Als de bevrijding aanbreekt en de heer Bolman op 5 mei 1945 zijn trouw bewaarde sleutels in het slot steekt van het kantoor aan de Prof. Tulpstraat treft hij een desolate inboedel aan. De inventaris en de administratie bevonden zich in Groningen en geld was er niet. Het zal nog maanden duren voor die terugkomen. Met nog maar 5 gebruiksklare jeugdherbergen moet men van de grond af aan opnieuw beginnen. Alles draait nu om de wederopbouw van het netwerk en dus moet er wel gecentraliseerd worden. Een aantal plaatselijke stichtingen heffen zichzelf op en overhandigen hun jeugdherberg of wat er van over is aan de NJHC. Vierentwintig jeugdherbergen komen niet meer terug. Een aantal heeft een andere bestemming gekregen. Anderen zijn ontzettend gehavend en uitgewoond. In het nieuwgebouwde Alteveer in Arnhem hebben Duitsers gezeten. Kanonvuur van de geallieerden heeft grote schade aan een vleugel veroorzaakt.
weer een netwerk van 52 jeugdherbergen. De jeugd stroomt toe en het aantal overnachtingen stijgt. Barakkenkamp Elst wordt omgebouwd tot jeugdherberg. Weer een opvang mogelijkheid erbij met 500 (later 400) bedden. Al voor de oorlog blijkt de vrije jeugdbeweging op zijn retour. De jongeren van toen hebben grijze haren gekregen. Het idealisme en enthousiasme is tanend. De grote werkeloosheid van de crisisjaren en het opkomend extreem nationalisme werken onzekerheid in de hand. Er ontstaat behoefte aan houvast en zakelijkheid. Ook verandert het publiek dat de jeugdherbergen bezoekt. Ze is meer gedifferentieerd. De NBAS trekt de consequentie uit haar dalend ledental en heft zich na de oorlog op. Het Bondshuis te Oldenbroek schenkt ze aan de NJHC. Een andere tijd is aangebroken.
Idealistische duizendpoten
Alle krachten worden nu ingezet voor herstel en nieuwbouw, maar er is grote materiaalschaarste. Uit legerdumps koopt de NJHC gamellen en ledikanten (50 centimeter breed) en met kokoshaar gevulde matrassen, die nog in Engelse schuilkelders gebruikt zijn. Enthousiaste trekkers helpen bij het herstel en verenigen zich in de werkgemeenschap. In ongeveer 7 jaar is er
Aan de nieuw aan te stellen jeugdherbergouders worden nu ook andere eisen gesteld. Gebrek aan geld maakte dat men voor de oorlog bij voorkeur oudere, gepensioneerde echtparen aanstelde, zoals politiemannen, onderwijzers en sergeants. ‘Pensioenoudjes’ worden ze genoemd. Een blik in de jubileumgids leert ons echter dat er ook toen wel jonge ouders benoemd werden, want we vinden er de namen terug van Sjoerd Bakker (in Oldenbroek), George Gardien (in Reeuwijk), Dullemeijer (in Arkel) en Jan Reinders (in Bakkum). Na de oorlog worden bij voorkeur jonge echtparen aangesteld. Het zijn vaak jonge mensen die zelf getrokken hebben. Ze zijn bezield van dezelfde idealen en hebben dezelfde liefde voor de natuur en de opbouw van een betere wereld als voor de oorlog
16
Stayokay - Verhalen van toen
‘Enthousiaste trekkers helpen bij het herstel en verenigen zich in de werkgemeenschap. In ongeveer 7 jaar is er weer een netwerk van 52 jeugdherbergen’
Stayokay - Verhalen van toen
17