OEGSTGEESTER COURANT
WOENSDAG 6 JUNI 2012
MENSEN
Oegstgeest en de wetenschap II
Prof. Dr. Douwe Breimer, koploper in geneesmiddelenonderzoek ‘Jij bent geschikt voor de wetenschap’, kreeg prof. Dr. Douwe D. Breimer (68) mee toen hij in Groningen cum laude afstudeerde in de farmacie. Hij legde vervolgens nog wel het apothekersexamen af, maar nam de handschoen op en besloot om niet volgens plan apotheker te worden maar om te promoveren. Dat bleek een goed besluit. Vier jaar later promoveerde hij – opnieuw cum laude – in Nijmegen op een onderzoek naar de farmacokinetiek van slaapmiddelen, dat toen als opzienbarend gold. Het was het begin van een glansrijke carrière. Nationaal en internationaal geldt hij als een autoriteit op zijn vakgebied, de farmacokinetiek. Zijn promotie onderzoek bracht hem al op zijn 31e als hoogleraar naar de Universiteit van Leiden. Hij bleef de stad trouw tot aan zijn emeritaat in 2008. Tekst en foto: Mieke KerkhofScheenaard Voor wie nog nooit heeft gehoord van farmacokinetiek, in dit vakgebied is de centrale vraag: wat doet het lichaam met een toegediend geneesmiddel? En daarvan afgeleid: hoe kan het dat dit proces bij elke persoon anders verloopt? Breimer raakte al tijdens zijn studietijd gefascineerd door deze
raadsels. Maar in zijn volle studeerkamer vertelt hij er ontspannen over en zoals hij het uitlegt klinkt het helemaal niet zo ingewikkeld als het natuurlijk wel is. “De kennis over de snelheid waarmee een geneesmiddel door het lichaam wordt opgenomen en ook weer wordt uitgescheiden bepaalt of je een pilletje eenmaal of driemaal daags moet innemen voor het gewenste resultaat,” geeft hij als voorbeeld van
zijn onderzoeken. “En het was een belangrijke ontdekking dat het ook genetisch bepaald kan zijn waarom mensen verschillend reageren op een toegediend middel. Daarmee is het voor sommige middelen mogelijk om per persoon de dosering te bepalen.” Breimer is tevreden als hij terugblikt op zijn carrière als wetenschapper. “In de afgelopen dertig jaar zijn er veel effectieve medicijnen ontwikkeld tegen verschillende ziekten. Denk aan HIV, dat is niet langer een levensbedreigende ziekte. Maar er is nog steeds veel te doen. Er is nog geen middel gevonden om dementie te voorkomen. En zolang de helft van de kankerpatiënten nog aan deze ziekte sterft, zijn we nog steeds niet waar we willen zijn.”
Nieuw
De jonge Douwe Breimer bezig met een destillatie-experiment tijdens zijn studie farmacie in Groningen.
Toen Breimer in de jaren ‘70 voor de farmacokinetiek koos, was het een nieuwe loot aan het vakgebied van de farmacologie die volop in de belangstelling stond. “Mijn interesse voor de farmacokinetiek viel op het juiste moment samen met een behoefte die er in de wetenschap leefde”, blikt hij terug. “Dat is de voorwaarde voor voortgang in de wetenschap. Bij farmacologie gaat het om kennis over de werking van een medicijn in het lichaam. In mijn richting vraag je echter wat het lichaam ermee doet. Dat was een belangrijke aanvulling.” Het was de reden waarom men Breimer na zijn promotie in 1974 vroeg om als hoogleraar naar Leiden te komen, ondanks zijn jonge leeftijd. Na het informele circuit in Nijmegen was het overigens wel even wennen in Leiden, herinnert hij zich. “Ik was de jongste hoogleraar, maar de sfeer was ook veel conservatiever. Maar het heeft me nooit belemmerd. Ik mocht leiding gaan geven aan de eerste vakgroep voor de farmacokinetiek. Omdat alles
nieuw was kon ik mijn eigen stempel zetten: onderzoekprogramma’s maken, promovendi aantrekken. Ik heb er in totaal 50 begeleid. Zij bouwen voort op hun werk in Leiden en gaan zelf weer verder met nieuwe, jonge wetenschappers. Dat voelt als nageslacht en geeft veel voldoening.” Zijn beroemdste ‘promovendus’ is overigens Koningin Beatrix, hij was haar promotor bij de erepromotie in 2005.
Ontwikkelingen In de jaren ‘80 besloot de overheid om de subfaculteiten apothekersopleidingen in Amsterdam en Leiden te sluiten. Studierichtingen moesten zich meer gaan concentreren. Toch vond de toenmalige minister dat het onderzoek in Leiden belangwekkend was en niet verloren mocht gaan. “We hebben toen van de nood een deugt gemaakt”, zegt Breimer. “We vormden de opleiding om tot het onderzoeksinstituut Bio-Farmaceutische Wetenschappen.” Breimer werd er de eerste directeur. Het centrum groeide uit tot een vooraanstaand internationaal centrum en droeg onder meer bij aan het Bio Science Park zoals wij het nu kennen. Terugblikkend op zijn promotietijd in Nijmegen beseft Breimer dat het onderzoek er toen wel redelijk primitief aan toe ging. “Je gaf mensen een slaappilletje en liet ze gewoon naar huis gaan. Met de taxi, dat dan nog wel”, lacht hij. Later werd hij de oprichter van het Center for Human Drug Research in Leiden. Daar gaat het er een stuk professioneler aan toe. “Proefpersonen hoeven niet bang te zijn dat hun gezondheid schade lijdt”, probeert Breimer sceptici te overtuigen. Het onderzoek is omgeven met alle mogelijke veiligheidsmarges.”
Rector magnificus De laatste zes jaar van zijn carrière was Breimer rector magnificus van de universiteit Leiden. “Een inspirerende periode”, kijkt hij terug. “Mijn horizon werd er enorm door verbreed. Ik was niet langer meer alleen met mijn eigen vakgebied bezig, maar met alle disciplines binnen de universiteit. Iedereen, van welke vakgroep dan ook, blijkt dezelfde gedrevenheid te hebben om nieuwe dingen te ontdekken en die ook aan studenten
Douwe Breimer met op de voorgrond het beeld dat hij kreeg bij zijn afscheid als rector magnificus. over te dragen. Het geeft veel voldoening om daar als rector samenhang in te brengen, ook met de studenten. Togetherness noemde ik dat altijd.” Of hij zijn eigen onderzoekswerk niet miste? “Nee”, antwoordt Breimer heel beslist. “Daar heb ik toen bewust afstand van moeten doen omdat je als rector magnificus je handen vol hebt. Mijn opvolgers zetten bovendien het onderzoek uitstekend voort. Ik vond het heel uitdagend dat ik nu als bestuurder richting kon geven aan de koers van de universiteit, dus waar we gezamenlijk naar toe wilden.” De strategie van de universiteit moet voortdurend worden bijgesteld, ook vanwege de alsmaar voortdurende druk van bezuinigingen.
over de wisselwerking van het lichaam en het geneesmiddel is ook zo leuk om te doen. Of de colleges aan geïnteresseerde vwo-leerlingen om hen te motiveren de wetenschap in te gaan. Verder zijn daar nog de verschillende Raden van Toezicht en wetenschappelijke commissies. Zijn vrouw Joan Bavinck went er misschien nog eens aan. Breimer leerde haar in Groningen kennen bij de studentenvereniging. Ze trouwden tijdens zijn studietijd en kregen samen vier dochters en inmiddels negen kleinkinderen. Joan werkte ruim 30 jaar lang als docente Frans aan het Rijnlands lyceum in Wassenaar.
Oogst Emeritaat Breimer kijkt een beetje schuldbewust. Nu hij al vier jaar met emeritaat is zou hij meer tijd vrij moeten maken voor privé zaken. Maar de valkuil om toch weer net te veel afspraken te maken is daar altijd. Een lezing ergens in het land voor leken
Breimers toenmalige hoogleraar in Groningen heeft in ieder geval gelijk gekregen. Hij werd koploper in zijn vakgebied. Zijn lijst van verdiensten en onderscheidingen is te lang om op te noemen. Een greep; hij ontving zeven ere-doctoraten van buitenlandse universiteiten tot in Japan
aan toe. “Ik lijk net een kerstboom als ik al die versierselen om heb”, grijnst Breimer. Verder liet hij ruim 500 wetenschappelijke publicaties na en ontving hij talloze prijzen en onderscheidingen, waaronder het ereburgerschap van Leiden. En koningin Beatrix ridderde hem persoonlijk in de orde van de Nederlandse Leeuw en tevens werd hij ook nog benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Zijn oud-collega hoogleraar Jo Hermans, zijn voorganger in deze serie, zei: “Als er een commissie is die zich over farmaceutische vraagstukken buigt heet het de ‘commissie Breimer’.” De Friese boerenzoon Douwe wist de Bijbelse boodschap waar te maken die hij van zijn vader meekreeg: ’Als je talenten hebt moet je ze ook benutten’. Douwe Breimer geeft het stokje door aan prof. dr. Dick Knook, gespecialiseerd in verouderingsprocessen. En of de volgende kandidaat een vrouw is? Dick Knook denkt daar alvast over na.
Helse terugtocht Mount Everestgangers Boogaard en Tjalma Plaatsgenoot Peter Boogaard en zijn klimmaat uit Voorschoten, Jetze Tjalma, zijn terug van hun expeditie naar de Mount Everest. Vol goede moed vertrok het duo op 1 april richting Kathmandu. Zeker gezien het gegeven dat eerdere beklimmingen van het duo steevast succesvol waren. Het liep echter anders. Tekst: Wim van Tuijl De aanloop naar het kamp van waaruit de beklimming naar de top zou plaatsvinden, verliep over het algemeen zonder grote problemen. Ook het fysieke acclimatiseren aan de grote hoogte bleek voorspoedig te verlopen. Af en toe was er beperkte tegenslag, maar dat viel gemakkelijk te overwinnen. Namgya Sherpa, die Peter vorig jaar op Antarctica al had ontmoet, bleek opnieuw van grote waarde en zorg-
de met z’n team voor toerusting van materieel en goed dagelijks voedsel. Na een paar dagen Kathmandu vloog het duo door naar Lukla en liep vervolgens, via Pakding naar Namche op 3.445 m om te acclimatiseren. Op 16 april bereiken Peter en Jetze Everest Base Camp (5.400 m). De accommodatie is niet slecht: een eettent met een kacheltje, een kooktent en aparte slaaptenten met goede matrassen. ‘Het eten is
De tentjes in Everest Base Camp aan de voet van de Khumbu Icefall.
uitstekend en we worden aan alle kanten in de watten gelegd’, aldus Jetze. Namgya verwacht dat de klim naar de tocht wellicht op 10 mei kan plaatsvinden. De resterende tijd is belangrijk om te acclimatiseren aan de hoogte. Op 19 april gaan ze (heen en terug) naar 6.100 meter door de beruchte Khumbu Icefall. Ze zijn niet de enigen. ‘Overal zien we hoofdlampen die de route markeren’, schrijft Jetze in het logboek. Maandag 24 april: Kamp 2 op 6.400 m wordt bereikt. Het verloopt voorspoedig, evenals het slapen op deze hoogte. ‘Het was wel een uitputtende tocht om spullen naar deze hoogte te torsen’, verwoordt Peter. Vanaf Kamp 2 wordt het zwaarder. De klimmers raken door de ijle lucht sneller
buiten adem. Nadat sherpa’s vaste touwen hebben aangebracht naar Kamp 3 gaat de tocht een paar dagen later verder. Op 27 april wordt 7.100 meter bereikt. ‘Aldaar een ijskoude snijdende wind en snakkend naar adem’, verhaalt Peter. Op die hoogte kan net een klein tentje staan op een uitgehakt plateautje. Ondanks de ongemakken en de 20 graden vorst verloopt het acclimatisatieschema volgens Namgya naar wens. Zo winnen de klimmers steeds verder terrein. Tot het moment: op naar de top.
Helse nacht Nee, voorspoedig is de finale klim naar de top niet verlopen. Op 19 mei vertrok het avontuurlijke duo (met zuurstofflessen) met hun sherpa’s Pasang en Namgya voor een klim van 900 meter naar Kamp 4 op 8.000 m. Tegen de middag komen ze aan op de vreselijk desolate en winderige South Col, waar de sherpa’s een tent voor hen opslaan. Snel de slaapzak in want om 19.00 uur begint de toppoging. ‘We gingen goedgemutst starten aan de laatste klim’, verwoordt Peter. ‘De dag ervoor was het gunstig weer en hebben talloze mensen met veel minder voorbereiding en conditie de top gehaald.’ Peter en Jetze zouden dit doel missen. ‘Het begon met mijn hoofdlampje dat het begaf en ik, mede doordat het nieuwe maan was, in het donker moest klimmen.’ Hoewel de weersvoorspellingen gunstig waren, verliep de realiteit op dit gebied anders. Het begon te waaien. Een snijdende ijswind teisterden de klimmers. Peters’ rechteroog bevroor en hij en Pasang liepen frostbite (bevriezingsverschijnselen aan het lichaam) op. ‘Diverse klimmers zien we uitgeput langs het pad liggen. De wind was op de Balcony (8.400 meter) toegenomen tot ongeveer 70 km per uur. Ineengedoken hielden we ons met beide handen vast aan het vaste touw om niet van de
Namgya Sherpa, Jetze Tjalma en Peter Boogaard. berg te worden afgeblazen’, schrijft Peter. Om 3.00 uur ’s nachts, net onder de South Summit, op zo’n 8.600 m hoogte, besluit Namgya dat verdergaan niet langer verantwoord is. Een vreselijke terugtocht volgde. ‘We waren voorbereid op het zien van diepgevroren lijken die er al jaren lagen, maar niet op vier stervende en twee recente dode klimmers. Het waren afschuwelijke beelden’, aldus Peter.
Realiteit overwint doelstelling Na 22 uur non-stop bezig te zijn geweest bereiken Jetze en Peter het basiskamp. Tijd om te slapen. Nee dus; de beelden van de helse terugtocht bleven op hun netvlies staan. Het bericht kwam dat die
dag en de dag ervoor er elf doden zijn gevallen. Dat maakt het één van de dodelijkste weekends die de Mount Everest heeft gekend. Dit ondersteunt het gegeven op tijd de realiteit te hebben ingezien: “Op basis van een foute weersverwachting was het een verkeerde beslissing op die dag de toppoVoor al uw klimaatbeheer « CV installaties « CV ketels « Ventilatiesystemen « Zonne-energie « Airconditioning
ging te wagen. De beslissing om op minder dan 300 meter onder de top terug te keren was juist”, zeggen Jetze en Peter. Tijdig hebben ze de realiteit van terugkeer laten prevaleren boven het bereiken van het doel. “De kans dat we bij doorzetten het leven zouden laten, was zeer aanzienlijk geweest”, onderstreept Peter.
BERNARD SCHULTE BV CENTRALE VERWARMING EN AIRCONDITIONING
Ook voor al uw service & onderhoud! Voorhout - Tel. 0252-21 57 62 WWW.BERNARDSCHULTE.NL