Techniek
Het einde van 35 mmfilmprojectie. Wat nu? tekst Bert Moerman
Na de golf van digitalisering in de muziekindustrie wordt nu de filmproductie steeds meer digitaal - Niet alleen de productie zelf, maar ook de verdeling en vertoning ervan. Eind jaren ‘90 had je sporadisch al digitale vertoningen, met onder andere Star Wars
Episode I in juni 1999. In 2002 kwam het definitieve startschot, met de digitale release van Star Wars Episode II. De filmsector had snel door dat ‘digitaal’ grotere winstmarges opleverde, en een paar jaar terug legde een consortium van de belangrijkste Hollywoodmajors een reeks kwaliteitsstandaarden vast – de zogenaamde Digital Cinema Initiatives of DCI. Vertoners wereldwijd moeten eraan voldoen om hun films te mogen draaien. Naast technologische specificaties bevat de DCI-standaard aspecten van beveiliging en dus bescherming tegen piraterij.
B
elgië was bij de koplopers van het peloton, dankzij de investeringen van Kinepolis en de aanwezigheid van Barco - belangrijke producent van DCI-compliant projectieapparatuur. Maar buiten de Kinepolisgroep aarzelden de Belgische bioscopen toch lang om mee te stappen in het digitale verhaal. Voor het publiek maakt het namelijk niets uit: niemand merkt het verschil tussen analoog en digitaal. Behalve bij 3D-films: dat werd dé impuls om alsnog over te stappen. Zeker na de release van Avatar (2009). Vandaag zijn vijfenzestig procent van de spelers op de Belgische markt gewoon voor D-Cinema. Een totaal van tachtig procent van de zalen betekent dat, en twintig procent is daarbij ook uitgerust voor 3D-projectie. 35mm is onvermijdelijk ten dode opgeschreven. Maar voor de kleine spelers stelt zich de vraag: wat nu? Digitalisering heeft een grote impact op alle schakels van de filmindustrie. Voor projectie, productie én distributie veranderen de werkwijzen en verhoudingen. Voordeel ervan is een constante kwaliteit - kopieën verslijten niet meer, bij aanmaak en verwerking voor ondertiteling er is geen degeneratie,... Ook kan flexibeler geprogrammeerd worden en is alternatieve content mogelijk (bij opera en gaming, bijvoorbeeld). Verder betekent het een grote kostenbesparing voor de distributeurs - een reductie van naar schatting negentig procent van de kosten! Keerzijde is het kostenplaatje voor de vertoners: het vraagt een investering van zo’n 75000€ per zaal. En er zijn grote vraagtekens over de duurzaamheid van de technologie. Niet verwonderlijk dat de digitale roll-out trager verliep dan verwacht. Vertoners vinden de verwrongen verhouding disproportioneel. Terecht. In de VS werd daarom het mechanisme van de VPF uitgevonden, de Virtual Print Fee. Studio’s, distributeurs en vertoners zitten samen in de boot: digitale content kan enkel met digitale apparatuur worden geprojecteerd. Investeren de vertoners niet, dan kunnen de distributeurs hun kosten niet drukken. Studio’s en distributeurs spijzen daarom een fonds met een deel van het door hun bespaarde geld. Voor elke film die digitaal uitkomt wordt een bedrag opzij gezet. Daarmee worden
35-mm filmprojectie STEPP | 27