Op verkenning 1 | Handleiding | Wat een dag | les 6

Page 1

1. 2

handleiding

wat een dag

Bieke Finet Jeroen Reumers Katrien Van den Daele Stefaan Casier Jef Pazmany

Naam: ................................................................................................. Klas: ...............................................


Op verkenning - ‘wat een dag’ - bestaat uit: • een themaschrift • een handleiding • een Mijn VAN IN Bordboek Een volledig productoverzicht vind je op www.opverkenning.be. Auteurs: Bieke Finet Jeroen Reumers Katrien Van den Daele Doelencoördinator: Stefaan Casier Conceptcoördinator: Jef Pazmany

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2016 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Eerste druk 2016 NUR 193

Cover en lay-outconcept: HarderBetterFasterStronger Opmaak: B.AD Verhaal: Rien Broere Tekeningen: Ina Hallemans


Inhoud

INHOUD Lessenoverzicht

4

Themaplanner

6

LES 1

ga je mee?

10

LES 2

ik kies voor veilig.

14

LES 3

ai! help!

18

LES 4 EHBO

24

LES 5 conflicten

30

LES 6

met vlag en wimpel

36

LES 7

mijn fiets: spic en span

42

TERUGBLIK

46

 Inhoud

3


Lessenoverzicht Dit overzicht geeft de kern van alle lessen weer. Het laat je toe snel te beoordelen of je de door de auteurs gekozen volgorde van de lessen wilt aanhouden of een andere volgorde verkiest.

VERHAAL – Een ongeluk zit in een klein hoekje Op de laatste bladzijde van het themaschrift staat een verhaal over Jesse. Het brengt het onderwerp van het thema tot leven. Hoe en wanneer je het verhaal een rol laat spelen tijdens dit thema, bepaal je zelf. Lees je het in de klas of laat je de luisterversie horen (cd 1 nr. 33 of in het bordboek)? Bij het begin van het thema, tussendoor of achteraf? Je kiest zelf het gepaste moment en de geschikte plaats.

Les 1 – ga je mee? De leerlingen maken kennis met het thema. Op basis van een rondvraag die ze mee naar huis kregen, vertellen ze over ongelukken, veiligheid, hulp inroepen en gevaarlijk gedrag. Ze beluisteren het verhaal van Robbe die voor hij aan de schoolpoort staat al het een en het ander meemaakt (cd 1 nr. 26 of in het bordboek).

Les 2 – ik kies voor veilig. Enerzijds leren de leerlingen hoe ze onderweg met andere mensen omgaan, anderzijds beseffen ze welke gevaren het dagelijks verkeer inhoudt. In het bordboek spelen de leerlingen het spel ‘Slim in het verkeer’. Tijdens de afrondingsfase maken de leerlingen foto’s van klasgenoten met fietshelmen en fluohesjes.

Les 3 – ai! help! In een eerste fase wordt een koekjesdoos grondig onderzocht. Hoe ruikt ze, hoe ziet ze eruit, hoe voelt ze, hoe … ? In een tweede fase ontdekken de leerlingen dat hun zintuigorganen pijn kunnen waarnemen. Ten slotte leren leerlingen dat ze in bepaalde situaties hulp van volwassenen moeten inroepen; ze maken kennis met het noodnummer 112. Eén, één, twee.

Les 4 – EHBO De leerlingen maken kennis met het begrip EHBO. Ze leren dat bij veel kleine ongevallen een kraan met lauw stromend water soelaas kan bieden. Ze beseffen bovendien dat het toedienen van eerste hulp het best door geschoolde volwassenen gebeurt.

4

WAT EEN DAG


Les 5 – conflicten Het verhaal ‘De neushoorn en het nijlpaard’ vormt de basis van de les waarin de leerlingen conflicten geweldloos leren oplossen. En hopelijk in de toekomst leren vermijden. Met een stellingenspel ervaren ze dat iedereen goed en slecht anders bekijkt. Meningsverschillen hoeven niet noodzakelijk tot ruzies te leiden.

Les 6 – met vlag en wimpel De leerlingen spelen spellen met hun fiets. Niet zozeer om het verkeer te leren kennen, wel om hun fietsvaardigheden te vergroten. Kan ik goed sturen? En tijdig remmen? En hoe stap ik best af van mijn fiets? Als klap op de vuurpijl knutselen de leerlingen aan de hand van een stappenplan een heuse fietsvlag. Hun zichtbaarheid zal nog vergroten.

Les 7 – mijn fiets: spic en span Leerlingen benoemen fietsonderdelen, ze ontdekken dat hun fiets beter rijdt als je hem degelijk onderhoudt en leren hoe je een fiets kunt onderhouden en poetsen tot hij blinkt. Dat betekent dat zowel woordenschat, techniek als vaardigheden in deze les op het voorplan komen.

Terugblik In deze les zetten de leerlingen de leerstof en vaardigheden nogmaals vast. Met een smartphone nemen ze dialogen op, via een themaprent herhalen ze welke situaties gevaarlijk kunnen zijn en door naar het nieuwe verhaal te luisteren merken ze dat alles nu wel goed verloopt met Seppe (cd 1 nr. 32).

Lessenoverzicht

5



Themaplanner

6

Lestitel

Voorbereiding

Inhouden

Les 1: ga je mee?

Geef elke leerling de themabrief (kopieerblad p. 1) mee. Geef de rondvraag in het themaschrift op p. 2 als voortaak.

• Kennismaking met het themaschrift • Via een rondvraag praten over veiligheid

Les 2: ik kies voor veilig.

/

• Via een wandeling en een spel de gevaren van het verkeer verkennen • Gezonde gewoontes verkennen

Les 3: ai! help!

Voorzie minstens één ijsblokje per leerling.

• Kennismaking met de zintuigen • Rollenspel: wat moet je doen bij een ongeluk en wanneer bel je het nummer 112?

Les 4: EHBO

Als je een gediplomeerd arts of verpleegkundige naar de klas vraagt, is dat zeker een meerwaarde voor je les.

• De leerlingen leren waar de letters EHBO naar verwijzen. • Ze benoemen EHBO-materiaal.

Les 5: conflicten

Voorzie één exemplaar van kopieerblad p. 2 voor elk groepje van 4 leerlingen. Druk kopieerblad p. 3 af voor elke leerling.

• Via een stellingenspel ervaren dat goed en slecht voor iedereen anders is • Door een rollenspel leren hoe je conflicten kunt vermijden of oplossen

Les 6: met vlag en wimpel

Kom zelf (indien mogelijk) met de fiets naar school. Zo veel mogelijk leerlingen brengen hun eigen fiets mee.

• Op de speelplaats fietsspellen spelen • Fietsvaardigheden vergroten • Een fietsvlag knutselen

WAT EEN DAG


Media

Andere materialen

• themaschrift p. 2-3 • bordboek • cd 1 nr. 26

• • • •

themaschrift p. 4 bordboek cd 1 nr. 27 dvd 1 nr. 40 en 41

Lesduur 50’

• fietshelm en fluohesje per leerling • fototoestel

50’

• themaschrift p. 2 en 5-6 • bordboek

• • • •

ijsblokjes keukenrol gevulde blikken koekjestrommel eventueel enkele speelgoed-gsm’s

50’

• themaschrift p. 7-8 • bordboek • cd 1 nr. 28

• • • • • •

kompressen wondpleisters schaar wegwerphandschoenen gsm of telefoon stromend water

50’

• • • •

• rood, oranje en groen kaartje per leerling • schaar per leerling

50’

• fiets, rieten stok, twee kabelbinders en schaar per leerling • rode en groene kaart per duo (van les 5) • 20 balletjes • krijt • enkele trommels en trommelstokken • enkele stokken om door te geven • plakband, nietjes, stof of papier

75' + 50'

themaschrift p. 9 bordboek cd 1 nr. 26 en 29 kopieerbladen p. 2-3

• themaschrift p. 10-11 • bordboek • PowerPointpresentatie

Themaplanner

7


8

Lestitel

Voorbereiding

Inhouden

Les 7: mijn fiets: spic en span

Print kopieerblad p. 4 (per twee leerlingen). Zo veel mogelijk leerlingen brengen hun eigen fiets mee.

• Fietsonderdelen benoemen • Delen van een fiets onderhouden/poetsen

Terugblik

/

• De thema-inhoud overlopen • Dialogen opnemen • Gevaarlijke situaties analyseren en weten hoe je ze kunt voorkomen

WAT EEN DAG


Media

Andere materialen

Lesduur

• • • •

• fiets per leerling • karton, vodden, fietspoetsmiddel, smeerolie en enkele fietspompen

75’

• smartphone of andere opnameapparatuur

50’

themaschrift p. 12-13 bordboek cd 1 nr. 30 en 31 kopieerblad p. 4

• themaschrift p. 14-15 • bordboek • cd 1 nr. 32

Themaplanner

9


LES 3

ai! help! Domein(en): mens en maatschappij / levende natuur Onderwerp: ai, ik heb pijn! / hulp vragen aan een volwassene Lesduur: 50 minuten

LEERPLANDOELEN Bij het onlinelesmateriaal vind je een overzicht met alle leerplandoelstellingen per les.

MATERIAAL

Het doel van de les In de les … - hoor ik met mijn oren, kijk ik met mijn ogen, ruik ik met mijn neus, proef ik met mijn tong en voel ik met mijn handen, voeten, wangen ... - leer ik wat het gevolg kan zijn van een ongeluk of onveilig gedrag. - vraag ik hulp wanneer dat nodig is.

Voor elke leerling • themaschrift p. 2 en 5-6 • een ijsblokje • de rondvraag uit les 1 Voor de leerkracht • bordboek • cd 1 nr. 26

In deze les leren de leerlingen omgaan met pijn en hulp inschakelen.

Voorbereiding Voor de leerkracht Je hebt minstens één ijsblokje per leerling nodig.

Voor de klas • een gevulde blikken koekjestrommel • keukenrol • eventueel enkele speelgoed-gsm’s TIP: Herbeluister het themaverhaal met je leerlingen.

Start Blik terug op het verhaal bij de start van het thema (cd 1 nr. 26). Nadien stel je de volgende vragen. • Wat gebeurde er in het verhaal? • Wat maakte de jongen mee? • Hij had een aantal ongelukken, welke? • Hoe reageerde de jongen? • Hoe had hij die ongelukken kunnen vermijden of voorkomen? Vandaag leer je meer over pijn: wanneer voel je pijn, wat doe je als je pijn hebt …

Kern Zintuigorganen herkennen en benoemen Neem de koekjesdoos. 1 Kijken: Kijk naar de koekjestrommel. Hoe ziet ze eruit? Let op de kleur en de vorm. 2 Voelen: Je kunt de koekjestrommel ook voelen. Dat gaat soms beter met de ogen dicht. Voelt de trommel hard, glad, ruw of koud? Met welke plaatsen op ons lichaam kunnen we niet voelen? de haren / nagels 3 Horen: Maakt de trommel geluid? Wat hoor je als je ermee schudt? 4 Ruiken: Maak de trommel open. Hoe ruiken de koekjes? 18

WAT EEN DAG


5 Proeven: Neem een koekje uit de trommel. Hoe smaakt het? Laat de leerlingen de zintuigorganen benoemen die je bij de koekjestrommel hebt gebruikt. Besluit: Je kunt voelen met je huid, ruiken met je neus, horen met je oren, proeven met je tong en kijken met je ogen.

Zintuigen nemen pijn waar In het verhaal hoorde je dat Robbe pijn had toen hij gevallen was. • Hoe komt dat? Zijn zintuigen sturen een signaal door naar de hersenen. Die zeggen: ‘Au, ik heb pijn!’ • Is pijn voor iedereen hetzelfde? Heeft iedereen evenveel pijn, bv. bij het vallen? Nee, je kunt hard of zacht vallen, dan is de pijn verschillend. Sommige mensen kunnen meer pijn verdragen dan anderen. Pijn is voor iedereen verschillend.

Experiment Leg bij elke leerling een ijsblokje op een stukje keukenrol. Op jouw signaal nemen alle leerlingen het ijsblokje in de hand en proberen ze het zo lang mogelijk vast te houden. Jij benoemt wie het lang kan volhouden, wie moet opgeven enz. Je kunt zelf natuurlijk ook altijd meedoen. Na het experiment laat je de leerlingen vrij vertellen wat ze hebben ervaren. Stel daarbij de volgende vragen. • Hield iedereen het even lang vol? • Hoe komt het dat je pijn voelt? Je huid neemt de koude waar en stuurt signalen door naar de hersenen. Zo ervaart je lichaam ‘pijn’. • Hoe komt het dat sommigen het ijsblokje langer kunnen volhouden dan anderen? Iedereen is anders in het verdragen van pijn. Sommigen hebben al snel pijn, anderen kunnen wat meer pijn verdragen. • Kun je nog andere voorbeelden geven wanneer je pijn hebt? wanneer je valt / wanneer je je verbrandt / wanneer je ergens tegen botst

TIP: Zorg ervoor dat iedereen het ijsblokje tegelijkertijd en op dezelfde wijze vastneemt (open op de handpalm of met dichtgeknepen vuist ...).

Besluit: Pijn is voor iedereen verschillend.

Rondvraag Neem de rondvraag van les 1 er weer bij en bespreek welke ongelukken de leerlingen al hebben meegemaakt. Deed het pijn?

Hulp vragen? Soms blijft het niet bij een onschuldige val of een kleine schaafwond, maar ben jij of iemand anders er erger aan toe. Wat moet je doen wanneer je hulp nodig hebt? Je vraagt om hulp aan een volwassene (mama of papa, de juf of meester, een andere volwassene die je vertrouwt). Stel dat er geen volwassene in de buurt is. Je oma is van de trap gevallen, of je mama heeft zich verbrand aan de frietketel en vraagt om hulp.

LES 3 ai! help!

19


In zo’n geval kun je naar het noodnummer bellen. • Wat is een noodnummer? Dat is een gratis telefoonnummer, je komt dan terecht bij de noodcentrale. Zij stellen je vragen en helpen je verder of sturen hulp. • Welk nummer moet je daarvoor bellen? 112, één - één - twee • Waarom is dat een gratis nummer? Opdat iedereen, arm of rijk, het nummer kan gebruiken. • Mag je naar 112 bellen voor een schaafwonde? Nee, je belt alleen maar in echte noodgevallen. Wanneer je belt voor een schaafwonde of voor de grap, kan het zijn dat andere mensen in nood net dan niet tijdig om hulp kunnen vragen. Besluit: In nood bel je het noodnummer 112.

Verwerking Help! Wat moet ik doen? Laat de leerlingen de zes prenten van opdracht 1 op p. 5 aandachtig bekijken. Per twee kiezen ze een van de prenten en oefenen er een rollenspel mee: welke hulp moet je inroepen? Als ze daarmee klaar zijn, kiezen ze een andere prent en veranderen ze van rol. Ga begeleidend rond en stuur bij waar nodig.

Wat kan het gevolg zijn? Laat opdracht 2 klassikaal afwerken. Er zijn verschillende antwoorden mogelijk. Bij trampoline springen is een gebroken arm of een kniekwetsuur mogelijk. Hetzelfde geldt bij tikkertje spelen. Bij drie van de vier situaties kun je ook een buil oplopen. Laat de leerlingen hun keuze daarom verantwoorden. Laat de leerlingen de vragen van opdracht 3 beantwoorden.

Afronding Toonmoment rollenspel Wanneer alle leerlingen voldoende oefenkansen hebben gekregen, kun je enkele duo’s (die het willen) aanduiden om hun rollenspel/ gesprek vooraan te tonen (eventueel met een speelgoed-gsm). Nabespreking: • Wat vond je er goed aan? • Hoe zou jij reageren? • Hadden ze het ook op een andere manier kunnen oplossen? Hoe?

20

WAT EEN DAG


Achtergrondinformatie Als je ogen iets zien of je oren iets horen, dan gaat dat bericht naar je hersenen. Dat gebeurt via heel dunne draadjes: je zenuwen. Die berichten tussen je hersenen en zintuigen gaan supersnel. De hele dag door krijgen je hersenen berichten van je zintuigen en vangen die boodschappen op. Je hersenen regelen alles wat je doet, denkt en voelt. Ze zorgen ervoor dat je lichaam goed werkt. Je hersenen weten precies welk bericht belangrijk is en welk niet. Bij een brandlucht weten ze meteen: gevaar! Je zenuwen kunnen ook boodschappen naar je spieren sturen. Daardoor trek je je handen meteen terug als je je brandt aan een hete pan. Dat gaat vanzelf. Daar hoef je niet over na te denken. Voelen Je huid is gevoelig. De zenuwen in je huid vertellen of iets glad is of ruw, hard of zacht en koud of warm. Ook waarschuwen ze je voor gevaar door je pijn te laten voelen. Je voelt daardoor meteen dat het badwater te heet is. Sommige delen van je lichaam zijn gevoeliger dan andere. Vooral je vingertoppen en je lippen zijn gevoelig. Daarom vinden veel mensen zoenen zo lekker! En met je handen je eigen huid strelen geeft ook een fijn gevoel. Ruiken Ruiken doe je met je neus. Je neus waarschuwt als iets bedorven of aangebrand is. Een lekkere geur zoals van bloemen of appeltaart geeft een goed gevoel. Maar van een vieze geur zoals van hondenpoep kun je zelfs misselijk worden. Ademen doe je ook met je neus. Dat gaat vanzelf. Daar denk je niet bij na. Als je verkouden bent en een verstopte neus hebt, ruik je bijna niks. Het eten smaakt daardoor meteen een stuk minder. Proeven Met je tong kun je vier verschillende smaken proeven: zoet, zout, bitter en zuur. Je tong vertelt of je eten heet is of koud, zacht of hard, lekker of vies. Smaak en geur gaan samen. Als het eten lekker ruikt, krijg je trek en smaakt het beter! Ook kijken heeft te maken met je smaak. Als het eten er lekker uitziet, heb je vaak meteen nog meer trek. Gebruik je je tong alleen om te proeven? Welnee! Je hebt je tong ook nodig bij het kauwen, slikken en praten. Kijken Met je ogen zie je vormen en kleuren. Je kunt de afstand schatten van jou tot bijvoorbeeld een auto en je kunt een boek lezen. Stel dat je niets zou kunnen zien. Dat zou je leven wel een stuk moeilijker maken. Je zou om de haverklap vallen of ergens tegenaan lopen. Je zou de uitdrukking op iemands gezicht niet kunnen zien of niet weten hoe je er zelf uitziet! Als je ogen niet goed werken, kan een bril helpen om alles weer helder te zien. Zelfs een blinde kan toch een boek lezen. Je kunt dan lezen in brailleschrift. De letters in braille bestaan uit bobbels op papier. Horen Het is heel handig om te kunnen horen. Zo kun je horen dat er een auto aankomt voor je die ziet. Je kunt horen waar geluid vandaan komt en je kunt meedoen in een gesprek. Er is een verschil tussen ‘horen’ en ‘luisteren’. Als je met iets bezig bent, dan hoor je meestal wel dat er iets tegen je wordt gezegd, maar je hebt niet altijd zin om te luisteren. Het is soms lastig om twee dingen tegelijk te doen. Maar als je aandachtig luistert, naar een spanend verhaal bijvoorbeeld, dan kun je ook andere geluiden uitschakelen. Wie doof is, kan gebarentaal gebruiken om zich verstaanbaar te maken en te ‘horen’ wat een ander bedoelt. Ook liplezen is een manier om een gesprek te volgen. Soms kan een hoorapparaat helpen om beter te horen. Uit: ‘Kijk mij nou! Alles wat je wilt weten over je eigen lijf’, Marja Baseler

LES 3 ai! help!

21


NOTITIES

LES 3

ai! help! in de les ... hoor ik met mijn oren, kijk ik met mijn ogen, ruik ik met mijn neus, proef ik met mijn tong en voel ik met mijn handen, voeten, wangen ... leer ik wat het gevolg kan zijn van een ongeluk of onveilig gedrag. vraag ik hulp wanneer dat nodig is.

1

help! wat moet je doen? speel het na! 1

2

3

4

5

6

LES 3 ai! help!

22

WAT EEN DAG

5


NOTITIES

2

wat kan het gevolg zijn? geef elk bolletje de juiste kleur.

3

vul in. a aan wie vraag je hulp als het nodig is?

aan een volwassene

b het nummer dat je kunt bellen in geval van nood is: 6

112

WAT EEN DAG

LES 3 ai! help!

23


www.vanin.be

a Sanoma company


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.