
1 minute read
De eendagsvlieg
from Binding 9, nov 2021
by ton wester
Als ik de olifant was, dacht de eendagsvlieg, dan zou ik in zo'n hoge boom klimmen dat ik over de horizon heen kon kijken zodat de zon daarachter niet kon ondergaan. Ik zou kijken, niet dansen, niet struikelen, niet vallen, alleen maar kijken. Dan ging de dag nooit voorbij en zou ik daar altijd blijven. En als er dieren langs die boom kwamen en riepen 'Wie bent u?' Dan zou ik terugroepen: ‘De honderdjaarsvlieg!’ of misschien wel: 'De honderdzevenennegentigjaarsvlieg!' ‘Oh,' zouden ze roepen, 'dus niet de olifant?' 'Nee!' Hij zat op een tak van de hulst, laat in de middag, de zon verdween al achter de toppen van de bomen. Maar ik ben de olifant niet, dacht hij gelaten. En zo'n boom bestaat er niet. Hij vloog op en gaf vliegensvlug voor de zon helemaal onder was nog een feest waar honderden dieren kwamen, haastig een stuk taart aten en vlug nog even dansten en waarop de olifant zo snel als hij kon naar de top van de boom klom en riep ‘Hij is nog niet onder eendagsvlieg!' en even later ‘en nu ook niet' en niet lang daarna 'en nu ook nog niet'. Toen het helemaal donker was riep hij dat nog steeds. Er rolden tranen langs de wangen van de eendagsvlieg. Die hele dag was hij niet zo gelukkig geweest als toen. Het werd koud, de wind stak op. Alle dieren gingen naar huis en de eendagsvlieg hoorde 'Hola' roepen, keek omhoog en zag ontelbare sterren die hij nog nooit had gezien. Toon Tellegen
Advertisement