32
deel 1 basis | elleboog
4
FUNCTIONELE ANATOMIE VAN DE ELLEBOOG
4.1
Osteo-articulair . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 4.1.1
Humerus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
4.1.2
Ulna. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
4.1.3
Radius. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
4.2
Ligamenten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
4.3
Spieren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
4.4
Neurovasculair. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Referenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
4. FUNCTIONELE ANATOMIE VAN DE ELLEBOOG 4.1. Osteo-articulair De elleboog bestaat uit drie beenderen. Distaal zijn er de radius en de ulna en proximaal is er de humerus. Samen maken ze drie gewrichten. Het ulnohumerale gewricht is het grootste gewricht en patiënten zien dit deel meestal als ‘de elleboog’. De andere gewrichten zijn het radiohumerale gewricht en het proximale radio-ulnaire gewricht (figuur 4.1). 4.1.1. Humerus
De humerus is het grootste bot van de elleboog. Het uiteinde van de humerus is voor een groot deel bedekt met hyalien gewrichtskraakbeen. Hier heeft de humerus een articulatie met zowel de ulna als de radius. Andere delen van de humerus dienen voor de aanhechting van de ligamenten van de elleboog en verschillende spieren. Het gewrichtsoppervlak zelf heeft een interne rotatie van 5 tot 7° ten opzichte van de humerusschacht. Ook in de andere richtingen staat het gewrichtsoppervlak niet geheel in lijn met de humerusschacht. In het frontale vlak is er een valgustilt van 6° en in het sagittale vlak is er een anterieure kanteling van het gewricht ten opzichte van de schacht van ongeveer 30°. Het deel van de humerus dat articuleert met de ulna, is de trochlea. Het deel dat articuleert met de radius, is het capitellum. De trochlea is spoelvormig. Deze vorm speelt een belangrijke rol voor de stabiliteit van de elleboog. De mediale zijde van de trochlea is hoger dan de laterale zijde (figuren 4.2 en 4.3).
T: trochlea, C: capitellum, P: processus coronoideus, R: radiuskop.
Figuur 4.1. Voorzijde van de elleboog. Het anterieure kapsel is verwijderd. De ulnohumerale, radiohumerale en proximale radio-ulnaire gewrichten zijn zichtbaar.
Het capitellum is in essentie een deel van een bol met een diameter van ongeveer 2 cm. Het convexe capitellum articuleert met het concave gewrichtsoppervlak van de radius. Om voldoende beweeglijkheid toe te laten zijn er ook enkele uitsparingen in de distale humerus. Bij extensie verzinkt de tip van het olecranon in de fossa olecrani (figuur 4.2). Bij flexie zorgen de fossae coronoidea en radialis voor extra bewegingsmogelijkheid (figuur 4.3). De fossae olecrani en coronoidea zijn meestal gescheiden door een dun beenderig membraan maar bij sommige personen is er een opening die beide fossae verbindt. De mediale epicondyl van de distale humerus dient als aanhechting van het mediale ligamentaire complex en de insertie van de flexoren van de pols, samen met de pronator teres. Onder de mediale epicondyl bevindt zich