Met IJsbreker+ leer je Nederlands. Je leert de taal om in Nederland te kunnen werken en wonen. Met IJsbreker+ kun je ook alles leren voor het inburgeringsexamen. Je kunt met IJsbreker+ veel zelf werken. In dit boek kun je oefenen met spreken, luisteren, lezen en schrijven. Dat doe je met andere cursisten en met de docent. Er zijn ook oefeningen op de computer. Je oefent de woorden en klanken op de computer, je luistert naar teksten en bekijkt video’s. Zo kun je de Nederlandse taal goed leren. IJsbreker+ bestaat uit vier delen. Met dit deel 1B bereik je taalniveau A1 en ben je op weg naar niveau A2. Je kunt met IJsbreker+ deel 3 verder werken tot niveau A2. Dat is het niveau van het inburgeringsexamen.
Nederlands voor volwassen anderstaligen
Nederlands voor volwassen anderstaligen
Nederlands voor volwassen anderstaligen Basisleergang op weg naar het inburgeringsexamen
Basisleergang op weg naar het inburgeringsexamen 0 – A1
0 – A1
DEEL 1B
In samenwerking met de Afdeling Nederlands als tweede taal van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
3205_NT2_Covers_IJsbreker+deel1B.indd All Pages
DEEL 1B
Bij dit boek hoort het leerplatform: www.nt2plus.nl
9 789006 435085
12/11/18 10:19
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 1
12/11/18 09:37
deel 1B Nederlands voor volwassen anderstaligen Basisleergang op weg naar het Inburgeringsexamen 0 - A1
Marilene Gathier Dorine de Kruyf
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 1
12/11/18 09:37
COLOFON Auteurs Marilene Gathier Dorine de Kruyf Redactie IJsbreker+ Lizet Penson, PenTaal Tekst en redactie, Sibculo Didactisch concept IJsbreker+ Deel 1 is een herziening van Breekijzer. Het didactisch concept is ontwikkeld door Marilene Gathier en Dorine de Kruyf en is gebaseerd op het door VU-NT2 ontwikkelde concept voor de methode IJsbreker. Basisontwerp serie NT2+ Studio Fraaj, Rotterdam Vormgeving en opmaak Hannie van den Berg Grafische Vormgeving en DTP, Houten Fotografie Peter Bak – omslagfotografie Isis Vaandrager – styling t.b.v. de omslagfotografie Zie voor volledige bronvermelding de illustratieverantwoording op bladzijde 408. Online platform Enigmatry, Rotterdam Bij alle uitgaven van IJsbreker+ hoort een digitale applicatie. Klantenservice uitgeverij ThiemeMeulenhoff: 033 - 448 3700
Over ThiemeMeulenhoff ThiemeMeulenhoff ontwikkelt zich van educatieve uitgeverij tot een learning design company. We brengen content, leerontwerp en technologie samen. Met onze groeiende expertise, ervaring en leeroplossingen zijn we een partner voor scholen bij het vernieuwen en verbeteren van onderwijs. Zo kunnen we samen beter recht doen aan de verschillen tussen lerenden en scholen en ervoor zorgen dat leren steeds persoonlijker, effectiever en efficiënter wordt. Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl Dit boek wordt op twee manieren geleverd: - boek plus voucher: ISBN 978 90 06 43508 5 - boek plus licentie: ISBN 978 90 06 43507 8 Tweede druk, eerste oplage, 2018 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2018 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
Methodeoverzicht IJsbreker+ Nederlands voor volwassen anderstaligen Deel
ERK
Inhoud
Einddoel
IJsbreker+ 1A
0 - A1
Basisleergang Nederlands
Op weg naar A1
IJsbreker+ 1B
0 - A1
Basisleergang Nederlands
A1 en op weg naar A2
IJsbreker+ 2
0 - A1
Basisleergang Nederlands
A1
IJsbreker+ 3
A1 - A2
Vervolgmodule Nederlands
A2 -Inburgeringsexamen
IJsbreker+ 4
A2 - B1
Leren en werken in Nederland
B1 - Staatsexamen I
Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 2
12/11/18 09:37
INHOUD
05 53 105
HO O FDST UK 8
Twee voor een tientje HO O FDST UK 9
Gelukkig helemaal gezond HO O FDST UK 10
Een dagje naar Den Helder
153
H O O FDST UK 11
205
H O O FDST UK 12
257
H O O FDST UK 13
309
H O O FDST UK 14
361
H O O FDST UK 15
404
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 3
In gesprek
Overal kun je leren
Is er nog nieuws?
Wat doe jij in je vrije tijd?
Bezoek uit Egypte Woordenlijst
12/11/18 09:37
Leeswijzer In het boek staan bij de oefeningen kleine plaatjes. De plaatjes zeggen wat je moet doen of hoe je iets moet doen. Veel plaatjes komen terug in het online gedeelte van IJsbreker+. Deze oefening doe je samen met de docent.
Deze oefening doe je samen met een andere cursist.
Deze oefening doe je samen met een groepje.
Hier oefen je met luisteren.
Hier oefen je met lezen.
Hier oefen je met spreken. Spreken doe je in tweetallen of in groepjes.
Hier oefen je met schrijven.
Hier oefen je de uitspraak van woorden en zinnen.
Deze oefening doe je op de computer.
Deze oefening doe je buiten de klas of buiten de school.
Bij deze oefening is een geluidsfragment.
Bij deze oefening krijg je een werkblad of kaartjes van de docent.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 4
12/11/18 09:38
HO OF DST UK 8
Twee voor een tientje Dit hoofdstuk gaat over winkels, boodschappen doen en winkelen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 5
12/11/18 09:38
6
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
INTRO
Intro
De inhoud van dit hoofdstuk Intro
6
Tekst 7 Een leren bankstel
20
Tekst 1 Op de markt
8
Tekst 8 Boffen wij even!
22
Tekst 2 Zonde van het geld
10
Tekst 9 Aan de telefoon
28
Tekst 3 Toch liever iets meer
10
Tekst 10 Geld
31
Tekst 4 Openingstijden
12
Herhaling
32
Tekst 5 Zegels
14
Niet vergeten!
39
Tekst 6 In de supermarkt
17
Tot slot
41
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 6
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
INTRO
7
1 Wat denk je, staat er in dit hoofdstuk iets over: 1 eten koken?
ja / nee 5 kleren kopen?
ja / nee
2 een supermarkt? ja / nee 6 wanneer winkels open zijn? ja / nee 3 een film kijken?
ja / nee 7 ziek zijn? ja / nee
4 opbellen? ja / nee 8 kopen bij de groenteboer? ja / nee Kijk in dit hoofdstuk. Zijn je antwoorden goed?
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 7
Op welke bladzijde leer je: 9 over procenten (%)?
Op bladzijde ____ .
10 tellen boven de honderd?
Op bladzijde ____ .
12/11/18 09:38
8
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 1
Tekst 1
Op de markt
2 Luister naar tekst 1. Wat is goed? 1 Twee T-shirts kosten
a 6 euro.
b 10 euro. 2 De vrouw zoekt
a maat 116.
b maat 104.
3 Woorden Mag ik even wat vragen? geen geld het spul zoekt (zoeken)
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 8
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 1
9
Je hoorde in tekst 1: Een vrouw wil op de markt een T-shirt voor haar kind kopen. Maar er is geen T-shirt in de goede maat.
4 Luister naar tekst 1. Hoor je de zin? 1 Hoe duur is een T-shirt?
ja / nee
2 Wat is het voor spul?
ja / nee
3 Dat is zeker duur.
ja / nee
4 Die zijn er niet meer.
ja / nee
5 Woorden. Wat hoort er niet bij? Streep door. 1 de trui - het T-shirt - de schoenen - het overhemd 2 het spul - de stof - katoen - de kleren 3 duur - geen geld - goedkoop - de aanbieding 4 helemaal - honderd procent - een stukje - alles
6 Zeg na.
7 Geef antwoord.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 9
12/11/18 09:38
10
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 2
Tekst 2
Zonde van het geld
8 Luister naar tekst 2. Waar of niet waar? 1 De vrouw wil een vaas kopen.
waar / niet waar
2 Ze zoekt een vierkante vaas.
waar / niet waar
3 De vaas valt. waar / niet waar
9 Woorden de vaas zoiets vast zoveel glazen (glas) kwijt vierkant bedoel (bedoelen) zonde zo (zo groot) voorzichtig Zonde van het geld.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 10
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 2
11
Je hoorde in tekst 2: Een vrouw en een man lopen in een winkel. De vrouw wil een vaas kopen. Ze ziet een leuke vierkante, glazen vaas. Maar de vaas valt kapot. Hij kost 6 euro. Ze moeten de vaas vast betalen.
10 Wat betekent ongeveer hetzelfde? Schrijf de woorden naast elkaar. Kies uit: kwijt - Pas op! - vast - voorzichtig - wat jammer - wat zonde weg - zeker ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ 11 Woorden. Kies de goede zin. 1 bedoel Het is 11 uur. a Ik zeg ‘Goedemorgen’, maar ik bedoel ‘Goedemiddag’. b Ik zeg ‘Goedemiddag’, maar ik bedoel ‘Goedemorgen’. 2 zoiets Anja wil kleren voor een feest kopen: a een rok of een jurk of zoiets. b wijn of bier of zoiets.
12 Zeg na. 13 Geef antwoord. 14 Geef antwoord.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 11
12/11/18 09:38
12
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 1
15 Woorden. Vul in: bedoel - honderd procent - kwijt - spul - zoiets 1 Ik kan mijn huis niet in. Ik ben mijn sleutels ________________________ . 2 Wat voor een ________________________ is dit? Wol of katoen? 3 Ik ga bij een vriendin eten. Ik wil nog iets voor haar kopen, bloemen of
wijn of ________________________ .
4 Sorry, ik begrijp het niet. Wat ________________________ je? 5 Mooie T-shirts, _______________________________________________ katoen! Vul in: geen geld - nodig - vast - vierkant - zo 6 Kost die broek maar 12 euro? Dat is ________________________ ! 7 Hij is er nog niet. Hij is de afspraak ________________________ vergeten. 8 Haar man is ____________________ dik. Hij kan bijna nergens kleren kopen. 9 Een ________________________ heeft vier hoeken. 10 In de bus en de tram heb je een ov-chipkaart ________________________ . Vul in: glazen - vaas - voorzichtig - Wat zonde - zoveel 11 Een ________________________ tafel is mooi, maar gaat wel snel kapot. 12 Je moet heel ______________________ rijden, want er ligt sneeuw op straat. 13 Is je nieuwe fiets gestolen? ________________________ ! 14 Wil je de bloemen in de ________________________ zetten? 15 Er zijn __________________ mensen in de bus. Veel mensen moeten staan. Hoeveel woorden heb je goed, denk je? ____ woorden goed. Kijk na in de Antwoorden.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 12
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 2
13
16 Lees: 1 knop
2 kwart
3 klaar
knie kwaad klein knipt kwijt klas knijpen kwartier klok 4 krijgt
5 knap
6 kleren
krant kwast kraan kruisje kleur kloppen kroket krijtje knoflook 7 Neem me niet kwalijk.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 13
Het is kwart voor tien.
Welke kleur heeft dat krijtje?
Zit er knoflook in een kroket?
12/11/18 09:38
14
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 3
Tekst 3
Toch liever iets meer
17 Luister naar tekst 3. Geef antwoord op de vragen. 1 Hoeveel gram sperziebonen koopt de vrouw?
____ gram
2 Hoeveel verschillende dingen koopt de vrouw?
____ dingen
3 Hoeveel moet de vrouw betalen?
 ____
18 Woorden de groenteboer Wie is er aan de beurt? de persoon
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 14
bananen (de banaan) een stuk of vier Dat was het?
plus min lege (leeg)
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 3
15
Je hoorde in tekst 3: Een vrouw is bij de groenteboer. Ze koopt sperziebonen, bananen en thee. Ze brengt ook twee lege flessen terug. Ze moet  3,70 betalen.
19 Hoeveel woorden hoort u? 1 ____ woorden
3 ____ woorden
5 ____ woorden
2 ____ woorden
4 ____ woorden
6 ____ woorden
20 Sperziebonen zijn groen. Wat is er nog meer groen? ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________
21 Woorden. Geef antwoord op de vragen. 1 Hoeveel personen wonen er in uw huis?
____ personen
2 Hoeveel T-shirts heeft u?
een stuk of ____
3 Is de klas nu vol of leeg?
De klas is _____________________
22 Vul in: + (plus) of - (min)
+ 2 = 4 1 2 ____
4 3 ____ 1 = 2
7 9 ____ 4 ____ 3 = 2
_ 3 = 5 2 8 ____
5 8 ____ 6 = 14
8 8 ____ 2 ____ 6 = 12
3 11 ____ 4 = 15
6 2 ____ 5 ____ 1 = 6
23 Zeg na. 24 Geef antwoord.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 15
12/11/18 09:38
16
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 4
Tekst 4
Openingstijden
25 Woorden de meeste sluiten een aantal gesloten gaat ... dicht (dichtgaan) 26 Lees vraag 1, maar geef nog geen antwoord. 1 Wat is goed? In tekst 4 kun je lezen over a openingstijden van scholen. b openingstijden van winkels. c openingstijden van scholen en winkels.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 16
Lees nu tekst 4 ‘Openingstijden’ op de volgende bladzijde één keer en geef antwoord op vraag 1.
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 1
17
Openingstijden De meeste winkels zijn van negen tot zes open. Een aantal winkels gaat pas om half zeven dicht. Grote supermarkten zijn vaak van acht tot acht open. Sommige winkels zijn tussen de middag gesloten, bijvoorbeeld van half een tot half twee. Op zaterdag sluiten de meeste winkels om vijf uur.
Lees tekst 4 nog een keer en geef antwoord op vraag 2 en 3. Wat is goed? 2 Sommige winkels gaan om
a zes uur dicht.
b half zeven dicht. c zeven uur dicht. 3 Tussen de middag zijn
a alle winkels dicht.
b de meeste winkels dicht. c sommige winkels dicht.
27 Schrijf de tegengestelde woorden naast elkaar. Kies uit: gesloten - leeg - de meeste - min - open - plus - sommige - vol ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________
28 Vul in. Kies uit: meer - minder 1 Een euro is ________________________ dan een cent. 2  20,- is ________________________ dan  0,20. 3 Een half pond is ________________________ dan twee ons. 4 Kleine kinderen eten ________________________ dan hun ouders. 5 Een fiets kost ________________________ dan een auto. 6 In Nederland wonen ________________________ mensen dan in Amerika.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 17
12/11/18 09:38
18
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 4
29 Waar of niet waar? 1 Ik drink meer koffie dan thee.
waar / niet waar
2 Ik eet minder brood dan rijst.
waar / niet waar
3 Ik koop meer op de markt dan in de supermarkt.
waar / niet waar
4 Ik ga meer met de bus dan met de fiets.
waar / niet waar
5 Ik wil minder huiswerk. waar / niet waar 6 Ik wil meer Nederlands spreken in de les.
waar / niet waar
Wat schrijven de andere cursisten in je groepje? 30 Kijk in je groep. Waar of niet waar? 1 De meeste mensen in onze groep hebben zwart haar.
waar / niet waar
2 Sommige mensen in onze groep dragen een bril.
waar / niet waar
3 De meeste mannen in onze groep hebben een snor.
waar / niet waar
4 Sommige vrouwen in onze groep dragen een jurk.
waar / niet waar
5 De meeste mensen in onze groep schrijven met een pen. waar / niet waar 31 Woorden. Vul in: gesloten - leeg - min - personen 1 De cola is op. De fles is ________________________ . 2 In de bus kunnen 45 ________________________ zitten. 3 De supermarkt is op zondag ________________________ . 4 2,50 ________________________ 0,50 is 2,-. Vul in: dicht - meeste - plus - een stuk of 5 De school gaat in de vakantie ________________________ . 6 Ze heeft ________________________ vier pennen in haar tas. 7 Tien euro ________________________ vijftien euro is vijfentwintig euro. 8 De ________________________ mensen hebben een tv. Hoeveel woorden heb je goed, denk je? ____ woorden goed. Kijk na in de Antwoorden.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 18
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 4
19
32 Lees: 1 glas
2 graag
3 glazen
glijden gram gluren glimmen groet glijbaan glasbak groente glad 4 groot
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 19
5 Vier mensen in de groep hebben griep.
grijs
Het gras is groen.
grond
De glijbaan glimt in de zon.
gratis
Het glas valt op de grond.
12/11/18 09:38
20
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 5
Tekst 5
Zegels
33 Woorden zegels (de zegel) de kaart de theepot sparen overal een heleboel een hoop kiezen plak (plakken) het cadeau het pasje 34 Lees vraag 1, maar geef nog geen antwoord. 1 Wat is goed? In tekst 5 kun je lezen over a postzegels.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 20
b dure supermarkten.
c zegels en punten bij alles wat je koopt in de supermarkt.
Lees nu tekst 5 ‘Zegels’ op de volgende bladzijde één keer en geef antwoord op vraag 1.
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 5
21
Zegels Nederland is een land van zegels en punten. Overal hoor je: ‘Wilt u zegels?’ In veel winkels krijg je die dingen. Nou ja, krijgen? Je moet ze vaak wel betalen. De zegels plak je op een kaart. Voor een volle kaart krijg je geld. Maar meestal niet veel meer dan je voor de zegels betaald hebt. En dan heb je de punten. Die zitten overal op. Op de pakken koffie en thee bijvoorbeeld. En op de soep en de rijst. Als je een heleboel punten bij elkaar hebt, krijg je een cadeau. Bijvoorbeeld handdoeken, een glazen theepot of mooie kopjes. Voor de meeste spullen moet je een hoop geld bijbetalen. In steeds meer winkels kun je met een pasje punten sparen. Ook met een pasje moet je erg veel punten sparen voor je een cadeau kunt kiezen.
Lees tekst 5 nog een keer en geef antwoord op vraag 2, 3 en 4. Waar of niet waar? 2 Zegels zijn meestal gratis.
waar / niet waar
3 Op pakken koffie en thee zitten vaak punten. waar / niet waar 4 Voor een paar punten kun je een cadeau kiezen. waar / niet waar 35 Woorden. Wat is goed? 1 de zegel
a Mag ik een kilo zegels?
b Bij de kassa kun je zegels krijgen. 2 overal
a Overal in de klas liggen boeken.
b Overal een uur is de les afgelopen. 3 plakken
a Ze plakt de foto’s in het boek.
b Ze plakt de soep op tafel. 4 de kaart
a Hij eet een broodje kaart.
b De kaart is vol. Nu krijg je vijf euro! 5 de theepot
a De nieuwe theepot staat in de kast.
b Zullen we een glas theepot drinken?
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 21
12/11/18 09:38
22
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 5
36 Woorden. Wat hoort bij elkaar? Maak twee groepen. Kies uit: een heleboel - een hoop - een paar - sommige - veel - weinig
veel weinig ________________________ ________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
37 Handdoeken en washandjes. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
HANDDOEKEN EN WASHANDJES Uit de modernste kleuren kozen wij voor u: mint, roze, wit, lila, rood en bruin. Handdoeken per 2 stuks en washandjes per 3 stuks. Gratis
Zegels Zonder bijbetaling zegels
Handdoeken (2) 400 zegels 200 zegels + 4,50
10,-
Washandjes (3) 150 zegels 50 zegels + 2,25
4,-
Deze handdoeken en washandjes kun je kopen met zegels. Als je niet genoeg zegels hebt, moet je bijbetalen. 1 Je wilt twee handdoeken. Je hebt 400 zegels.
Hoeveel moet je betalen?
____
2 Je wilt drie washandjes. Je hebt 50 zegels.
Hoeveel moet je betalen?
____
38 Buiten de school. Je krijg een opdracht van je docent.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 22
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 6
23
Tekst 6
In de supermarkt
39 Luister naar tekst 6. Waar of niet waar? 1 Deze mensen werken allemaal in de winkel. waar / niet waar 2 De tandpasta is in de aanbieding.
waar / niet waar
3 De sinaasappels zijn in de aanbieding.
waar / niet waar
4 De vuilniszakken zijn op.
waar / niet waar
5 Een klant wil zegels. waar / niet waar
40 Woorden de supermarkt extra vooraan de vuilniszakken (de vuilniszak) de tandpasta Ze zijn op. de sinaasappels (de sinaasappel) de portemonnee
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 23
12/11/18 09:38
24
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 6
41 Luister naar tekst 6 en lees mee. klant 1
Sorry, mag ik even iets vragen? Waar staat de rijst?
winkelbediende
Rechts vooraan, bij de macaroni.
klant 1
Bedankt.
klant 2
Is de tandpasta nog in de aanbieding?
winkelbediende
Nee, die is weer gewone prijs.
klant 3
Wat kosten de sinaasappels?
winkelbediende
Die zijn extra goedkoop deze week. 0,90 een kilo.
klant 4
Kunt u me even helpen? Die flessen staan zo hoog. Ik kan er niet bij.
winkelbediende
Natuurlijk mevrouw.
klant 5
Zijn er geen vuilniszakken meer?
winkelbediende
Liggen ze er niet meer? Dan zijn ze op.
klant 6
Mag ik even voor? Ik heb maar twee dingen.
klant 7
Ja hoor, ga je gang.
caissière
Wilt u zegels?
klant 8
Nee, dank u.
klant 9
O, waar is dat ding nou?
caissière
Wat zoekt u?
klant 9
Mijn portemonnee.
42 Lees tekst 6 met je buurman of buurvrouw.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 24
12/11/18 10:02
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 6
25
43 Woorden. Wat is goed? 1 vooraan a Het is kwart vooraan drie uur. b Hij staat vooraan in de rij voor de kassa. 2 extra a Ik heb extra lekker gekookt, omdat je jarig bent. b Ik heb extra boek. 3 de vuilniszak a De oude kleren zitten in een vuilniszak. b In een broek zitten twee vuilniszakken. 4 de portemonnee
a Mijn portemonnee zit altijd in mijn zak.
b De appels zitten in mijn portemonnee. 5 op a De film is op. b Het brood is op. 6 de tandpasta a Lekker, een broodje tandpasta! b Je maakt je tanden schoon met tandpasta.
44 Geef antwoord. 45 Lees: 3,98 drie acht-en-negentig
4,09 vier euro negen
1,80 één euro tachtig
0,85 vijf-en-tachtig cent
1,98 één acht-en-negentig
5,-
vijf euro
46 Geef antwoord. 47 Buiten de school. Je krijg een opdracht van je docent.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 25
12/11/18 09:38
26
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 6
48 Woorden. Vul in: kaart - op - overal - portemonnee - vooraan 1 Ze zoekt ________________________ naar haar bril. 2 Is er nog koffie? Nee, de koffie is ________________________ . 3 Zijn ogen zijn niet goed. Hij moet ________________________ in de klas zitten. 4 De zegels van de supermarkt plak je op een ________________________ . 5 Er zit nog maar twee euro in mijn ________________________ . Vul in: extra - heleboel - plakken - tandpasta - vuilniszak 6 Doe die kapotte spullen maar in een ________________________ . 7 In de zomer gaan een ________________________ mensen naar zee. 8 De postzegel moet je rechtsboven ________________________ . 9 Op de markt is alles ________________________ goedkoop. 10 Die ________________________ is lekker fris! Hoeveel woorden heb je goed, denk je? ____ woorden goed. Kijk na in de Antwoorden.
49 Lees: 1 flat
2 fris 3 fluor
flauw
fruit
flits
fles
friet
floppy
fluit
fraai
4 frikadel
5 Hij koopt een fles Franse wijn.
framboos
Eet je graag friet met een frikadel?
Frankrijk
Ik houd van fruit, van aardbeien en frambozen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 26
Ze heeft een fraaie flat in de stad.
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 7
27
Tekst 7
Een leren bankstel
50 Luister naar tekst 7. Waar of niet waar? 1 De vrouw wil misschien een bank op Marktplaats kopen. waar / niet waar
2 Het bankstel op Marktplaats kost 800 euro.
waar / niet waar
3 De man wil liever een nieuwe bank kopen.
waar / niet waar
15 Woorden het bankstel onder te koop het model ziet ... eruit (eruitzien) vroeger Laten we ... Zullen we ... de bank
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 27
12/11/18 09:38
28
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 7
Je hoorde in tekst 7: Een vrouw en een man praten over het kopen van een bank. Op Marktplaats staat een bankstel voor 500 euro. De man wil liever een nieuwe bank k  open, maar nieuwe banken zijn duurder. De vrouw gaat opbellen.
52 Luister naar tekst 7. Hoor je de zin? 1 Hoe ziet de bank eruit?
ja / nee
2 Altijd die mooie spullen.
ja / nee
3 Ik heb liever een nieuwe hoor.
ja / nee
4 Zo ouderwets is deze bank toch niet? ja / nee 5 Nou goed, dan bellen we maar.
ja / nee
53 Woorden. Wat is goed? 1 te koop
a In mijn huis is eten en drinken te koop.
b In de supermarkt is eten en drinken te koop. 2 ziet ... eruit
a Hij is vast ziek. Hij ziet er slecht uit.
b De bank ziet er 500 euro uit. 3 het bankstel a Een bankstel is een grote bank. b Een bankstel is een grote bank met een kleine bank en soms ook nog een stoel. 4 het model
a Welk model thee drink jij?
b Hij heeft een auto uit 1970, een heel oud model. 5 vroeger
a Vroeger hadden alle mensen een auto.
b Vroeger had bijna niemand een auto.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 28
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 7
29
54 Woorden. Vul in: bedoel - liever - onder - Zullen we 1 Wat wil je _____________________ : fietsen of zwemmen? 2 Lekker weer, hè? ________________________ naar het strand gaan? 3 Wat ________________________ je? Kun je het nog een keer zeggen? 4 Kinderen ________________________ de 18 jaar, mogen niet autorijden.
55 Zeg na. 56 Geef antwoord. 57 Wat is een goede reactie? 1 Vanavond wil ik niet thuisblijven.
a Zullen we naar de film gaan?
b Hoe laat begint de film?
c Nou goed.
2 Mijn band is lek. Ik moet hem plakken.
a Hoe ziet het eruit?
b Ik heb een, eh, zo’n ding nodig. Hoe heet dat ook al weer?
c Zullen we gaan fietsen?
3 Ik ben mijn boek kwijt. Willen jullie helpen zoeken?
a Hoe ziet het eruit?
b Zullen we gaan zoeken?
c Wat bedoel je?
4 Ik wil een, eh, zo’n ding voor bloemen, voor mijn vriendin kopen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 29
a Zullen we naar je vriendin gaan?
b O, wat leuk!
c Een vaas, bedoel je.
12/11/18 09:38
30
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 8
Tekst 8
Boffen wij even! TOT 25% KORTING! STUNT! Philips LED TV 5800-serie
Incl. afstandsbediening PRIJS
350,-
GRUNDIG 37 CM AFSTANDSBEDIENING PRIJS
248,-
SONY DVD-SPELER DVPSR370Z PRIJS
49,-
58 Luister naar tekst 8. Wat is goed? 1 De man wil
a een tv kopen.
b een dvd-speler kopen. c een afstandsbediening kopen. 2 De man gaat
a alleen naar de winkel.
b opbellen naar de winkel. c met zijn vriend naar de winkel. 3 De man koopt
a een oud model.
b een nieuw model. 4 De man moet
a minder dan 350,- betalen.
b 350,- betalen. c meer dan 350,- betalen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 30
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE TEKST 8
31
Woorden 59 de tv (televisie) meteen hoezo jij hebt verstand van (verstand hebben van) de advertentie gebeuren het procent (%) hetzelfde de korting dezelfde inclusief Boffen wij even! de afstandsbediening
Je hoorde in tekst 8: Een man praat met zijn vriend over een tv. In de krant staat een advertentie van een goedkope tv. Ze gaan samen naar de winkel om naar de televisie te kijken. De tv’s van de advertentie zijn op. Maar de man krijgt een nieuwer model voor dezelfde prijs!
60 Hoeveel woorden hoor je? 1 ____ woorden
3 ____ woorden
2 ____ woorden
4 ____ woorden
5 ____ woorden
61 Woorden. Wat is goed? 1 de korting a Die winkel gaat weg. Ze geven 50% korting. b Op de markt krijg je alle groente met korting. 2 inclusief a De appels kosten inclusief een euro per kilo. b Mijn huur is 450,- inclusief gas en licht. 3 verstand hebben van
a Ze heeft verstand van auto’s.
b Hij heeft verstand van water drinken. 4 boffen a Ze is haar geld kwijt. Dat is boffen! b Hé, daar ligt twee euro op straat! Dat is boffen!
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 31
12/11/18 09:38
32
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 8
62 Woorden. Vul in: advertenties - afstandsbediening - dezelfde - gebeuren - hoezo meteen - procent 1 - Heb je vanavond tijd?
- Ja, ________________________ ? Wil je iets gaan doen?
2 Op zaterdag staan er erg veel ________________________ in de krant. 3 De baby is erg ziek. De dokter moet ________________________ komen. 4 - Hè, mijn band is lek!
- Ja, dat kan ________________________ .
5 Die broer en zus hebben ________________________ ogen. 6 Waar is de ________________________ ? Ik wil de tv zacht zetten. 7 Een ouder model tv is 20 ________________________ goedkoper.
63 Zeg na. 64 Lees: 101 honderd-één
1000 duizend
102 honderd-twee
2000 twee-duizend
103 honderd-drie
2100 één-en-twintig-honderd
200 twee-honderd
3500 vijf-en-dertig-honderd
300 drie-honderd
7200 twee-en-zeventig-honderd
400 vier-honderd 10.000 tien-duizend
1.000.000
miljoen (één miljoen)
100.000 honderd-duizend
1.000.000.000
miljard (één miljard)
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 32
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 8
33
65 Procent. Wat moet je betalen?
100%
50%
25%
1 Een T-shirt kost 20 euro. Je krijgt 50% korting.
Je betaalt
a 5 euro.
b 10 euro.
c 15 euro.
2 Een stoel kost 100 euro. Je krijgt 25% korting.
Je betaalt
a 50 euro.
b 75 euro.
c 90 euro.
3 Een wasmachine kost 1000 euro. Je krijgt 10% korting.
Je betaalt
a 850 euro.
b 900 euro.
c 950 euro.
66 Lees:
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 33
groot / groter
lekker/ lekkerder
SomaliĂŤ is een groot land. China is groter dan SomaliĂŤ.
Melk is lekker. Maar ik vind thee lekkerder dan melk.
Waar of niet waar? 1 Een auto is duurder dan een fiets.
waar / niet waar
2 Het is vandaag warmer dan gisteren.
waar / niet waar
3 Een hond is groter dan een koe.
waar / niet waar
4 Een kilometer is langer dan een meter.
waar / niet waar
5 November is kouder dan juli.
waar / niet waar
6 Een bus is kleiner dan een auto.
waar / niet waar
7 Een baby is ouder dan een oma.
waar / niet waar
8 Een trein is sneller dan een vliegtuig.
waar / niet waar
12/11/18 09:38
34
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 8
67 Wat is het goede woord? Vul in. duurder 1 Sinaasappels zijn _______________________ dan appels. (goedkoper / duurder) 2 Nederland is ________________________ dan Amerika.
(kleiner / groter)
3 Een fiets is _________________________ dan een auto.
(langzamer / sneller)
4 Een poes is _______________________ dan een olifant.
(kleiner / groter)
5 Ik ben ____________________________ dan mijn docent.
(korter / langer)
6 Ik ben ____________________________ dan mijn docent.
(ouder / jonger)
68 Waar of niet waar? 1 Thee is lekkerder dan koffie.
waar / niet waar
2 Lezen is leuker dan televisie kijken.
waar / niet waar
3 Nederlands schrijven is moeilijker dan Nederlands praten. waar / niet waar Wat vinden de andere cursisten in jouw groepje? 69 Woorden. Vul in: eruit - Hoezo - inclusief - te koop - meteen - Vroeger 1 In de krant staan veel auto’s ________________________ . 2 Hoe ziet jouw huis ________________________ ? 3 ________________________ hadden de mensen geen televisie. 4 Het lesgeld is  50,-, ________________________ boeken. 5 Ik kan na de les niet wachten. Ik moet ________________________ naar huis. 6 Ga je niet mee? ________________________ ? Ben je ziek?
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 34
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 8
35
Vul in: advertentie - gebeurd - korting - model - verstand - Zullen we 7 Er staan politieauto’s op straat. Wat is er ________________________ ? 8 Hij is monteur. Hij heeft ________________________ van auto’s. 9 Hè, het regent. ________________________ dan maar thuisblijven? 10 Ik heb in de krant een ________________________ gezien voor goedkope televisies. 11 Ze hebben een nieuwe auto, maar ik vind het _______________________ niet mooi. 12 Kinderen tot 12 jaar krijgen ________________________ in de trein. Hoeveel woorden heb je goed, denk je? ____ woorden goed. Kijk na in de Antwoorden.
70 Lees: 1 tram
2 drie
3 traan
trap druk trouwen trein druif trappen trui drol trekken 4 dragen
5 troep
dromen
dropje
drinken
trommel
draaien
drummer
6 Het is druk in de tram en in de trein.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 35
Hij trapt in een drol.
Is je trui droog?
Ze drinkt drie drankjes.
12/11/18 09:38
36
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 9
Tekst 9
Aan de telefoon
71 Luister naar tekst 9. Waar of niet waar? 1 Marieke heeft al een paar keer naar Anna gebeld.
waar / niet waar
2 De vriendinnen zijn in de stad geweest.
waar / niet waar
3 Marieke heeft voor  7,50 kleren gekocht.
waar / niet waar
72 Woorden gewinkeld (winkelen) vertel (vertellen) ergens tweedehands gevonden (vinden) niets
Je hoorde in tekst 9: Twee vriendinnen praten over de telefoon. Marieke is in de stad geweest. Ze heeft kleren gekocht; twee jurken, een bloes en een trui. Alles voor maar î Ľ 12,50, omdat het tweedehands kleren zijn.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 36
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 9
37
73 Woorden. Wat is goed? 1 ergens a Hij woont ergens in Rotterdam, maar ik weet het adres niet. b Hij woont ergens in de Middellandstraat 20b. 2 vertelt
a De radio vertelt muziek.
b Hij vertelt over zijn vakantie. 3 tweedehands a Dat is een tweedehands brood, lekker goedkoop! b Dat is een tweedehands koelkast, lekker goedkoop! 4 winkelen
a Ga je mee winkelen? Ik wil nieuwe kleren kopen.
b Ik ga in de supermarkt winkelen. 74 Wat hoort bij elkaar? Trek een lijn. 1 bellen gedaan 2 zijn gebeld 3 hebben geweest 4 doen gehad 5 winkelen gedronken 6 drinken gewinkeld 7 vinden gekocht 8 kopen gevonden
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 37
12/11/18 09:38
38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 9
75 Is het vroeger of nu? 1 Ik heb je al een paar keer gebeld.
vroeger / nu
2 Ik ben naar de stad geweest.
vroeger / nu
3 Wat heb je dan gedaan?
vroeger / nu
4 We hebben een leuke winkel gevonden.
vroeger / nu
5 Je betaalt 5 euro per kilo.
vroeger / nu
6 Een bloesje weegt bijna niets.
vroeger / nu
7 Ze heeft met haar moeder gepraat.
vroeger / nu
8 Hij belt naar zijn vriend.
vroeger / nu
9 Mijn zusje is ziek. vroeger / nu 10 Ik heb niet goed geslapen.
vroeger / nu
11 Heb je gefietst gisteren?
vroeger / nu
12 We eten vanavond rijst.
vroeger / nu
76 Maak zinnen. Wat hoort bij elkaar? Trek een lijn. 1 Nu heeft ze gezwommen. 2 Ik heb vorige week eten we brood en vanavond rijst.
3 Gisteren
loopt graag in het bos.
4 Hij
een broek gekocht.
77 Maak zinnen. Schrijf ze op. 1 koopt - Alia - brood. - elke dag
Alia koopt elke dag brood. _____________________________________________________________________
2 Zij - vorig jaar - gekregen. - een baby - hebben
_____________________________________________________________________
3 krijgen - Jan en Sofie - een nieuw huis. - volgende maand
_____________________________________________________________________
4 gisteren - heeft - De buurman - zijn been - gebroken.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 38
_____________________________________________________________________
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 9
39
78 Zeg na.
79 Wat is een goede reactie? 1 Een man op straat vraagt: ‘Kunt u me helpen? Ik zoek een juwelier.’
Je zegt:
a Een juwelier? Wat is dat?
b Een juwelier? Hoe heet dat ook alweer?
c Een juwelier, mag ik even iets vragen?
2 De docent zegt: ‘Hoofdstuk 12 gaat over onderwijs.’
Je zegt:
a Onderwijs? Hoe zeg je dat?
b Onderwijs? Boffen wij even!
c Onderwijs? Wat betekent dat?
3 Je buurvrouw zegt: ‘Wat een slecht weer. Het regent pijpenstelen!’
Je zegt:
a Het regent pijpenstelen? Waarom?
b Het regent pijpenstelen? Wanneer?
c Het regent pijpenstelen? Wat bedoel je?
80 Tweedehands kopen. Luister naar de docent.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 39
12/11/18 09:38
40
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 10
Tekst 10
Geld
81 Luister naar tekst 10. Hoort u de woorden? 1 geld ja / nee 6 auto
ja / nee 11 boot ja / nee
2 paraplu ja / nee 7 meteen ja / nee 12 papiertje ja / nee 3 ring ja / nee 8 voetbal ja / nee 13 motor ja / nee 4 fiets ja / nee 9 niemand ja / nee 14 vliegtuig ja / nee 5 hoeveel ja / nee
10 hotel
ja / nee
Je hoorde in tekst 10: Een man zingt over geld. Hij zegt: ‘Alles kun je kopen voor geld. Een auto, een voetbalveld, de voetballers van Ajax, een boot of een vliegtuig. En je kunt op vakantie naar de Rivièra’.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 40
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TEKST 10
41
82 Woorden. Vul in: ergens - niets - Tweedehands - vertellen - winkelen 1 Ik vind het leuk om over mijn kinderen te ________________________ . 2 ________________________ spullen zijn goedkoper dan nieuwe spullen. 3 Heb je mijn bril gezien? Hij ligt ________________________ in de kamer. 4 Veel mensen gaan op zaterdag ________________________ in het centrum. 5 Ze is ziek. Daarom heeft ze ________________________ gegeten. Hoeveel woorden heb je goed, denk je? ____ woorden goed. Kijk na in de Antwoorden.
83 Lees: 1 bloem
2 broer
3 blauw 4 brand
blij brief blijven brengen blik bruin bladzijde breken bloes breed bliksem brievenbus 5 bloed
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 41
6 Ze doet de brief in de brievenbus.
broek
Op bladzijde 16 van dat blad staan mooie foto’s.
bloot
De brommer rijdt over de brug.
brood
12/11/18 09:38
42
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
Herhaling
84 Zeg na. 85 Geef antwoord. 86 Lees: 1 25,-
2 18,99
3 700
1,75
6,12
116
0,25
0,88
1250
4 1000 5 10%
30.000
25%
24.500
100%
87 Hoeveel kost het? Kies vier prijzen. Lees ze voor. Je buurman of buurvrouw schrijft ze op. 1 0,59 4 30,50
7 4,10
10 66,20
2 12,25 5 19,95
8 15,45
11 25,79
3 5,99 6 8,75
9 0,15
12 3,69
88 Buiten de school. Je krijg een opdracht van je docent.
89 Woorden. Vul in: koopt - kopen - gekocht 1 Gisteren heeft ze groente op de markt ________________________ . 2 Hij ________________________ vaak tweedehands kleren. 3 In december ________________________ mensen cadeautjes voor elkaar.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 42
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
43
Vul in: slaap - slaapt - geslapen 4 Ik ________________________ bijna altijd goed. 5 Ik heb vannacht niet goed ________________________ , omdat ik ziek ben. 6 Mijn vriend ________________________ altijd maar kort. Vul in: eet - eten - gegeten 7 Hoe laat ________________________ jullie altijd? 8 Wat heb je op dat feest ________________________ ? 9 Hij ________________________ het liefst rijst. 90 Waar of niet waar? 1 Een olifant is dikker dan een paard.
waar / niet waar
2 Een komkommer is groter dan een banaan.
waar / niet waar
3 Cola is duurder dan wijn. waar / niet waar 4 De herfst is warmer dan de zomer.
waar / niet waar
5 Het woordenboek is dikker dan IJsbreker. waar / niet waar
6 Een kind is ouder dan zijn vader.
waar / niet waar
7 Een flat is hoger dan een huis.
waar / niet waar
8 Sneeuw is kouder dan water.
waar / niet waar
91 Maak zinnen. Schrijf ze op. 1 Nederland - Duitsland
Duitsland is groter dan Nederland. _____________________________________________________________________
2 een tijger - een kat
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 43
(kleiner dan)
_____________________________________________________________________
3 een appel - een sinaasappel
(groter dan)
(duurder dan)
_____________________________________________________________________
12/11/18 09:38
44
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
4 een olifant - een mug
____________________________________________________________________
5 een bus - een trein
(sneller dan)
____________________________________________________________________
6 een man - een vrouw
(zwaarder dan)
(sterker dan)
____________________________________________________________________
92 Lees: Jan doet drie keer per week boodschappen. Basma doet ĂŠĂŠn keer per week boodschappen. Ahmed doet vier keer per week boodschappen. Vul in: minst - meest 1 Basma doet het ________________________ boodschappen. 2 Ahmed doet het ________________________ boodschappen.
93 Lees: Anita drinkt twee koppen koffie op een dag. John drinkt vijf koppen koffie per dag. Anna drinkt drie koppen koffie per dag. Robert drinkt tien koppen koffie per dag. Nikola drinkt zeven koppen koffie per dag. Vul in: de minste - minder - meer - de meeste 1 Robert drinkt ________________________ koppen koffie per dag. 2 Anna drinkt ________________________ koppen koffie dan Nikola. 3 John drinkt ________________________ koppen koffie dan Amir. 4 Amir drinkt ________________________ koppen koffie per dag.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 44
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
94 Airmiles. Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
Met Airmiles kun je sparen voor reizen met het vliegtuig. Je kunt bijvoorbeeld sparen voor een reis naar de USA of Canada. In deze tekst zie je naar welke steden in de USA of Canada je kunt vliegen. 1 Kijk op de wereldkaart. Kun je de USA en Canada aanwijzen? ja / nee 2
In de tabel staat ‘Miles & Money’. Wat betekent dat? a naam van een stad b naam van een land c Airmiles en geld
HERHALING
45
USA en CANADA MILES & MONEY
Atlanta 550 + 330,– Boston 600 + 285,– Chicago 750 + 330,– Detroit 800 + 285,– Houston 650 + 350,– Los Angeles 800 + 360,– Memphis 700 + 300,– Minneapolis 500 + 330,– Montreal 600 + 320,– New York 600 + 285,– Philadelphia 700 + 270,– San Fransisco 800 + 375,– Seattle 650 + 400,– Toronto 500 + 330,– Vancouver 700 + 385,– Washington 650 + 260,–
3 Hoeveel Airmiles moet je hebben voor een reis naar:
- New York?
________________________
- Chicago?
________________________
- San Francisco? ________________________
4 Hoeveel geld moet je bijbetalen voor een reis naar:
- Los Angeles?
________________________
- Toronto?
________________________
- Washington?
________________________
95 Woorden (1). Vul in: bedoel - ergens - extra - glas - korting 1 Zie je mijn sleutels ________________________ ? Ik kan ze niet vinden. 2 In de uitverkoop krijg je veel ________________________ op kleren. 3 Kijk uit, die vaas is van ________________________ . Die gaat snel kapot. 4 Vandaag is de koffie ________________________ goedkoop. 5 Wat ________________________ je? Ik begrijp het niet.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 45
12/11/18 09:38
46
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
Vul in: dezelfde - eruit - gebeurd - inclusief - kwijt 6 Heb je een nieuwe jas? Leuk, hoe ziet hij ________________________ ? 7 Mijn zus en ik hebben ________________________ kleur ogen. 8 Is de huur ________________________ gas en licht? 9 Op de hoek van de straat is iets ___________________ , want er staat een ziekenauto. 10 Mijn zoontje is alweer zijn bril ________________________ . 96 Woorden (2). Vul in: model - overal - tweedehands - verstand 1 Voor zijn werk moet hij veel op reis. Hij komt ___________________ op de wereld. 2 Dat is een goedkope tv! Oh, het is een wat ouder ______________________ . 3 Koop toch een ______________________ wasmachine! Dat is toch veel goedkoper! 4 Heb je ________________________ van computers? Vul in: spul - een stuk of - vast - vertellen 5 Van wat voor een ________________________ is deze bloes gemaakt? 6 Mijn opa kan heel mooi over vroeger ________________________ . 7 Voor een lekkere appeltaart heb je ______________________ vijf appels nodig. 8 Wat is de lucht donker! Het gaat ________________________ regenen. 97 Woorden (3). Vul in: vierkant - voorzichtig - vooraan - zoveel 1 Doe ________________________ met dat mes. Snijd niet in je vingers! 2 Wil je weer schoenen kopen? Je hebt al ______________________ schoenen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 46
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
47
3 Mijn woonkamer is ______________________. Hij is vier meter bij vier meter. 4 Bij de film moet je niet _______________________ zitten. Dan krijg je pijn in je nek. Vul in: op - winkelen - zegels - zoiets 5 Zullen we gaan ________________________ ? Ik wil nieuwe kleren kopen. 6 Ik heb zin in iets lekkers. Taart of ijs of ________________________ . 7 Voor 400 ________________________ krijg je een handdoek. 8 Hè, ik heb zin in een glas melk, maar de melk is ______________________ .
98 Schrijf de tegengestelde woorden naast elkaar. Kies uit: alles - gesloten - leeg - min - niets - nu - open - plus - vol - vroeger ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ 99 Kies een woord uit de woordenlijst. Vul in. 1 Mijn geld, mijn ov-chipkaart en mijn pasje zitten in mijn ___________________ . 2 Ik ga melk, brood en rijst kopen in de ________________________ . 3 De bos bloemen staat in de ________________________ . 4 Bah, die banaan is helemaal bruin. Gooi maar snel in de ____________________ . 5 Ik ga vanavond op de ____________________ voor de tv liggen, want ik ben te moe om iets te doen. 6 Kijk, er staat een ________________________ in de krant: tweedehands tv’s vanaf 50 euro. 7 ________________________ maakt je tanden schoon en sterk.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 47
12/11/18 09:38
48
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
HERHALING
100 Welke woorden kun je hier bij schrijven? banaan - sinaasappel - _________________________________________________
101 Wat betekent ongeveer hetzelfde? Schrijf de woorden naast elkaar. Kies uit: dichtgaan - een heleboel - hoezo - een hoop - jammer - meteen snel - sluiten - waarom - zonde ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________ ________________________
102 Wat is een goede reactie? 1 Het is druk bij de groenteboer. Hij vraagt: a Mag ik even iets vragen? b Wie is er aan de beurt? c Kunt u me even helpen? 2 In de jurk staat ‘100% zijde’. Maar
a wat betekent dat?
b hoe heet dat ook alweer? c dat is geen geld. 3 Kom, we missen de bus hoor! Oh gelukkig, hij staat er nog! a Het is op! b Boffen wij even! c Wat zonde! 4 Heb je een nieuw huis? Wat fijn voor je.
a Hoe ziet het eruit?
b Wat bedoel je? c Wat jammer nou.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 48
Extra oefenen? Ga naar IJsbreker+ op www.nt2plus.nl.
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
NIET VERGETEN!
49
Niet vergeten! minst / minder / meer / meest Sonja heeft drie kinderen. Mario heeft twee kinderen. Osman heeft zes kinderen. Marjan heeft vijf kinderen. Mario heeft de minste kinderen. Sonja heeft minder kinderen dan Osman. Marjan heeft meer kinderen dan Sonja. Osman heeft de meeste kinderen.
nu vroeger Ik eet brood. Ik heb brood gegeten. Ze drinkt een glas melk. Ze heeft een glas melk gedronken. Hij belt zijn vriend. Hij heeft zijn vriend gebeld. Wij doen het huiswerk. Wij hebben het huiswerk gedaan.
jammer zonde Wat jammer! Wat zonde! Zonde van het geld!
zo Mijn kind is al zo groot. Zo groot moet de vaas zijn.
Een stuk of Een stuk of vier bananen. Mag ik een stuk of zes appels?
veel / een heleboel / een hoop In veel winkels krijg je die dingen. Als je een heleboel punten bij elkaar hebt, krijg je een cadeau. Voor de meeste spullen moet je een hoop bijbetalen.
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 49
12/11/18 09:38
50
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
NIET VERGETEN!
Niet vergeten! Mag ik even iets vragen? Mag ik even iets vragen? Waar staat de rijst? Kunt u me even helpen? Die flessen staan zo hoog.
Hoe zeg je dat? > Ik bedoel een model van vroeger, hoe zeg je dat? < Oh, je bedoelt ouderwets. > Zoâ&#x20AC;&#x2122;n ding tegen de regen, hoe heet dat ook alweer? < Een regenpak, bedoel je.
Zullen we...? Laten we ... Zullen we naar de markt gaan?
Laten we gaan fietsen.
duur / duurder mooi / mooier Een fiets is duur. Die tweedehands bank is mooi. Maar een auto is duurder. Maar een nieuwe bank is mooier.
Wat is dat? Wat bedoel je? Tweedehands? Wat is dat? Wat is tweedehands?
Per kilo betalen? Wat bedoel je?
Inclusief? Wat betekent dat? Wat betekent inclusief?
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 50
12/11/18 09:38
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TOT SLOT
51
Tot slot 103 Weet je het? Werk samen met je buurman of buurvrouw. 1 Bij de groenteboer Je buurman of buurvrouw is de groenteboer. Je wilt dingen kopen. Je buurman of buurvrouw begint met: ‘Wie is er aan de beurt?’ 2 De supermarkt
1 Hoe laat gaat je supermarkt open?
Om ________________________ .
2 Hoe laat sluit je supermarkt?
Om ________________________ .
3 Weet je hoeveel het ongeveer kost?
1 een T-shirt
___________
2 een wasmachine ___________
5 een fiets
___________
3 een pen
6 een broek
___________
4
Wat ga je doen? Je wilt samen met je buurman of buurvrouw iets gaan doen. Maak een afspraak. Je begint met: ‘Zullen we ...?’.
___________
4 een kilo appels ___________
5 Geef antwoord. 1 Weet je twee andere zinnen voor ‘Wat betekent dat?’? 2 Weet je twee andere woorden voor ‘veel’? 6 Wat betekent het? de advertentie meteen sluiten vroeger ergens nodig hebben het spul zonde inclusief plakken vast geen geld
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 51
12/11/18 09:38
52
HOOFDSTUK 8
TWEE VOOR EEN TIENTJE
TOT SLOT
7 Lees in 30 seconden. knipt groente trouwen kwart glazen drinken klaar flat blauw krijgt friet brand 8 Lees vier woorden. Je buurman of buurvrouw schrijft de woorden op. Kies uit: knie krant fruit druk kwijt graag fles bloem kleur glas trein brief
IJsbreker werkboek deel 1B-v5.indd 52
12/11/18 09:38
Met IJsbreker+ leer je Nederlands. Je leert de taal om in Nederland te kunnen werken en wonen. Met IJsbreker+ kun je ook alles leren voor het inburgeringsexamen. Je kunt met IJsbreker+ veel zelf werken. In dit boek kun je oefenen met spreken, luisteren, lezen en schrijven. Dat doe je met andere cursisten en met de docent. Er zijn ook oefeningen op de computer. Je oefent de woorden en klanken op de computer, je luistert naar teksten en bekijkt video’s. Zo kun je de Nederlandse taal goed leren. IJsbreker+ bestaat uit vier delen. Met dit deel 1B bereik je taalniveau A1 en ben je op weg naar niveau A2. Je kunt met IJsbreker+ deel 3 verder werken tot niveau A2. Dat is het niveau van het inburgeringsexamen.
Nederlands voor volwassen anderstaligen
Nederlands voor volwassen anderstaligen
Nederlands voor volwassen anderstaligen Basisleergang op weg naar het inburgeringsexamen
Basisleergang op weg naar het inburgeringsexamen 0 – A1
0 – A1
DEEL 1B
In samenwerking met de Afdeling Nederlands als tweede taal van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
3205_NT2_Covers_IJsbreker+deel1B.indd All Pages
DEEL 1B
Bij dit boek hoort het leerplatform: www.nt2plus.nl
9 789006 435085
12/11/18 10:19