinvol hulpmiddel.

Uit het onderzoek kwam ook een aantal factoren naar voren die de implementatie kunnen belemmeren. Zo gaven de deelnemers aan dat het afnemen van de PAIC15 extra tijd kost doordat het een extra handeling is die mensen zich nog eigen moeten maken. Ook het interpreteren van de pijnscore die uit de PAIC15 voortkomt is soms lastig. Een goede pijncoach kan hierbij ondersteunen en bijvoorbeeld aangeven dat een PAIC15-score geen eindoordeel is, maar een vertrekpunt om eventuele oorzaken van veranderd gedrag of een norse ge- zichtsuitdrukking verder te onderzoeken. Deelnemers aan het onderzoek hebben bij de implementatie van de PAIC15 ook weerstand ervaren van sommige collega’s, die bijvoorbeeld bij de start van het implementatieproject aangaven dat ze geen instrument nodig hebben om pijn te herkennen, omdat ze hun cliënten wel kennen. Weerstand is een bekend verschijnsel bij implementatieonderzoek en wordt ook in de literatuur veel genoemd. Met een goed projectteam kun je de oorzaak van de weerstand achterhalen en hierop anticiperen. Oorzaken voor weerstand zijn bijvoorbeeld ‘niet overtuigd zijn van het nut of de meerwaarde’, ‘onzeker zijn over hun eigen kunnen’ of ‘teveel andere belangrijke dingen aan het hoofd hebben’.”

Wat zou je verpleeghuizen aanraden die de PAIC15 willen implementeren?

“Als ik naar de onderzoeksresultaten kijk, zou ik zorgorganisaties op het hart willen drukken om implementatiestrategieën te kiezen die passen bij hun organisatie. Iedere context is anders, dus je kunt niet zeggen: hier is een standaard-implementatieplan voor de PAIC15 en rol dat maar uit over de hele organisatie’. De implementatieadviseurs van het UNO-UMCG kunnen hier eventueel bij helpen. Verder blijkt uit het onderzoek dat de PAIC15 e-learning, pijncoaches op betrokken afdelingen en terugkerende aandacht voor pijn tijdens reguliere multidisciplinaire overleggen of gedragsvisites een aanrader zijn, althans: volgens de deelnemers aan ons implementatieonderzoek.”

Heb je over dit onderzoek ook gepubliceerd?

“We hebben de onderzoeksresultaten beschreven in een artikel, dat inmiddels ter review bij een internationaal wetenschappelijk tijdschrift ligt. Hopelijk krijgen we snel akkoord, zodat we het artikel - met daarin een meer gedetailleerde beschrijving van onderzoek en resultaten - breed kunnen delen!”

*SANO staat voor Samenwerkende Academische Netwerken Ouderenzorg. Het UNO-UMCG is één van de zes netwerken die samen SANO vormen.

NIEUW: Lesmodule

Pijn bij dementie

Samen met medewerkers van aangesloten zorgorganisaties is er binnen het UNO-UMCG hard gewerkt aan de nieuwe lesmodule Pijn bij dementie. De gratis lesmodule is bedoeld voor zorgmedewerkers en studenten mbo en hbo.

Hoe vaak komt pijn voor bij verpleeghuisbewoners met dementie? Hoe herken je signalen van pijn? Wat doe je als je pijnsignalen opmerkt bij ouderen met dementie? Op al deze vragen geeft de lesmodule antwoord. De lesmodule bestaat uit video’s, opdrachten en een handleiding voor docenten.

This article is from: