Het Groene Goud [Waarden van groen en blauw voor de stad]

Page 1

HET GROENE GOUD Waarden van groen en blauw voor de stad

HD Landschapsarchitectuur


2


HET GROENE GOUD

Waarden van groen en blauw voor de stad

Februari 2021

3


Voorwoord Spelen en ravotten in het groen, wandelen en fietsen door lanen en parken en genieten van bomen, planten, gras en vogels zijn voor een ieder van ons vanzelfsprekend. Toch is het niet helemaal duidelijk wat het belang van groen en water is. Meer kennis hierover is belangrijk om goed onderbouwde keuzen te maken voor de stadsinrichting. Ruimte en aandacht voor groen en water zijn van groot belang om de stad klimaatbestendig te maken en leefbaar te houden. Dat vraagt om een krachtig groenbeleid en een effectieve uitvoering. De opgave voor vergroening staat op gespannen voet met de taakstelling om te bouwen in de bestaande stad. Het is laveren om de vergroeningsopgave voor de stad overeind te houden. Zwaktes in de stedelijke groenplanning geven reden tot zorg. Is die wel stevig genoeg gefundeerd en beleidsmatig verankerd om weerstand te bieden en zelfs tegen de stroom in te varen? De geschiedenis geeft wat dat betreft te denken. Stadsbesturen en stadsplanners hebben in het verleden kansen laten liggen om de stad van ruim groen te voorzien. We zien dat nu vooral terug in bijvoorbeeld oudere stadswijken waar weinig groen is. Dat schuurt en zelfs extra omdat hier veel mensen wonen in een achterstandssituatie die kampen met lastige woon- en 4

leefomstandigheden. Een heel andere kant van het groenverhaal wordt verteld door stadsbewoners die vol enthousiasme bezig zijn met hun ‘groene’ buurtprojecten. De getuigenissen over wat dat hen brengt aan genieten van de natuur en het samen zijn, zorgen voor elkaar en dingen doen samen zoals tuinieren en voedsel verbouwen, zijn vaak ontroerend. En vaak veelzeggender dan beleidspapier. Ook mensen die op achterstand staan profiteren mee. Het overzicht van de waarden van groen en blauw en groene (bewoners)projecten in dit verslag laat zien dat het maatschappelijk rendement van stedelijk groen in potentie groot is. Dit illustreert het belang van de omslag die in de stadsplanning, en op andere beleidsterreinen, wordt gemaakt van denken in welvaart, geld en kosten, naar denken in welzijn, maatschappelijke waarden en impact van beleid. Die beweging sluit naadloos aan bij de actuele opgave

om vorm te geven aan een duurzame samenleving die zorgvuldig omgaat met het kapitaal van mensen, ruimte en natuur, waarin ze is verankerd. De tijd is volgens de opstellers van dit verslag rijp om ons bewust te worden van de brede betekenis en het belang van het stedelijke groen voor maatschappelijke kapitaalvorming. De volgende stap is om deze door te denken voor de consequenties voor het beleid, de stedelijk planning en de middelen die de vergroening van de stad nodig heeft nu en in de nabije toekomst. Dan kan het roer beleidsmatig om en kunnen bestuur en bewoners als gelijkwaardige partners aan tafel zitten om de grote opgaven van de stad gezamenlijk aan te pakken. Als die beweging wordt gestimuleerd kan het groene goud gedolven worden. Flip van Keulen Programmamanager Bodem, Ondergrond en Leefomgeving Gemeente Rotterdam


5


6


Inhoud Voorwoord 4 1

Aanleiding en opzet

8

2

Groen in de stad

14

3

Waarden van groen en blauw

26

4

Reflectie

54

5

Conclusies en aanbevelingen

64

2.1 Historie 16 2.2 Groen en blauw nu 22 2.3 Fricties in de planning 24

3.1 Menselijk kapitaal 28 3.2 Sociaal kapitaal 32 3.3 Natuurlijk kapitaal 36 3.4 Economisch kapitaal 42 3.5 Cultureel kapitaal 46 3.6 Democratisch kapitaal 50

4.1 Naar waardenoriëntatie 56 4.2 Stimuleren van bewonersinitiatieven 58 4.3 Data gestuurd beleid biedt kansen 62

Bronnen 70 Colofon 71

7


8


1 AANLEIDING EN OPZET


AANLEIDING Steden maken zich wereldwijd op voor een verbetering van het leefen verblijfsklimaat. Door klimaatverandering stijgt de temperatuur en krijgen we te maken met extremer weer. Het wordt warmer, er komen meer en hevigere buien voor. Perioden met te weinig neerslag leiden tot droogte en de luchtkwaliteit in de stad zit vaak ver boven de toelaatbare grenswaarden. De stad moet groener worden en energie- en klimaat vriendelijker. Ruimte voor groenvoorzieningen, water en waterberging zijn essentiële condities om de negatieve effecten van die ontwikkelingen in te perken. Groen en water zijn ook nodig om de verblijfskwaliteit en het gebruik voor de stadbewoner en bezoeker te verbeteren. Dat besef dringt steeds meer door bij beleidsmakers en bewoners in de stad. Indrukwekkend zijn de stappen die in het buitenland worden gemaakt. In metropolen als Parijs, Brussel en Berlijn wordt de openbare ruimte terug gegeven aan de voetganger en de fietser. In sneltreinvaart worden kilometers vrije fietsroutes en -paden aangelegd. Die ambities gaan ten koste van ruimte voor de auto. Ook in ons land leven sterke ambities voor vergroening van de stad. Een extra opgave 10

daarbij is het woningbouw programma. Jaarlijks moeten 80.000 -100.000 woningen worden gebouwd. Beide ambities, vergroening én woningbouw, moeten plaats vinden in de stad. Dit roept een spanningsveld op waarin het groenblauwe motief het onderspit dreigt te delven.

DOEL In de stadsontwikkeling moet een evenwichtige afweging kunnen plaats vinden tussen bouwen (rode) en groene doelen. Daarvoor is meer duidelijkheid gewenst over de waarden die groen (natuur) en blauw (water) vertegenwoordigen. Meer inzicht in de baten van groen en blauw voor de leefbaarheid draagt bij aan beslissingen om groenblauwe structuren in de stad te versterken en daarin te investeren, zo is de gedachte. Deze studie draagt bouwstenen aan om dat inzicht te vergroten. In Rotterdam, de opdrachtgever voor de studie, spelen deze problematiek en kennisbehoefte ook. Een specifieke vraag van de gemeente is of baten van groen en blauw bijdragen aan de opgaven van het coalitieakkoord. En hoe de groenplanning kan bijdragen aan de inclusieve stad: meer Rotterdammers betrekken bij het beleid en de uitvoering daarvan. In hoofdstuk 4 is hier aandacht aan besteed (zie intermezzo, pagina 53).

OPZET VAN DE STUDIE Het hier gepresenteerde waardenoverzicht volgt een thematische indeling van waarden en kapitaalvormen die globaal aansluit bij de beleids- en onderzoekspraktijk. Het gaat om: fysiek kapitaal of gezondheid, sociaal kapitaal, ecologisch kapitaal, economisch, cultureel en democratisch kapitaal. De beschrijving vindt plaats aan de hand van (samengestelde) indicatoren voor de thema’s.

Deze studie is bedoeld om de breedte van de groene waarden voor de stad in beeld te brengen


11


De waardenbepaling van deze groen en blauw thematiek is nog versnipperd en ook deels onontgonnen gebied. In de huidige tools, zoals de TEEB Stad tool (RIVM, 2013/2019) en i-Tree Eco (Kuijper, F., 2018) ligt de nadruk op economische en op ecologische aspecten. Waarden van groen op andere terreinen, zoals de sociale en culturele betekenis en de waarde voor de democratie, waaronder zelforganisatie, zijn nog onderbelicht. Hier zijn nog stappen te zetten. Deze studie is mede bedoeld om die leemten globaal te duiden en de hele breedte van het groene waardenspectrum voor de stad in beeld te brengen. Voor de studie zijn twee complementaire invalshoeken gehanteerd. De eerste invalshoek kijkt naar het groen en blauw zelf en de waarden en indicatoren die daarvan bekend zijn. De tweede invalshoek kiest de interactie tussen mensen en groen in de stad als ingang. Via groene bewonersinitiatieven in buurten en wijken van de stad, met name buurt- en stadstuinen. De logica van die keuze ligt in het bekende feit dat de wisselwerking mens en natuur, in algemene zin en voor de leefbaarheid in de stad, veel waarde oplevert. Daar komt bij dat het ‘groene bewonersinitiatief’ een niet meer weg te denken en uitermate belangrijke ontwikkeling is voor de stad. 12


BRONNEN

RESULTAAT

Voor de respectievelijke thema’s is gekeken naar gerenommeerde instituten, onderzoeksinstellingen en universiteiten die zich richten op een bepaald onderwerp, daar wetenschappelijk onderzoek naar doen en/of zich baseren op wetenschappelijke literatuur. De argumentatie voor thema’s en indicatoren is waar mogelijk ondersteund met wetenschappelijke gegevens en verwijzingen naar literatuur.

Dit verslag geeft een beeld van het mogelijke ‘groene goud’ dat in potentie in de stad kan worden gedolven. Het resultaat is een globaal en indicatief overzicht van groen en blauw waarden. Het pretendeert niet de weerslag te zijn van een doorwrocht en wetenschappelijk gefundeerd ondezoek.

Voor minder bekende of onderzochte, maar wel heel relevante aspecten, zoals de sociale dimensie, is gekeken naar groene bewonersprojecten die voor deze studie zijn verkend. Observaties in groene buurtprojecten zijn op verschillende plekken geïllustreerd met uitspraken van betrokken personen of citaten en beschrijvingen van studies en projectbeschrijvingen op websites. Groene buurtprojecten van bewoners zijn verkend via de bij de City Deal Waarden van Groen en Blauw in de Stad (nu tijdelijk ondergebracht bij de City Deal Klimaatadaptatie) aangesloten gemeenten. En er zijn uitstapjes gemaakt naar andere bronnen, zoals Groen Dichterbij van het IVN. In de bijlage zijn de projecten en bronnen benoemd die bij de studie zijn betrokken.

nog te ontwikkelen brede groene waardenmeter, gebruikt gaat worden bij de planontwikkeling in stadsdelen en woon- en werkgebieden kunnen de opstellers van deze verkenning tevreden de pen neerleggen.

Het voordeel van de gekozen benadering is dat locatie specifieke aanvullingen, interpretaties en preciseringen mogelijk zijn. Dat biedt gemeenten en ook bewoners in hun wijk of buurt de gelegenheid zaken die zij belangrijk vinden in te brengen en hun invulling te geven aan hun eigen ‘groene’ identiteit. De waardenbeschrijving van groen en blauw kan bijvoorbeeld worden aangevuld met andere elementen van de leefbaarheid in de woon- en leefomgeving, zoals mobiliteit of energie. En met meer persoonlijke waarden die belangrijk worden gevonden, zoals zingeving of zelfontplooiing. Onze inschatting is dat de ruimte die het waardenoverzicht bewoners en professionals biedt voor amendement en bewerking de toe-eigening en het draagvlak daarvan bevorderen. Als dat ertoe leidt dat het groenblauwe waardenoverzicht, en in het verlengde daarvan een 13


14


2 GROEN IN DE STAD


2.1 Historie Tot ver in de 19e eeuw was het meeste groen in de stad in bezit van de adel of gegoede burgerij en niet openbaar. Een probleem voor veel Hollandse steden in het begin van de negentiende eeuw was het vertrek van kapitaalkrachtige inwoners naar buiten. Groen werd door stadsbesturen beschouwd als middel om de welgestelde burgers aan de stad te binden. VESTINGWALLEN Vestingwallen wier functie voor verdediging was opgeheven vormden de ideale basis voor zogenoemde wandelingen en parkaanleg. Lopend onder het geboomte, direct aan de voet van de stad had men een ruim vergezicht over het omringende landschap (Van der Woud, A.,1987). Wandelingen op voormalige vestingwerken van Arnhem, Haarlem en Utrecht zijn vroege voorbeelden van een samenhangend bestuurlijk concept waarbij verschillende doelen werden verbonden: werkverschaffing, aantrekking van burgers met een goede welstand en stadsverfraaiing. De moderne wandeling als wondermiddel voor de lokale malaise (idem). Toch waren stadsbesturen om financiële redenen terughoudend om zelf het voortouw te nemen in groenaanleg. Ook de bevolkingstoename

van veelal armlastige werkzoekenden door massale trek naar de stad eind 19e eeuw, een tweede probleem van de stad in die tijd, was geen aanleiding voor hen om hierin actie te ondernemen (Helmink-Habes, H.,1997). Het is te danken aan initiatief van invloedrijke burgers dat parken, wandelroutes en soms ook dierentuinen werden aangelegd. In twintig jaar tijd is daardoor bijvoorbeeld in Rotterdam een groene rand rond de stad ontstaan. Stedenbouwkundige overwegingen hebben nauwelijks een rol gespeeld; een planmatige aanpak ontbrak (idem).

STADSUITBREIDING De vroege stadsontwikkeling kenmerkte zich tot zuinig ruimtegebruik. Stadsuitbreiding kwam pas aan de orde als de beschikbare ruimte in de stad was opgesoupeerd (Van der Woud, A.,1987). Stadsuitbreidingen in de 16e

en 17e eeuw, zoals de Jordaan in Amsterdam, moesten worden voorzien van fortificaties en een verdedigingswal. Een korte wal bespaarde het stadsbestuur veel geld. Gevolg was dat de ‘nieuwe stad’ een compact en stenig karakter had. Groen beperkte zich tot hofjes en binnenplaatsen. Spaarzaamheid in ruimte en geld waren ook het parool voor de latere stadsuitbreidingen in de 19e eeuw. Invulling, verdichting en herbestemming waren de credo’s in de bouwpraktijk in de steden in die tijd (idem). Met de ontwikkeling van de stedenbouwkunde eind 19e eeuw veranderde de compacte uitbreidingsstrategie in een beweging van ‘verspreiding, losmaking, buiten wonen en verdunning’. Die nieuwe opvatting kreeg vorm door de introductie van brede straten, nieuwe pleinen en veel meer openbaar groen (idem). Een voorbeeld is de Vestingwal Enkhuizen

16


GROEN IN ROTTERDAM In Rotterdam was het stadsbestuur om financiële redenen terughoudend om het voortouw te nemen in openbaar groenaanleg. Nog in 1842 had men het Waterproject afgewezen van de stadsarchitect Rose om het probleem van de enorme watervervuiling in het noordelijke deel van de stad aan te pakken. Daarmee was ook het voorstel van de baan om ten oosten en ten westen van de stad een langgerekte ‘wandeling’ aan te leggen. Een door vooraanstaande burgers opgerichte Werkvereeniging in 1848 kwam met het voorstel een wandeldreef en rijweg pal buiten de stad aan te leggen. Het geld werd voor 2/3 bijeengebracht door de leden van de vereniging en 1/3 door het stadsbestuur. Zo sloeg het stadsbestuur twee vliegen in één klap, want de aanleg van de dreef door werklozen betekende dat de stadskas minder aangesproken hoefde te worden voor de ondersteuning van armen, en voor relatief weinig geld kreeg de stad er een wandelgebied bij. Enige vorm van welbegrepen eigenbelang was de vereniging overigens niet vreemd. De wandeldreef was namelijk vooral bedoeld voor de rijke burgerij (Helmink-Habes, H.,1997).

17


19e-eeuwse gordel In Amsterdam met wijken als Spaarndammerbuurt, de Oude Pijp en Oosterparkbuurt. In die tijd werden er ook volksparken aangelegd, ‘ten gerieve van het verheffen van de arbeidersklasse aangelegd, met voorzieningen voor educatie, sport en recreatie’ (Den Dulk, S., 2011). Voorbeelden zijn het Vondelpark in Amsterdam en het Park aan de Maas in Rotterdam. De aanvankelijk rechtlijnige wandelingen op de (voormalige) vestigwallen werden omgevormd tot landschappelijke singelparken, zoals bijvoorbeeld in Utrecht (Van der Woud, A.,1987).

INDUSTRIALISATIE Verpaupering, infectieziekten en milieubelasting als gevolg van de industrialisatie, bevolkingstoename en achterblijvende hygiëne en sanitaire voorzieningen waren aanleiding voor een verschuiving in het denken over de stad. De stad moest gezonder worden. (HelminkHabes, H.,1997). Pijlers voor een gezondere stad waren de Woningwet en Gezondheidswet uit 1901. Begin 20e eeuw kwamen opvattingen in zwang over fundamenteel andere, decentrale stadsmodellen. De stedenbouwkundige 18

concepten uit die tijd zoals de befaamde Garden City van Ebenezer Howard waren een poging om de inefficiëntie van onze steden structureel te verbeteren. In zijn concept werden groen, landerijen en akkers als integraal onderdeel opgenomen voor de nieuwe stad (Schreijnders, R., 1990). De tuinstadgedachte kreeg in ons land vorm op de schaal van de woonwijk met bekende voorbeelden als Tuindorp Oostzaan in Amsterdam en Vreewijk in Rotterdam.

WEDEROPBOUW De internationale architectenbeweging die bekend is geworden als CIAM stond aan de wieg van een nieuw stadsconcept; de functionele stad. Die vormde na de tweede wereldoorlog de leidraad voor de wederopbouw. De functionele stad combineerde gestapelde strokenbouw en openbaar groen, en grondgeboden woningen tot stadsuitleg richting het landschap. Groen en water waren de architectonische stijlmiddelen om licht en ruimte te creëren, en de nieuwe stad te structureren op basis van het scheiden van de functies wonen, werken, recreëren en verkeer. De westelijke tuinsteden in het Amsterdamse Uitbreidingsplan van architect Van Eesteren en Ommoord in Rotterdam van architect Lotte

Stam-Beese zijn sprekende voorbeelden van die CIAM stedenbouw (Van Rossum, V.,1993/ Van der Hoeven, 2016). Door de gestapelde bouw en de inrichting van het groen (sierbeplanting, kijkgroen) kampte de openbare ruimte in de CIAM wijken met beperkte toe-eigening door bewoners. Dit gebrek van de CIAM bouw werd vanaf de 70’ -er jaren manifest door afbrokkeling van de zuilen, en maatschappelijke ontwikkelingen als individualisering en immigratie. Gebrek aan sociale cohesie en problemen met veiligheid versterkten het anonieme karakter van het kijkgroen. Een alternatief voor de functie en inrichting van het openbaar groen ontbrak (Dekker, J.J., 1991).

VOLKSTUINEN EN STADSLANDBOUW In de loop van de 19e en 20e eeuw ontstonden rond veel Nederlandse steden volkstuincomplexen die door de gemeenten worden uitgegeven. Het kweken van groenten, planten en bloemen in de eigen tuin werd als heilzaam ervaren. En arbeiders konden zo in hun eigen voedsel voorzien (zie intermezzo, pagina 21) (Segers Y., 2007).


In de wederopbouw verloren de stadslandbouw en het denken in kringlopen hun betekenis voor de stadsplanning en de groene ruimte

Ommoord, Rotterdam (bron: Rijksdienst voor het erfgoed, 2016)

19


Voedseltekorten ten tijde van de eerste wereldoorlog en de crisis leidde tot de ontwikkeling van decentrale concepten voor wat we nu stadslandbouw noemen; voedselproductie en hergebruik van organische afvalstoffen uit de stad. Ook openbare groengebieden werden productief gemaakt. In de wederopbouw verloren de stadslandbouw en

SPEELTUINEN Als reactie op de slechte omstandigheden in de steden eind 19e eeuw vatte het idee post bij de gegoede burgerij om kinderen uit arme, vaak krap behuisde gezinnen in de stad mogelijkheden voor bewegingsspel te bieden. De eerste speeltuinen raakten bij gebrek aan toezicht en onderhoud spoedig in verval.

Stadslandbouw, Utrecht (bron: foodforgood.nl)

het denken in kringlopen hun betekenis voor de stadsplanning en de groene ruimte. Door het gebruik van aardolieproducten voor kunstmest, bestrijdingsmiddelen, transport en koeling en andere vormen van conservering waren deze niet meer nodig (Urban Green Grids). 20

Van plannen om in alle volkswijken zulke speelplaatsen in te richten kwam al helemaal niets terecht. De bevlogen Amsterdammer Uilke Jans Klaren, die zich het lot van de stadsjeugd aantrok, nam zelf initiatief om speeltuinen in de stad te creëren (Selten, P., 1996). Zijn werk vond navolging en stond aan de

basis van het landelijke volks-speeltuinwerk. In 1932 kwam er een overkoepelende organisatie, de Nederlandsche Unie van Speeltuinorganisaties (NUSO), die nog steeds bestaat. In 1995 waren hierbij ruim 950 organisaties voor speeltuin- en kindervakantiewerk aangesloten (idem).


VOLKSTUINEN Steden hadden aanvankelijk weinig aandacht en geld over voor groen in de stad. Maar stelden, samen met weldoeners, wel grond buiten de stadsgrenzen op het platteland beschikbaar aan landarbeiders. De Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen verhuurt in 1838 voor het eerst volkstuinen in Franeker. Vanaf de industriële revolutie werden er tuinen van ‘charitatieve aard’ in nabijheid van de stad beschikbaar gesteld voor industriearbeiders. Dat verminderde hun afhankelijkheid van hun (karige) loon en die van prijsfluctuaties van levensmiddelen. In de loop der tijd onttrok de volkstuin zich aan het charitatieve karakter en organiseerden volkstuinders zich in een tuinvereniging (Segers Y., 2007). De volkstuinbeweging werd een succes en is nog steeds belangrijk voor de stadsbewoner. De betekenis is intussen wel verschoven van alleen het produceren van voedsel naar een plek om te kunnen ontspannen en genieten van de natuur en gepaste arbeid in de tuin. Volkstuinders zijn in deze tijd ook niet meer allemaal afkomstig uit het arbeidersmilieu. Politicus Frits Bolkestein en wijlen Simon Vinkenoog bijvoorbeeld zijn bekende en vervende volkstuinders.

Volkstuinen bij Gistel (België) (Litho van Francois Balens. Bron: Brugge provinciale bibliotheek/ copyright Hugo Maertens. Uit: Volkstuinen. Een geschiedenis)

21


2.2 Groen en blauw nu Met de groei van de stad is het stedelijke groen in de tweede helft van de 19e eeuw uitgebouwd en aangevuld met nieuwe betekenis zoals het onderkende belang voor het stadsklimaat (groene longen), recreatie en vermaaksindustrie (volksparken), stadslandbouw (tot de toename van de landbouwproductie door modernisering van het landbouwbeleid) en de toegankelijkheid van het buitengebied. TOEGENOMEN BELANGEN Uit onderzoek begin deze eeuw blijkt een aanvulling en onderbouwing van het belang van groen voor de leefbaarheid, de menselijke gezondheid, de economie en de natuur. Een advies aan de regering dat zich op dit onderzoek beroept stelt dat groen een omgeving biedt voor sociale contacten, recreatie, sport en spelen. Groen biedt ruimte om te bewegen en draagt daarmee bij aan de fysieke gezondheid, zorgt voor de mentale gezondheid door herstel van stress te stimuleren en vermindert stressfactoren zoals geluid en luchtverontreiniging en buffert ons lokale klimaat (Recht op Groen, 2005). Door de huidige klimatologische problematiek, slechte milieukwaliteit en de mede door welvaartsziekten veroorzaakte slechte

22

gezondheid, in oude en nieuwere stadswijken, is het belang van groen en blauw in de stad verder toegenomen. De voorwaarde om te verdichten, binnen de ’rode contour’, zorgt voor een toenemende druk op de beschikbare ruimte binnen die begrenzing.

GROENE BEWONERSINITIATIEVEN Het stedelijke groen, dat oorspronkelijk was bedoeld voor de burger die tijd had om te wandelen en te zonnen, is met de groei van de stad en de bevolking gedemocratiseerd en voor alle stadbewoners, in meer of mindere mate, beschikbaar en bereikbaar geworden. De ontwikkeling van initiatieven van betrokken bewoners rond duurzaamheid en groen voegt nieuwe betekenis toe aan het openbare groen. In de tijd van de financiële crisis (2009) heeft die ontwikkeling een

sterke impuls gekregen en zijn door bewoners toen veel buurt- en stadstuinen aangelegd. Vaak vond dit plaats op braak liggend terrein dat vanwege de stagnerende woningbouw vrij kwam voor alternatief, tijdelijk gebruik. Groene bewonersprojecten hebben zich vervolgens uitgebreid naar openbare groenvoorzieningen. Door een ander gebruik van het groen ontstaat toe-eigening van de openbare ruimte en wordt de buurt veiliger. Er ontstaat meerwaarde door het gemeenschappelijke gebruik van bewoners en de door henzelf geïnitieerde inrichting. Produceren van voedsel, sociale contacten en zorg voor natuur en biodiversiteit zijn veel voorkomende activiteiten. Woonwijken met voorheen betekenisloos groen, waaronder functionalistische (CIAM) wijken, worden hierdoor sterk verlevendigd.


BUURTTUINEN Opmerkelijke overeenkomst van de nieuwe buurttuinen van bewoners, ook wel samentuinen genoemd, met de volkstuinen is de economie van de zelfvoorziening. Beide genereren baten op microniveau voor de gebruiker, de individuen en gezinnen, die vroeger maar ook nu nog vaak een kleine beurs hebben. Interessant is dat beide ook baten genereren op macroniveau. In de eerste generaties volkstuinen eind 19e en begin 20e eeuw ontlasten de volkstuinen tegelijkertijd de liefdadigheid van particulieren en kerken en de gemeentelijke of nationale budgetten voor publieke armenzorg. Rentabiliteit was er dus aan beide kanten, wat overigens geen onproblematisch gegeven is. Als de arme gezinnen met een volkstuin het hoofd boven water kunnen houden, hoeven de arbeidslonen niet te stijgen en kan de overheid zich onttrekken van haar sociale verantwoordelijkheid (Selten, P., 1996). In onze tijd doet zich een soortgelijk fenomeen voor. Het armere deel van de deelnemers aan de samentuinen in de stadswijken ontlast hun huishoudbudget met aanvulling van voedsel uit de tuinen en vult en passant taken uit op het gebied van welzijnswerk, de zorg en sociale zekerheid. Zoals het opvangen of begeleiden van mensen die kampen met problemen van uiteenlopende aard (herintrede in de arbeidsmarkt (re-integratie), taal, inburgering e.a.). Ook nu is de overheid zich nog onvoldoende bewust van de meerwaarde en het maatschappelijk rendement dat groene bewonersprojecten in woonbuurten en stadswijken ontwikkelen (Recht op Groen, 2005 ).

Moestuin Gillis Paradijs, Buitenhof, Delft (bron: Stichting Groenkracht)

23


2.3 Fricties in de planning GROTE VRAAG NAAR GROEN Beleidsmatig geldt een richtgetal van 75 m² groen per woning (Nota Ruimte 2006). De meeste grote gemeenten voldoen hier niet aan. Vooral in de Randstad is sprake van een groentekort dat oploopt tot 25 m² per woning (Atlas Natuurlijk Kapitaal, 2013). Het is te vrezen dat de huidige oppervlakte groen per woning niet behouden zal kunnen worden. In de stad groeit de oppervlakte bebouwing sneller dan de oppervlakte recreatief groen. Door de (toenemende) vraag naar woningbouw, de verwachte verdere groei van de bevolking en de vergrijzing wordt het tekort aan groen alleen maar groter (Recht op Groen, 2005).

ZWAKKE POSITIE VAN GROEN De planning van openbaar groen houdt van oudsher ongelijke tred met verstedelijking. Groentekorten in de stad maar ook daaromheen doen zich al decennia voor. Dat wreekt zich vooral in agglomeraties waar de stedelijke dynamiek groot is. Het groenareaal neemt 24

steeds meer af. Onderzoek geeft aan dat dagelijks 8 ha open ruimte in ons land verdwijnt. Een schrikbarend getal; in de woorden van de voormalige rijksbouwmeester ‘een onhoudbare realiteit’ (Dag van de Stadsrand; 20 november 2020). De vraagstukken in de stad stapelen zich steeds verder op en verdiepen zich. Klimaat, milieu, leefbaarheid, biodiversiteit en gezondheid vragen alle om groene en natuurgerichte oplossingen. De urgentie voor vergroening neemt hierdoor toe. Gelukkig zien we dat de afname van het groen in de steden de laatste periode is gestopt. In verschillende steden is er zelfs sprake van een kleine toename. Maar de vraag is of die trend doorzet (De Nijs, T., 2020).

ACTIEVE BEWONERS NOG WEINIG ONDERSTEUND Actieve bewoners initiëren en organiseren allerlei activiteiten voor en met de buurt. Waaronder buurt- en stadstuinen. Hun positie en financiële basis als vrijwilligers laten veel te Dakpark, Rotterdam (bron: hoekhoveniers. nl)

wensen over (Voorbij de tijdelijkheid van groene initiatieven; Sociale vraagstukken 2018). Daardoor zijn er fricties rond de instandhouding en continuïteit van bewonersprojecten. Ook krijgen bewoners niet steeds de medewerking waar ze om vragen of lopen ze vast in de gemeentelijke bureaucratie.

Door de opgave om de woningbouw in de stad te realiseren staat nu zelfs het bestaande groen onder druk


DISBALANS BURGERS EN GEMEENTE De Rotterdamse Rekenkamer beschrijft de fricties tussen burgerinitiatieven en gemeente in zijn rapport ‘Burgers op de Bres’ (2020). Jaarlijks zet 1 op de 120 Rotterdammers een initiatief op, aldus de rekenkamer. Alles bij elkaar opgeteld worden per jaar 2.000 burgerinitiatieven opgezet, waaronder initiatieven voor het verhogen van de (fysieke) kwaliteit van de buitenruimte. De meeste initiatieven zijn afhankelijk van de hulp en ondersteuning van gemeenten. Slechts veertig procent van de initiatiefnemer is tevreden over de hulp van de gemeente bij de uitvoering ervan, die vooral reactief en nauwelijks proactief is. ‘Ze (de gemeente, red.) vindt het klaarblijkelijk moeilijk innovatieve plannen die van buiten komen, volledig te omarmen’, concludeert de rekenkamer. Vaak is sprake van ‘lastige technische voorwaarden in het subsidieaanvraagproces’, aldus de rekenkamer. Als er subsidie komt, is die vaak bedoeld voor de opstartfase. Voor het voorzetten of uitbreiden van initiatieven is vaak geen of veel minder financiële ruimte. Initiatiefnemers in het fysieke domein lopen ook aan tegen ‘ambtelijke traagheid’ en een muur van onwil aan om beleid aan te willen passen. ‘Voor de gemeente blijkt het beleid over de gebouwde stad in de praktijk in beton gegoten. Terwijl het college ook zegt dat het flexibel met zijn regels wil omgaan om zoveel mogelijk samenwerkingen met burgers mogelijk te maken. Daar zit licht tussen’, stelt de directeur van de rekenkamer.

Verandering van het areaal groen in steden in hectare per periode gebaseerd op Landsat-satellietbeelden. Bron Imagem Groenmonitor.

25


26


3 WAARDEN VAN GROEN EN BLAUW


3.1 Menselijk kapitaal Uit onderzoek is bekend dat de fysieke leefomgeving een van de hoofdfactoren is die de gezondheid van mensen beïnvloeden, naast bijvoorbeeld leefstijl, biologische factoren of sociaaleconomische status (RLi; 2018). De omgeving en de hoeveelheid natuur blijken bepalende factoren (Gezondheidsraad; 2017). Indicatoren die de gezondheid met behulp van groen bevorderen zijn bewegen, ontspannen door natuur en deelnemen aan activiteiten in het groen. FYSIEKE GEZONDHEID Mensen bewegen te weinig. Een minderheid van de Nederlandse bevolking (45 procent) voldoet aan de bewegingsnorm (tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensief bewegen), terwijl 12 procent van de Nederlanders zelfs geen enkele dag 30 minuten lichaamsbeweging van enige intensiteit haalt. En dat terwijl bewegen juist een positief effect heeft op tal van gezondheidsdeterminanten, waaronder overgewicht. Ook verlaagt bewegen het risico op onder meer hart- en vaatziekten en diabetes mellitus (type II). Stedelijke gebieden met meer groen dragen aantoonbaar bij aan minder obesitas bij kinderen, omdat ze ongehinderd buiten kunnen spelen in aantrekkelijke speelruimten (Atlas Natuurlijk Kapitaal, 2013). Uit een groot aantal 28

onderzoeken blijkt dat de omgeving invloed heeft op duur en intensiteit van bewegen. Evaluaties van programma’s voor bewegingsstimulering wijzen uit dat een aantrekkelijke, groene omgeving dicht bij huis en de werkplek het meest aanzet tot bewegen. Meest voorkomende activiteiten zijn wandelen, fietsen, sport en spel. Mensen blijken het bewegen in een natuurlijke omgeving ook hoger te waarderen en houden het daardoor ook mogelijk langer vol (Mieras, M., 2014).

MENTALE GEZONDHEID Opgroeien en leven in de stad in een ‘versteende’ omgeving trekt een wissel op de vitaliteit van mensen. Stedelingen hebben meer last van stress en bewegen ook minder dan mensen die in een rurale omgeving leven. Krijgt dit een chronisch karakter dan heeft dat ingrijpende gevolgen voor de

Vondelpark, Amsterdam


gezondheid: stress verandert het eetpatroon waardoor gemakkelijk overgewicht ontstaat, het afweersysteem gaat op een lager pitje waardoor ziekte een kans krijgt, hart en vaatziekten liggen op de loer en ook de hersenen zelf hebben te lijden. Deze verschijnselen treden op bij mensen die in gebieden wonen met een geringe hoeveelheid groen en afwezigheid van parken. Stadsbewoners kampen 21 procent vaker met angst-

stoornissen en 39 procent vaker met depressie dan op het platteland. Mensen die in de stad opgroeiden kampen zelfs 50 procent vaker met schizofrenie. Dat doet de stedelijke leefomgeving kennelijk met mensen. Mensen die opgroeien in een verstedelijkte omgeving zijn het gevoeligst voor omgevingsprikkels en stress, hebben dus de grootste behoefte aan natuur, maar zijn desondanks juist minder geneigd die natuur op te

zoeken. Door die verminderde zelfcontrole laat de stedeling zich gemakkelijk meeslepen in een levenspatroon vol drukte en stress. Bij kinderen

Stedelingen hebben de grootste behoefte aan natuur maar zijn minder geneigd die op te zoeken

29


wordt die vicieuze cirkel nog versterkt door de (voortschrijdende) teruggang van het buitenspelen. Andersom gaat meer groen in de nabijheid gepaard met een betere gezondheid en een lagere overlijdenskans. Internationaal wetenschappelijk onderzoek ondersteunt de gunstige invloed van natuur op gezondheid (Mieras, M., 2014). Natuurbeleving en activiteiten in het groen zoals groenbeheer (onderhoud en dergelijke) dragen bij om gezonder en prettiger en met minder stress, te leven in een stedelijke omgeving. Een beetje natuur heeft al een grote invloed op kinderen en volwassenen. Het maakt mensen blijer, kinderen taakgerichter én socialer. Het helpt ze te leren. In de natuur bewegen kinderen gevarieerder. Zelfs meer nog dan op een sportveld (idem). Er is goede reden om aan te nemen dat natuureducatie, kinderen vroeg vertrouwd maken met en geïnteresseerd maken in natuur, natuurlijke speelgelegenheden en groene schoolpleinen een wezenlijke bijdrage leveren aan gezondheid en leerklimaat. En basisgereedschappen vormen om voor een gezonde ontwikkeling (idem). Het zelfde geldt voor volwassenen die in verbinding staan met de natuur. Een korte wandeling in het groen heeft al een positieve invloed op onder

meer stemming, concentratie, zelfdiscipline, (fysiologische) stress en sociaal functioneren. De rustgevende invloed van natuur blijkt zonneklaar uit een vergelijking waarbij werknemers na een wandeling tijdens de lunchpauze in een groene omgeving bij terugkomst productiever bleken dan collega’s die een blokje om waren geweest in een stedelijke omgeving. Natuur werkt als ‘vluchtheuvel voor de geest’ (Symposium IVN; 2017).

GEZONDER DOOR ACTIVITEITEN IN HET GROEN Actief zijn in het groen zoals groen- en natuuronderhoud, tuinieren en groente verbouwen, veelal samen met anderen, komt steeds veelvuldiger voor. In steden en dorpen, zowel nationaal als internationaal, is dit hét basisuitgangspunt van groene bewonersprojecten. Deze

bijzondere vorm van ‘groene recreatie’ draagt sterk bij aan gezondheid en welbevinden (zie ook 3.3) en kan worden gezien als onderdeel van een groter perspectief: sociaalmaatschappelijk welzijn, en de mate waarin mensen in staat zijn regie over hun leven te voeren en sociale veerkracht te ontwikkelen (RLi, 2018). De kracht is de combinatie van bewegen, effect van natuur op mentale gesteldheid, sociale interactie en educatie. Van zelfstandig en samen met anderen ‘werken’ in het groen zoals groente verbouwen en planten verzorgen, mindful bezig zijn, zorgzaam zijn voor de natuur en elkaar, dingen maken en spelenderwijs leren van natuur en voedsel. De combinatie van groene waarden en activiteiten snijdt aan twee kanten. Zowel het individu als de groep worden hier beter van. In tal van groene bewonersprojecten komt dit naar voren.

Een beetje natuur heeft al grote positieve invloed op kinderen en volwassenen

30 Moesbakken voor ouderen (bron: moestuinweetjes.com)


31


3.2 Sociaal kapitaal Over de relatie tussen sociale factoren en stedelijk groen (inclusief volkstuinen en collectieve groene activiteiten) is nog weinig onderzoek gedaan (Gezondheidsraad, 2012/10). Activiteiten en getuigenissen van bewoners geven blijk van tal van positieve, sociale effecten van groene buurtprojecten in de stad. Indicatoren die bijdragen aan sociale kapitaalvorming zijn: sociale cohesie, netwerkvorming en bijdragen aan de omgeving. Overkoepelende waarden die hiermee tot stand komen zijn gemeenschapsvorming en inclusiviteit. INVLOED VAN DE STAD De Gezondheidsraad constateert dat verhoogde gezondheidsrisico’s in de westerse landen veelal samen hangen met een stapeling van ongunstige omstandigheden in bepaalde buurten (Gezondheidsraad, 2017). Over de invloed van sociaaleconomische verschillen is weinig bekend. De beperkte gegevens suggereren dat mensen uit een lage sociaaleconomische klasse meer baat bij groen in de nabijheid hebben dan mensen uit hogere sociaaleconomische klassen (idem). Die waarneming kan deels ruimtelijk worden verklaard omdat deze mensen vaak wonen in oudere, verdichtte stadswijken. Zulke wijken onderscheiden zich dan in ongunstige zin van andere door fysieke (meer luchtverontreiniging, meer geluidoverlast, meer

32

industrie), sociale (minder huizenbezit, meer vergrijzing, lagere opleiding, lager inkomen) en ruimtelijke kenmerken (goedkopere woningen, hogere woningdichtheid, minder toegankelijk groen) (idem).

SOCIALE COHESIE Groen en natuur bieden gelegenheid voor ontmoeting en sociale activiteiten. In de stad worden parken steeds veelvuldiger gebruikt voor uiteenlopende activiteiten en door verschillende doelgroepen. Stadsparken met een centrale ligging die goed bereikbaar zijn, zijn populair bij stadsbewoners en bezoekers. Uit onderzoek in Amsterdam blijkt dat laag opgeleiden en mensen met een laag inkomen minder vaak gebruik maken van parken en stedelijk groen dan mensen met een hoog opleidingsniveau. Ook blijken mensen ertoe te neigen

het groen dichter bij huis op te zoeken (Van Kempen, H., 2013). Die toenemende interesse in groen nabij de woonomgeving hangt mogelijk samen met de ontwikkeling van initiatieven voor buurttuinen door bewoners. Deze projecten zijn aansprekend voor uiteenlopende doelgroepen en vormen in meerdere opzichten een aanwinst voor de stadswijk. Interactie tussen buurtbewoners met uiteenlopende achtergrond en sociale kenmerken is één van de meest prominente aspecten van buurt- en stadstuinen. Opvallend is het plezier en de bevrediging die mensen ervaren van het samen zijn met elkaar en bezig zijn in de natuur (Oranjefonds en Groen Dichterbij; IVN). Buurttuinen vullen een gat dat gevallen is nadat voorzieningen en detailhandel zijn verdwenen


Westbroekpark, Den Haag

uit de wijk. Een bewoner uit Amersfoort verwoord dit treffend: ‘ik merk dat het veel moeilijker is dan vroeger is om contacten te leggen. Toen waren er feestjes, kwamen mensen elkaar tegen bij de winkel. Al die faciliteiten zijn er niet meer. En als mensen geen plek hebben om elkaar te ontmoeten, dan gebeurt het niet’ (t Huis van Bartels. Amersfoort). Over het belang van de buurttuin merkte dezelfde bewoner op: ‘als men elkaar ontmoet, is er ook meer begrip voor elkaar. Als je elkaar kent, houd je ook makkelijker rekening

met elkaar. Dat kan veel problemen voorkomen.’ Een bestuurslid vult aan: ‘het Huis van Bartels heeft intussen een niet meer weg te denken sociale functie in de wijk’ Een opmerkelijk effect is ook de positieve invloed op bewoners van lagere sociaaleconomische klasse. Minder of nietactieve bewoners (vaak lager opgeleid, minder of geen geld, kampend met fysieke, mentale en sociale problematiek) krijgen via actieve bewoners in buurttuinen kansen om

deel te nemen aan sociale en andere activiteiten en kunnen zo in een opwaartse spiraal terecht komen (gezonder, socialer, leren van vaardigheden, beter communiceren, meer zelfrespect en vertrouwen, betere economische perspectieven e.a.). Het bestuurslid van het Huis van Bartels in Amersfoort merkt over een oudere alleenstaande man op die klusser is en nu heel vaak gevraagd wordt voor allerhande klusjes: ‘hij voelt zich nu zo waardevol, hij wordt gevraagd, hij leeft gewoon op’. 33


NETWERKEN Buurttuinen zijn netwerkknooppunten in de wijk. Frequent wordt vanuit een groen bewonersproject samenwerking gezocht met andere partijen en andere bewoners. Zo ontstaan verbindingen tussen buurtbewoners, generaties en culturen, en met instanties zoals de gemeente (Duffhues, L. , 2015). Als spin off kunnen andere organisaties en allianties ontstaan. Het project de Compostbakkers bijvoorbeeld, verbonden aan het bewonersproject ‘samen tuinen’ in Mariahoeve, Den Haag, heeft een informeel netwerk doen ontstaan van mensen in de stad die organisch afval verzamelen. Met 25 plekken in de stad en een inzameling van 5000 ton compost door 30-40

De buurttuin heeft een niet meer weg te denken sociale functie in de wijk

huishoudens per plek gaat het al gauw om enkele honderden mensen die zo betrokken zijn bij de afvalinzameling. Netwerkvorming rond groene bewonersinitiatieven kan ook ruimtelijk van betekenis zijn. Een voorbeeld is de Groene Connectie in Rotterdam waar de infrastructuur, het daarmee verbonden groen en de actieve bewoners een kralensnoer vormen van groene plekken. Tuinen, openbaar parkgebied, niet ingericht terrein, routestructuren en belendend groen worden samengebracht in een samenhangende structuur. Vanwege het overstijgende karakter hebben deze projecten een grotere betekenis voor de stadskwaliteit.

BIJDRAGEN LEVEREN Kenmerkend voor stads- en buurttuinen zijn doelen en activiteiten die staan voor de common good. Duurzaamheid, zorg voor de natuur (biodiversiteit), klimaat (waterberging) en elkaar

Buurttuin Huis van Bartels, Amersfoort (foto: Riekje Hofman)

34

Groene Connectie, Rotterdam (bron: degroeneconnectie.nl)

(sociaal vangnet, ontmoeting en uitwisseling, verbinden) zijn frequent voortkomende leitmotieven. Opvallend is de gedrevenheid en toewijding die bewoners hierbij aan de dag leggen. In de meeste gevallen zetten bewoners hun tijd en energie ‘vrijwillig en onbezoldigd’ in. Dat is overigens niet onproblematisch. Gemeenten plachten die activiteiten nog vaak als een vorm altruïsme te zien waar verdiensten of andere wederdiensten niet per se op van toepassing zijn (Tonkes, E. ,2014). Betrokken bewoners die zich vrijwillig inzetten (en ook sociaal ondernemers die vaak voor een appel en een ei werken) denken daar anders over. Vanwege de maatschappelijke waarden die worden gegenereerd is financiering vanuit de overheid een gedachte die sterk leeft bij betrokken actieve bewoners. Dat geldt ook voor andere vormen van ondersteuning die zij graag zien (ruimte, opleiding, advies omtrent regelgeving en andere).


FOOD FOR GOOD: GROENE OASE IN DE WIJK DIE MENSEN VERBINDT Food for Good is een grote biologische voedseltuin met een stuk bos van 7000 m2, gelegen in een Utrechtse ‘probleemwijk’ uit de jaren zestig met veel portiekflats. In de moestuin worden groenten, fruit en bloemen verbouwd. De tuin is er voor iedereen: sociaal zwakkeren, mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt, buurtbewoners, ouderen, jongeren. Bij Food for Good staat de integratie van kwetsbare mensen en buurtbewoners voorop. Vrijwilligers en buurtbewoners begeleiden en ondersteunen sociaal kwetsbaren zoals verslaafden, daklozen en mensen met psychiatrische problemen bij het werken in de tuin. Mensen worden opgevangen en kunnen hier tot rust komen en tot zichzelf komen. En ook hobby’s en passies verwezenlijken zoals Hamid. Na een zwaar leven met depressiviteit zorgt hij nu voor de bijen die de planten in de tuin bestuiven. Zowel hijzelf als de moestuin varen er wel bij. Projectleider Hans Pijls verwoordt het als volgt: “We doen in gewassen en voedsel om mensen met elkaar te verbinden. Het gaat om zingeving en ontmoeting. We activeren mensen, laten ze participeren, weer meedoen en bijdragen aan de samenleving. Je hebt het over welzijn en dagbesteding, over gezondheid door meer te bewegen. Aan de wijk wordt biodiversiteit en leefbaarheid toegevoegd. De tuin biedt een stuk bewustwording over hoe ons voedsel wordt verbouwd en hoe de natuur werkt. Stadslandbouw, zorgtuin, buurttuin, Food for Good is het allemaal.” De opbrengst van de oogst wordt verkocht aan buurtbewoners, voedselcoöperaties zoals Voedselbank en lokale restaurants. Zo voorziet de moestuin de wijk ook van gezond voedsel. Food for Good zorgt ook voor werkervaringstrajecten en participatiemogelijkheden binnen de participatiewet. Er zijn verschillendel werkvelden waarbinnen mensen ervaring kunnen opdoen zoals administratie, communicatie, horeca, teler oesterzwammen, klusser, hovenier, gastvrouw en verkoop. Hans Pijls: “Je ziet mensen hun leven oppakken op de tuin. Dat ze steeds meer taken op zich nemen. Dat mensen genieten van de tuin, dat ze weer zichtbaar zijn.” En wat binnen de tuin aan contacten wordt opgebouwd, zet zich daarbuiten voort, weet coördinator Heitman: “Zo spreken een paar vrouwen buiten Food for Good met elkaar af en er is een groepje dat samen eet bij het sociale restaurant Resto VanHarte. Het contact houdt niet op bij het tuinhek.”

35


3.3 Natuurlijk kapitaal In het denken over het duurzamer maken van de samenleving zijn ‘biodiversiteit’ en ‘ecosysteemdiensten’ tegenwoordig sleutelbegrippen. Gezonde ecosystemen zijn van belang voor het behoud van biodiversiteit, maar omgekeerd is biodiversiteit ook essentieel voor gezonde ecosystemen. Tot een ecosysteem worden ook bodem, water en lucht gerekend. Gezonde ecosystemen leveren de samenleving veel goeds op, de zogeheten ecosysteemdiensten. Deze ecosysteemdiensten zijn alle belangrijk voor de Nederlandse volksgezondheid en ook voor de intrinsieke kwaliteit van de natuur (Gezondheidsraad, 2017). Er zijn kwantitatieve gegevens over de ontwikkeling van zeventien ecosysteemdiensten in Nederland beschikbaar. De informatie hierover is samengebracht in de Atlas Natuurlijk Kapitaal, 2013. Voor de duiding van de ecologische betekenis van stedelijk groen beperken we ons hier tot de relatie met enkele op de voorgrond dringende opgaven: biodiversiteit*, voedselproductie (stadslandbouw), klimaat en milieu, en het belang van bodem en ondergrond.

BIODIVERSITEIT Onder biodiversiteit wordt verstaan: de levende wereld met al haar variatie. Het gaat om diversiteit aan soorten, genetische variatie binnen soorten en ecosystemen; het wereldwijde web van voedsel en organismen (Vet, L., 2020). De teruggang van de biodiversiteit is een groot probleem dat wereldwijd en ook nationaal sterk speelt. Zo is er sprake van een tekort aan drachtplanten voor bestuiving, wilde bijen en van biotopen voor tal van diersoorten als vleermuizen, vogels, insecten en amfibieën. De Gezondheidsraad 36

signaleert dat afname van de biodiversiteit ook risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Dit geldt voor bijvoorbeeld de verspreiding van infectieziekten. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en Conventie Biologische Diversiteit (CBD) komen tot een soortgelijke conclusie (Gezondheidsraad, 2017). Zorg over de teruggang van biodiversiteit is aanleiding om, naast het terugdringen van schadelijke emissies zoals uitstoot van stikstof, te zorgen voor krachtige groenstructuren in de stad en ecologische (stad-land) verbindingen.

Inspanningen hieromtrent vinden nog vaak op te kleine schaal plaats (groene daken, vergroening van parkeerplaatsen, natuur inclusief bouwen) of zijn vrijblijvend (particulieren stimuleren om te onttegelen). Substantiële inzet van de overheden, vooral rijk en gemeenten, gecombineerd met die van marktpartijen, ontbreekt nog. *Biodiversiteit wordt in de atlas geduid met condities vanuit de relevante ecosysteemdiensten zoals bestuiving. Rijksmuseum, Amsterdam


37


GROEN EN STADSLANDBOUW (productiedienst) Stedelijk groen wordt steeds meer gebruikt voor het produceren van voedsel in stads- en buurttuinen en recent in voedselbos in en om de stad. In stads- en buurttuinen wordt de behoefte aan het verbouwen van (gezond) voedsel verbonden met groene recreatie, sociale cohesie, educatie (kennis doorgeven aan kinderen) en doelen als zorg voor natuur en biodiversiteit, het verwerken van afval of het onderhoud van groen. Door zelf voedsel te verbouwen

krijgen bewoners inzicht in de herkomst, groei en bloei van voedselgewassen en wordt de psychologische en fysieke afstand tussen consument en voedselproductie verkleind (Stadslandbouw, WUR). De interesse in voedsel uit de natuur blijkt ook het gebruik van openbaar groen als ‘eetbaar landschap’. Mensen rapen bijvoorbeeld tamme kastanjes, walnoten en hazelnoten, en verzamelen ook kruiden en eetbare planten. Voedselproductie gaat zo samen met grotere leefbaarheid en verbeterde kwaliteit van de woon- en stedelijke leefomgeving

en draagt ook bij aan een efficiënter ruimtegebruik in de stad. Plekken die een door buurtbewoners -minder gewenste- betekenis als kijkruimte hebben en zijn omgevormd tot collectieve moestuin zijn illustratief voor die meerwaarde. De samen tuinen in de wijk Mariahoeve, Den Haag, zijn een goed voorbeeld. Wat begon als een vlindertuin gesticht door bewoners aan de rand van de stad heeft zich in de wijk ontwikkeld tot een bloeiend en goed georganiseerd project voor stadslandbouw.

Dakakker, Rotterdam (bron: dakakker.nl)

38


Ecosysteemdiensten van bomen (bron: natureinthecity.nl)

Bij stadslandbouw wordt de afstand tussen de consument en de voedselproductie verkleind GROEN EN KLIMAAT (regulatiedienst) De klimaatverandering doet zich sterk voelen in de gebouwde omgeving en de verdichtte stad. Het wordt heter, het regent vaker en heviger met wateroverlast tot gevolg. Tegelijkertijd is sprake van toenemende droogte en dreigende watertekorten, zowel drinkwater als water voor de landbouw. Klimaatregulatie kan deels plaats door goede

groenvoorzieningen, beperken van verhard oppervlak en ruimte voor waterberging (beperken hitte- en wateroverlast en droogte). Bomen verbeteren de luchtkwaliteit, zorgen voor langdurige CO2 binding en zorgen bij hevige regen voor vertraagde afgifte van water naar de bodem. Ook dragen bomen bij aan het beperken van hitteoverlast in de stad. Dit effect is sterker als de schaduw van bomen op verharding valt. Een in de

Verenigde Staten ontwikkeld model i-Tree Eco geeft inzicht in de ecosysteemdiensten die bomen kunnen vervullen (Kuijper, F., 2018) (zie ook bij 3.4). Maatregelen voor klimaatadaptatie worden frequent gecombineerd en toegepast in stads- of buurttuinen. Een voorbeeld is het Sterrenburgpark in Dordrecht waar een plek met wateroverlast samen met bewoners is omgevormd tot een waterspeelplaats. 39


Waterberging en speeltuin; Sterrenburgpark, Dordrecht (bron: groenblauwdordrecht.nl)

GROEN EN MILIEU (regulatiedienst) De stadskwaliteit is sinds de industrialisatie in tal van opzichten sterk verbeterd maar kampt met nieuwe milieuproblemen door uitstoot. Slechte luchtkwaliteit en een overmaat aan verkeerslawaai vooral in de randstad eisen jaarlijks vele slachtoffers. Omdat slachtoffers anoniem zijn en geen directe dader kan worden aangewezen is het vraagstuk diffuus (Woudenberg, F., 2017). Ingesleten gewoonten en gedrag omtrent ruimtegebruik en transport (autobezit en automobiliteit) belemmeren een effectieve aanpak. Goede luchtkwaliteit en

Bomen verbeteren de luchtkwaliteit, binden CO2 en vertragen de afgifte van water naar de bodem 40

beperken van geluid dragen bij aan de gezondheid in de stad. Groenvoorzieningen zijn al in de periode van de industrialisatie aangemerkt als wezenlijk voor een goed stadsmilieu (groene longen). Resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek onderbouwt de rol die groen en bomen kunnen vervullen voor verbetering van de luchtkwaliteit (afvang fijnstof, vastleggen CO2) en geluidwering (adsorptie door groen) (Kuijper, F., 2018).

GROEN, BODEM EN ONDERGROND (regulerende dienst en abiotische bron) Bebouwing, betegeling, asfaltering, bekabeling en buistransport hebben het aandeel open bodem en ook water in de stad en groeiomstandigheden voor groen aanmerkelijk ingeperkt. De reikwijdte en impact op het leefmilieu in de stad is lang genegeerd. Recent is sprake van een kentering en worden bodem

en ondergrond als assets meer erkend en ook beschermd. Gemeenten geven ook meer aandacht aan dit onderwerp onder andere door informatie te bundelen en toegankelijk te maken. Voorbeelden zijn de gemeente Amsterdam (Timar, E., 2019) en Rotterdam (Zonder ondergrond geen bovengrond, 2018). De klimaatverandering maakt de noodzaak voor die aandacht urgent. De bijdrage van de bodem om steden klimaatbestendiger te maken, is in beleid echter vaak nog onderbelicht. Om gemeenten een handvat te bieden, heeft het RIVM met behulp van kaarten inzichtelijk gemaakt hoe het percentage onbedekte bodem en de hoeveelheid groen per woning zich verhoudt tot bestaande richtlijnen die het klimaatbeleid ondersteunen (Claessens, J. W., 2012). Op basis van deze kaarten kunnen beleids- afwegingen worden gemaakt, bijvoorbeeld op welke plek in een wijk de investering in parken en plantsoenen het meeste loont.


DRUKTE IN DE OPENBARE RUIMTE Toenemende aanspraken van gebruikers, bewoners en toeristen en opgaven om de stad duurzaam en klimaatbestendig te maken leiden tot steeds complexere ontwerp- en inrichtingsopgaven. De druk op de stedelijke openbare ruimte is aanleiding vraagstukken steeds meer integraal aan te pakken. Boven de grond is met een meer samenhangende aanpak winst te behalen door ruimte voor (auto) mobiliteit af te wegen ten opzichte van langzaam verkeer en verblijfskwaliteit. Ook ondergronds is winst mogelijk door reorganisatie van kabels en leidingen (bundeling, reallocatie, sanering) en verbetering van de voor groen, waterberging en biodiversiteit wezenlijke condities van bodem, waterhuishouding en ondergrond. Verschillende gemeenten zijn hiermee bezig. Afhankelijk van de problematiek worden verschillende accenten gelegd (Pols, L., 2020).

Impressie bovengrond en ondergrond, Amsterdam (bron: Denk Dieper, gemeente Amsterdam / beeld: Infographicmedia)

41


3.4 Economisch kapitaal De economische waarde van groen en water spitst zich nu toe op de waarde voor vastgoed en werkgelegenheid. De economische betekenis van groen door maatschappelijke baten krijgt nog beperkt aandacht. Meer inzicht in de waarden van groen en blauw voor klimaat, milieu, gezondheid, sociale cohesie en biodiversiteit, en in de financiële implicaties brengt een breder economisch palet in beeld. Daarmee komt ook een bredere afweging in zicht van kosten en baten de stad. Dat biedt kansen voor een vernieuwde boekhouding van stadsplanning waar reëlere, financiële én waardengerichte, keuzen worden gemaakt. Belangenafwegingen en besluitvorming over rood, groen en blauw worden hierdoor evenwichtiger. Economische waarden van groen en blauw die nu in beeld zijn, zijn verbonden met vastgoed en wonen, gezondheid en leefbaarheid, klimaat en milieu. Tools die in ontwikkeling zijn dragen bij aan inzicht in de relevante indicatoren, en ruimtelijke en financiële aspecten. VASTGOED EN WONEN Stadsgroen en -water hebben een directe economische waarde voor woningen. De waardestijging varieert afhankelijk van de ligging van de woning: van circa 15 procent bij zicht op water, 10 procent bij open ruimte, tot circa 5 procent bij een park of plantsoen. Kopers zijn ook bereid meer te betalen voor hun woning als deze direct grenst aan openbaar groen of water. Of bij aanwezigheid van aantrekkelijke natuur in de buurt van de woonplaats (circa 5 procent tot 10 procent). Hogere huizenprijzen hebben ook een hogere OZB-waarde tot gevolg en dus meer inkomen 42

voor de gemeente (Jókövi, E.M., 2003).

GEZONDHEID EN LEEFBAARHEID

Groen in de stad is ook belangrijk als goed vestigingsklimaat doordat ondernemingen en werknemers, waaronder expats, een plezierige omgeving voor wonen en werken wordt geboden. Vooral kennisintensieve en internationale bedrijven en hoger opgeleiden kijken naar die kwaliteit. Daarbij wordt groen in de wijk belangrijker gevonden dan grote groenelementen in de regio (idem). Verder verhoogt groen en water in en om de stad de toeristische waarde en de inkomens in de recreatiesector.

Door de positieve invloed van groen en natuur bewegen mensen meer, hebben zij minder stress en nemen mensen meer deel aan maatschappelijke activiteiten. Die effecten leiden tot geringer arbeidsverzuim en minder aanspraak op zorgvoorzieningen en diensten. Goede groenvoorzieningen in de stad dragen dus bij aan gezondheid preventie en beperking van zorgkosten. Het precieze verband tussen aanwezig groen en die vermeden kosten is voor concrete situaties lastig te preciseren vanwege de vele variabelen en de complexiteit


Groen is belangrijk voor het vestigingsklimaat; het aantrekken van ondernemers en expats

Verkoop lokale voedselproducten (bron: foodforgood.nl)

van die materie. Pogingen om een verband te leggen tussen kosten en kostenhouders, en baten en baathouders, zoals zorgverzekeraars, bewoners en ook gemeenten, zijn daardoor ook nog niet hard te

maken (RIVM 2013/2019). Een soortgelijke redenering geldt voor (actieve) bewoners die zich via groene projecten in de wijk inzetten voor mensen met een

achterstandspositie die te kampen met uiteenlopende problematiek (sociaal, financieel, integratie, taal). Activiteiten die bijdragen aan de zelfstandigheid, zelfredzaamheid hebben tot 43


gevolg dat mensen sneller en effectiever worden geholpen bij herintreding op de arbeidsmarkt, inburgering en andere. Ook dragen het verbouwen van groente en het gezamenlijk eten bij aan armoedebestrijding, en vermindering van sociaal isolement en eenzaamheid. Dit leidt tot minder aanspraak op uitkeringen en maatschappelijke voorzieningen. Naarmate kennis en inzichten toenemen kan een situatie ontstaan dat deze kwestie kantelt. Vermeden kosten voor gezondheidszorg én sociale zekerheid kunnen dan bijvoorbeeld worden ingezet voor vergroening van de stad. Dit onderwerp maakt deel uit van de zoektocht die nu plaats vindt bij de ontwikkeling van meet- en rekentools (zie verder bij tools).

KLIMAAT EN MILIEU De klimaatverandering en milieuproblemen in de stad vragen om maatregelen die de negatieve effecten op de leefbaarheid verminderen of neutraliseren. De ruimtelijke inrichting van groen en water, en bodem en ondergrond kunnen hiervoor ingezet worden. Een inrichting die aldus adaptief wordt ingericht en is toegerust om bijvoorbeeld hevige regenbuien op te vangen en te bufferen leidt, zoals bij gezondheid het geval is, tot vermeden kosten. 44

Wonen in het groen, Eva Lanxmeer, Culemborg (bron: urbanbluegrids.com)

Groen dat bijdraagt aan het temperen van klimaateffecten leidt tot besparing op energiekosten


Bijvoorbeeld voor beperking van uitgaven voor de riolering (minder investeringen en onderhoudskosten, langere levensduur, minder kubieke meters te reinigen water en dergelijke). En bij problematiek rond luchtkwaliteit en geluid: vermeden kosten door afvangen van fijnstof en geluidwering met groen. Een soortgelijk effect treedt op in de relatie tussen groen en vastgoed. Als groen bijdraagt aan het temperen van klimaateffecten (beschutting door bomen, groene daken en dergelijke) wordt bespaard op energiekosten (kosten van verwarming en airconditioning). Idealiter dragen die oplossingen ook bij aan extra kostenbeperking als vergelijkbare civieltechnische oplossingen tot hogere investeringen en, of onderhoudskosten zouden leiden. Het inzetten van de natuur om steden en landelijk gebied adaptief te maken wordt verder uitgewerkt in het EU- concept Nature Based Solutions (European Commission, 2015). In dit concept wordt gezocht naar natuurlijke oplossingen die meerdere doeleinden dienen: een duurzame stedelijke ontwikkeling, herstel van gedegradeerde ecosystemen (en impuls voor biodiversiteit), klimaatadaptatie en mitigatie, en verbeteren van risicomanagement en veerkracht.

TOOLS Er zijn verschillende tools die de waarde van groen en blauw financieel onderbouwen. Zo brengt de TEEB Stadtool de kosten en baten in beeld van een aantal ecosysteemdiensten (RIVM, 2013/2019). De tool vormt een uitwerking van TEEB, The Economics of Ecosystems and Biodiversity, een wereldwijd initiatief uit 2007 dat wordt gefaciliteerd door de Verenigde Naties. Met de Groene Batenplanner (RIVM; in ontwikkeling), een doorontwikkeling van de TEEB Stadtool, wordt een verband gelegd met ruimtelijke ontwikkeling. Data over groentypen, waarden, indicatoren en effecten en kosten en baten worden daarbij in verband gebracht met het kaartbeeld. Met de GBP kan zo worden gesimuleerd welke meerwaarde ontstaat door groen en water toe te voegen aan de inrichting van een woon- of werkgebied. Ruimtelijke afweging en keuzen voor functies en

inrichtingen kunnen hierdoor meer onderbouwd plaats vinden (City Deal WGBS; 2017/2018). Sinds de lancering van het VN initiatief nemen de kennis van de waarde van groen, bijvoorbeeld voor klimaat en milieu, en de financiële baten steeds verder toe. De i-Tree Eco tool is een voorbeeld van innovatie op dit vlak. Aan de hand van het bladoppervlak en de stamdiameter van bomen kan de tool diverse baten berekenen, zoals water afvang, afvang van luchtvervuilende stoffen, CO2 vastlegging en CO2 voorraad. Varianten van de tool gaan dieper in op een bepaald thema, zoals de relatie tussen ondergrond, bodembedekking en de bijdrage van bomen aan hemelwaterregulering. Met behulp van de i-Tree Eco tool kunnen de baten van bomen ook financieel worden berekend (winst voor verkoeling, waterregulering en luchtkwaliteit) (Kuijper, F., 2018).

Modelberekening I-Tree (bron: De Baten van Bomen. Platform i-Tree Nederland)

45


3.5 Cultureel kapitaal De stad is voortdurend in ontwikkeling. Gebruik, inrichting en beheer van de stad worden steeds aangepast aan de eisen van de tijd en de opgaven die spelen. In deze tijd staat de stad voor de opgaven om de stad klimaatbestendig te maken, woningen toe te voegen en te blijven zorgen voor de leefbaarheid voor stadsbewoners en toeristen. Dat vraagt ook een kwalitatieve inrichting van de openbare ruimte met groen. Voor het culturele kapitaal van groen en parken zijn veel aspecten belangrijk. Hieronder worden enkele aspecten uitgelicht: groen voor recreatie, groen voor verbindingen tussen mensen en met de omgeving, en groen voor educatie. GROEN VOOR RECREATIE Groenvoorzieningen zijn belangrijk voor uiteenlopende vormen van recreatie in de woonomgeving, van sporten in de buitenlucht tot een natuurwandeling maken. In de stedelijke omgeving is er

46

een tekort aan mogelijkheden voor ‘groene recreatie’. Bijna 40 procent van de Nederlanders woont in een wijk woont met een tekort aan groene recreatievoorzieningen. De tekorten zijn het hoogst in de Randstad (Dassen, T., 2012). In de periode 1990-2013 is

de verhouding tussen vraag en aanbod in stedelijk gebied voor fietsen en wandelen, de twee populairste vormen van vrijetijdsbesteding buitenshuis, ongunstiger geworden. Dat wordt veroorzaakt

Kleurrijk festival, buurttuin Huis van Bartels, Amersfoort (foto: Saskia Berdenis van Berlekom )


door sterke toename van de stedelijkebevolking en de vergrijzing. (Gezondheidsraad, 2017). Ook het bestaande tekort aan recreatieve routes (stad-landverbindingen) wordt hierdoor manifester. Gemeenten en organisaties als Staatsbosbeheer nemen initiatieven om die verbindingen te verbeteren (Groene metropool, Staatsbosbeheer). Door verwachtte verdere vergrijzing en verstedelijking zal de ongunstige trend in de groene recreatie in de leefomgeving zich waarschijnlijk voortzetten. De Gezondheidsraad adviseert dan ook om meer groen aan te leggen in de stad en daarbij ook aandacht te hebben voor waterberging en verkoeling (Gezondheidsraad, 2017).

GROEN VOOR VERBINDING

EVENEMENTEN IN GROEN Evenementen in het groen zijn populair en trekken vaak massa’s mensen aan. Bekend is het veelvuldig gebruik van stadsparken voor muziekfestivals en sociale acties. Dat geldt ook bij festivals met een bindend, sociaal of werelds, thema dat mensen verbindt. Voedsel is zo’n onderwerp dat mensen aanspreekt. Niet alleen in stadsparken maar ook in buurten en wijken brengt dit veel mensen op de been. De sociale en culturele betekenis van voedsel is groot en aansprekend voor mensen van verschillende afkomst en nationaliteit. In veel groene bewonersprojecten wordt regelmatig gemeenschappelijk gekookt en gegeten. Ook worden veel workshops in buurten georganiseerd op basis van gezonde, internationaal georiënteerde keukens. Hierdoor hebben buurt- en ook stadstuinen een belangrijke bindende functie in de woonomgeving.

Door bevolkingstoename en vergrijzing nemen de tekorten aan wandelen en fietsen toe

Natuur en groen zijn ook een bindende factor tussen mensen. Voor veel stadsen buurttuinen is dit een hoofduitgangspunt. Een bijzonder aspect is de betekenis van het groen voor mensen die minder goed kunnen meekomen. Groene buurtprojecten halen mensen uit hun sociaal isolement en zorgen voor beter contact. Rondom dit thema heeft het Oranjefonds in 2015 zelfs een programma Groen Verbindt Parade, Den Haag (bron: theaterfestival.info)

47


gestart. In dit programma werden 25 groene projecten drie jaar lang gesteund met geld, kennis en aandacht. Het universele karakter van natuur en thema’s als voedsel, beheer en educatie blijkt ook uit de aantrekkingskracht die stadsen buurttuinen hebben op mensen uit uiteenlopende culturen en etnische afkomst. Voor stadswijken met persistente sociale problematiek kunnen dit soort bewonersprojecten van grote waarde zijn. In de door bewoners opgezette StadsOase Spinozahof bij de Schilderswijk in de binnenstad van Den Haag

bijvoorbeeld zijn mensen betrokken vanuit 22 nationaliteiten. De tuin vormt een sociale ontmoetingsplek en zorgt voor meer cohesie, rust en veiligheid in de buurt. Stads- en buurttuinen dragen zo bij aan een meer inclusieve en vitale samenleving waar mensen zich prettiger en meer thuis voelen. Door die verbinding met anderen en de natuur neemt hun veerkracht toe en kunnen ze beter tegen een stootje.

GROEN VOOR EDUCATIE (EN WETENSCHAP) De natuur is één van de belangrijkste bronnen

Moestuinieren, Nationale tuinweek (bron: groenvandaag.nl)

48

voor onze kennis en kennisoverdracht. Door de natuur te bestuderen, begrijpen we het menselijk lichaam beter. Maar ook flora en fauna en processen in de bodem die bepalend zijn voor de bodemvruchtbaarheid en daarmee voor ons voedsel (Atlas Natuurlijk Kapitaal, 2013). Het leren van natuur in en ook buiten de stad vindt ook plaats in samenwerking met bewoners en vrijwilligers. Zo helpen vrijwilligers mee om gegevens over flora en fauna te verzamelen. Tientallen burgers doen bijvoorbeeld jaarlijks als vrijwilliger mee aan de (tuin) vlindertelling, georganiseerd


Tuinen van Mariahoeve, Den Haag (bron: demariahof.wordpress.com)

Met natuureducatie leren kinderen over de herkomst van ons voedsel en welke weg het aflegt tot de supermarkt door de Vlinderstichting. Deze telling geeft een beeld hoe het met de vlinders in Nederland is gesteld. Stedelijk groen biedt een goede basis voor natuureducatie. In parken en buurtgroen kunnen mensen en kinderen ervaren wat natuur is, welke dieren en planten er leven en welk nut het heeft voor ons leven, onze gezondheid, welzijn

en economie. In stads- en buurttuinen van bewoners is de natuur educatie en het leren van voedsel een frequent voorkomend aspect. Vaak vormt het zelfs een belangrijke aanleiding en is het educatieve aspect een vanzelfsprekend onderdeel van het project. Met natuureducatie kunnen vooral kinderen van de herkomst van ons voedsel en welke

weg het aflegt alvorens, verpakt en wel, te belanden in de schappen van de supermarkt.

49


3.6 Democratisch kapitaal Bewoners die actief zijn op het gebied van vergroening en duurzaamheid dragen bij aan het versterken van de lokale democratie. Initiatieven voor buurttuinen andere groene projecten vragen ook om support door gemeenten. Politiek en ambtelijke organisaties zijn hier nog niet altijd goed op ingesteld. Bewoners die vragen om ondersteuning en erkenning voor hun acties en initiatieven komen veel obstakels tegen in hun zoektocht in gemeentelijk burelen (Straver, F., 2020). Het Planbureau voor de Leefomgeving stelt dat de burger nog onvoldoende in positie is terwijl de actuele opgaven voor de leefomgeving hierom vragen (Bouma, J., 2020). Een succesvolle ontwikkeling van groene burgerinitiatieven als stads- en buurttuinen, bestaat daarom voor een deel nog alleen als kans. Indicatoren die een wenkend perspectief bieden zijn: zelforganisatie door bewoners, samenwerking van gemeenten met bewoners, en innovatie van beleid en werken. ZELFORGANISATIE VIA GROENE BURGERINITIATIEVEN Zelforganisatie vindt plaats als groepen burgers en, of ondernemers, los van planningsprocedures initiatieven voor ruimtelijke interventies nemen. Zelforganisatie draagt bij aan democratische vernieuwing door meer vrijheid, zelfstandigheid en mondigheid van bewoners. Bijkomend is dat bewoners meer verantwoordelijkheid nemen (Aarts, N., 2006). Zelforganiserende burgers (en sociaal ondernemers) creëren betrokkenheid en eigenaarschap over de (groene) woonomgeving. 50

Het organiseren van sociale en andere activiteiten legt een basis voor gemeenschapsvorming in een wijk (sociaal kapitaal) (Mattijssen, T.J.M., 2012). De groene initiatieven in stadswijken zijn exemplarisch voor zelforganisatie. Kenmerkend is de rol van actieve bewoners (vaak hoger opgeleid en gezond). Deze bewoners zijn vaak zeer geïnspireerd en gemotiveerd om zich te ontfermen over een gebied of plek in hun wijk en het groen en de natuur in eigen beheer te nemen. En zorg hebben voor elkaar en medebewoners die op grotere afstand staan in de samenleving. Die activiteiten

doen zich frequent voor bij collectieve stads- en buurttuinen met vormen van stadslandbouw. Een kanttekening hierbij is dat vooralsnog minder dan 5 procent van de bevolking actief is met zelforganisatie in casu buurtinitiatieven (Wennekers, A., 2019). Bovendien gaat het vooral om mensen die hoger opgeleid en het sociaal en economisch goed hebben. Om maatschappelijke betrokkenheid bij het leefomgevingsbeleid te vergroten is het daarom van belang om ‘voorbij de voorlopers te kijken, en tot nieuwe institutionele arrangementen


Stadsoase Spinozahof. Ondertekening continuering stadstuin met grondeigenaar woningcorporatie Staedion, Den Haag (bron:staedion.nl)

Minder dan 5 procent van de bevolking is actief met buurtinitiatieven. Die mensen zijn hoger opgeleid en hebben een meer dan gemiddeld inkomen te komen voor burgervertegenwoordiging en -facilitering’ (Bouma, J. , 2020).

SAMENWERKING OVERHEID EN BEWONERS De opgaven in de stad rond wonen, energietransitie, klimaat, circulaire economie, duurzaamheid, gezondheid, sociale en ruimtelijke vraagstukken

(tweedeling, ruimtedruk) zijn omvangrijk, complex en ook sterk met elkaar verweven. Scheidslijnen tussen die domeinen zouden in de planvorming kunnen worden opgeheven. Bevredigende oplossingen zijn alleen mogelijk als opgaven in samenhang worden opgelost. Door het inzetten van creativiteit en door slim te combineren van kansen en opgaven kan

synergie en meerwaarde worden bewerkstelligd. Dan levert de concurrentie tussen -rode en groeneruimteclaims mogelijk alleen winnaars op. Een aanpak die beleidsagenda’s combineert en verbindt met agenda’s van bewoners en ondernemers die actief zijn met verduurzaming en vergroening in de wijk ligt voor de hand.

51


Het versterken en professionaliseren van zelforganisatie draagt ertoe bij dat de bewoner een goede samenwerkingspartner wordt. Blijvend succes voor een stadstuin hangt af van een goede inbedding in de lokale samenleving, een creatief businessmodel en vooral ook een georganiseerde relatie met de gemeente (Hagen, L. c.s., 2018). Voor de levensvatbaarheid en continuïteit van projecten is belangrijk dat goede condities worden gecreëerd. De opgave voor bewoners is om buurtbewoners en organisaties te enthousiasmeren en draagvlak te vinden in de wijk, eventueel ondersteund door de gemeente. De gemeente kan die ontwikkeling van onderop stimuleren door hierin te investeren en middelen ter beschikking te stellen aan bewoners (advies, begeleiding, opleiding en financiële middelen).

INNOVATIE VAN BELEID EN WERKEN Het versterken van zelforganisatie en professionalisering van bewoners vormt een grote uitdaging voor de gemeentelijke overheid om zich coöperatiever op te stellen. Idealiter spelen gemeenten proactief in op de initiatiefrijke samenleving en proberen ze die energie

52

aan te boren en te benutten. Dit is op te vatten als een zoektocht naar uitnodigend bestuur (Van Buuren, A., 2018). Die ontwikkeling heeft ook repercussies voor de manier van werken bij de (gemeentelijk) overheid. Om meerwaarde te creëren en de druk op de ruimte te neutraliseren is de gangbare praktijk van sectoraal werken niet houdbaar. De uitdaging is te komen tot een meer geïntegreerde gebiedsaanpak. Nu al maken veel gemeenten de slag om het ruimtelijk en sociale domein meer met elkaar te verbinden. Door integratie van sectoren en ook ontschotting van geldstromen en versimpeling van regelgeving zullen overheid en bewoners een meer gelijkwaardige positie innemen. Met behoud van ieders taak en verantwoordelijkheid. Die aanpak biedt kansen om verantwoordelijkheden op deelterreinen (meer) tussen beide werelden te verdelen. Bijvoorbeeld door onderscheid te maken tussen basiskwaliteit, een primaire taak van overheid en systeempartners. En pluskwaliteit, deze komt voor rekening van bewoners en ondernemers (Rli, 2014). Het beheer van ruimtelijke hoofd(groen)structuren en bewaken van doelen voor klimaat, milieukwaliteit en

biodiversiteit en andere hoofdzaken (basiskwaliteit) en van gebiedsinvullingen als door bewoners verzorgde moestuinen (pluskwaliteit) zijn voorbeelden in de sector ruimte.

Het combineren van agenda’s van gemeenten en bewoners biedt kansen voor effectieve integrale planvorming in de woonwijk PLUSKWALITEIT bewoners, ondernemers, eigenaren, gebruikers

BASISKWALITEIT gemeenten, corporaties, GGD’s, e.a.


Relatie met beleidsopgaven Het waardenoverzicht groen en blauw in dit verslag laat zien dat er raakvlakken zijn met andere beleidsterreinen. Hier liggen kansen om opgaven te verbinden en het beleid effectiever te maken. Een voorbeeld biedt het coalitieakkoord van de gemeente Rotterdam (Coalitieakkoord 2018-2022). Hierin zijn targets verwoord voor de grote opgaven in de stad: energietransitie, kansen voor iedereen en wonen. Een verbond met de vergroening van de stad biedt kansen om baten van groen en blauw mede hiervoor in te zetten. Onder andere stads- en buurttuinen kunnen hierbij worden ingezet. De bewonersprojecten die voor dit verslag zijn verkend illustreren dit voor met name sociale en ecologische doelen. Voorbeelden van zwaluwstaarten van groen en blauw met beleidsopgaven zijn hieronder aangestipt. Energietransitie Extra inzet van groen en blauw kan leiden tot daling van de uitstoot van CO2 en betere luchtkwaliteit/ geen overschrijding van de EU gezondheidsnorm voor NO2 in de straten. Groen en blauw kunnen daarbij mee koppelen met transities van automobiliteit naar straatruimte voor fietsen, wandel en groen; groenaanleg door bewoners, bedrijven en maatschappelijk organisaties (vergroenen van bedrijventerreinen, dak- en geveltuinen, onttegelen en dergelijke). Kansen voor iedereen Participatie in stads- en buurttuinen en ander groen biedt kansen: • voor bijstandsgerechtigden om hen aan een betaalde baan te helpen met behulp van re-integratie trajecten • voor statushouders en culturele minderheden; kansen voor betere en snellere inburgering (NL taal meester worden, spelenderwijs met NL cultuur in aanraking komen) • beide doelgroepen kunnen winnen met leertrajecten voor vaardigheden die een fundament leggen voor een traject naar betaald werk (ambachten, maakindustrie, natuurbeheer, voedselproductie, horeca, zorg e.a.) • ook kinderen kunnen profiteren om een hoger onderwijsniveau te halen; bewustwording, sociale cohesie (geborgenheid, opvang) en gezondheid • voor ouderen om minder last te hebben van eenzaamheid door aansluiting en opvang in de buurt gemeenschap, rust van nabije natuur; meer zingeving bijvoorbeeld door levenservaring in te zetten voor jongeren. Wonen Groen en blauw dragen bij aan een goed woonmilieu en een aantrekkelijke vestigingsklimaat (prettig micro klimaat, betere waterberging, besparing energiekosten, waarde vastgoed).

53


54


4 REFLECTIE


4.1 Naar waardenoriëntatie Waarden vormen de verbindende sleutel tussen politiek en de bewoners, ondernemers en organisaties in de stad. Ze bieden een aanknopingspunt voor een transitie naar een meer waardengerichte beleidsoriëntatie en een stadsplanning die integraler en inclusiever is. UITBREIDEN VAN HET DISCOURS In de beleidspraktijk gaat de aandacht uit naar de aanpak van actuele opgaven, knelpunten en instrumentele invullingen. Het gesprek over achterliggende waarden die beleidskeuzen bepalen wordt beperkt gevoerd of over geslagen. Daarmee worden kansen gemist om in dialoog te zijn met de stad over fundamentele kwesties, over dingen die in de weg zitten, over oorzaken en gevolgen. En over oplossingen die het verschil gaan maken. Die discussie kan niet meer uitgesteld worden. Daarvoor zijn de ruimteclaims in de stad te groot. We kunnen de stad niet tegelijkertijd verdichten én klimaatbestendig maken én volop blijven inzetten op integrale autobereikbaarheid. Gelukkig zijn er tekenen die erop wijzen dat het tij aan het keren is. Eerder in dit verslag is al gewezen op de aanpak van steden als Parijs, Berlijn en Brussel om meer ruimte te creëren voor de 56

fietser en voetganger. Ook in Amsterdam (keuze voor minder autobereikbaarheid in de binnenstad) en Rotterdam (minder doorstroming, ruimte voor vergroening) loopt die discussie.

Het pleidooi is om die dialoog te verdiepen en uit te breiden naar een gesprek over waarden Het pleidooi is om die dialoog te verdiepen en uit te breiden naar een gesprek over waarden. Waarden vormen de ingang voor het voeren van een fundamenteel gesprek over de toekomst voor de stad en wijk. Over hoe wij willen leven, hoe we met elkaar om willen gaan, hoe we onze woonomgeving willen inrichten, welke plek we inruimen voor de natuur. En over wie, wat gaat doen en welke (financiële) middelen daarvoor ter beschikking

staan en hoe die worden verdeeld. De dialoog over waarden en middelen en de Omgevingswet fungeren dan als het kader waarbinnen gezocht wordt naar gedragen oplossingen voor actuele opgaven in de stad.

KAPITAALVORMING Waarden en kapitaalvorming bieden een opening naar een nieuwe vorm van (stads)planning die zich baseert op een breed spectrum van beleidsthema’s met bijbehorende indicatoren en meetbare gegevens (data)*. Daarmee kunnen we waarden in gebieden, populaties en inrichtingen met elkaar vergelijken. Inzicht in de waarden en indicatoren van groen en blauw biedt de mogelijkheid bijdragen te bepalen van extra groen aan oplossingsrichtingen. Aan de hand van die baten en kosten kunnen afwegingen en keuzen voor bestemmingen en inrichtingen beter beargumenteerd worden. Bijvoorbeeld zoals voor rode of groene functies op een bepaalde plek.


Kruisplein, Rotterdam

Inzicht in de bijdragen van groen en blauw aan beleidsterreinen biedt aanknopingspunten voor een effectief en integratief vergroeningsbeleid in een wijk of stad. Bijvoorbeeld door vergroening te verbinden met een betere gezondheid, een betere sociaaleconomische positie van bewoners, meer sociale cohesie en versterken van het natuurlijk kapitaal (biodiversiteit, ecosysteemdiensten). De baten voor die deelterreinen legitimeren op hun beurt investeringen in extra groen

en blauw. Deze aanpak kan gedifferentieerd worden toegepast en voor verschillende wijken anders uitpakken. *Een brede waardenbepaling voor stedelijke onderwerpen sluit aan bij de nationale ontwikkeling waarbij naast het economische motief als indicator voor welvaart ook andere ‘welvaart trends’ worden meegenomen waaronder gezondheid en biodiversiteit (CBS, 2018).

57


4.2 Stimuleren van bewonersinitiatieven Bewonersinitiatieven rond groen, energie en duurzaamheid zijn een belangrijke en te koesteren ontwikkeling. Burgerbetrokkenheid zorgt voor meer vertrouwen in politieke instellingen en politici verhoogt het sociaal kapitaal in de samenleving en versterkt het eigenaarschap (De Moor, T., 2020). De overheid heeft de intentie om die ontwikkeling te stimuleren maar moet hier nog flinke stappen zetten (Bouma, J. c.s. (2020). Initiatieven voor buurt- en stadstuinen bieden kansen om hier een kentering aan te brengen. SAMENWERKING OP BASIS VAN GEDEELDE VERANTWOORDELIJKHEID Samenwerking tussen overheid en bewoners is een logisch uitgangspunt voor het werken aan de groene, toekomstbestendige stad. De

58

complexe vraagstukken vragen ook steeds meer om een -integrale- aanpak die dossiers verbindt. Zo’n aanpak heeft de volle medewerking van bewoners nodig. Ruim baan voor burgerbetrokkenheid biedt ook grote kansen voor de invulling van de

omgevingswet waarin participatie en ook gezondheid kernwaarden en uitgangspunten zijn voor de aanpak. Belangrijke voorwaarde voor samenwerking is het afbakenen van wederzijdse verantwoordelijkheden en taakvelden. Het algemeen


belang, de hoofdlijnen en ambities die voor de stadskwaliteit van belang zijn en het beheer vallen vanzelfsprekend onder verantwoordelijkheid bij de overheid (gemeente). Bewoners kunnen de eerstverantwoordelijken zijn voor specifieke functies in de wijk (groene ontmoetingsplekken, moestuinen, in buurtparkjes en dergelijke). Door bewoners ruimte (en middelen) te geven om zelf acties en projecten te kunnen doen, kan een beweging op gang worden gebracht naar meer gemeenschapsvorming. Die kan zorgen voor een opwaartse spiraal waarin

de leefbaarheid en veiligheid, nabuurschap en individuele waarden als zelfredzaamheid en eigenaarschap toenemen.

BURGERBETROKKENHEID BIJ HET GROEN Het vergroten van burgerbetrokkenheid bij groen en blauw biedt als voordeel dat het groen hierdoor beter beschermd en verzorgd wordt. En bijvoorbeeld de betekenis voor de biodiversiteit meer tot zijn recht komt. Bewoners kunnen ook taken uitvoeren van gemeenten. Bijvoorbeeld door te participeren in aanleg en onderhoudswerkzaamheden (mede) te realiseren en organiseren. Idealiter ligt de

zorg voor alle groen in de wijk bij de bewoners. Dit bevordert de toe-eigening en veiligheid van het groen. In verschillende projecten in gemeenten worden die onderhoudsactiviteiten ondersteund door hoveniers (gefinancierd door de gemeente). Een landelijk bekend voorbeeld waar dit principe is toegepast, is de woonwijk Eva Lanxmeer in Culemborg. Het is ook mogelijk is dat bewoners meewerken aan uitvoeringstaken die primair op het bord van de gemeente liggen. Bijvoorbeeld bij plannen voor waterberging waar de bewoners dan

59


60


Als bewoners zich organiseren zijn ze een goede gesprekspartner voor gemeenten én medebewoners vervolgens in meedraaien (liefst ook bij aanleg en onderhoud van het water/ de oevers). Zo’n gedeelde aanpak kan ook worden gebruikt om daar nog meer en andere doelen mee te realiseren (biodiversiteit, beperken hittestress, gebruiksmogelijkheden voor de bewoners en dergelijke). Dit mes snijd aan twee kanten. De waarden van groen en blauw en de betrokkenheid van bewoners bij hun woonen leefomgeving nemen hierdoor toe.

PROFESSIONALISERING EN UITNODIGEND BESTUREN Een knelpunt is dat bewoners het onderling niet altijd eens zijn over het wat en hoe van dat groen. De gemeente kan hierin een bemiddelende rol vervullen. Een andere en bewezen oplossing is dat bewoners zich organiseren. Dat professionaliseringsproces vindt nu al veel plaats. Veel bewonersprojecten als stads- en buurttuinen zijn ondergebracht in een stichting of andere

organisatievorm. Groot voordeel van een bewonersorganisatie is ook dat de gemeente een goed aanspreekpunt heeft en niet via ‘losse’ bewoners hoeft te communiceren en zakelijke afspraken daarmee kan maken. Overheden onderkennen steeds meer de kracht en meerwaarde van dit organiserend vermogen van onderop. En zoeken naar wegen waarop zij dit vermogen kunnen mobiliseren en benutten. Met ‘uitnodigend’ besturen kunnen (gemeentelijke) overheden proactief inspelen op de initiatiefrijke samenleving en proberen die energie aan te boren en te benutten (Van Buuren, A., 2018).

onder andere dat deze winst kunnen maken en daardoor meer speelruimte hebben dan een stichting. Een recente ontwikkeling is dat coöperaties zich gaan ontfermen over gebieden. Hiermee wordt al ervaring opgedaan in de stad en ook in het landelijke gebied door onder andere De Coöperatieve Samenleving; een netwerk van ondernemende burgers, maatschappelijke ondernemers en hun coöperaties (DCS). De DCS stelt zich ten doel om zelforganisatie en zelfbestuur op lokaal niveau te bevorderen en organiseren aan de hand van het Rijnlandse model. Uitgangspunt hierbij is dat in de praktijk wordt geleerd en ervaring wordt opgedaan met samenwerking van bewoners, gemeenten en andere organisaties om de participatieve aanpak van de Omgevingswet vorm en inhoud te geven.

COÖPERATIES Actieve bewoners organiseren zich steeds meer in coöperatieve verbanden. Veelal rond één of enkele thema’s: energie, duurzaamheid, zorg en andere. Coöperaties zijn goede samenwerkingspartners voor gemeenten. Voordeel is 61


4.3 Data gestuurd beleid biedt kansen Het maatschappelijk verkeer en ons leven worden steeds meer beheerst door digitale communicatie, opslag van gegevens en het internet. Overheden als gemeenten worden daar ook steeds afhankelijker van. Communicatie, fysiek beheer en administratieve systemen werken bij de gratie van digitale data en technologie. DIGITALISERING ZET DOOR De invloed van digitalisering en data gestuurd werken dringt ook steeds meer door in de aanpak van inhoudelijke vraagstukken. De klimaatopgave, energietransitie, economische kantelingen en democratische strubbelingen zijn omvangrijk, complex en ook nog deels verweven met elkaar. Zicht op functionaliteiten en effecten zijn noodzakelijke voorwaarden om die transities en ontwikkelingen in gewenste banen te leiden. En dat is ondenkbaar zonder de beschikking te hebben over bruikbare data. Al langer tekent zich een trend af dat bedrijven de technologie en digitale markt gaan overheersen. Die ontwikkeling hoeft niet perse zo door te gaan. Internet en databeheer kan ook zo worden opgezet en ingericht dat de macht juist bij burgers en overheid komt te liggen. 62

Door internet en de sociale media zijn de kennis rond digitalisering en de mondigheid van burgers enorm toegenomen. De gedeelde grote opgaven van deze tijd bieden kansen om de maatschappelijke betrokkenheid en inbreng van burgers verder te vergroten. Meten van effecten en vergaren van data voor aspecten van die opgaven in het openbare domein is een belangrijke stap die nu in veel verschillende landen en steden wordt gezet. In ons land zijn steden als Amersfoort en ook Zwolle koplopers. Hier wordt al veel door bewoners samen met gemeenten met enthousiasme gewerkt aan het ‘meten van de stad’. De recente opgezette City Deal ‘Een slimme stad, zo doe je dat’ van het ministerie van Binnenlandse Zaken haakt hier op in en zal dit proces ondersteunen (BZK, Future City, Amersfoort, december 2020).

CITIZEN SCIENCE Met bewoners werken aan grote, collectieve opgaven is een uitgelezen kans om integraal en data gestuurd te gaan werken. Gegevens over het lokale milieu, mobiliteit, gezondheid, beheer, veiligheid en logistiek, in openbaar gebied, van huishoudens, bedrijven en instellingen gaan in toenemende mate een rol spelen in de smart city van de nabije toekomst. Bewoners en ondernemers kunnen sterk bijdragen om die gegevens aan te leveren en te beheren. Die opkomende citizen science heeft grote potentie om burgers meer te betrekken bij het wel en wee in hun stad en het beleid. Allerlei doelen en gevolgen zoals versterking van de lokale democratie, meer sociale cohesie en gemeenschapsvorming, en soepeler verlopende planprocessen liggen zo in het verschiet. Om dat proces te stimuleren doet


Vrijwilligers met de ‘snuffelfiets’ voor het meten van fijnstof, Utrecht (foto: Civity, Zeist)

Internet en databeheer kan zo worden ingericht dat de macht bij burgers en overheid komt te liggen in plaats van bedrijven de overheid er wijs aan om ‘data- en informatiebeleid’ vergaand te depolitiseren. Bijvoorbeeld door die onder te brengen in publieke databanken. De sleutel voor die systeemverandering is in handen van de overheid, de markt en – in toenemende mate – ook bij mondige, betrokken bewoners. Gedeelde data bieden

kansen om te werken aan nieuwe, democratischere verhoudingen tussen burgers en overheid. En samen te werken aan het geschikt maken van onze steden en regio’s voor de uitdagingen van de 21e-eeuw.

63


64


5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN


Conclusies 1.

Groen en blauw genereren veel waarde voor ruimte en samenleving maar het beleid voor ontwikkeling en uitvoering van groen zijn voor verbetering vatbaar. In de strijd om de ruimte voor woningbouw en bijkomende inrichting (boven- en ondergronds) dreigt het groen het onderspit te delven. Tegelijk doen zich kansen voor om de beleidsurgentie voor groen en blauw te vergroten: • Groen en blauw bieden in potentie veel meerwaarde voor andere beleidsterreinen die kan worden benut (gezondheid, sociaal: kansen voor burgers om volwaardig mee te doen, klimaat en milieu, biodiversiteit, belevingskwaliteit), • Groen en natuur oefenen een grote aantrekkingskracht uit op bewoners en bezoekers zoals blijkt uit het grote aantal bewonersprojecten voor groen en verduurzaming in de stad, • Beide observaties bieden aanknopingspunten om meer aandacht te geven aan vergroening en het groenbeleid te versterken.

2.

Buurt- en stadstuinen van bewoners dragen sterk bij aan de leefbaarheid in buurten en wijken van de stad. Uit de verkenning van bewonersprojecten in deze studie blijkt het volgende: • Mensen zijn heel enthousiast over groen en creëren veel waarden rond groen en blauw (fysiek/gezondheid, sociale, ecologische, economische, culturele en democratische waarde), • De sociale betekenis staat voorop. Bewoners doen veel dingen samen. Zwakkeren en kansarmen krijgen een refugium, • Bewoners geven blijk van een intrinsieke motivatie tot bijdragen (aan elkaar, aan gezond leven, aan een fijne, groene leefomgeving, aan de natuur).

3.

Synergie binnen projecten: • Groene burgerinitiatieven zijn aanleiding voor andere activiteiten (olievlek werking; uitwaaiering over de stad; meten van je stad).

4.

Mensen raken gefrustreerd door, wat zij ervaren als, gebrek aan ondersteuning en middelen van gemeenten of ingewikkelde procedures en lastig de weg kunnen vinden in het gemeentehuis: • Bewoners willen graag ondersteund worden maar zijn wars van, in hun ogen, onnodige bemoeienis van gemeentes en systeempartners.

5.

Groene burgerinitiatieven die professioneel worden geleid zijn duurzamer. Gemeenten kunnen een rol vervullen om bewoners bij te staan om stappen te zetten naar professionalisering. Dat is ook in het belang van gemeenten die zo werken aan effectiever communicatie en participatie met en van bewoners.

66


Aanbevelingen voor gemeenten 1.

Ontwikkel een waardengericht beleid: • Verdiep het discours over problemen en kansen en breidt dit uit naar maatschappelijke waarden. Die bieden een basis voor dialoog met bewoners, ondernemers en organisaties in de stad (inbreng van waarden die zij belangrijk vinden), • Werk het waardenoverzicht van groen en blauw verder uit samen met bewoners in hun buurt en wijk tot een locatie specifieke interactieve tool met indicatoren voor het meten van waarden die belangrijk zijn voor de leefbaarheid, gemeenschapsvorming en persoonlijke ontwikkeling. Dit biedt een kapstok voor evenwaardige samenwerking tussen gemeente en bewoners.

2.

Ontwikkel een integraal en inclusief gebiedsgericht beleid: • Formuleer een planning strategie voor rood én groen. Reserveer ruimte voor robuuste en klimaatbestendige groenstructuren met stad-landverbindingen. Richt deze in voor natuur en biodiversiteit, klimaat (wateropvang en -berging), recreatieve routes, belevingswaarde en ruimte voor bewoners voor buurt- en stadstuinen in eigen beheer, • Includeer bewonersinitiatieven (via COP e.d.) om zelf woningbouw in combinatie met groen te ontwikkelen.

3.

Ontwikkel een uitnodigend en proactief beleid rond (groene) burgerinitiatieven: • Nodig bewoners en ondernemers uit om groeninitiatieven te ontwikkelen binnen de gegeven en geplande groenstructuur van de stad, • Zorg voor één loket en één contactpersoon waar bewoners met al hun vragen en zorgen terecht kunnen rond hun groeninitiatieven. Ontzorg bewoners (vergunningen e.d.) en realiseer korte doorlooptijden voor gemeentelijke reacties, procedures, planontwikkeling, financiering en dergelijke, • Faciliteer bewoners met groene burgerinitiatieven met ruimte, kennis en hulp bij onderhoud, en financiële middelen.

4.

Onttwikkel een of meer pilots voor het doordenken van het idee van waarde makers: • Overweeg bewoners in groeninitiatieven te betalen voor hun initiërende of verbindende rol in de buurt respectievelijk voor de waarde die zij toevoegen (vangnet voor mentaal en sociaal zwakkeren/ ontmoetingsplek voor uiteenlopende culturen/ gezond voedsel verbouwen/ educatieve aspecten etc.). *) Ga rekenkundig te werk. Reken door welke financiële baten de waarden creatie van vrijwilligers betekent voor waarde ketens (sociaal/ ruimtelijk/ gezondheid et cetera). • Denk door wat dit betekent voor het beleid: i. Overheid kan zich focussen op basiskwaliteit en de aanpak grote opgaven met stakeholders ii. Bewoners krijgen ruimte voor pluskwaliteit: zelforganisatie en eigenaarschap van openbare ruimte en voorzieningen. 67


Aanbevelingen

voor (georganiseerde) bewoners

1.

Ontwikkel een gecoördineerde aanpak die landelijk eenduidig is: • Creëer allianties met partijen die overeenkomstige doelen nastreven (IVN/ Oranjefonds/ SLA/ DCS en andere). Wissel ervaringen en kennis uit en maak een gezamenlijk beleidsplan voor de landelijke en regionale aanpak van burgerbetrokkenheid.

2.

Ontwikkel een gezamenlijk publieksinitiatief richting landelijke overheid: • Denk na over gezamenlijke doelen en voorwaarden vanuit de rijksoverheid om de burgerbetrokkenheid op gemeentelijk niveau vlot te laten verlopen en medewerking van gemeente te krijgen voor initiatieven. • Vraag daarbij om middelen ter beschikking te stellen voor gemeenten om de burgerbetrokkenheid, professionalisering en zelfstandig opereren van bewoners te bevorderen.

68


69


Bronnen LITERATUUR • Van der woud, A. (1987). Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland. ThiemeMeulenhoff. • Den Dulk, S. (2011). Nederlandse stadsen volksparken; een complexe typologie. Ontstaan, ontwikkeling, toekomst en betekenis van het fenomeen stads en volksparken; 18001960 • Helmink-Habes, (H.) (1997) Het ontstaan van openbaar groen in Rotterdam, 1844-1864. Rotterdams Jaarboekje • Schreijnders, R. (1990) De Droom van Howard. Het verleden en de toekomst van de tuindorpen. Woningbedrijf Amsterdam • Van Rossum, V. (1993) Cornelis van Eesteren. Architect Urbanist. NAI Uitgevers, Rotterdam • Van der Hoeven, M. (2016). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Ommoord Toonbeeld van de wederopbouw. De PlaatsMakers • Dekker, J.J. (1991) Beleidsplan Openbare ruimte Geuzenveld Slotermeer. Uitgave van Grontmij nv • Segers, Y. en L. van Molle. (2007) Volkstuinen. Een geschiedenis. KADOC-K.U. Leuven en Davidsfonds Uitgeverij NV • Selten, P. c.s. (1996) Af en toe met pa en moe….De speeltuinbeweging in Nederland 1900-1995.De Tijdstroom • Recht op Groen (2005) Publicatie RLG 05/6. Raad voor het Landelijk Gebied • De Nijs, T. en J. Brand (13 oktober 2020) Groen is meer waard dan we denken. Stadszaken • Nota Ruimte (2006), Ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ en OCWS • Atlas Natuurlijk Kapitaal (2013) PBL/ WUR/ RIVM • Burgers op de Bres (2020), Rekenkamer Rotterdam • Hagen, L. c.s. (2018) Voorbij de tijdelijkheid van groene initiatieven. Sociale vraagstukken. socialevraagstukken.nl • Rli (2018) De Stad als Gezonde Habitat. Rli • Mieras, M. (2014) Beetje natuur, grote invloed op hersenen. IVN • Gezondheidsraad/ Red. I. van der Kamp (2012) Sociale aspecten van de leefomgeving

70

• •

• •

• • • • • • • • • • • • • •

in relatie tot milieu en gezondheid. Gezondheidsraad 2012/10 Gezondheidsraad (2017) Gezond groen in en om de Stad. Gezondheidsraad 2017/05 Duffhues, L. c.s. (2015) Een goed klimaat voor buurtinitiatieven. Ervaringen van drie jaar Groen Dichterbij. SME Advies. In opdracht van: DuurzaamDoor, provincie Zuid-Holland en IVN Zuid-Holland Tonkes, E. (2014) Vijf misvattingen over de Participatiesamenleving. Afscheidsrede UVA Van Kempen, H. en H. Smeets (2013) 3e rapportage Grote Groenonderzoek. Bureau onderzoek en statistiek Amsterdam. I.o.v. DRO/ Amsterdam Stadslandbouw. Brochure WUR Kuijper, F. en W. Batenburg (2018) De Baten van Bomen. Resultaten van I-Tree Eco in Nederland. Platform i-Tree Nederland Timar, E. (2019) Denk dieper! Toekomst van de Amsterdamse ondergrond. Gemeente Amsterdam Zonder ondergrond geen bovengrond. Beleef de maand van de Onderwereld. Programma 2018, gemeente Rotterdam Claessens, J.W. c.s. (2012) Bodem als draagvlak voor een klimaatbestendige en gezonde stad. RIVM Rapport 607050011/2012. Jókövi, E.M. en Luttik. J. (2003) Rood en groen. Het combineren van verstedelijking en natuur in de praktijk. WUR RIVM (2013/2019) TEEB Stad tool European Commission. (2015). Nature Based Solutions & Re-Naturing Cities http://bookshop. europa.eu Pols, L. c.s. (2020) Drukte in de openbare ruimte. Ruimte en Wonen Dassen, T. c.s. (2012) Balans voor de leefomgeving. PBL Straver, F. (2020) De ambtenaar zit de duurzame burger in de weg. Trouw Bouma, J. c.s. (2020) Burger in zicht! Overheid aan zet. Balans voor de leefomgeving. PBL Aarts, N. en R. During (2006) Zelforganisatie en ruimtegebruik. WUR, i.o.v. Innovatie Netwerk Mattijssen, T.J.M. (2012) De betekenis van groene burgerinitiatieven. WUR; WOt rapport


• • • • • • •

127 Wennekers, A. (2019) De sociale staat van Nederland. SCP Bijlage 2019b Van Buuren, A. (2018) Uitnodigend besturen. Erasmus Universiteit, Rotterdam Coalitieakkoord (2018-2020). Nieuwe energie voor Rotterdam Rli (2014) Kwaliteit zonder Groei. Over de toekomst van de leefomgeving. Rli Brouwer, J. (2014) Perspectief Regio Zwolle. Secretariaat Regio Zwolle CBS (2018) Monitor Brede Welvaart. Den Haag De Moor T. (2020) De pro-sociale burger als copiloot. Publiek Denken

WEBSITES EN PRESENTATIES • Historie parken en netwerken openbaar groen, Urban Green Grids. • DBNL (versie 18 november 2012) • Dag van de Stadsrand; Pakhuis de Zwijger, 20 november 2020. • Symposium IVN. Een leven lang leren, 2017 • Groen Dichterbij; IVN, 2015 • City Deal Waarden van Groen en Blauw in de Stad, presentaties RIVM; 2017/2018 • Vet, L. (2020) Hackaton groen en blauw in de stad. Presentatie. • Woudenberg, F. (2017) Conferentie Atlas Natuurlijk Kapitaal. Presentatie PROJECTENSCAN / GROENE BEWONERSPROJECTEN • Gemeenten: Almere (Zelfbeheer Hoekwierde), Amersfoort (Huis van Bartels, 033GROEN, Tuin van Liendert), Apeldoorn (Klimaatstraat, Zichtweg) , Delft (Delftse PROEFtuin, Gillis Paradijs), Den Haag (de Tuinen van Mariahoeve, Uitvindershof, Spinozahof), Dordrecht (Tuin van Sterrenburg, Moestuin de Terp), Utrecht (Food for Good) , Rotterdam (Groene Connectie, Voedseltuin, Dakpark, Essenburgpark, Dakakker Schieblok, Groene Golf door het Oude Westen, Stadsgeneeskunde). • Duurzame Top 100 (2020): de groene projecten • IVN Groen Dichterbij

INTERVIEWS / MONDELINGE MEDEDELING • Jan Morsch, Elly Rijnierse (Samentuinen Mariahoeve) • Jans Sieben (Moestuinterp/ Dordrecht) • Rini Biemans (Stadsgeneeskunde Rotterdam) • Bernie ter Steege (gemeente Apeldoorn/ Buurtinitiatief Zichtweg) AFBEELDINGEN Voor zover bekend is de bron of de maker vermeld bij de gebruikte afbeeldingen van derden. Voor toestemming is waar mogelijk contact opgenomen met de verantwoordelijke personen of instanties. Van andere foto’s van derden is de rechthebbende niet bekend. Overige afbeeldingen zijn van HDL of van de website: https://unsplash. com/. Openbaarmaking zonder toestemming van de makers van de gebruikte afbeeldingen in deze rapportage is niet toegestaan. OPDRACHTGEVER Gemeente Rotterdam: Programma Bodem, Ondergrond en Leefomgeving; Ingenieursbureau Rotterdam; Stadsontwikkeling. Kernteam: Flip van Keulen, Kees de Vette, Nanda Sweres, Kirsten Kroon, Yvonne Roijendijk, Menke Groot Kormelink i.s.m. Fransje Hooimeijer (TU Delft)

Colofon STUDIE EN RAPPORTAGE Hans Dekker (redactie) Annet Delsman (scan burgerinitiatieven) VORMGEVING Tonic Creatives INFORMATIE HD Landschapsarchitectuur Chopinplein 1 2421 TT Nieuwkoop hans.dekker@hdlandschapsarchitectuur.nl

71


72


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.