Negatief advies werkplaats NMBS

Page 1

1 UITTREKSEL UIT DE NOTULEN COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN 22 januari 2013

aanwezig: Dirk De Maeseneer…………………………………………………………………………………. burgemeester-voorzitter Frank De Vis, Dirk Gistelinck, Lieselot Bleyenberg, Frederik De Buck, Erwin Van Heesvelde, Lutgarde Van Den Broecke,…..……………………………………………………………………………………….schepenen, Lena De Smaele……………………………………………………………………………………………... gemeentesecretaris

AGENDA:

ADVIES van het college van burgemeester en schepenen betreffende de milieuvergunningsaanvraag van NMBS voor het exploiteren van een nieuwe inrichting: Onderhouds-, herstellings- en schoonmaakwerkzaamheden aan gemotoriseerd treinmaterieel gelegen te Akkerstraat zn. te 9090 Melle

Het college van burgemeester en schepenen, Dossiernummer provincie Oost-Vlaanderen : M03/44040/99/1/A/2 De gemeente Melle heeft op 7/12/2012 de milieuvergunningsaanvraag ontvangen van de provincie Oost-Vlaanderen. Het betreft een milieuvergunningsaanvraag voor onderhouds-, herstellings- en schoonmaakwerkzaamheden aan gemotoriseerd treinmaterieel. Gegevens van de aanvrager : nv van publiek recht NMBS, Hallepoortlaan 40 te 1060 Sint-Gillis Ligging van het perceel : Akkerstraat zn te 9090 Melle Kadastraal gekend als : Melle, 2de afdeling, sectie A, perceelnr. 350/L. De aanvraag werd openbaar gemaakt van 17/12/2012 t/m 15/01/2013 conform art. 17 van Vlarem I. Er zijn in totaal 424 bezwaarschriften ingediend.

Overwegende onderstaande vaststellingen : De NMBS wenst een milieuvergunning te bekomen voor de exploitatie van een nieuwe polyvalente werkplaats die zal voorzien in : 1. Onderhoud-, herstellings- een schoonmaakwerkzaamheden aan gemotoriseerd treinmaterieel 2. Onderhoud-, herstellings- een schoonmaakwerkzaamheden aan gesleept treinmaterieel 3. Tanken van eigen dieselaangedreven treinmaterieel Dit zal een grote intensiteit van de bedrijvigheid van de inrichting in haar geheel veroorzaken die milieutechnisch een grote rol van betekenis heeft : - Aantal onderhoudsbeurten per jaar : 750 locomotieven, 1.000 motorstellen en 1500 wagons - Aantal herstellingen per jaar : 1.500 locomotieven, 4.000 motorstellen en 500 wagons - Aantal tankbeurten per jaar : 5.000 Dit dossier werd voor de eerste maal ingediend op 20 juni 2010. Het dossier werd toen ingetrokken omdat het zeer summier en onduidelijk was opgesteld. Het verlenen van de ontheffing tot het opstellen van een MER Op 3 april 2012 werd een ontheffing door de dienst MER verleend tot het opstellen van een MER voor de aanleg van de polyvalente werkplaats. Het college heeft ongunstig advies gegeven op 2 februari 2012. Het college is nog steeds van oordeel dat dit project onderheven is aan de MER-regelgeving.


2 MER-besluit (2004)/MER-richtlijn/Omzendbrief MER-screening Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage : Bijlage I De categorieën van projecten die overeenkomstig artikel 4.3.2, § 1 van het decreet aan de project-m.e.r. worden onderworpen en waarvoor een project-MER moet worden opgesteld. 7. Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer.

De NMBS zal 17 km nieuw spoor aanleggen. Op de toekomstige NMBS-site liggen de spoorlijnen aaneengesloten over een lengte van meerdere parallelle lijnen. Daarvan is in het ingediende ontheffingsdossier geen melding gemaakt. Daaruit volgt dat de NMBS voor dit dossier een project-MER had moeten opmaken. Bijlage 2 De categorieën van projecten die overeenkomstig artikel 4.3.2, § 2 en § 3 van het decreet aan de project-m.e.r. worden onderworpen maar waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen. 4 i) Inrichtingen voor het vervaardigen van spoorwegmaterieel met een oppervlakte van 1 ha of meer, of voor het herstellen ervan met een oppervlakte van 5 ha of meer.

In het advies van de provinciale milieuvergunningscommissie dd. 15 maart 2011 staat op blz. 11 : “Er dient opgemerkt dat ter hoogte van de instapplatformen, naast reinigingsactiviteiten, ook herstellingen worden uitgevoerd. Het is niet duidelijk in hoeverre deze oppervlaktes meegerekend zijn voor de toetsing aan de oppervlakte van 5 ha.” De totale oppervlakte werd niet correct berekend. Indien onderstaande oppervlaktes worden opgeteld, komt men aan een totale oppervlakte van 5,814 ha : • Dak werkplaats voor tractiematerieel : 2,509 ha • Dak werkplaats gesleept materieel : 1,444 ha • Dak geplande treinwas : 0,019 ha • Overdekking tankperron : 0,109 ha • Overdekte schouwput : 0,023 ha • Dak wasstraat : 0,030 ha • Instapplatform (kant Merelbeke) : 0,9 ha (*) • Instapplatform (kant Melle) : 0,78 ha (*) (*) gemeten op basis van plannr. H/2, (totale oppervlakte staat niet vermeld in het dossier)

In de nieuwe milieuvergunningsaanvraag staat in bijlage D3, E3 en E4 op pg 4-5, 6, 9-10 “Na het onderhoud wordt de locomotief beproefd op zijn goede functionaliteit. Deze proef na onderhoud gebeurt net voor de werkplaats onder de bovenleiding. Binnen in de werkplaats is geen bovenleiding aanwezig waardoor alle proeven onder spanning buiten dienen te gebeuren waar een bovenleiding beschikbaar is”.

Deze proeven gebeuren dus in open lucht voor : • onderhoud & herstelling elektrische locomotieven • onderhoud diesellocomotieven • onderhoud elektrische motorstellen • herstelling elektrische motorstellen Die ingenomen oppervlaktes voor de tractiewerkplaats dienen eveneens in rekening te worden gebracht.

Ook de opslag van gevaarlijke stoffen met een dakoppervlakte van 714 m² is onlosmakelijk verbonden met het uitvoeren van herstellingswerkzaamheden. Ook deze oppervlakte dient mee in rekening te worden gebracht. Daarnaast werd ook alle oppervlakte die wordt ingenomen voor de opslag van materiaal in open lucht rondom de wagenwerkplaats voor gesleept materieel buiten beschouwing gelaten : wielen en draaistellen en de opslag van gassen. Op pg 7/83 van het opgestelde ontheffingsdossier project-MER plicht door de NMBS staat : “Zodoende kan gesteld dat onderhavig project niet mer-plichtig is. De initiatiefnemer wenst evenwel vrijwillig een


3 ontheffingsdossier op te stellen om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de omwonenden en van de gemeente.” Deze bewering van de NMBS is dus niet correct. Tenslotte kan worden gewezen op de MER-richtlijn en de Omzendbrief MER die ingevolge het arrest van het Europees Hof van Justitie van 24 maart 2011 werd ingevoerd en op basis waarvan naast een toetsing op basis van louter kwantitatieve drempels ook nog moet worden onderzocht of er als gevolg van het project aanzienlijke milieugevolgen worden verwacht. Dit is hier het geval. Conclusie Uit bovenstaande vaststellingen blijkt dus dat er meer dan 10 km spoor wordt aangelegd waardoor een project-MER had moeten opgesteld worden. De totale oppervlakte van de inrichting waar spoorwegmaterieel wordt hersteld, bedraagt meer dan 5 ha waardoor geen sprake kan zijn van een vrijwillig aangevraagde ontheffing door de NMBS. Gezien het feit dat aanzienlijke milieugevolgen worden verwacht, is een project-MER eveneens verplicht. Volledig verklaren van de milieuvergunningsaanvraag Op basis van het ontbreken van een project-MER en artikel D10 (“Is deze aanvraag volgens u milieueffectrapportageplichtig?”) van de milieuvergunningsaanvraag is het dus onmogelijk om de milieuvergunningsaanvraag volledig te verklaren. Onvolledig onderzoek van de impact van de exploitatie naar de omwonenden Door het ontbreken van een project-MER en andere relevante administratieve stukken zijn de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens afkomstig van de exploitatie van de inrichting niet degelijk onderzocht. Alleen al om die reden moet de vergunning worden geweigerd. Op het voorliggend dossier ontbreekt de totaalvisie op milieu- en stedenbouwkundig vlak. De aanvrager heeft in eerste instantie de gebouwen geconcipieerd, daarna ingeplant op de beschikbare ruimte van de site en tot slot de resterende ruimte ingevuld met de nog mogelijk te nemen milderende maatregelen. Het steeds maar beperkt aanvullen van de uitgevoerde studies (belangrijkste voorbeelden zijn de geluidsstudie en groenstudie) zijn hiervan het duidelijkste bewijs. Dit komt tot uiting bij de bespreking van de verschillende disciplines. De noodzaak aan milderende maatregelen Door de gebrekkigheid en onvolledigheid van de aanvraag, is het onmogelijk om alle milieudisciplines correct en volledig in te schatten. De vergunning moet dan ook worden geweigerd. Omwille van de gevraagde bedrijfsactiviteiten op de site, die omgeven is door woongebied, staat het college er in ondergeschikte orde op dat er minstens in de vergunning extra milderende maatregelen, onder de vorm van bijzondere milieuvoorwaarden, worden opgelegd om de hinder voor de omwonenden te beperken. Daarom dienen de milieudisciplines op lange termijn gecontroleerd te worden door een bevoegd extern milieudeskundige aangesteld door en op kosten van de NMBS. Het eenmalig controleren van de normen (bv op vlak van geluid) na 1 jaar exploitatie is ontoereikend om een degelijk milieubeleid te creëren. Het college staat er dan ook op dat de frequentie van meetcontroles hoger is dan normaal voorzien in de Vlaremwetgeving. Het college staat erop dat de NMBS veelvuldige en langdurige controles implementeert


4 in haar eigen werking. Enkel op die manier kan de overheid een vlotte milieuhandhaving naar de burger toe garanderen. De onderstaande opgesomde maatregelen van het college in het kader van het bestrijden van de hinderlijke effecten zijn ondubbelzinnig, en duidelijk meet- en controleerbaar om de hinder voor de omwonenden te beperken. Conclusie : De vergunning moet worden geweigerd, minstens moet in ondergeschikte orde voldoende milderende maatregelen worden opgelegd om de leefomgeving in de aanpalende woonwijken te garanderen. Deze milderende maatregelen dienen dan als bijzondere voorwaarden vermeld te worden in de milieuvergunning. Slechts op die manier zal er een degelijk milieubeleid ontstaan. Daarom acht het college het dan ook noodzakelijk dat minstens onderstaande punten integraal en bindend worden opgelegd in de bijzondere voorwaarden van de milieuvergunning, indien de vergunning toch zou worden verleend. BESPREKING MILIEUONDERZOEK PER DISCIPLINE Het college is zich ervan bewust dat niet alle aangehaalde maatregelen kaderen binnen de perceelsgrenzen van deze aanvraag. Het is echter van belang het volledige vormingsstation als 1 geheel te beschouwen zodat we een totaalvisie bekomen. Indien deze voorwaarden nu niet worden opgelegd, is het later onmogelijk om bepaalde projecten te realiseren (bv fietspadverbindingen). Onderstaand vindt u per discipline (geluid, emissies, mobiliteit en verkeer, beplanting, bodemgesteldheid, waterafvoer, licht en klachtenopvolging) een reeks, reeds eerder geuite bezwaren en milderende maatregelen, waarvan het college het noodzakelijk acht dat deze worden opgenomen in de milieuvergunning, best na het uitvoeren van een project-MER. Geluid Onvoldoende onderzocht - In de geluidsstudie zijn nog steeds niet alle geluidsbronnen onderzocht : gebruik van rol- en hefbruggen, overlader, ventilatiegroepen, luchtgordijn, … vond de beproeving van locomotieven (rangeren, stationair draaiende motoren) plaats op het dichtste spoor (nieuwe sporen of toekomstige sporen) aan de kant van de Vijverwegel waar de woningen op 40 meter van de tractiewerkplaats staan?) … ). Het college kan dit dan ook niet beoordelen. - Art. 5.15.0.6 §2. van Vlarem II: “De nodige maatregelen dienen getroffen om de buurt niet te hinderen door geluid en trillingen veroorzaakt door: 3° het warmdraaien van motoren of de werking van koelinstallaties op geparkeerde voertuigen; hiertoe dient inzonderheid tussen een niet in een gesloten lokaal ingerichte parkeerplaats en elke naburige woning een ruimtelijke scheiding te bestaan van tenminste 50 m; bij werking van koelinstallaties op geparkeerde voertuigen dient daarenboven tussen de parkeerplaats en de naburige woningen gelegen binnen een straal van 100 m een geluidsdempend bufferscherm voorzien;” Treinen gaan t.h.v. de instapplatformen en de tractiewerkplaats warmdraaien. De spoorconfiguratie is op die wijze voorzien. De Vlaremnorm aangaande de ruimtelijke scheiding tussen de gevels van de woningen en de spoorlijn wordt niet gehaald : • gevels van de woningen in de Akkerstraat en de spoorlijn (instapplatform kant Melle) bedraagt slechts 25 meter; • gevels van de woningen in de Vijverwegel en het spoor op de NMBS-site dat naast de tractiewerkplaats loopt slechts 47 meter en een toekomstig spoor ingetekend op 42 meter. Om problemen afkomstig van het warmdraaien van motoren te vermijden, mogen geen sporen worden aangelegd op de NMBS site op minder dan 50 meter van de gevels van de woningen. Dit moet in elk geval worden vermeld in de milieuvergunning.


5

Milderende maatregelen - Door de grote omvang en complexiteit van alle activiteiten in de werkplaats is het onmogelijk om de volledige impact correct te kunnen beoordelen. De NMBS stelt voor om eenmalig een geluidsmeting uit te voeren eens de inrichting operationeel is. Dat is onvoldoende om tot een coherent milieubeleid te komen. Daarom staat het college erop dat eens de inrichting volledig operationeel is, er 1 maal per jaar op eenvoudig verzoek van de gemeente, en dit gedurende de volledige periode dat de inrichting operationeel is, een nieuwe geluidsmeting wordt uitgevoerd op kosten van de exploitant. Deze meting dient te worden uitgevoerd door een extern erkende geluidsdeskundige , op een tijdstip door de lokale overheid vrij te kiezen. Op deze manier is het college zeker dat de geluidsmeting wordt uitgevoerd op een representatief tijdstip (b.v. niet tijdens de vakantieperiode, … ). Er vinden immers heel wat werkzaamheden in open lucht plaats zoals tanken, rangeeractiviteiten, … . Ook door zijn specifieke ligging omringd door woongebieden is het zinvol de situatie blijvend te monitoren. Hierdoor zal de exploitant ook meer aandacht blijven besteden aan het geluidsniveau gedurende de diverse werkzaamheden. Dit moet worden opgenomen als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunning. Maatregelen die betrekking hebben op activiteiten binnenin de werkplaatsen - Het is verboden onderhouds-, herstellings- of reinigingswerkzaamheden uit te voeren in open lucht met uitzondering van diegene die vermeld staan in het dossier : - het tanken - testen op goede functionaliteit na onderhoud & herstelling van elektrische locomotieven, onderhoud van diesellocomotieven en onderhoud en herstelling van elektrische motorstellen - plaatsen of nemen van goederen (hout voor bodemplanken, wielen en draaistellen, gassen) rond de wagenwerkplaats voor gesleept materieel - “containerpark” -

In de werkplaats dient er altijd met gesloten deuren/poorten gewerkt te worden. Bij 8.1 (Ondervloerdraaibank) van bijlage D3, E3 & E4 staat op pg 37/43 vermeld dat “… in functie van de lengte van het treinmaterieel het mogelijk is dat de poorten van deze afgescheiden hal open moeten blijven.” Dit kan niet worden toegestaan ook al voorziet de exploitant luchtkussenshelters aan de beide open poorten van de ondervloerdraaibank. Dit omdat de verspaningscyclus, het meest luidruchtigste deel van deze activiteit is, deze activiteit 15 minuten duurt met een gemiddelde van 1 verspaningscyclus per werkuur en ter hoogte van de ondervloerdraaibank wordt uitgevoerd. Ook deze maatregelen moeten worden opgenomen in de milieuvergunning. Maatregelen die betrekking hebben op activiteiten buiten de werkplaatsen - Aan- en afvoer van het materiaal met vrachtwagens is verboden tussen 19 uur en 7 uur, alsook op zon- en feestdagen. Deze maatregel moet reeds gelden vanaf de start van de bouwwerken op de site. - Tussen 19 uur en 7 uur is het verboden gebruik te maken van luidsprekers en andere elektronisch versterkte middelen. - De overdekte schouwput en de overdekte wasstand dienen in het wagenwerkplaats voor gesleept materiaal te worden geïntegreerd. - Vermijden van draaiende motoren buiten de gebouwen. De motoren van allerhande voertuigen en locomotieven dienen tijdens wachtperioden en laad- en losoperaties, tankactiviteiten te worden stilgelegd, tenzij het noodzakelijk is voor de aandrijving van pompen, kranen, hefbruggen, e.d.


6 -

Het regelmatig slijpen van wielen en rails is noodzakelijk, temeer daar de toename van ruwheid zorgt voor toename van rolgeluid. Slijpen verwijdert de ruwheid en bijgevolg het geluid. Onderstaande maatregelen die door dhr. W. Bontinck, milieucoördinator NMBS-Holding op een studiedag dd. 5/5/2009 werden aangehaald om geluidsoverlast afkomstig van het spoorverkeer te vermijden, dienen ook hier toegepast te worden : - Raildempers - Lassen van voegen op het terrein - Jaarlijks wegslijpen van golvende sleet - Geluidsdemping door steenslagballast - Langgelaste rails - Optimalisatie spoorbevestiging - Trillingsisolatie van rail; structurele excitatie van stalen structuur; afstraling van alle brugoppervlaktes: Trillingscontrole van de railverbinding, gebaseerd op:  Onderlegplaatje met flap  Dempend onderlegplaatje - Wissel met beweegbaar hartstuk gebruiken; eliminatie van opening in rail bij standaard hartstukken

Ook deze maatregelen moeten worden opgenomen in de milieuvergunning. -

Er zijn nog steeds klachten afkomstig van omwonenden n.a.v. de geluidsoverlast van de ventilatoren in de seinhuizen van Infrabel langsheen de Vijverwegel. Deze klacht is reeds meer dan 2 jaar lopende, maar tot op heden nog steeds niet opgelost.

Emissies Onvoldoende onderzocht - In bijlage D3, E3 & E4 staat vermeld dat “de uitlaat van een rangeervoertuig, diesellocomotief, motorwagen zijn niet indelingsplichtig voor Vlarem; voldoet aan de Europese regelgeving.” Juist daarom is het van belang dit toekomstig aandeel aan roetdeeltjes, CO … te onderzoeken. Dit is niet gebeurd. Milderende maatregelen - In bijlage E6 op pg 2/15 : “De emissies van spoormaterieel en wegvoertuigen zijn een niet ingedeelde inrichting voor VLAREM en worden in het kader van deze aanvraag niet beoordeeld. Deze emissies worden geregeld via Europese regelgeving. De emissies van dieselspoorvoertuigen voldoen aan de europese richtlijn 97/68/EG, COM(2002) 765 final van 27/12/2002.” Een Europese richtlijn moet eerst omgezet worden naar nationale regelgeving. Deze richtlijnen zijn niet bindend. Er wordt ook nergens vermeld dat er controle zal zijn op deze emissies. Het college staat erop dat de emissies van de uitlaten jaarlijks gecontroleerd worden door een onafhankelijk erkend milieudeskundige. Het grootste aandeel van emissies zal immers afkomstig zijn van bovenstaande emissies. Nu is er over het aandeel aan roetuitstoot, CO … geen enkele informatie voorhanden. - Rangeringen mogen enkel worden uitgevoerd met een elektrisch aangedreven rangeervoertuig. - Alle roosters, lozingskanalen, … in de gevels van de gebouwen moeten weggericht zijn t.o.v. de kant van de dichtstbijzijnde woningen (cfr uitlaat dieselmotor sprinklerpomp in de zijgevel van de WGM op een hoogte van minstens 2 meter boven het maaiveld). - Op pg 15 van bijlage E11 van de milieuvergunningsaanvraag staat : “Voor deze installatie worden de concentraties in de rookgassen van NOx, CO en organische stoffen gemeten door een laboratorium erkend in de discipline lucht binnen de 3 maanden na ingebruikname en nadien om de 5 jaar.” Wij wensen dat er iedere 2 jaar controles zijn zodat problemen sneller opgespoord worden wanneer deze zich voordoen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen als bijzondere voorwaarde in de milieuvergunning.


7


8 Mobiliteit en verkeer Historiek - De Akkerstraat is in 2011 vernieuwd en kent een breedte van 5,50 m gemeten tussen de boordstenen en een voetpad van 0,90 m. De start van het administratief dossier situeert zich in 2002. Op dat moment was er nog geen sprake van de ontwikkeling van de site van het vormingsstation. De weg werd dus m.a.w. geconcipieerd op zijn functie als lokale woonstraat. - Het Vlaams Gewest besliste op 16/12/2005 via een Ruimtelijk Uitvoeringsplan om in de onmiddellijke omgeving van de R4 een regionaal bedrijventerrein in te planten. Als toegangsweg wordt de Akkerstraat aangewezen. Deze bovengemeentelijke beslissing zorgt voor een bijkomende verkeersbelasting in de Akkerstraat. - De Brusselsesteenweg is, behoudens de E40 en R4, de drukst bereden weg van de gemeente Melle, die op de spitsuren zijn verzadigingspunt bereikt heeft. Vooral in het centrum uit zich dat in files zowel richting Kwatrecht als richting Gent. - Het college stelde vanaf de start van dit dossier voorop om de NMBS site via een rechtstreekse aparte weg te ontsluiten naar de Brusselsesteenweg (daterend van voor de verkaveling Rootputte). Op het provinciaal overleg met de gouverneur dd. 26/01/2009 werd niet aan onze vraag tegemoet gekomen. Een alternatief tracé voor een rechtstreekse ontsluiting vanaf de NMBS site naar de Brusselsesteenweg werd nooit in overweging genomen. Problematiek - Bij de beoordeling ervan moet onder meer rekening gehouden worden met het Mobiliteitsdecreet¹ en met bijlage IV² van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.ᶟ De overheid behoudt een ruime beoordelingsvrijheid, waarbij vooral feitelijkheden cruciaal zijn. In casu dient bijgevolg afgetoetst te worden of er voldoende ontsluitingspunten zijn, of men voorziet in een gepast aantal parkeerplaatsen en of de veiligheid nog gegarandeerd kan worden. De impact op het verkeer en op de hiermee samenhangende verkeersleefbaarheid voor de omwonenden is prioritair te onderzoeken, in het belang van alle partijen. Niet alleen dienen in totaal 490 werknemers de site te Melle te bereiken (althans niet gezamenlijk), ook moeten herstellings- en onderhoudsmaterialen aangevoerd worden en zullen afvalstoffen aan- en afgevoerd worden (dit laatste conform bijlage E7 van de milieuvergunningsaanvraag). ¹ Decreet betreffende het mobiliteitsbeleid van 29 maart 2009, BS 20 april 2009. ² ‘Inhoudelijke vereisten voor een mobiliteitsstudie bij de aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning.’ ᶟ Besluit van 28 mei 2004, BS 26 november 2004.

-

De NMBS voorziet de ontsluiting van hun site ook via de Akkerstraat. Dit grootschalig project brengt niet enkel een zekere geluidsoverlast met zich mee, maar heeft eveneens ernstige gevolgen op de verkeersdrukte in de omgeving. - De ganse studie is gebaseerd op slechts twee tellingen. Eén op donderdag 4 februari 2010 tussen 8u en 9u en één op donderdag 20 mei 2010 tussen 16u en 17u. Deze 2 tellingen zijn ruimschoots onvoldoende om een degelijke onderbouwde mobiliteitsstudie op te maken. Tevens werden aanpalende straten niet opgenomen in de studie. Er werd ook geen rekening gehouden met de toekomstige aanwezigheid van de brandweerpost, het politiegebouw en het gemengd regionaal bedrijventerrein (dat ook een ontsluiting heeft via de Akkerstraat). Zelfs het ‘eigen verkeer’ vanaf de centrale herstelwerkplaats van Infrabel via de Nonnenwegel wordt niet vermeld of onderzocht. Er kan dus duidelijk gesteld worden dat het aspect mobiliteit onvoldoende werd onderzocht. - Tijdens het bouwproces is er sprake van een tijdelijke verbinding met de oprit van de R4. Het college merkt op dat de schriftelijke overeenkomst met Agentschap Wegen en Verkeer ontbreekt in het dossier. Het aspect mobiliteit werd onvoldoende onderzocht in de aanvraag en de vergunning dient om die reden te worden geweigerd.


9 Milderende maatregelen - Tijdens het bouwproces is er sprake van een tijdelijke verbinding met de oprit van de R4. Om de verkeersbelasting ten gevolge van de uitbating van de herstelwerkplaats te milderen wordt gevraagd om de voormelde tijdelijke verbinding definitief te maken. - Zowel tijdens de bouwfase als tijdens de exploitatie dient alle materiaal via het spoor aangeleverd te worden. - Tijdens de exploitatie dient de aanvoer van diesel, net zoals bepaald in de milieuvergunning afgeleverd door de Deputatie (ref. 44021/969/1/A/2/RB/KVDS/kvds) op de aanpalende NMBS-site in Gentbrugge, verplicht via het spoor te gebeuren. - Het d.m.v. wegmarkeringen verkeersveiliger gemaakt kruispunt Akkerstraat-Brusselsesteenweg dient bestendigd te worden d.m.v. middenbermen. Dit vergroot de verkeersveiligheid bij winterweer. - Men rekent er op de slechts 30% van de werknemers met de auto naar de site afzakken, de rest komt met alternatief vervoer. Buiten het feit dat dit hoogstwaarschijnlijk een onderschatting is van de eigenlijke cijfers, dient binnen het project dan ook voorzien te worden in: o een goede verbinding voor het fietsverkeer tussen Melle station en de Akkerstraat. Hiervoor dient de aanvrager voldoende ruimte (breedte 3.00 m) te voorzien voor de realisatie van het fietspad. o Bij het vernieuwen van de spoorwegbrug in de Merelbekestraat werd contractueel tussen de gemeente Melle en Infrabel vastgelegd dat er ruimte ter beschikking zal gesteld worden voor de realisatie van de fietspadverbinding tussen de K. Mercierlaan en de Nonnenwegel (cfr overeenkomst inzake het vernieuwen van de wegbruggen over de spoorlijn 50 Gent Sint-Pieters – Brussel-Noord, km 52.520 en km. 50.984, t.h.v. Merelbekestraat en Zwaantjesstraat te Melle dd. 25/06/2007 - artikel 3.2.3). (cfr. Bijlage 1) Voor de realisatie van de site koopt de NMBS gronden van Infrabel waardoor de contractueel vastgelegde clausule door Infrabel niet meer kan ingevuld worden. We spreken hier letterlijk van een contractbreuk. Het gemeentebestuur staat erop dat de inrichting van de sporenbundels op de site in de omgeving van de Merelbekebrug zodanig ingericht wordt dat de fietsverbinding tussen Nonnenwegel en Kardinaal Mercierlaan kan gerealiseerd worden. - De aansluiting van de toegangsweg van de site met de Akkerstraat ligt juist voorbij een bocht. Hierdoor wordt een gevaarlijke situatie gecreëerd. De toegangsweg dient op te schuiven richting brug R4. -

Er mag uitsluitend een poort/hekken geplaatst worden juist voor het portiergebouw. Het plaatsen van een poort t.h.v. de Akkerstraat is niet toegelaten omdat vrachtwagens dan het verkeer in de Akkerstraat zouden kunnen hinderen. Deze maatregelen dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd. Discipline beplanting Onvoldoende onderzocht : Het studiebureau Omgeving heeft louter het ontwerp van het landschapsplan opgemaakt. Bij het bekijken van de landschapsplan stellen we vast dat : o bestaande vegetatie wordt niet geïnventariseerd o de groene ruimtes op het beplantingsplan stemmen niet overeen met de groene ruimtes op de plannen van de landschapsstudie o er wordt nergens aangetoond dat het voorgestelde plantsoen en “bloemenweides” zullen gedijen op die steile spoorweggronden o het plaatsen van een landart wordt nergens vermeld o hoe worden de open plekken ingevuld o waar worden de verschillende sfeerzones en gebruiksmogelijkheden aangeduid op het plan o waar is het onderhoudsplan, … .


10 -

Zoals het beplantingsplan momenteel voorligt, kan het college dergelijke onoordeelkundig stockeren van gronden (=groenheuvels) niet gunstig adviseren. Nu stockeert men enkel grond op de restruimtes die interessant zijn voor de exploitant. Er ontbreekt een visie voor dergelijke groenheuvels. Deze heuvels worden versnipperd aangelegd en doorsneden door dienstwegen. Daarenboven worden de groenheuvels geplaatst op niet strategische plaatsen. Op de plaats waar het gebouw (tractiewerkplaats) het dichtst (= 45 meter) tegen de rijwoningen (Vijverwegel) staat, worden er geen groenheuvels gerealiseerd. Dit toont aan dat het bijgevoegde beplantingsplan niet als een groenplan kan beschouwd worden. Dergelijke groenheuvels mogen slechts gerealiseerd worden indien rondom de site een aaneensluitende 10 meter brede groenbuffer wordt aangelegd om de visuele hinder naar de buurt toe te beperken. Aan de tractiewerkplaats (kant Vijverwegel) spreekt men over een groene wand. De uitwerking van die groenbeplanting staat niet vermeld in de milieuvergunningsaanvraag. Volgens de bouwaanvraag bestaat die enkel uit 1 rij van 3 gestapelde potten. Er wordt geen beplanting vermeld. De hoogte bedraagt slechts 2 meter. Daarbij komt dat die potten dan nog 0,70 m onder het maaiveld van de Vijverwegel zitten. De groene wand kan dus niet als een groenbuffer beschouwd worden. Op de plaats waar een groenbuffer het meest noodzakelijk is, wordt deze niet voorzien. Ook dit aspect werd dus onvoldoende onderzocht in de aanvraag. Milderende maatregelen Minstens moeten volgende voorwaarden worden opgenomen in de vergunning : Rondom de volledige site dient een 10 meter brede groenbuffer aangelegd te worden. (cfr aanpalende site RUP regionaal bedrijventerrein waar de vergunningverlenende overheid, nl. Vlaamse overheid een buffergordel van 10 meter tussen bewoning en KMO gebouwen voorziet.) Alle hoogtes van de groenheuvels dienen gerekend te worden vanaf 0-peil van de toekomstige gebouwen. De aanplant dient voltooid te zijn vooraleer de inrichting in gebruik wordt genomen. Alle beplanting dient gedurende de exploitatie naar behoren onderhouden te worden. Plantsoen dat afsterft, dient heraangeplant te worden. De kruinen van de bomen dienen sluitend te zijn eens het bosplantsoen de volwassen leeftijd heeft bereikt. Op die wijze ontstaat een goede beplantingsdichtheid. De onderstaande gronden dienen een openbaar karakter te hebben zolang de inrichting voor onderhouds-, herstellings- en schoonmaakwerkzaamheden aan gemotoriseerd treinmateriaal, Akkerstraat zn. operationeel is : - De Spoorwegparking palend aan het Sint-Franciskusinstituut (SFI) die nu deels gehuurd wordt door het SFI. - De grootste groenzone palend aan de Nonnenwegel (gedeelte vanaf SFI tot aan de Nonnenwegel t.h.v. C. Melloyhof) Er moet blijvende aandacht zijn voor een duurzaam beheer van deze groenbuffers (snoeien, herbicidengebruik). Zeker ook in relatie tot de aspecten bodem en grondwater moet het zo zijn dat dat er – ook in de exploitatiefase - geen herbiciden gebruikt mogen worden om negatieve gevolgen voor groenbuffers, infiltratievoorzieningen en grondwater te vermijden. Bodemgesteldheid Het college is vragende partij dat een deel van de groenzone palend aan de Nonnenwegel (gedeelte vanaf SFI tot aan de Nonnenwegel t.h.v. C. Melloyhof) kan gebruikt worden als openbaar groen voor de omwonenden, zoals beloofd door de NMBS op de informatievergadering voor de bevolking dd. 19/12/2012. De bodem moet voldoen aan alle Vlarebo normen op het ogenblik dat de gronden aan de gemeente ter beschikking worden gesteld via een nog op te maken bezettingsovereenkomst. Zodra de polyvalente werkplaats operationeel is, dringt de gemeente Melle erop aan dat zij (gratis) gebruik kan maken van deze gronden en dit zolang de polyvalente werkplaats operationeel is.


11 Waterafvoer REGENWATER Historiek Vóór de realisatie van het Aquafinproject “Aansluiting Park Ten Hove” was er, naast de problematiek van het lozen van vervuild water in een waterloop van 3 de categorie (Molenbeek), op zeer regelmatige tijdstippen zware wateroverlast in zowel de Zwaantjesstraat als verder stroomafwaarts in de omgeving van het lozingspunt van de Molenbeek in de Schelde (gelegen op de terreinen van de Tuinbouwschool). De Molenbeek was een open riool en verzorgde de afwatering van het op- en afrittencomplex van de R4, gedeelte van de Brusselsesteenweg, de Zwaantjesstraat, de Nonnenwegel, het vormingsstation en nog verder stroomopwaarts de wijk Park Ten Hove, Varingstraat, Vijverwegel, Rietveldstraat, een gedeelte van de Gontrode Heirweg en een gedeelte van Merelbeke. De oorzaak van de wateroverlast was verschillend naargelang de plaats waar ze zich voordeed. De wateroverlast in de Zwaantjesstraat deed zich voor bij intense regenbuien. Het toenmalig rioleringsstelsel was ondergedimensioneerd en kon de plotse toevloed van water niet verwerken. De wateroverlast in de omgeving van de Tuinbouwschool deed en doet zich nog steeds voor bij langdurige regenval. De oorzaak is te vinden in het feit dat ter hoogte van het lozingspunt van de Molenbeek de Schelde getijdengevoelig is. De Schelde komt door langdurige regenperiodes meer en meer boven het natuurlijk lozingspunt van de Molenbeek te staan zodat deze gedurende langere tijd de toevloed van het regenwater afkomstig van het stroomopwaarts gebied niet kwijt kan. Als gevolg daarvan komen verschillende boomgaarden van de Tuinbouwschool en private tuinen frequenter, zwaarder en langduriger onder water te staan. Naast het scheiden van het rioleringsstelsel was het uitgangspunt van het Aquafinproject “Aansluiting park Ten Hove” het aanpakken van de voormelde overstromingsproblematiek. Dit werd gerealiseerd door: 1. Het vergroten van de stroomopwaartse rioleringsdiameters (berekend op een T50) 2. Het verminderen van de hoeveelheid regenwater die in de Molenbeek terecht komt. 1.Het vergroten van de stroomopwaartse rioleringsdiameter Het nieuwe RWA rioleringsstelsel loost in de Molenbeek met een diam. 1400. Deze diam. 1400 werd gelet op het grote stroomopwaarts gebied van de riolering doorgetrokken tot in de Vijverwegel. M.a.w. momenteel zit langs beide zijden (zowel kant Nonnenwegel als kant Vijverwegel) van het vormingsstation een diam. 1400 klaar. Om hydraulische redenen is het noodzakelijk dat binnen het NMBS project de bestaande (in slechte staat verkerende gemetselde) koker vervangen wordt door een riolering diam. 1400 die aansluit op de langs beide zijden van het vormingsstation voorziene wachtkokers. Dit moet worden opgelegd in de vergunning. 2.Het verminderen van de hoeveelheid regenwater in de Molenbeek Vóór de realisatie van het voornoemde Aquafinproject loosde het regenwater afkomstig van het op- en afrittencomplex van de R4 ongecontroleerd in het rioleringsstelsel van de Zwaantjesstraat. Dit was de oorzaak van bijkomende piekdebieten in het rioleringsstelsel van de Zwaantjesstraat (en dus wateroverlast) maar ook van een groot volume water die in de Molenbeek terecht kwam. Gelet op de voornoemde problematiek engageerde het Agentschap Wegen en Verkeer om binnen hetzelfde Aquafinproject het regenwater afkomstig van zijn terreinen los te koppelen van het rioleringsstelsel van de Zwaantjesstraat en aldus van de Molenbeek. Dit werd gerealiseerd door onder de bestaande grachten van de R4 een afzonderlijk RWA stelsel te realiseren. De intensieve samenwerking tussen Aquafin, Aquario, het Agentschap Wegen en Verkeer en de gemeente Melle heeft door de realisatie van het Aquafinproject “Aansluiting Park Ten Hove” (kostprijs € 7.966.588 excl. BTW ) gezorgd voor:


12 1. Oplossen van de waterproblematiek in de Zwaantjesstraat 2. Verkleinen van de waterproblematiek in de omgeving van het lozingspunt van de Molenbeek in de Schelde 3. Het afkoppelen van vuil water uit de Molenbeek overstromingsproblematiek Zwaantjesstraat


13

Overstromingsproblematiek Molenbeek


14


15 WEERLEGGING OPBOUW WATERTOETS 1.bestaande toestand  Bijlage E12 p2/11: “op vraag van de gemeente zal deze ingebuisde gracht vergroot en verdiept worden in het projectgebied tijdens de realisatie van dit project” De NMBS geeft de indruk dat zij op verzoek van de gemeente de bestaande koker vernieuwen. Dit dient toch te worden genuanceerd. Het is zo dat de huidige gemetselde koker in slechte staat verkeert en daarenboven op sommige plaatsen zware slibafzetting vertoont. Dit werd o.a. vastgesteld tijdens de uitvoering van het project “Aansluiting Park Ten Hove” (de desbetreffende diensten van de NMBS werden hiervan ter plaatse in kennis gesteld). Het overbouwen van de bestaande koker door een dergelijke werkplaats is onverantwoord, technisch en in uitvoering zeer complex en gelet op de hoogteligging van de koker en de opbouw van de Tractiewerkplaats misschien zelfs niet uitvoerbaar. Van bij de aanvang van het Aquafindossier “Aansluiting Park Ten Hove” d.d. 5 februari 2002 : ( = datum van aanstellen studiebureau Arcadis als ontwerper) was de NMBS betrokken bij de bespreking en opbouw van het dossier. M.a.w. het vernieuwen van de koker was en is inderdaad een noodzaak, de aanpassing van diameter en diepteligging is op vraag van Aquafin.  Bijlage E12 p2/11: “Op het bestaande terrein zijn er vandaag drainage grachten aanwezig over de volledige lengte van het her aan te leggen terrein. De bestaande grachten zorgen ervoor dat het overtollige water dat niet direct infiltreert, onbeperkt afgevoerd wordt naar de ingebuisde gracht”. De NMBS heeft ook de infiltratiecapaciteit gemeten. Op plannen 8/50, 9/50, 10/50 staat duidelijk ingetekend dat er kant Nonnenwegel een afwateringsgracht gerealiseerd wordt, kant Vijverwegel een open afwateringsgracht aanwezig is en er een intern grachtensysteem wordt gerealiseerd. Kant Nonnenwegel sluit deze open gracht met een diam. 600 ongecontroleerd (t.t.z. zonder buffering) aan op een bestaande riolering die uitmondt in het reeds gerealiseerde rioleringsstelsel diam 1400 in de Nonnenwegel. Kant Vijverwegel sluit de andere open gracht (die dubbel zo lang is als deze kant Nonnenwegel) eveneens ongecontroleerd aan op de reeds gerealiseerde RWA koker diam. 1400. Daarenboven is er op plan 5/50 een aanduiding van een intern grachtenstelsel die (voor zover we kunnen vaststellen) afwatert in het bufferbekken en dus gecontroleerd loost in de koker. Gebruik makend van het voornoemde citaat uit het NMBS dossier kan men stellen dat het grachtensysteem ervoor zorgt dat er van infiltratie, in tegenstelling tot wat wordt beweerd, geen sprake kan zijn. 2.Ontwerpprincipes  Geen opmerkingen op de ontwerpprincipes op zich. Wel op het feit dat ze niet toegepast worden op het afstromend regenwater van de verharde opppervlakten (daken,…. = oppervlakte 4,3 ha), waardoor niet voldaan wordt aan de voorkeur van afvoer volgens VLAREM wetgeving.  Bijlage E12 p 5/11: wordt vermeld dat de lozing beperkt wordt tot 41 l/s. Dit klopt niet. Zoals eerder gemeld is er een langs weerzijden van het complex een gracht voorzien welke ongecontroleerd zullen lozen. Kant Nonnenwegel komt de open gracht via een riolering diam. 600 (p 1 ‰) en kant Vijverwegel via een dubbel zo lange open gracht (F0 100/50/50-p = 2‰) over de volledige lengte van de site. Uit de voorziene dimensionering van de riolering en grachten volgt het totaal te verwachten lozingsdebiet.


16  Tevens wordt hier geen worst case scenario uitgewerkt (gebeurt wel voor geluid, licht). Het worst case scenario houdt in: - lange tijd regen met verzadiging van de gronden op de site tot gevolg - hoge waterstand Zeeschelde zodat Molenbeek niet meer in de Schelde kan lozen - gevolgd door hevige regenbui (T50) - kapotte wervelventiel met overstorten van bufferbekken tot gevolg De diam. 1400 (helling 1 mm/m →1800 l/s kan de riolering verwerken) in de Zwaantjesstraat wordt gevoed door: - Diam. 900 komende van wijk Park Ten Hove (helling 3,2 mm/m → 900 l/s) - Open langsgracht op de NMBS site kant Vijverwegel (capaciteit 1032 l/s ) - Diam. 800 overstort van het NMBS-bufferbekken ( helling 1‰ → 398 l/s) - Diam. 600 riolering op de NMBS site kant Nonnenwegel (helling 1‰ → 181l/s) - Diam. 400 komende van woonstraat Nonnenwegel (helling 1mm/m → 59 l/s) - Diam. 400 komende van woonstraat Zwaantjesstraat (helling 20mm/m →266 l/s) Een eenvoudige berekening toont aan dat er terug een overstromingsprobleem in de Zwaantjesstraat ontstaat gecombineerd met een overstromingszone in de omgeving van de monding van de Molenbeek. 3.Collecteren en herbruik Het principe van herbruik van regenwater wordt gevolgd. 4.Infiltratie  Bijlage E12 p8/11: “Het regenwater dat valt op de sporenbundels, de groenzones, de zone van de overlader (WGM), dienst paden in steenslag en de parkings infiltreert rechtstreeks in de ondergrond” Conform hetgeen gesteld wordt op bijlage E12 p4/11 “het terrein is beperkt infiltreerbaar” klopt de voormelde stelling in het beste geval enkel voor het water dat valt op de sporenbundels… de andere verharde oppervlakten wateren, door hun niet infiltreerbaarheid, via het intern grachtsysteem (plan 5/50) af naar de buffer.  Bijlage E12 p8/11: “Naast de sporenbundels worden verharde oppervlakten als rechtstreeks infiltrerend beschouwd: groene zones, parking, overladen WGM en stockagezones voor wielen” Op het grondplan staat de stockagezones voor wielen aangeduid als uit te voeren met waterdoorlatende materialen. Op plan profiel 4/4’ staat deze zone als te asfalteren in de legende…, m.a.w. sommige plannen spreken elkaar tegen. Dit maakt een correcte beoordeling van het dossier onmogelijk.  Bijlage E12 p8/11: “Alhoewel de ondergrond beperkt infiltreert ….” Gedurende de volledige maand december 2012 en januari 2013 staat het grondwaterpeil gelijk met het maaiveld van het vormingsstation. Dit wordt door de technische dienst van de gemeente opgevolgd omdat Tuc Rail een elektriciteitskabel langsheen de site aan het aanleggen is. Gedurende deze periode werden de werken gelet op de hoge grondwaterstand volledig stilgelegd en werd er beslist om over de volledige lengte van de site een drainage te plaatsen die op zijn beurt ongecontroleerd zal lozen in de nog te realiseren koker diam. 1400… Van een beperkte infiltreerbaarheid is op de site zelf niets te merken.


17 Foto’s grondwaterstand vormigsstation december 2012 – januari 2013

Daarenboven suggereert de Europese norm in voorbereiding (C.E.N.) dat, om van een infiltratiecapaciteit te spreken, een minimale hoogte van 1 meter onverzadigde zone of filtermateriaal boven het hoogste niveau van de grondwatertafel moet aanwezig zijn. De norm voor de provincie Oost-Vlaanderen is dat er minstens een grondwaterstand van 70 cm-mv is. Uit onderstaande tabel blijkt dat deze waarde niet gehaald op verschillende plaatsen :

In M-TAW PB116 MAAIVELD (MV) 12,87 GRONDWATE R-PEIL (GWP) 12,35 MV – GWP 0,52

PB119

PB122

PB124

PB137

PB139

B101

PB6 Bufferbekken

12,591

12,677

12,633

13,353

13,42

12,794

12,688

12,25 0,341

12,3 0,377

12,49 0,143

12,7 0,653

13,06 0,36

12,34 0,454

12,24 0,448


18  Bijlage E12 p8/11: “Deze laag sluit zijdelings aan op de omgevende grond of via een keerelement op de wegenis”. Uit de dwarsdoorsneden blijkt dat de infiltratiezone niet opgesloten zit, maar meestal aansluit op het intern grachtsysteem dat uitmondt in de buffer. Mocht deze buffer opgesloten zitten dan zou deze conform het worst-case scenario t.t.z. na langdurige regenval gewoon overlopen. Er wordt dus heel wat minder geïnfiltreerd dan voorgesteld. De redenering van de NMBS bijlage E12 p 2/11 dient gedeeltelijk aangepast: “Op het bestaande terrein zijn er vandaag drainagegrachten aanwezig over de volledige lengte van het her aan te leggen terrein. De bestaande grachten zorgen ervoor dat het overtollige water niet direct infiltreert, onbeperkt afgevoerd wordt naar de ingebuisde gracht” dient als volgt te worden aangepast: “Op het toekomstige terrein zijn langs weerszijden drainagegrachten aanwezig over de volledige lengte van de site, die onbeperkt lozen (niet naar het bufferbekken) in het gemeentelijk rioleringsstelsel. Het intern grachtensysteem zorgt ervoor dat het overtollige water niet direct infiltreert maar onbeperkt afgevoerd wordt naar de te realiseren buffer”, dat op zijn beurt wel gecontroleerd loost in de nieuw te realiseren koker diam. 1400 onder het vormingsstation. 5.Vertraagd afvoeren Enkel het regenwater die in de buffergracht terecht komt wordt vertraagd geloosd. De reeds gemelde grachten langs weerszijden van het project lozen niet vertraagd. 6.Toekomstige toestand De enige verbetering t.o.v. de huidige toestand is dat het binnengebied in normale omstandigheden gecontroleerd loost. M.a.w. de “buffer infiltratie” is gelet op de huidige toestand (sporenbundels + drainage grachten) dezelfde situatie als de toekomstige (sporenbundels + grachten cfr. Plan 5/50) met het enige verschil dat deze via de buffergracht gecontroleerd geloosd wordt. Het lozingsdebiet van de volledige site is, gelet op de 2 grachten op de grenzen van het terrein, veel meer dan 41 l/s en overschrijdt bij hevige regenval de minimale eis. (200 l/s: tabel bijlage E12 p11/11) Het regenwater afkomstig van het project zal onder normale regenomstandigheden iets gecontroleerder geloosd worden in de nog te realiseren koker diam. 1400. Bij langdurige slechte weersomstandigheden blijft de wateroverlast ter hoogte van de Molenbeek bestaan en zal de provinciale overheid (beheerder van de Molenbeek) initiatieven dienen te nemen om deze overlast tot een minimum te beperken. De enige mogelijkheid is het installeren van een pompgemaal ter hoogte van de monding van de Molenbeek. We stellen vast dat dergelijke overstromingsproblemen zich frequenter en intenser in de overstromingszones voordoen met als gevolg dat de Provincie momenteel op 2 van zijn 3 waterlopen in de gemeente Melle een pompgemaal heeft geplaatst (pompgemaal Gondebeek momenteel in uitvoering). In het worst-case scenario voldoet de diam. 1400 niet meer en treedt er wateroverlast op in de Zwaantjesstraat en ter hoogte van de monding in de Molenbeek . ADVIES GEMEENTE  Bij nieuwe ingrijpende bouw- of wegenisprojecten dient de gemeente te onderzoeken of er al dan niet gebruik kan gemaakt worden van nieuwe waterwegen/kanalen zoals de Ringvaart. Zeker als er op het natuurlijk afwateringssysteem reeds overstromingsproblematiek aanwezig is. Aangezien voor dit project een afwateringsmogelijkheid richting Ringvaart bestaat werd er aan de NV Waterwegen en Zeekanaal de toelating gevraagd en een voorwaardelijke toelating bekomen (zie bijlage 2).


19  Dit gebruik maken van deze nieuwe waterlopen werd/wordt door de gemeente sinds geruime tijd consequent toegepast op de volgende dossiers: project Begijnenwegel – Driesstraat – Kruisstraat. De RWA afvoer werd aangesloten op de Ringvaart project Heirhof (Verkaveling in de gemeente Merelbeke ). Aan de gemeente Merelbeke werd de aansluiting van het RWA stelsel van de verkaveling Heirhof op het rioleringsstelsel van Park Ten Hove (in de gemeente Melle) verboden. Dit omdat we stroomafwaarts met wateroverlast te kampen hebben (RWA van Heirhof zou zonder weigering van lozing uiteindelijk ook in de Molenbeek terecht komen) en anderzijds omdat de aansluitbaarheid op de Ringvaart mogelijk is. project Caritasstraat – Gontrode Heirweg momenteel zorgt het regenwater afkomstig van de E40 voor water problemen op het historisch gegroeid rioleringsstelsel richting Schelde. Van bij het ontwerp wordt de afvoer van het regenwater via de Ringvaart vanuit de gemeente als voorwaarde gesteld. Intergemeentelijk project Gontrode Heirweg met Merelbeke. Om de desbetreffende Molenbeek verder te ontlasten wordt ook binnen dit project de aansluiting van het RWAstelsel op de Ringvaart als must opgelegd. Conclusie: HET VOLLEDIGE RWA STELSEL (GECONTROLEERD EN ONGECONTROLEERD) DIENT AANGESLOTEN TE WORDEN OP DE RINGVAART, ZONIET BLIJFT DE OVERSTROMINGSPROBLEMATIEK TER HOOGTE VAN DE MONDING VAN DE MOLENBEEK BESTAAN EN ONTSTAAT ER IN HET WORST CASE SCENARIO OPNIEUW WATEROVERLAST IN DE ZWAANTJESSTRAAT. DE ONTSLUITING VIA DE RINGVAART IS CRUCIAAL IN DIT DOSSIER EN DIENT IN ELK GEVAL TE WORDEN OPGENOMEN ALS BIJZONDERE VOORWAARDE IN DE MILIEUVERGUNNING. VUILWATER Milderende maatregelen - In bijlage F4 pg 4 vermeldt “Dit brengt het totale lozingsdebiet op de DWA-riolering in de Nonnenwegel op maximaal 9,8 m³/uur bij realisatie van de eventueel later te plaatsen treinwasinstallatie.” Een waterverbruik van de toekomstige treinwasinstallatie wordt geraamd op 5.000 m³/jaar. Deze waarde wordt nergens verduidelijkt. Zullen er 2 treinen tegelijkertijd worden gewassen? Dan is het verbruik eerder aan de lage kant. Op de website van de NMBS staat dat men 210 liter, effectief loost in de riolering, om 1 rijtuig te wassen. Voor een trein met 10 rijtuigen betekent dit dat er slechts 1 trein per uur mag gewassen worden. En aangezien er reeds 3 sporen voorzien zijn, is het meer dan aannemelijk dat er 2 treinen tegelijkertijd zullen gewassen worden. Op welke wijze werd de buffer op de leiding voor industrieel afvalwater van 10.000 liter berekend? De exploitant vraagt een toekomstig lozingsdebiet van 9,8 m³/u incl later de treinwasinstallatie en Aquario stelt dat piekdebieten van > 10 m³/u moeten vermeden worden. Omdat het verschil tussen de waarde van de exploitant en Aquario zo klein is, staat het college erop dat er een debietmeter wordt geplaatst op het lozingspunt conform bijlage 4.2.5.1 van Vlarem II (ook al geldt deze Vlarem-verplichting maar bij een lozingsdebiet van meer dan 50 m³/uur). De debietmeter moet over een registratiesysteem beschikken die naast het ogenblikkelijk debiet eveneens het totaal per uur registreert en 24-uur periodes totaliseert. Op deze manier kan de toezichthouder het debiet controleren afkomstig van de NMBS site voor het geval er zich problemen voordoen. - In bijlage F4 van de aanvraag worden er afwijkingen aangaande de lozingsconcentraties voor diverse parameters aangevraagd. Binnen de 6 maanden nadat de inrichting in volle exploitatie is, dient de exploitant 1 keer per jaar de waarde van onderstaande parameters te controleren : parameter Ondergrens Bovengrens temperatuur

waarde in mg/l tenzij anders vermeld pH 6,0 pH 9,5 45,0 °C


20 Zwevende stoffen Petroleumetherextraheerbare stoffen Olie en vet Koper Lood Zink Chroom Nikkel BZV CZV Ntotaal Ptotaal Cadmium PAKs totaal boor molybdeen

1.000 500,0 niet visueel waarneembaar 0,5 0,5 2 0,5 0,5 250 500 30 10 0,008 0,001 Geen waarde bepaald in milieuvergunningsaanvraag (*) Geen waarde bepaald in milieuvergunningsaanvraag (*)

(*) aangezien de exploitant geen concrete waarde heeft aangevraagd, dient de exploitant de concentraties te respecteren die vermeld staan in het Vlarem.

Deze controle is verplicht ook al wordt in de vergunning een lozing aangevraagd van minder dan 15 m³/uur. De meting dient te gebeuren 1 keer per jaar op eenvoudig verzoek van de gemeente, en dit gedurende de volledige periode dat de inrichting operationeel is. Deze meting dient te worden uitgevoerd door een extern erkende deskundige, op een tijdstip door de lokale overheid vrij te kiezen. - Conform de Vlaremwetgeving dient het bestaand gebouw aan de Nonnenwegel voorzien te worden van een gescheiden rioleringsstelsel. De afkoppeling van het bestaand gebouw aan de Nonnenwegel dient mee opgenomen te worden in dit dossier. Dit is een wettelijke verplichting. - Lekkende gemengde riolering op het spoorwegdomein evenwijdig met Nonnenwegel herstellen. - Op blz. 2 van bijlage E12 van de milieuvergunningsaanvraag staat : “Op vraag van de gemeente zal deze ingebuisde gracht vergroot en verdiept worden in het projectgebied tijdens de realisatie van dit project.” Het projectgebied loopt volgens het plan echter niet tot aan de Vijverwegel. De 2 spoorlijnen palend aan de Vijverwegel zitten niet vervat in het project. Het college staat erop dat de NMBSkoker onder spoorwegdomein wordt vernieuwd vanaf de bestaande wachtkoker aan de Vijverwegel tot aan het reeds gerealiseerde aansluitingspunt in de Nonnenwegel (zoals aangeduid op plan). Deze maatregelen dienen als bijzondere voorwaarde te worden opgenomen in de milieuvergunning. Licht Milderende maatregel - In bijlage E6 op pg 9/15 staat dat : “De verlichting is ontworpen volgens de norm NBN EN 12464-2 zodat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. De buitenomgeving rond de site wordt beschouwd als een type E2 uit de norm (gebieden met een laag lichtniveau zoals industrie- en residentiële gebieden in landelijke omgeving). Dit geeft dat de lichtpollutie (licht dat rechtstreeks of onrechtstreeks een lichtatmosfeer creëert) vanwege de nieuwe inrichting beperkt wordt tot maximaal 1 lux (verticaal gemeten)) aan de omliggende woningen / gebouwen bij het gelijktijdig branden van ALLE buitenverlichting op de nieuwe site.” Vooraleer de site geëxploiteerd wordt, dient deze simulatie te worden geverifieerd door een extern deskundige d.m.v. een concrete en volledige meting die toetst of aan bovenstaande waarde wordt voldaan. Dit dient als bijzondere voorwaarde te worden opgenomen in de milieuvergunning.


21 GEVRAAGDE/BEKOMEN AFWIJKINGEN VAN DE VLAREMWETGEVING 1. Besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur houdende uitspraak over een aanvraag tot afwijking van artikels 5.4.1.2.§1.2° en §2, 1°, van titel II van het Vlarem ingediend door NMBS voor een polyvalente werkplaats gelegen te 9090 Melle, Akkerstraat zn. De afwijking werd bekomen op 4/07/2012. Het college staat erop dat alle voorwaarden onder artikel 3 van dit besluit integraal worden opgenomen in de milieuvergunning. 2. Er wordt een afwijking gevraagd van artikel 4.1.7.2.§1 uit titel II van het VLAREM voor de bepalingen voor tanks en vaten met een waterinhoud van meer dan 220 liter als volgt: “Voor tanks en vaten met een waterinhoud van meer dan 1020 liter moeten bovendien: 1° tussen deze en de binnenste onderkant van de wanden een minimumafstand, gelijk aan de helft van de hoogte van de tanks en/of vaten, worden gelaten; 2° een doorgang van tenminste 1 meter breedte tussen de tanks, de vatenopslag en de wanden volledig worden vrijgelaten.” 3. Er wordt een afwijking gevraagd van artikel 5.4.1.5.1° uit titel II van het Vlarem voor de maximale hoeveelheid in de inrichting opgeslagen producten overeenstemmend met het verbruik in de inrichting van één maand als volgt : “Onverminderd de voorschriften inzake gevaarlijke stoffen, dienen met betrekking tot de opslag in de inrichting van grondstoffen, tussenproducten en reststoffen, de volgende voorschriften in acht genomen : 1° de producten mogen niet buiten de daartoe bestemde verwerkings- en opslagruimte worden opgeslagen; de hoeveelheid in de inrichting opgeslagen producten mag niet meer bedragen dan 11.444 liter; 4. Er wordt een afwijking gevraagd van artikel 5.4.3.1.3.§3.4° uit titel II van het VLAREM voor de maximum hoeveelheid van gebruikte grondstoffen en bedekkingsmiddelen gestockeerd in de lokalen waarin de installaties voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen zijn ondergebracht als volgt: “Om procestechnische redenen wordt de maximale hoeveelheid van gebruikte grondstoffen en bedekkingsmiddelen bepaald op 2.000 liter voor in de sub 1° bedoelde lokalen.” Gezien de specifieke ligging van de exploitatie - gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met rondom woongebied -, de moeilijke bereikbaarheid bij ongevallen omwille van de sporenbundels, groenheuvels en werkplaatsen (TW en WGM) en dat er enkel lokale woonstraten als ontsluitingsweg zijn, kunnen geen afwijkingen worden toegestaan aangaande minimumafstanden, doorgangen en maximum producthoeveelheden op de site. Het toestaan ervan zou strijdig zijn met de veiligheidsgaranties die wij wensen te verzekeren naar de omliggende woonwijken. 5. Er wordt een aanvulling gevraagd van artikel 4.4.2.2.§1 uit titel II van het VLAREM als volgt: “Dit geldt niet voor de mobiele stoomhogedrukreinigers met mazoutbrander en de dieselmotor van de sprinklerpomp.” Het college heeft geen bezwaar gelet op het feit dat de mobiele stoomhogedrukreinigers met een mazoutbrander geen vaste standplaats hebben en dus verplaatsbaar zijn in de inrichting. Ook voor de dieselmotor van de sprinklerpomp is er geen bezwaar vanuit het college gelet op het feit dat deze enkel gebruikt wordt bij brand en de jaarlijkse werkingstest. 6. Er wordt een afwijking gevraagd van artikel 5.15.0.6.§1 en 5.19.1.3 uit titel II van het VLAREM als volgt: “‘Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 4.5, zijn de werkzaamheden toegelaten 24u/24u en 7d/7d.” Het college gaat akkoord met de redenering van de NMBS die stelt dat zij als opdracht heeft in het voorzien van openbaar vervoer per spoor. Hiervoor zijn onderhoud, schouwing en reiniging van het spoormaterieel op elk moment van de dag/week noodzakelijk om voldoende treinmaterieel ter beschikking te hebben. Daarom zijn de onderhoudswerkplaatsen permanent ter beschikking om de noodzakelijke interventies uit te voeren.


22 7. In bijlage F4 worden afwijkingen aangevraagd voor diverse parameters voor het lozen van het bedrijfsafvalwater : De activiteiten i.v.m. de buitenreiniging vallen onder de sector 59 ‘Car- en truckwashbedrijven’. Voor de lozing van het bedrijfsafvalwater worden bijgevolg de sectorale lozingsvoorwaarden van de sector 59 aangevraagd voor de lozing op riolering zoals hieronder vermeld: parameter waarde in mg/l tenzij anders vermeld o Ondergrens pH 6,0 o Bovengrens pH 9,5 o temperatuur 45,0 °C o Zwevende stoffen 1.000 o Petroleumetherextraheerbare stoffen 500,0 o Olie en vet niet visueel waarneembaar o Koper 0,5 o Lood 0,5 o Zink 2 o Chroom 0,5 o Nikkel 0,5 Bijkomend wordt voor de lozing van bedrijfsafvalwater in afwijking van de algemene lozingsvoorwaarden en in afwijking van de hierboven vermelde sectorale voorwaarden volgende parameters aangevraagd: parameter waarde in mg/l tenzij anders vermeld o BZV 250 o CZV 500 o Ntotaal 30 o Ptotaal 10 o Cadmium 0,008 o PAKs totaal 0,001 Het college verklaart zich hiermee akkoord indien de overige betrokken overheidsinstanties geen bezwaar uiten. De eventuele voorwaarden die deze instanties opleggen dienen gevolgd te worden. KLACHTENOPVOLGING - De NMBS zal een meld- en infopunt oprichten tijdens de werken. Dit meldpunt moet ook in het eerste jaar van de exploitatie nog operationeel zijn om eventuele klachten te kunnen behandelen. Koppeling stedebouwkundige- en milieuvergunningsaanvraag Niettegenstaande dat de stedenbouwkundige aanvraag en de milieuvergunningsaanvraag apart ingediend werden aanziet het college van burgemeester en schepenen dit als één geheel. Daarom maakt het advies over de stedenbouwkundige aanvraag integraal deel uit van dit advies (bijlage 3). Besluit: Goedgekeurd met algemeenheid van stemmen Gelet op het niet correct toepassen van de MER regelgeving. Gelet op het niet naleven van alle Vlaremnormen. Gelet op het hypothekeren van ondertekende contractuele verbintenissen met de gemeente Melle. Gelet op de diverse disciplines die in het aanvraagdossier onvolledig onderzocht werden waardoor foutieve beslissingen zijn genomen. Gelet op het onvoldoende voorzien van milderende maatregelen. Gelet op de milderende maatregelen die niet zijn opgenomen in een globaal opvolgingsbeleid.


23 Gelet op alle aangehaalde opmerkingen en bezwaren, die voor het college van burgemeester en schepenen van essentieel belang zijn, is het gemeentelijk advies voor dit dossier : ONGUNSTIG. In uiterst ondergeschikte orde verzoekt het college van burgemeester en schepenen om minstens alle voorgestelde milderende maatregelen uit dit advies als bijzondere voorwaarde op te nemen in de milieuvergunning.

namens het college van burgemeester en schepenen, de gemeentesecretaris Lena De Smaele in opdracht : de gemeentesecretaris

Lena De Smaele

de burgemeester-voorzitter Dirk De Maeseneer voor eensluidend afschrift, de burgemeester

Dirk De Maeseneer


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.