NWAS ER KOFFIE BERT MOERMAN Het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vtaamse regering hield onlangs een voorstelling van een onderzoeksopdracht voor het opstellen (wijzigen) van sectorale voorwaarden voor de rubrieken 32. 1 tot en met 32.5 van titel 1 van het VLAREM. Het betreft hier de brandveiligheid van schouwspelzalen in functie van de bescherming van het publiek. Er worden ook wijzigingen voorgesteld voor VLAREM II meer bepaald hoofdstuk 5.32. Er zijn dus wijzigingen op til aan de sectorale voorwaarden, die velen in onze sector aanbetangen. En niette genstaande het voornamelijk bouwvoorschriften zijn, en dus voer voor architecten en ontwerpers, zijn er passages die meer impact hebben op dagdageljkse handelingen dan deze op het eerste zicht doen vermoeden. Ms steunpunt voor de uitvoerende, producerende en ontwerpende krachten van de brede cufturee sector is BASIT reeds 30 jaar actief, maar het was echter per toeva dat een tekst met de voorgesteLde wi jzigingen ook hier beandde. Vee doet dus vermoeden dat de Vaamse overheid op een drafje aanpassingen wil doorvoeren. Zuivere koffie ? Toegegeven, dat er iets moest gebeuren met het dat ondertussen ook aLweer van 1953 dateert, dat feit dat de tekst ondertussen werd opgenomen in geeft het gehee een nieuwe datum mee, maar de ing btijft/beef dez&fde.
KB Schouwsp&zaen, staat buiten kijf. Het de Varem-wetgeving gedateerde regetgev
Voor ae duideUjkheid: het KB Schouwspezaen uit de Codex (het voormaUge ARAB) werd opgenomen in de Varem omwilLe van een be voegdheidsverdeUng uit één van de vorige staatshervormingen. De bescherming van de werknemers enerzijds is nameLijk een federaLe bevoeg dheid die resorteert onder de FOD Werkgeegenheid, Arbeid en Sociaa OverLeg. Anderzijds is de bescherming van het pubiek een gewesteLijke bevoegdheid. Geijkaardige wetteksten zijn dus ook nog steeds in de Codex terug te vinden. AL meteen een eerste vorm van verwarring. Het VLaams Gewest maakt geen gebruik meer van de voorschriften voor schouwspeLzaLen uit het ARAB (Codex), maar het heeft een eigen re geLgeving ontwikkeLd: de VLarem-wetgeving (VLarem T, rubriek 32.2.1°, VLarem II, hfdst. 5.32, afd. 5.32.3). Deze voorschriften zijn quasi iden tiek aan de voorschriften uit de Codex. Het BrusseLs HoofdstedeLijk en WaaLs Gewest hebben vooralsnog geen eigen regelgeving ontwikkeld. Daar blijven de voorschriften uit de Codex dus nog steeds van toepass ing. Of hoe in ons kleine landje het warm water graag verschillende keren wordt (her)uitgevonden, maar dat wisten we al langer. Het kind met het warm badwater weggooien zou echter zonde zijn, vandaar ook dat BASTT zich alsnog engageert de nodige feedback en bemerkingen over te maken aan de vlaamse administratie. VLarem 1: De ctassificatie van ontspanningsrichtingen De huidige bepalingen omtrent de exploitatievoorwaarden van de inrichtingen behorend tot rubriek 32 ontspanningsinrichtingen, zijn gedateerd en behoeven een actualisatie. Bij de actuatisatie worden volgende uitgangspunten gehanteerd: De milieuwetgeving is een gewestelijke materie: de op te stellen bepalingen moeten kaderen binnen de Vlaamse bevoegdheden. op het vlak van brandveiligheid bestaat een belangrijk pakket federale wetgeving: de op te stellen bepalingen moeten coherent zijn met de reeds bestaande wetgeving. De publieke veiligheid dient in alle gevallen, zowel in bestaande als in nieuwe inrichtingen, voldoende gegarandeerd te zijn: nieuwe inrichtingen ondergebracht in bestaande gebouwen dienen eve neens aan de federale brandnormen te voldoen. Voor bestaande inrichtingen worden minder strikte gebouwtechnische maatregel—
-
-
-
-
-
-
-
en opgelegd, doch dienen uitrustingstechnische voorschriften en voorschriften op het vlak brandinterventie voldoende waarborgen te bieden op een gelijke graad van bescherming. De exploitatievoorwaarden dienen dusdanig te zijn dat willekeur of verschillen t.g.v. locale voorzieningen, zoveel als mogelijk worden uitgesloten: eventuele afwijkingen zijn gebaseerd op een gelijke graad van bescherming en niet op de interventiemiddelen van de lokale brandweer. De eisen gesteld aan de inrichtingen en de garantie op gelijkvor migheid zijn functie van de risicograad van de inrichting: inrichtin gen met een grotere bezoekerscapaciteit worden onderworpen aan striktere voorwaarden. De beoordeling van de milieuvergunningsaanvraag en het toezicht op de exploitatie moet gebaseerd zijn op een volledig gedocumen teerd dossier: iedere inrichting dient te beschikken over een branddossier waarvan de inhoud ondubbelzinnig is vastgelegd. De behandeling van milieuvergunningsaanvragen gebeurt bij voorkeur op een uniforme wijze: gezien een groot aantal van de inrichtingen, vallend onder rubriek 32, beheerd worden door gemeentebesturen is het, zeker voor de grotere inrichtingen, aangewezen deze te behan delen op een hoger niveau dan het gemeentelijke.
Momenteel zijn de ontspanningsinrichtingen onderverdeeld in negen subrubrieken. De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de groepering van de inrichtingen in subrubrieken en de klasse-indeling per subrubriek, waar men verder wil verfijnen in functie van de aard van de inrichting en de capaciteit (zowel op basis van de oppervlakte als op basis van het maximaal aantal personen die aanwezig kunnen zijn). Deze classificatie is de basis voor alle verdere voorschriften. Hergroepering De indeling in subrubrieken is gebaseerd op een analyse van de ele menten die relevant zijn op milieutechnisch vlak en op het vlak van publieksveiligheid. Belangrijkste wijziging op dit vlak is de groepering geautomatiseerde kegelbanen en lunaparken gezien deze inrichtingen gekenmerkt worden door een beperkt bezoekersaantal en elektrisch aangedreven gebruiksapparatuur. De rubriek 32.2 schouwspelzalen wordt eveneens herverdeeld met als doel een betere scheiding te bekomen tus sen enerzijds zalen met als hoofdbestemming sportmanifestaties en an derzijds zalen met als hoofdbestemming (cultuur)voorstellingen. In de ons omringende landen gelden verschillende systemen van das sificatie: zowel in Nederland als in Frankrijk wordt gewerkt met klassen of categorieën van inrichtingen in functie van het totaal aantal aanwezige personen. De schaalgrootte van een inrichting heeft immers een belangrijke impact op de veiligheid van het publiek. In Nederland houdt men daarnaast ook rekening met de specifieke gebruiksopper vlakte en verblijfsoppervlakte i.f.v. de bezettingsgraad. In Duitsland worden criteria gehanteerd voor de bepaling van het mogelijk aantal
PROSCENIUM: EN TOEN WAS ER KOFFIE 23