Sport & Geneeskunde - nummer 1 (voorjaar 2024)

Page 1


Epke Zonderland: van topsporter naar sportarts

In de praktijk

Sportzorg voor ‘gouden’ breakdancers

Met sportarts

Moniek van Heumen

Sport in Beeld

Vraag en antwoord Over een jeugdvoetballer met acute knieklachten

Maarten Moen

Sportarts bij NOC*NSF over zijn werk, hobby’s en Parijs

Voorwoord

Sport & Geneeskunde 2.0

Met veel trots schrijf ik dit voorwoord. Sport & Geneeskunde 1.0 was meer dan een halve eeuw ons vakblad. Mijn eerste wetenschappelijke publicatie was 20 jaar geleden in Sport & Geneeskunde. Ik voel me vereerd om de nieuwe hoofdredacteur te zijn met een illustere rij aan voorgangers. Na het beëindigen van de samenwerking met uitgeverij Arko Sports Media is er binnen de VSG gekeken hoe nu verder te gaan. En dit is het resultaat – het eerste nummer van Sport & Geneeskunde 2.0.

Dit lezen jullie binnenkort, na onze ALV op 13 juni 2024. Dan is er veel gebeurd in een heel korte tijd. We zijn gestart met de eerste redactievergadering begin maart en nu ligt hier al dit themanummer over Parijs en de Olympische Spelen. Om dit voor elkaar te krijgen hebben veel mensen hard moeten werken. Ik wil iedereen - de nieuwe redactie en ook Carin Röst, nieuw bij de VSG en onze eindredacteur, enorm bedanken. Zonder jullie inzet en tijd was dit niet gelukt.

S & G 2.0 Needs YOU!

Met 2.0 slaan we ook een iets andere weg in. De afgelopen jaren was het lastig om kopij te krijgen. Nederland heeft veel toonaangevende sportartsen en onderzoekers die belangrijke artikelen publiceren. Omdat S & G niet op PubMed staat, kiezen mensen ervoor om grotere artikelen in meer gerenommeerde tijdschriften te publiceren. Wij hebben er nu voor gekozen om meer de populairwetenschappelijke kant op

te gaan. Zoals je ook kunt lezen in dit nummer, met interviews, overzichten, samenvattingen van belangrijke publicaties en congresverslagen. Op deze manier willen we mensen up-to-date houden van belangrijke studies en ontwikkelingen, en ook kennis delen. Dus heb je een leuk congres bezocht, een goed boek gelezen, of een belangrijk artikel, interessante casus, of mooi radiologisch plaatje gezien, wil je iemand interviewen of heb je andere ideeën? Neem gerust contact met ons op. We blijven ook wetenschap publiceren en gaan werken aan een makkelijker review-systeem. Kortom, samen kunnen we S & G 2.0 verder ontwikkelen.

Online kennisplatform

We zullen één tot twee keer per jaar een papieren themanummer publiceren. Verder komt er in het najaar een nieuwe website voor de VSG die als online kennisplatform voor S & G 2.0 zal fungeren.

We zullen het hele jaar door al onze artikelen daar publiceren. Later meer hierover.

Voor nu rest mij Tom Brandon te bedanken voor al zijn inzet als voorzitter van onze mooie vereniging - het ga je goed.

En jullie een fijne zomer toegewenst– hopelijk kunnen velen successen vieren op de Spelen in Parijs.

Met collegiale groeten, Adam Weir, sportarts en nieuwe hoofdredacteur

Sport & Geneeskunde is een uitgave van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG).

Inhoud

Sport & Geneeskunde richt zich op iedereen met (wetenschappelijke) interesse voor sport, gezondheid en bewegen en verschijnt online en twee keer per jaar als papieren uitgave.

VERSCHIJNINGSDATA 2024

Voorjaar 2024 en najaar 2024

REDACTIE

Dr. Adam Weir (hoofdredacteur)

Drs. Willemijn Diemer

Drs. Floor Groot

Dr. Guus Reurink

Dr. Robert Rozenberg

Drs. Ruben Stavenuiter

Dr. Quirina Thio

EINDREDACTIE

Carin Röst

VORMGEVING

Ontwerp van Wouter, Barneveld

VERDER WERKTEN MEE AAN DIT

NUMMER:

Carola Dijkers, Vincent Gouttebarge, Manon Gremmen, Moniek van Heumen, Harry van der Zaag

DRUK

De Hoop Drukkerij

MARKETING

Karin Bosman karin.bosman@sportgeneeskunde.com

ABONNEMENTEN

Leden van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) ontvangen gratis toegang tot het online platform Sport & Geneeskunde, inclusief twee edities van het magazine. Kijk op www.sportgeneeskunde. com en word lid.

REPRORECHT

Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur in gemachtigd de door derden verschuldigde vergoeding voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912, te innen en/ of daartoe in en buiten rechte op te treden. Overname van artikelen na toestemming van de redactie met bronvermelding is mogelijk. De redactie draagt geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van de advertenties/advertorials in dit tijdschrift.

CONTACT

Tips of ideeën? Mail de redactie (o.v.v. ‘de redactie’) op vsg@sportgeneeskunde.com.

ISSN: 1874-6659

FOTO COVER

Epke Zonderland

Fotocredit: Bart Lindenhovius

Voorstellen redactieleden

Met de start van Sport & Geneeskunde 2.0 is ook een nieuwe redactie geformeerd. De redactieleden zorgen vanaf nu jaarlijks voor twee themanummers van het tijdschrift. En leveren de wetenschappelijke content via het online kennisplatform sportgeneeskunde.com. De hoogste tijd voor een voorstelronde van deze bevlogen mensen.

Adam Weir, hoofdredacteur

Sinds 2001 woon ik in Nederland met Marja, mijn vrouw, en we hebben drie geweldige kinderen. Ik kom uit Nottingham, Engeland en ben 49 jaar. Ik heb mijn opleiding in Den Haag gedaan, wat een prachtige periode was. Zo veel geleerd en kunnen doen. Na mijn opleiding ben ik in het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) blijven werken en gestart bij het SMA Haarlem (tegenwoordig Sport- en Beweegkliniek). In 2011 ben ik gepromoveerd op liesblessures en daarna heb ik van 2013 tot 2105 gewerkt in Aspetar, Qatar. Daar heb

ik me nog meer in lies- en heupklachten verdiept, en een mooi avontuur beleefd. Na de Qatarese jaren ben ik teruggekeerd naar Nederland. De laatste jaren ben ik heel blij en dankbaar om mijn banen in het Erasmus MC en de Sport- en Beweegkliniek te combineren. Naast het werk blijf ik graag actief, de afgelopen vijf jaar heb ik meer dan 300 dagen per jaar gesport. Ik ben niet getalenteerd, maar wel fanatiek. Tennis, fitness, boulderen, hardlopen, frisbee, fietsen, surfen, wandelen….. ik vind alles leuk!

Sport & Geneeskunde 2.0

Carin Röst, eindredacteur

Van oorsprong ben ik bioloog, maar na mijn studie besloot ik iets heel anders te gaan doen, namelijk een opleiding journalistiek. Deze beide studies heb ik jarenlang gecombineerd in mijn werk als (gezondheids)journalist en webredacteur voor verschillende websites, tijdschriften en kranten. Sinds maart dit jaar werk ik als communicatiemedewerker bij de VSG. Ik haal er veel voldoening uit ingewikkelde materie zo duidelijk en aantrekkelijk mogelijk op te schrijven en ben heel blij dat ik dit nu voor de VSG kan doen, bij zo’n gezellige vereniging! Werken op het kantoor van de VSG is voor mij een thuiswedstrijd, want ik woon in Bilthoven met mijn man en twee kinderen. Lange tijd heb ik veel verschillende sporten gedaan, zoals tennis, judo, volleybal en roeien. Tegenwoordig houd ik mijn conditie vooral op peil door achter mijn kinderen aan te rennen en met hen te voetballen. En zwemmen en een stuk fietsen doe ik ook graag.

Guus Reurink, sportarts en redactielid

Ik ben 42 jaar en woon en werk in de regio Amsterdam. Ook mijn opleiding heb ik hier gedaan, bij de Sportartsengroep in het OLVG ziekenhuis. Daarna ben ik er met veel plezier blijven werken en sinds kort ben ik als plaatsvervangend opleider weer nauw betrokken bij de opleiding. Daarnaast ben ik bij de Ajax Jeugdopleiding gaan werken en in het Amsterdam UMC, waar ik naast wetenschappelijk onderzoek ook een speciaal spreekuur heb voor kinderen met sportblessures. In 2016 ben ik gepromoveerd op hamstringblessures. Daarna zijn acute spierblessures mijn (wetenschappelijke) interessegebied gebleven en ik ben nog steeds betrokken bij een aantal onderzoekstrajecten bij de afdeling Orthopedie en Sportgeneeskunde in het Amsterdam UMC. Wat betreft mijn eigen sport: voetballen was in mijn jongere jaren mijn grote passie. Met het ouder worden kwamen ook de gebreken en heb ik het voetballen moet stoppen. Sinds een aantal jaren probeer ik met veel plezier mijn energie kwijt te raken in het hardlopen, fietsen en zwemmen (triatlon).

Floor Groot, sportarts en redactielid

Nadat ik mijn opleiding tot sportarts in Leidschendam bij het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) had afgerond, ben ik in 2013 naar Qatar gegaan voor een fellowship sportgeneeskunde in Aspetar. In de tien jaren die daarna volgden, heb ik als sportarts gevarieerde ervaring en kennis opgedaan bij mijn drie uiteenlopende werkplekken: de KNVB (o.a. teamarts Jong Oranje), de Sport- en Beweegkliniek in Haarlem en revalidatiecentrum Heliomare in Wijk aan Zee. Van profvoetbal en teambegeleiding tot inspanningsdiagnostiek bij chronisch zieken tot geblesseerde recreatieve sporters – ik benut de volle breedte van de sportgeneeskunde. Vanuit Haarlem, waar ik woon met mijn vrouw Floortje (what's in a name) en onze twee dochters Janne en Laure, spring ik graag op de racefiets om rondjes in te omgeving te fietsen. Ik ben een enthousiaste maar totaal ongetalenteerde sporter – zowel op de fiets, in de fitness als op de padelbaan!

Robert Rozenberg, sportarts en redactielid

Mijzelf zou ik omschrijven als sportarts, beweegarts en duursporter. Ik ben werkzaam als sportarts, vakgroepvoorzitter en lid van de RVE medical board in het Isala Ziekenhuis in Zwolle. Daar komen topsporters en amateursporters langs, maar ook mensen die als gevolg van een beperking of chronische ziekte niet goed kunnen bewegen, of waarbij bewegen een deel van de behandeling is. Mijn motto is: De kracht van sport en bewegen wordt onderschat! Het is leuk en gezond, het vermindert de kans op veel ziektes en is zelfs genezend bij veel aandoeningen. Twee dagdelen werk ik in revalidatiecentrum Vogellanden in Zwolle. Ik heb mij toegelegd op inspanningsfysiologie, training en gezonde leefstijl. Daarnaast ben ik sportarts bij het IKO schaatsteam. Ik houd ervan het maximale uit mijzelf te halen op de fiets.

Quirina Thio, sportarts in opleiding en redactielid

Ik ben 36 jaar en woon met mijn vriend Stefan en ons zoontje Matthijs in bruisend Vleuten. Na mijn geneeskundestudie aan de UvA ben ik naar Boston verhuisd om daar promotieonderzoek te doen bij de orthopedie. Hier heb ik een heerlijke tijd gehad; hard gewerkt en veel gesport (en regelmatig naar de Celtics, Red Sox, Bruins etc.). Na terugkomst in Nederland heb ik gewerkt als ANIOS in verschillende ziekenhuizen bij de orthopedie en de cardiologie. In 2022 ben ik gepromoveerd en ben ik begonnen met de opleiding sportgeneeskunde in Amsterdam bij de Sportartsengroep: Ik vind het geweldig! Vroeger was mijn passie basketbal, tegenwoordig zijn dit met name hardlopen, fietsen, tennis en in de winter schaatsen of langlaufen. Deze zomer willen we weer bikepacken, dit keer met de kleine erbij!

Willemijn Diemer, sportarts en redactielid

Ik ben opgeleid in de regio Amersfoort/Baarn en nu bijna twee jaar sportarts. Ik ben werkzaam op verschillende werkplekken; een algemene poli bij Xpert Clinics in Amstelveen, bij revalidatiecentrum Reade in Amsterdam (via SMC Plemper) waar ik inspanningstesten doe bij vooral hartrevalidatie, maar ook andere revalidatieprogramma’s. Als laatste ben ik nog betrokken als arts bij het vrouwenvoetbalteam van AZ. Ik vind het heel mooi om al deze facetten van het vak te mogen beoefenen. Zelf ben ik een balletdanser. Vroeger deed ik aan bijna alle soorten ballet, nu vooral nog aan jazzballet en modern ballet. Hier ligt nog steeds mijn passie en op mijn poli bij Xpert Clinics zie ik regelmatig dansers van verschillende dansopleidingen.

Ruben Stavenuiter, sportarts in opleiding en redactielid

Ik ben AIOS in Zwolle en woon in Utrecht. Vroeger heb ik altijd veel gevoetbald en sinds 2006 ben ik fanatiek kitesurfer. In het kitesurfen ben ik vele jaren als teamrider met verschillende sponsoren actief geweest. Een fantastische tijd, waarbij ik veel gereisd heb naar mooie surfbestemmingen. Als het niet waait, ga ik graag hardlopen of wielrennen, soms longboarden of wakeboarden. En het liefst snowboard ik zo vaak mogelijk. Ik

studeerde geneeskunde in Maastricht en ook deed dat ook met veel plezier. Daarna ben ik werkzaam geweest in de orthopedie, cardiologie en bij Sportgeneeskunde Rotterdam. Daarnaast heb ik met drie anderen VEJOS opgezet en heb ik wetenschappelijk onderzoek gedaan in Boston naar verschillende voet- en/of enkelletsels. Dit jaar (2024) ben ik aan de opleiding begonnen. Ik vind het fantastisch om daarnaast bij te kunnen dragen aan de redactie van Sport & Geneeskunde, naar mijn mening een mooi team met veel ervaring. 

Sportarts Guido Vroemen en mountainbiker Anne Terpstra: een goede match

Sportarts Guido Vroemen begeleidt professioneel mountainbikester Anne Terpstra voor op de Olympische Spelen. In dit dubbelinterview met sportarts Robert Rozenberg en AIOS Ruben Stavenuiter gaan ze dieper op hun samenwerking in. Want een goede match vormt vaak toch de basis voor een mogelijke overwinning.

Sportarts Guido Vroemen

Guido Vroemen & Anne Terpstra in het kort Guido Vroemen is sportarts bij SMA Midden Nederland en fiets- en triatlontrainer. In die hoedanigheid begeleidt hij topsporters zoals Anne Terpstra. Anne is professioneel mountainbikester en woont in Duitsland. Ze was vijf keer nationaal kampioen en won dit jaar de Cape Epic, een meerdaagse mountainbikewedstrijd in ZuidAfrika. Ze deed mee aan de Olympische Spelen van Tokio en bereidt zich nu voor op de Olympische Spelen van Parijs.

Hoe zijn jullie bij elkaar gekomen?

Anne: ‘Dat is mijn schuld. In 2016 had ik voor Guido drie andere coaches gehad. Ik was net begonnen met mijn huidige team en dacht dat ik het allemaal zelf kon. Maar ik realiseerde me na een maand of drie: ‘oh nee, dat kan ik helemaal niet zelf!’ En net in de week dat ik een nieuwe trainer wilde hebben, sprak ik mountainbiker Jeroen van Eck. Hij vertelde over zijn nieuwe trainer, en dat was Guido. Toen heb ik Guido gebeld.’

Heb je meer mensen in de medische begeleiding?

Anne: ‘Guido is degene die het overall plan heeft en hij is mijn eerste aanspreekpunt voor alles wat te maken heeft met prestatie. De rest ligt bij het team.

Anne: ‘Een coach moet een goede match zijn en dat is niet altijd het geval. Nu hebben we dat wel.’

We hebben ook tijdens reizen altijd fysiotherapeuten mee. Hetzelfde geldt voor de bond, maar dat zijn in feite niet zo veel wedstrijden.’

‘Ik heb ook een sportdiëtist via Guido. Daarnaast de psycholoog, maar hij komt niet uit de sportwereld. En ik heb nog een andere fysio, die mij behandelde toen ik nog in Nederland woonde. Die maakt in overleg met Guido mijn krachtprogramma.’

Je zit dus aan de ene kant in een team en aan de andere kant ben je ook erg op jezelf aangewezen, is dat ingewikkeld?

Anne: ‘Dat is lastig uit te leggen. Uiteindelijk is mountainbiken een individuele sport. Maar ons team gaat heel persoonlijk met elkaar om. De teamleden

doen veel meer dan me alleen succes wensen en zeggen dat ik ervoor moet zorgen dat ik hard rijd. Als ik hulp nodig heb, of zij komen zelf met dingen waar we aan moeten werken, dan stellen ze dat beschikbaar. Dus dat is een beetje ’en-en’. Een coach moet een goede match zijn en dat is niet altijd het geval. Nu hebben we dat wel.’

En hoe is dat voor jou, Guido? Is het moeilijk als het team ook meekijkt?

Guido: ‘Nee, eigenlijk niet. We bepalen samen waar we naartoe gaan en wat we gaan doen. Welke training, wat de hoofddoelen zijn, en een aantal andere zaken staan natuurlijk vast. Het is voor mij ook handig dat er altijd een fysio dichtbij is, want ze woont in Zuid-Duitsland.’

Guido, zie je jezelf meer als trainer of meer als sportarts?

Guido: ‘Ik zie mezelf meer als een trainer, want ik probeer het beste uit Anne te halen en haar op het hoogste niveau te krijgen. De sportarts in mij, die er ook is, moet ervoor zorgen dat we niet te lang of te ver doorgaan. De sportarts wil dat alles gezond blijft en de trainer wil harder, beter.’

Maakt het je een andere trainer als je zelf ook sportarts bent?

Guido: ‘Ja, door de kennis van veel zaken die je als sportarts hebt. Ik heb ook

Anne Terpstra tijdens de Olympische Spelen in Tokyo in 2021.
Anne Terpstra en Guido Vroemen
Guido: ‘Als zij wint, heb ik het gevoel dat ik ook win, maar als zij verliest, heb ik daar ook veel last van.’
2022.

gesprekken met collega’s gehad die zeiden: ja, maar je kunt nooit beide zijn, want de een wil altijd veel harder en de ander remt altijd. Ik denk dat ik juist goed in de gaten heb waar ik gas kan geven en wanneer ik moet remmen.’

Anne: ‘Het is superfijn dat Guido mijn eerste aanspreekpunt is. Het verlaagt de drempel om dingen te vragen. Want dan denk ik, dat weet Guido toch wel.’

Guido: ‘Het is een nadeel en een voordeel. Je kunt ook zeggen dat je bepaalde dingen minder duidelijk ziet of bewust niet wilt zien. Maar qua snelheid van handelen is dit natuurlijk veel beter.’

Guido, hoeveel tijd kost jou de begeleiding?

Guido: ‘Als het goed gaat hoef je niet veel te doen, af en toe een beetje kletsen is genoeg. Als er problemen zijn, dan zit je zo meer dan een uur aan de telefoon. Ik zie het altijd zo, als zij wint, heb ik het gevoel dat ik ook win, maar als zij verliest, heb ik daar ook veel last van. Dan denk ik ook, wat heb ik verkeerd gedaan? Waarom ging het mis? Het kost zeker veel tijd. Maar ik heb mijn hele werk hier op gericht.’

Hoe belangrijk zijn de Olympische Spelen voor jullie?

Anne: ‘Superbelangrijk. Maar het is niet het enige dat telt. Als ik iets te belangrijk maak, ga ik daar niet sneller van rijden. Dus voor mij is het net zo belangrijk als het WK, wat daarna komt. Dat zijn wedstrijden waar ik op mijn best wil zijn.’

Is een olympisch jaar anders dan andere jaren?

Anne: ‘We zijn het jaar anders begonnen omdat ik in maart met de Cape Epic reed. Dat is een wedstrijd van acht dagen. Dat had ik nooit eerder gedaan. Het vergde een ander soort voorbereiding. Ik heb het gevoel dat het een grote impact heeft, zelfs

nu, op wat we nu doen. Dat is dit jaar het grootste verschil.’

Guido: ‘Ja, we hebben het er ook over gehad, over de Spelen en hoe belangrijk we ze maken. Vier weken na de Spelen is het WK. En op een bijzondere plek, namelijk in Andorra. Anne heeft er al twee keer gewonnen. Dat is dus ook een bijzondere wedstrijd.’

Anne: ‘Ik weet dat we het niet te belangrijk moeten maken sinds Tokio. Tokio hebben we superbelangrijk gemaakt, maar ik heb niet gedacht aan de wedstrijden van later dat jaar. Het seizoen duurde daardoor best lang. Fysiek was ik supergoed, en ik heb ook goede prestaties neergezet, maar mentaal zat ik er doorheen. Want ik moest gewoon de Spelen en dan klaar. Dat wil ik nu voorkomen.’

Anne: ‘Ik vertrouw erop dat wat ik ga doen goed is en dat ik op het juiste moment de juiste beslissing neem.’
Anne Terpstra wint de wereldbeker MTB in Andorra in

Wat vind je van het parcours van de Olympische Spelen, ligt het jou?

Anne: ‘Vorig jaar, in september, hadden we een testevenement. Ik heb een wedstrijd op dat parcours gereden. En over anderhalve week hebben we twee trainingsdagen. Het ziet er heel goed uit. Het zal een andere tactiek zijn, want de beklimmingen zijn vaak smal, en je kunt daar niet echt inhalen. Normaal is dat andersom; alles wordt bepaald op de klim. Nu gaat het er vooral om je te positioneren vóór de klim en de afdaling, waar je kunt inhalen. Het ligt ook aan het weer, hoe zwaar het zal zijn.’

Hoe houd je rekening met het weer? Het zal waarschijnlijk warm zijn.

Anne: ‘Ik hoop dat het warm is. Alles is beter dan kou. Maar we weten natuurlijk niet hoe het weer zal zijn. In Tokio dachten we ook dat het super warm zou zijn. Ik heb de perfecte warmtevoorbereiding gedaan en de avond voor de race begon het te gieten. Dat hield uiteindelijk op tijd op, maar echt warm was het niet meer. Dus je moet op alles voorbereid zijn.’

Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd van de vorige Olympische Spelen in Tokio?

Anne: ‘Dat ik me op alles kan voorbereiden. En dat ik goed genoeg ben om te presteren onder druk en als er iets misgaat. Ik stond bekend als een rijder die niet goed reed onder natte omstandigheden. Daar heb ik hard aan gewerkt, en dit verbeterd. Dat is het belangrijkste dat ik in Tokio heb geleerd. Ik heb daar alle zeilen moeten bijstellen om me in te stellen op: oké, het zal niet heet en stoffig zijn. Het wordt anders, maar ik ga er het beste van maken.’

Heb je dit seizoen blessures gehad?

Anne: ‘Geen grote blessures. Ik ben de winter goed doorgekomen. Twee weken geleden had ik pijn in mijn knie. Het was niet duidelijk waar het vandaan kwam. Vandaag is de eerste dag dat het weer honderd procent gaat.’

Guido: ‘Waarschijnlijk ontstaan door hoog-

intensieve intervallen waardoor je veel uit de rug haalt. Met als gevolg disbalans in de onderrug en bekken en hierdoor spanning in het bovenbeen en knieklachten. Ik ken de fysiotherapeut die bij de bond werkt vrij goed, dus ik kon snel schakelen. Maar daardoor hebben we het EK laten gaan.’

Als het gaat om overtraining: stuur je op hartslag, vermogen en de trainingsstressscore? Of vertrouw je vooral op het gevoel van de sporter?

Guido: ‘Gevoel vind ik erg belangrijk. We hebben al heel lang een HRV-trainingsapp, maar je moet ook elke dag een subjectieve vragenlijst invullen. Dit gaat over motivatie, hoe ging de training gisteren, spierpijn en dat soort zaken. Die zijn voor mij het belangrijkste. De HRV kan dus iets minder zijn, wat hoger, wat afwijking van normaal maar hartslag volkomen normaal. Dat was ook zo bij de Cape Epic. Direct vanaf het begin knalde de HRV omlaag, en in de loop van de week ging het steeds weer een beetje beter. Niet dat we de keuze hadden om een rustdag te nemen. Meestal zien we dat de data wat achterlopen ten opzichte van gevoel.’

Heb je een bepaalde trainingsof wedstrijd-routine? Is er iets dat je moet doen voor de start?

Anne: ‘Nee. Ik heb al zoveel wedstrijden gereden. Ik vertrouw erop dat wat ik ga doen goed is en dat ik op het juiste moment de juiste beslissing neem. Ik moet denken aan twee jaar geleden in Brazilië voor een wedstrijd. Het parcours lag aan het einde van het dal. Er was maar één

OVER DE AUTEURS

Robert Rozenberg is werkzaam als sportarts, vakgroep voorzitter en lid van de RVE medical board in het Isala Ziekenhuis in Zwolle.

Twee dagdelen werkt hij in revalidatiecentrum Vogellanden in Zwolle. Ook is hij duursporter en wetenschapper. Hij is gespecialiseerd in onder meer langdurige overbelastingsklachten, chronische pijn en trainingsfysiologie.

weg om daar te komen en 25.000 mensen kwamen kijken. Wij waren op weg naar de wedstrijd en stonden in de file. We waren op tijd weggegaan. We waren met twee auto’s en op een gegeven moment dachten we, dit wordt niets. Toen hebben we onze rugzakken gepakt en zijn we op de fiets richting de start gegaan. De monteur had een scooter aangehouden om mee te liften. Op een gegeven moment kwam ook de fysio langs op een scooter, met alle bidons onder zijn arm. Wij waren in ieder geval op tijd. We wisten dat onze monteurs er ook waren. Ik vond het zo mooi en heb er echt van genoten. Ik denk omdat het eindelijk anders gaat dan normaal. Omdat het altijd zo professioneel en perfect is. En dat heb je vaak nodig. Maar toen ik op het punt stond om op te warmen kwamen jongens met de auto helemaal bezweet aan, want het was erg heet.’

Heb je voor de Olympische Spelen nog een speciale fiets of speciaal materiaal?

Anne: ‘Meestal krijg je een andere speciale verf. Ze moeten iets doen om de fiets te laten opvallen, maar is het uiteindelijk allemaal hetzelfde. Ik kan natuurlijk niet op iets fietsen waar ik niet aan gewend ben.’

Guido: ‘Je moet altijd goed opletten bij de voorbereiding. Niet dat je dat verhaal van Mathieu van der Poel uit Tokio krijgt. Maar ja, hij is er niet bij, dus dat plankje maakt nu niet uit…’ 

Ruben Stavenuiter is AIOS bij Isala Ziekenhuis in Zwolle.

Hij is fanatiek kitesurfer en heeft een passie voor extreme sporten en voetbal. Met drie anderen heeft hij de Vereniging voor Jong Orthopedisch & Sportgeneeskundig Nederland (VEJOS) opgezet en hij heeft wetenschappelijk onderzoek gedaan in Boston naar verschillende voet- en enkelletsels.

Fotocredit: Emma Simpson / Unsplash

IOC consensus statement voor monitoring psychische klachten bij atleten

Psychische klachten en aandoeningen komen veel voor bij eliteatleten.

De IOC Mental Working Health Group deed een toevoeging aan het generieke IOC consensus statement voor de monitoring van deze klachten.

Samenvatting van Mountjoy M, Junge A, Bindra A, Blauwet C, Budgett R, Currie A, Engebretsen L, Hainline B, McDuff D, Purcell R, Putukian M, Reardon CL, Soligard T, Gouttebarge V. Surveillance of athlete mental health symptoms and disorders: a supplement to the International Olympic Committee’s consensus statement on injury and illness surveillance. Br J Sports Med. 2023;57(21):1351-1360.

Waarom dit onderzoek?

In 2019 publiceerde het Internationaal Olympisch Comité (IOC) een generieke consensus statement over de principes van en methoden voor het registreren en rapporteren van blessures en ziekten in de topsport. Psychische klachten en aandoeningen, zoals somberheid, en depressie, komen veel voor bij actieve en voormalige eliteatleten. Zo heeft tot wel veertig procent van hen te maken (gehad) met angst en/ of depressie. Toch zijn hier in de wetenschappelijke literatuur weinig gegevens over te vinden. Daarom nam de IOC Mental Health Working Group het initiatief om aan het generieke IOC consensus statement een toevoeging te doen voor de monitoring van psychische klachten en aandoeningen in eliteatleten.

Hoe werd dit uitgevoerd?

De werkgroep stelde een multidisciplinaire expertgroep samen, de IOC Mental Health Working Group. Hierin zaten klinisch psychologen, psychiaters, sportartsen, epidemiologen en atleten. Zij deden een literatuuronderzoek in verschillende elektronische databases (PubMed, SPORTDiscus, PsycINFO) en hielden fysieke en online bijeenkomsten.

Belangrijkste resultaten

SCREENING

De IOC Mental Health Working Group heeft enkele principes en methoden beschreven voor het monitoren van psychische

klachten en aandoeningen in topsporters. Voor screening wordt verwezen naar de reeds beschikbare IOC Sport Mental Health Assessment Tool 1 (SMHAT-1). De SMHAT-1 is ontwikkeld voor sportartsen, met als doel het vroegtijdig identificeren van eliteatleten met psychische klachten of aandoeningen of een verhoogd risico hierop. De SMHAT-1 stoelt op drie stappen, namelijk (1) een triagestap gebaseerd op een gevalideerde vragenlijst over overspanning, (2) een uitgebreide screeningstap gebaseerd op zes gevalideerde vragenlijsten over de meest voorkomende psychische klachten in de topsport, en (3) een klinisch onderzoek- en interventiestap (zie afbeelding op pagina 15).

MONITORING

Voor het longitudinaal monitoren van psychische klachten en aandoeningen (bijv. over een sportseizoen) wordt verwezen naar twee opties: (i) rapportage door atleten en (ii) rapportage door artsen. Voor de eerste optie, de longitudinale rapportage door atleten, paste de expertgroep de bestaande Oslo Sport Trauma Research Center Health (OSTRC-H) vragenlijst aan. Ze legden de atleten een lijst voor van 23 psychische klachten, zoals slaapproblemen en angst. Voor de tweede optie, de longitudinale rapportage door artsen, werd het bestaande IOC blessures- en ziektenformulier aangevuld met een onderdeel over psychische klachten en aandoeningen. Het doel was informatie verzamelen over de gediagnostiseerde psychische klacht(en) en aandoening(en). Bijvoorbeeld over de meest relevante stressoren, de redenen voor de klacht(en) en/ of aandoening(en) en de ontstaanswijze. Ook de duur

De IOC Mental Health Working Group.

van sportverzuim en de datum van Return To Sport werden geregistreerd. Dit onderdeel werd ook toegevoegd aan het bestaande IOC blessuresen ziektenformulier dat wordt gebruikt tijdens sportevenementen zoals de Olympische Spelen.

Beschouwing

De principes en methoden beschreven door de IOC Mental Health Working Group kunnen niet alleen de kwaliteit van de monitoring van psychische klachten en aandoeningen in eliteatleten vergroten, maar ook een rol spelen bij het doorbreken van het stigma rondom dit belangrijke thema. 

SMHAT-1

NUTTIGE LINKS:

Step

Step 2. Screening tools for mental health symptoms and disorders

ACTION: For this step, you need to refer to the Athlete’s form 2. Complete the following.

Screening 1 (anxiety)

Calculate the total score by summing up the answers on the 7 items

Screening 2 (depression)

Calculate the total score by summing up the answers on the 9 items

Note the score (‘0’, ‘1’, ‘2’ or ‘3’) of the athlete on item

Screening 3 (sleep disturbance)

Calculate the total score by summing up the answers on the 5 items.

Screening 4 (alcohol misuse)

Screening 5 (drug(s) use)

doi: 10.1136/bjsports-2020-102411 2020;0:1–9. Br J Sports Med , et al. Gouttebarge V

AUTEUR SCHRIJVER SAMENVATTING

Prof. dr. Vincent Gouttebarge

Amsterdam UMC location University of Amsterdam, Orthopedic Surgery and Sports Medicine, Meibergdreef 9, Amsterdam, Netherlands

Section Sports Medicine, University of Pretoria, Pretoria, South Africa

AUTEURS DAADWERKELIJKE ONDERZOEK

Mountjoy M, Junge A, Bindra A, Blauwet C, Budgett R, Currie A, Engebretsen L, Hainline B, McDuff D, Purcell R, Putukian M, Reardon CL, Soligard T, Gouttebarge V

VERKLARING BELANGENVERSTRENGELING

Chair of the International Olympic Committee Mental Health Working Group

Athlete’s name:
Athlete’s ID number:

UITNODIGING

Van der Valk Vianen

Epke Zonderland: van topsporter naar sportarts

Sportarts Robert Rozenberg en AIOS Ruben Stavenuiter gingen in gesprek met voormalig olympisch turner Epke Zonderland over zijn opleiding tot sportarts, zijn rol bij de komende Olympische Spelen en zijn passie voor topsport.

‘Ik

verwacht dat ik tijdens de stage sportmedische begeleiding wel weer wat met het turnen ga doen.’

Fotocredit: Iris van den Broek/ Orange pictures/BSR agency
Epke Zonderland tijdens de Olympische Spelen van Tokio in 2021.

Je bent in opleiding tot sportarts, hoe bevalt dat tot nu toe?

‘Heel goed. Het bijzondere van de opleiding is dat je de eerste twee jaar bij andere specialismen zit. Het is wel even wennen dat je bij cardiologie, longgeneeskunde en nu orthopedie bezig bent, maar de ervaring die ik hierbij opdoe is heel nuttig voor later als sportarts. Daarnaast vind ik het fysiologie-gedeelte heel mooi. Die diepgang heb ik tijdens mijn opleiding geneeskunde gemist. Het bevalt tot nu toe heel goed, ondanks dat ik aan de sportgeneeskunde nog niet eens zo veel tijd heb besteed.’

Epke Zonderland in het kort

Epke Zonderland was tot 2021 actief topturner. Op de Olympische Zomerspelen in Londen in 2012 werd hij op het onderdeel rekstok Olympisch Kampioen. Ook werd hij meerdere keren verkozen tot Nederlands sportman van het jaar. In 2021 startte hij met de opleiding tot sportarts.

ik toch de uitslagen bekijken. Deze zomer ga ik namens de NOS verslag doen van de Olympische Spelen tijdens het turnen. Dus op die manier ben ik er weer meer bij betrokken. Ik verwacht dat ik binnen de sportgeneeskundeopleiding tijdens de stage sportmedische begeleiding wel weer wat met het turnen ga doen. Al ben ik juist ook wel nieuwsgierig naar andere sporten. Tijdens de opleiding heb ik vast ruimte om wat rond te snuffelen.’

Hoe kijk je uit naar de Olympische Spelen, nu je zelf voor het eerst niet meedoet?

‘Ja, dit zijn de eerste Spelen dat ik niet meedoe na vier eerdere deelnames. Dus dat is echt anders. Ik ben wel benieuwd. Het is veel relaxter natuurlijk. Ik kan er nu op een andere manier van gaan genieten. Ik vond het altijd fantastisch om zelf mee te doen. Die spanning, daar hield ik van. Maar het is ook fijn om het een keer als toeschouwer te gaan volgen.’

Ga je nog naar de Olympische Spelen toe of is het allemaal vanuit Nederland?

Hoe is het nu met het turnen?

Doe je daar nog iets aan of heb je even afstand genomen?

‘Ik ben drie jaar geleden gestopt en een jaar lang bewust bezig geweest met het aftrainen. Toen ging ik nog regelmatig de turnhal in om de specifieke toestellen te doen. Daarna is het wat verwaterd. Turnen is een vrij specifieke sport en als je daar niet zo veel uren in steekt, dan gaat je niveau hard achteruit. Na bijna 30 jaar geturnd te hebben gaat de lol er dan wel vanaf. Er is dan weinig plezier aan te beleven om dat nog een keer per week te blijven doen. Dan vind ik het leuker om andere dingen te doen, zoals nu hardlopen en voetballen.’

Ben je nog wel bij het turnen betrokken?

‘Het eerste jaar had ik wat minder behoefte om alles te volgen. Ik vond het wel lekker om het even los te laten. Maar daarna merkte ik dat met name de Nederlanders wel wilde volgen. Als er een toernooi is, wil

‘Ik ga ernaartoe! Ik ben aanwezig bij de kwalificaties van zowel de mannen als de vrouwen. Ook met de toestelfinales, een paar dagen later ben ik erbij. Dus ik ga het van dichtbij meemaken. En op andere dagen kijk ik vanuit Nederland. Het lijkt me erg leuk om het een keer vanuit de verslaggeverrol te bekijken.’

Heb je het doel om in de toekomst iets te gaan doen met de sportmedische begeleiding van het turnen?

‘Ik vind veel aspecten van de sportgeneeskunde leuk. Je kunt het in mijn beleving onderscheiden in topsport, breedtesport, chronisch zieken en leefstijl. Al deze thema’s vind ik interessant, maar ik merk dat vooral de topsport me ligt. Een tijd geleden was ik betrokken bij het ijshockey in de medische organisatie, dan word je ook wel erg enthousiast over de topsportwereld. Dus ik denk wel dat daar een rol is weggelegd voor mij. Maar ik ga niet alleen maar topsport doen, ik wil het wel breed houden. Vandaar dat ik tijdens de opleiding ook wil kijken bij andere sporten. Tegelijkertijd is het heel mooi om

‘Ik ga niet alleen maar topsport doen, ik wil het wel breed houden’

de eigen ervaring die je hebt opgedaan in de turnsport toe te kunnen passen op de volgende generatie. Want ik merk wel: een deel kun je leren uit de boeken, maar een deel is ook wel weer heel erg specifiek en op basis van ervaring. Dus ik kan me voorstellen dat het ook weer aan me gaat trekken op den duur. Maar we zullen zien, de tijd zal het leren.’

Kijk je nu ook anders naar je eigen sportmedische begeleiding? Zijn er dingen die je nu opvallen of anders zou doen?

‘Ik was er tijdens mijn eigen carrière minder fanatiek mee bezig. Natuurlijk, als ik een blessure had, had ik daar zelf ook wel gedachtes bij. Maar ik was me er ook wel van bewust dat ik niet te veel zelf wilde dokteren en dat ik het beter aan de sportarts over kon laten. Zelf kun je toch niet helemaal objectief zijn. Nu ik er op terugkijk, ga ik meer nadenken over de vragen: Hoe zou jij het als sportarts doen? Waar wil je invloed op hebben? Je bent natuurlijk verantwoordelijk voor blessures en blessurepreventie, maar het lijkt me ook interessant en leuk om mee te denken over prestaties. Ik denk dat er op dat gebied ook een rol is weggelegd voor de sportarts, zeker als je fysiologie interessant vindt. Daar is in het verleden minder de nadruk op gelegd. Al weet ik niet of trainers daar überhaupt voor openstaan.’

Je ziet dus nog wel ruimte voor verbetering op dat gebied.

‘De turnsport is best veel ontwikkeld tijdens mijn carrière, daar is zeker wat veranderd in de manier van trainen. Als ik terugkijk is er op bepaalde punten nog wel wat te halen, want hoe train je nu eigenlijk? Turners zijn vrij specifiek aan het trainen op toestellen, waarbij de kans op blessures aanzienlijk is omdat je telkens dezelfde bewegingen maakt. Daar kan

nog wel verbetering plaatsvinden. Dat je bijvoorbeeld wat breder gaat trainen, omdat dat wellicht efficiënter is dan alleen de toestellen.’

Je liet eerder vallen dat je nu vooral aan het hardlopen en voetballen bent. Heb je daar ook talent voor?

‘Nou talent is wel een heel groot woord. Dat zijn juist dingen waar ik nooit wat mee heb gedaan, dus ik denk niet dat ik daar veel talent voor heb. Het is leuk om een stukje duursport te ontdekken, want dat is waar je in je spreekkamer veel mee te maken krijgt. Hardlopen en fietsen doen toch de meeste mensen, dus het is leuk

Fotocredit: anovva / Shutterstock.com

om te ervaren hoe je op dat gebied moet trainen. Talent dus niet per se, maar dat hoeft ook niet. De lol van veel sporten is voor mij dat je daar stappen in kunt maken en jezelf kunt verbeteren.’

Ben je nog ergens voor aan het trainen?

‘Tot nu toe heb ik dat afgehouden, ook omdat ik thuis jonge kinderen heb, waarvan de jongste nu anderhalf jaar is. Toevallig ga ik binnenkort wel een halve marathon lopen, dus ik breid mijn afstand nu wat uit. Uiteindelijk zou ik wel een keer een marathon willen lopen, dat lijkt me een mooie uitdaging, maar die heb ik nog niet gepland.’

Wat voor type voetballer ben je in het veld?

‘Het is zaalvoetbal en ik ben meestal voorin te vinden. Ik ben zeker niet de handigste met de bal, maar moet het hebben van mijn snelheid en van op het juiste moment op de juiste plek staan.’

Hoe ziet jouw sportieve week er nu uit?

‘Zaalvoetbal is niet fanatiek, we hebben eens per twee weken een wedstrijd. We zouden wel willen trainen, maar dat komt er niet echt van, dus dat zegt ook wel iets over het niveau, haha. Het is echt een vriendenteam, we hebben het hartstikke leuk met zijn allen. Het hardlopen is wel een soort dagelijkse routine. Ik heb een hond, en daarmee ga ik minimaal vijf keer per week ’s ochtends een rondje hardlopen. Het is maar een paar kilometer en ik doe er vijftien tot twintig minuten over. Op die manier heb je een mooie basis. Als je het hebt over belastbaarheid kun je vanuit daar wel makkelijker een langere afstand lopen. Als ik wat meer ruimte en tijd heb, ga ik dat nog verder opbouwen. Nu ligt de focus op de halve marathon.’

Is het thema leefstijl iets waar je veel mee bezig bent?

‘Het grappige is: Als topsporter ben je natuurlijk heel erg met leefstijl bezig. Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik fitter word, beter herstel, beter kan presteren? Je bent zo hard aan het trainen dat je moe wordt van de trainingen. Als je dan uit de topsport stapt, merk je dat je juist fitter wordt als je weer een keer gaat trainen. Je krijgt er energie van, en dat heb ik eigenlijk nooit zo ervaren. Dat is voor mij nu de motivatie om lekker te blijven sporten en te bewegen. Voor de korte termijn, zodat

‘De lol van veel sporten is voor mij dat je daar stappen in kunt maken en jezelf kunt verbeteren.’

Fotocredit: Bart Lindenhovius

je lekker in je vel zit, energie hebt en de dag lekker doorkomt. De leefstijladviezen zijn vaak op de langere termijn gericht, maar misschien is het fit zijn en blijven (en daardoor bewegen) op de korte termijn wel een grotere motivator voor mensen.’

Heb je het idee dat je andere leefstijlthema’s als slaap, voeding en ontspanning nog mee kunt nemen naar je patiënten?

‘Ik ben tijdens mijn carrière altijd heel bewust bezig geweest met voeding. Slaap is inderdaad belangrijk. Ik deed ook regelmatig veel powernaps, daar merkte ik echt effect van gedurende de dag. Ontspanning was ook belangrijk, en het klinkt misschien gek maar ik heb mijn studie geneeskunde ook altijd als een stuk ontspanning gezien. Dat was gewoon even totaal iets anders dan het trainen, dus dat zorgde voor een mooie balans. Muziek en vrienden zijn ook belangrijk. Dat zijn allemaal thema’s waar ik ook mee bezig ben geweest. Het lijkt me mooi om uit mijn eigen ervaring wat tips en tricks op dat gebied aan patiënten mee te kunnen geven.’

Naar welke turner of turnster kijk je het meest uit tijdens de Olympische Spelen?

‘Dat is een goede vraag, ik denk dat ik me nog iets meer moet gaan verdiepen voordat ik ga verslaggeven. Waar ik het meest naar uitkijk, zijn de

Nederlanders. Zowel bij de mannen als de vrouwen hebben ze zich met het team gekwalificeerd. Qua internationale concurrentie heb ik de favorieten nog niet zo goed in beeld. Dat ga ik richting de laatste evenementen scherper in de gaten houden.’

Zijn er nog andere Olympische Sporten die jouw specifieke aandacht hebben?

‘Eigenlijk vind ik alles op de Olympische Spelen tof om te volgen. Het heeft toch altijd iets bijzonders. Als er een Nederlander bij betrokken is, is het ook altijd weer een stapje leuker. Wat ik de laatste keer mooi vond was het skateboarden, een heel andere tak maar gaaf om te zien. De atletiek vind ik ook altijd bijzonder. Er gebeurt van alles in die arena als je daar zit. De 100 meter en 200 meter bij mannen en vrouwen heb ik vaak

OVER DE AUTEURS

Robert Rozenberg is werkzaam als sportarts, vakgroep voorzitter en lid van de RVE medical board in het Isala Ziekenhuis in Zwolle.

Twee dagdelen werkt hij in revalidatiecentrum Vogellanden in Zwolle. Ook is hij duursporter en wetenschapper. Hij is gespecialiseerd in onder meer langdurige overbelastingsklachten, chronische pijn en trainingsfysiologie.

‘Als je uit de topsport stapt, merk je ineens dat je juist fitter wordt als je weer een keer gaat trainen.’

live gekeken na mijn eigen wedstrijden. Dat heeft wel indruk op me gemaakt.’

Heb je nog een boodschap aan de lezers van Sport & Geneeskunde over dit thema?

‘Wat misschien qua sportmedische begeleiding wel interessant is: de Olympische Spelen hebben natuurlijk altijd iets extra’s en iedereen wil dan op zijn best zijn. Wat een valkuil kan zijn, is dat je op het laatste moment nog nieuwe dingen gaat uitproberen in de hoop dat het daar nog iets beter van wordt. Vaak levert dat je niets op. Je kunt beter de dingen blijven doen zoals je het hebt gedaan. Je staat er niet voor niets, je hebt je niet voor niets gekwalificeerd. Ga niet op het laatste moment nog iets nieuws doen of omgooien. Ik denk dat dat vooral voor de nieuwkomers een handige tip is.’ 

Ruben Stavenuiter is AIOS bij Isala Ziekenhuis in Zwolle.

Hij is fanatiek kitesurfer en heeft een passie voor extreme sporten en voetbal. Met drie anderen heeft hij de Vereniging voor Jong Orthopedisch & Sportgeneeskundig Nederland (VEJOS) opgezet en hij heeft wetenschappelijk onderzoek gedaan in Boston naar verschillende voet- en enkelletsels.

Epke Zonderland in opleiding tot sportarts

In de praktijk

Breakdancers gaan voor

met sportarts Moniek van Heumen

Explosies aan bewegingen, acrobatische sprongen, draaien op handen, hoofd, rug, schouders, en veel snelheid. Dit typeert het breakdancespektakel dat straks losbarst tijdens de Olympische Spelen in Parijs.

Breakdance is een nieuwe discipline tijdens de Spelen. Op de Olympische Spelen in Parijs bestaat breakdance uit een vrouwenevenement (b-girls) en een mannenevenement (b-boys). 16 mannen en 16 vrouwen breakdancen solo voor het felbegeerde olympische goud. TeamNL is hierbij goed vertegenwoordigd; b-girl India Sardjoe heeft een gouden ticket bemachtigd en meerdere Nederlandse b-boys jagen nog op olympische kwalificatie. Sportarts Moniek van Heumen, werkzaam bij Sports Valley van Ziekenhuis Gelderse Vallei, begeleidt breakdancer India Sardjoe op medisch gebied tijdens haar route naar Parijs. ‘Inzet op preventie, kennis van de danssport en een team van (medische) experts zijn de bouwstenen van succes’, vertelt zij. ‘Om los te kunnen gaan in de olympische arena, is het voor de sporters zaak om optimaal fit te zijn. Of, als de

breakdancers toch blessures hebben, ze zo snel mogelijk weer fit te krijgen, zodat ze weer kunnen trainen.’

Kennis kan blessures voorkomen

Dat is een uitdaging, want breakdancers gebruiken hun hele lijf, waardoor veel verschillende blessures kunnen ontstaan; van acute distorsies en spierrupturen tot aan (chronische) tendinopathieën. Breakdancers hebben door al het steunen regelmatig last van hun polsen. Maar verder hangt het type blessure ook erg samen met de stijl van de danser. Moniek: ‘Doet iemand veel footwork, dan heb je meer te maken met meniscus- of bandletsels van de knie. Zijn powermoves vooral onderdeel van het repertoire van de danser, dan komen adductor- en iliopsoas-gerelateerde liesklachten

B-girl India Sardjoe
‘goud’

en schouderblessures aan het labrum of de rotator cuff meer voor. Staat iemand veel op z’n hoofd, dan zijn nekblessures veelvoorkomend. En maakt iemand veel salto’s, dan neemt de kans op enkelblessures toe.’

Met het medisch team zetten Moniek en haar collega’s zo veel mogelijk in op preventie van blessures en daarvoor is het heel nuttig om voldoende kennis van de sport te hebben. ‘Welke belasting is er, welke technieken worden gebruikt en tot welke blessures kan dit leiden? Wanneer je enig verstand hebt van de sport en de taal van de sporter spreekt, ontstaat ook meer vertrouwen. Dat helpt bij het behalen van een zo goed mogelijk resultaat met je behandeladviezen.’

Het bieden van kennis en inzicht helpt

Los van dat je voldoende kennis moet hebben van een sport, is het bieden van sportmedische zorg in hoofdlijnen niet heel anders bij de ene sportbond dan bij de andere,’ vervolgt ze. ‘Wat het traject tot nu toe met de breakdancers bijzonder maakt,

Over Moniek van Heumen

Moniek van Heumen is sinds 2017 werkzaam als topsportarts bij Sports Valley, het sportmedisch expertisecentrum van Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Ze is gespecialiseerd in dans-, turn-, judo- en atletiekblessures en is betrokken bij de medische begeleiding van de breakdancers. Ook is ze sinds 2018 als sportarts betrokken bij de Judo Bond Nederland, en sinds een half jaar bij de Atletiekunie. Ze is 25 jaar danseres geweest in de garde- en showdanssport en heeft daarmee meerdere Europese titels behaald.

Sportarts Moniek van Heumen
‘De taal van de sporter spreken creëert vertrouwen.’

is dat ze nieuw zijn binnen TeamNL. Ze hebben daardoor nog weinig ervaring met alle expertise die er kan worden geboden. Ik heb veel uitleg gegeven over wat ik als sportarts op medisch gebied voor de breakdancers kan betekenen. En ik heb bijvoorbeeld ook voorlichting gegeven over het anti-dopingbeleid in Nederland en de regels omtrent de dopingtesten. Educatie is een belangrijk onderdeel van de sportmedische begeleiding van de breakdancers.’

Als team werken aan blessurepreventie

Per sporter bekijkt Van Heumen op basis van een uitgebreid sportmedisch onderzoek bij Sports Valley waar de winstpunten liggen. Zowel op medisch gebied als op het gebied van herstel en voeding, bewegen en slaap. ‘Inzicht krijgen in zulke verbeterpunten is een belangrijke basis. Vervolgens proberen we met het hele team rondom de sporter, dat onder andere bestaat uit de coach, strength and conditioning (S&C) trainer en (para)medische experts, de breakdancer op alle gebieden zo fit mogelijk te krijgen. Dat

‘Hoe beter alles georganiseerd is rondom de breakdancer en de prestaties, hoe kleiner de kans op blessures.’
Moniek van Heumen en India Sardjoe

wil zeggen conditioneel fit, maar ook op het gebied van kracht, danstechniek, voeding, slaap, en op medisch en mentaal gebied. Hoe beter alles georganiseerd is rondom de sporter en de prestaties, hoe kleiner de kans op blessures.’

Zoeken naar een goede balans

Voeding, bewegen en slaap zijn drie belangrijke pijlers om iemand fit te krijgen. ‘Dat geldt niet alleen voor topsporters, maar voor iedereen. Als sportarts neem ik dat daarom vaak mee in mijn behandeling en adviezen. De juiste voeding is van belang om een stabiel gewicht te hebben, passend bij de sport. Het is belangrijk dat een sporter

B-boys en b-girls strijden om olympische tickets

B-girl India Sardjoe was de eerste Nederlander die zich plaatste voor de Olympische Spelen. Danscoördinator Diogo Nogueira van Stichting Aight/Haags Hiphop Centrum, vertelt over India: ‘Naar mijn mening is India haar specialiteit in breakdance dat ze heel erg allround is met een sterke flow en verder heel creatief is. Ze heeft veel signatures waar zij om bekend staat en ze verweeft in haar stijl de verschillende elementen van breaking naadloos aan elkaar. Daarnaast is zij ten opzichte van de andere b-girls fysiek heel sterk. Dat zorgt dat ze in haar battles een hogere moeilijkheidsgraad kan opzoeken en heel vaak conditioneel beter presteert dan de tegenstanders. In mei en juni vonden en vinden nog kwalificatiewedstrijden plaats, waarbij ook enkele Nederlandse b-boys Menno van Gorp (drievoudig kampioen Red Bull BC One World Final) en Lee-Lou Demierre zich proberen te plaatsen voor de Olympische Spelen.

voldoende energie binnenkrijgt om de sport te beoefenen en om te herstellen na trainingen en wedstrijden. Daarnaast is slaap belangrijk voor een goed herstel om weer voldoende energie te hebben om alle trainingen goed aan te kunnen.’ ‘Bewegen is bij breakdancers niet zo’n probleem. Je moet hen vaker afremmen dan motiveren. Het is belangrijk om een goede balans te hebben tussen bewegen en rust. Bij langdurige overbelasting zien we vaak dalende prestaties. Alles gaat dus om het vinden van de juiste balans voor de sporter.’

De kracht van het netwerk

Samenwerken is essentieel bij het bieden van sportmedische zorg, benadrukt ze. ‘Als team van experts kunnen we altijd meer bereiken dan ieder apart. Voor breakdancer India Sardjoe hebben we één à twee keer per maand een MDO (Multi Disciplinair Overleg) met de verschillende experts. We bespreken de lopende zaken en problemen en komen gezamenlijk tot een plan om die zo goed mogelijk op te lossen.’

‘Daarnaast kan ik gebruikmaken van een uitgebreid netwerk met veel kennis en kunde. Dit netwerk bevat zowel experts verspreid over Nederland als vele experts in ons eigen team van Sports Valley bij Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Bij problemen bij topsporters werk ik regelmatig samen met onder andere de sportorthopeden, sportradiologen, longarts, cardioloog, internist en gynaecoloog. Binnen het ziekenhuis zetten we ook volop in op voeding, bewegen en slaap, waarbij we gebruik kunnen maken van de kennis van

neuroloog-somnoloog Myrthe Boss, die op het gebied van slaap High Performance Expert is van TeamNL.

Op het gebied van dans bestaat het Dans Medisch Zorgnetwerk, waar dansers en professionals met expertise in de dansmedische zorg bij elkaar worden gebracht. Dit gaat dan bijvoorbeeld om sportartsen en sportfysiotherapeuten, maar ook om specifieke danspodotherapeuten, die kennis hebben van dansblessures en hiervoor speciale aanpassingen in verschillende soorten dansschoenen kunnen maken.

Moniek: ‘Dit is iets wat zeker niet elke podotherapeut goed kan. Ik zou elke arts die zich bezighoudt met sporters adviseren om te investeren in en gebruik te maken van de expertise van zulke netwerken.’

Klaar voor Parijs

‘Of ik straks in Parijs aanwezig ben tijdens de breakdancewedstrijden, is op dit moment nog onduidelijk. Hoe dan ook, hoop ik dat ik niet in actie hoef te komen, want dat zou betekenen dat de dansers niet fit zijn of medische problemen of blessures hebben. Mijn betrokkenheid als sportarts is daarom ook vooral in deze fase vooraf aan de Spelen het meest belangrijk. We blijven ons de komende periode volop focussen op preventie en optimaliseren van de omstandigheden, zodat de breakdancers op medisch gebied geen zorgen hebben en zich helemaal kunnen richten op hun battles. Dat ik deze rol mag vervullen en mag bijdragen aan de olympische missie van de b-girls en b-boys geeft enorm veel energie. Want hoe gaaf zou het zijn als een Nederlander de eerste olympische breakdance medaille ooit verovert!?’ 

Met veel dank aan danscoördinator Diogo Nogueira van Stichting Aight/Haags Hiphop Centrum voor aanvullende informatie over breakdance.

Breakdance en de jurering

Breakdance is een danssport waarbij de individuele dansers worden beoordeeld op een aantal criteria door een Judge panel. Een battle bestaat meestal uit twee of drie rondes van ongeveer 45 seconden, waarin de dansers proberen hun beste moves en sets te laten zien en op de tegenstander te antwoorden. Dansers worden beoordeeld op vijf aspecten. Meestal zijn er negen juryleden die ieder een ronde-winnaar aanwijzen op basis van de totale scores van de dansers.

· Techniek: atletische vaardigheden, lichaamscontrole, vorm en bijvoorbeeld dynamiek.

Vocabulaire: variatie, hoeveelheid moves, herhaling. Uitvoering: geen crashes, slip-ups, clean dansen, flow, compositie, storytelling.

Muzikaliteit: ritme, accenten in de muziek, synchroon dansen met de beat.

Originaliteit: improvisatie, innovatie, spontaniteit, persoonlijkheid, antwoord op de tegenstander.

Meer over de Nederlandse breakdancers

Moniek van Heumen in Tokio

Sportblessures en ziekten tijdens de Tokio 2020 Olympische Zomerspelen

Een groep onderzoekers beschreef de sportblessures en ziekten, zoals COVID-19, die optraden tijdens de Zomerspelen in Tokio. Een samenvatting van deze studie.

Fotocredit: Patrick Case / Pexels

Waarom dit onderzoek?

Fotocredit: Anastasia / Pexels

Samenvatting van Soligard T, Palmer D, Steffen K, Lopes AD, Grek N, Onishi K, Shimakawa T, Grant ME, Mountjoy M, Budgett R, Engebretsen L.. New sports, COVID-19 and the heat: sports injuries and illnesses in the Tokyo 2020 Summer Olympics. Br J Sports Med. 2022 Dec 13:bjsports-2022-106155

Bescherming van de gezondheid van atleten benoemt het Internationaal Olympisch Comité (IOC) als een van de prioriteiten. Sinds Beijing 2008 worden bij iedere Olympische Spelen alle sportblessures en ziekten bijgehouden. Extra uitdagingen voor de Spelen in Tokio waren de COVID-19 pandemie, waardoor de Spelen met een jaar waren uitgesteld en het hete en vochtige klimaat in Tokio. Doelstelling van de studie was de incidentie en karakteristieken beschrijven van blessures en ziekten die optraden tijdens de Zomerspelen in Tokio.

Hoe werd het onderzoek uitgevoerd?

Dagelijkse registratie van het aantal blessures en ziekten bij atleten door middel van rapportages van de medische staf van de Nationale Olympische Comités en de poliklinische en medische faciliteiten van Tokio 2020.

Belangrijkste resultaten

In totaal zijn 11315 atleten (48 procent vrouw, 52 procent man) prospectief gevolgd tijdens de 17 dagen van de Tokio 2020 Zomerspelen. Er werden 1035 blessures en 438 ziekten gerapporteerd, wat gelijk staat aan 9,1 blessures en 3,9 ziekten per honderd atleten.

Van alle blessures resulteerde 44 procent in uitval van sport, waarvan 24 procent in één tot zeven dagen uitval en 20 procent in meer dan

zeven dagen. De incidentie van blessures was het hoogst in boksen (27 procent), BMX racen (27 procent), BMX freestyle (22 procent), skateboarden (21 procent), karate (19 procent) en handbal (18 procent). De laagste blessure-incidentie werd gerapporteerd in duiken, wielrennen, roeien, marathon zwemmen en schieten (een tot twee procent).

Van alle ziekten resulteerde een op de vijf in uitval van sport. De hoogste ziekte incidentie vond plaats bij marathonzwemmen en synchroonzwemmen (8 procent), gevolgd door skateboarden en karate (7 procent). COVID-19 werd bij 18 atleten vastgesteld: dit was vier procent van alle ziekten en 0,16 procent van alle atleten.

Voor de Spelen waren de marathon- en wandelwedstrijden verplaatst naar het noorden van Japan, maar tijdens deze evenementen was het even warm en vochtig als in Tokio zelf. In totaal waren er 78 gevallen van hitte-gerelateerde problemen, waarvan de meeste (88 procent) mild waren.

Beschouwing

Het systematisch verzamelen van data over blessures en ziekten is relevant voor het initiëren en ontwikkelen

MEER INFO

van (sportspecifieke) preventieve maatregelen en organisatorische planning voor toekomstige Olympische Spelen. Op basis van de verzamelde data is de verwachting dat ongeveer een op de tien sporters zich tijdens de Olympische Zomerspelen meldt met een blessure en een op de twintig met een ziekte.

De lage incidentie van gerapporteerde COVID-19 infecties suggereert dat de geïmplementeerde infectiepreventieve maatregelen rondom de Olympische Spelen effectief zijn geweest om het aantal besmettingen onder sporters te beperken. De ervaringen en toegepaste strategieën kunnen meegenomen worden naar eventuele toekomstige situaties waarin infectiepreventie relevant is.

Met betrekking tot de hitte-gerelateerde problematiek geven de auteurs aan dat toekomstige Olympische Zomerspelen beter georganiseerd kunnen worden in koelere omstandigheden, die geschikter zijn voor intense sportbeoefening. Dit vereist minder (financiële) middelen voor preventie van hitteproblematiek. Bovendien is het voor de atleten een betere situatie om veilig tot maximale prestaties te komen. 

AUTEUR SCHRIJVER SAMENVATTING

Dr. Guus Reurink

Amsterdam UMC location University of Amsterdam, Orthopedic Surgery and Sports Medicine, Meibergdreef 9, Amsterdam, Netherlands

De Sportartsengroep, OLVG Amsterdam

Proportions of athletes (%) in each sport with, injury with estimated time loss ≥ 1 day and injury with estimated time loss > 7 days.

AUTEURS DAADWERKELIJKE ONDERZOEK

Soligard T, Palmer D, Steffen K, Lopes AD, Grek N, Onishi K, Shimakawa T, Grant ME, Mountjoy M, Budgett R, Engebretsen L.

VERKLARING BELANGENVERSTRENGELING

Geen

Fotocredit: Rene Nijhuis / BSR Agency

Interview met chef de mission Esther Vergeer:

‘Mijn advies is om goed voorbereid te zijn op de hectiek.’

Sportarts Floor Groot sprak met Esther Vergeer over haar rol als chef de mission bij de Paralympische Spelen, haar foundation en wat ze van een sportarts verwacht.

Chef de mission Paralympische Spelen Esther Vergeer

Parijs worden je vierde Paralympische Spelen als chef de mission en je hebt zelf al aan vier Paralympische Spelen als sporter meegedaan. Kun je beschrijven wat jouw rol als chef de mission inhoudt?

‘Ik ben samen met de technisch directeur van NOC*NSF verantwoordelijk voor de uitzending van het paralympisch team. Dit omvat de voorbereiding, het regelen van vervoer en accommodatie, en het zorgen voor faciliteiten en veiligheid in Parijs zodat de sporter optimaal kan presteren. Daarnaast ben ik de schakel tussen de sporters en NOC*NSF, waarbij ik ondersteuning bied en vragen van sporters beantwoord. Communicatie is ook een belangrijk onderdeel van mijn taken, bijvoorbeeld naar de media.’

Esther Vergeer in het kort

Esther Vergeer is chef de mission bij de Paralympische Spelen en zevenvoudig paralympisch kampioen op het onderdeel tennis. In 2004 richtte ze de Esther Vergeer Foundation op, die sporten voor kinderen met een lichamelijke beperking en/ of chronische aandoening bij een sportvereniging mogelijk maakt. Hierdoor leren ze omgaan met hun beperking en groeit hun zelfvertrouwen. De organisatie is gevestigd op sportcentrum Papendal.

Dat klinkt als een enorme klus, er zal veel op je bord liggen…

‘Gelukkig hoef ik het niet alleen te doen; we hebben een projectteam van meer dan tien mensen. Uiteindelijk draag ik wel de eindverantwoordelijkheid voor het creëren van optimale randvoorwaarden voor de paralympische atleten. Mijn betrokkenheid begint ongeveer twee jaar van tevoren met een beperkte tijdsinvestering, die geleidelijk toeneemt naarmate het evenement nadert, tot fulltime werk vlak voor en tijdens de Paralympische Spelen in Parijs.’

Wat ga je deze spelen anders doen dan tijdens de vorige ParalympischeSpelen in Tokio?

‘De omstandigheden zijn nu heel anders dan tijdens de volledige lockdown in Tokio. Nu is het dichter bij Nederland en zijn de beperkingen van toen opgeheven. Hoewel we de media-aandacht willen benutten om de paralympische sport en haar sporters in de schijnwerpers te zetten, moeten we ook zorgen voor rust binnen het team. We willen maximale exposure bereiken zonder dat dit ten koste gaat van optimaal presteren. In Tokio lag de focus op bescherming van de atleten, dit keer ligt de focus op het voorbereiden van de sporters om te genieten van het evenement en er een hoogtepunt van te maken.’

Verwacht je dat je rol tijdens deze Spelen anders zal zijn dan in Tokio, en dan vooral het sociale aspect?

‘Het sociale aspect speelt zeker een rol, maar de twaalf tot veertien sporten die straks deelnemen, functioneren als afzonderlijke teams. In Tokio had ik een grote rol in het verstrekken van informatie aan de sporters, maar mijn directe betrokkenheid was beperkt omdat de teams vooral intern samenwerkten. Het faciliteren van hun behoeften was belangrijker dan mijn aanwezigheid. Nu, met veel dezelfde sporters als in Tokio, heb ik ze in aanloop naar het toernooi vaker gezien, waardoor er een warmere en betere relatie is opgebouwd voor het eindtoernooi.’

Welke ervaring als speelster neem je mee in je rol als chef de mission?

‘Ik had als sporter weinig oog voor de rol van chef de mission en vond het iets wat gewoon moest gebeuren, goed uitgevoerd door anderen. Nu begrijp ik beter hoe belangrijk deze rol is, hoewel ik mezelf niet op een voetstuk plaats. Als chef de mission ken ik veel sporters nog vanuit mijn eigen sportersrol, wat goed is. Het begrijpen van alle organisatorische aspecten rondom een evenement was voor mij een grote verrijking. Je gaat er bijvoorbeeld vanuit dat voor

‘Het begrijpen van alle organisatorische aspecten rondom een evenement is voor mij een grote verrijking geweest’

iedereen kleding en vervoer is geregeld op het moment dat je dat nodig hebt. Maar omdat deze dingen voor iedere tak van sport anders zijn, is het een logistieke puzzel en echt ‘vakwerk’ om dit vlekkeloos te laten verlopen. Dat doet Team GO van NOC*NSF echt fantastisch.’

Heb jij veel contact met Pieter van den Hoogenband, de chef de mission van de olympische ploeg?

‘Hoewel Pieter en ik onze eigen verantwoordelijkheden hebben en niet samen verschillende sporten behandelen, overleggen we wel samen over zaken zoals de uitstraling van TeamNL en de teampresentatie op 4 juli. We hebben regelmatig contact en delen soms dingen, maar trekken niet wekelijks samen op.’

Chefs de mission Pieter van den Hoogenband en Esther Vergeer

Fotocredit: Rene Nijhuis / BSR Agency

Waar zit het grootste verschil tussen jouw rol en de rol van Pieter van den Hoogenband?

‘Een groot verschil is de media-aandacht. Ik moet actief journalisten aantrekken om aandacht te genereren voor het paralympische team, terwijl Pieter van den Hoogenband juist sommige van zijn sporters iets meer moet beschermen vanwege de vele aanvragen. Daarnaast moet ik hard werken om commerciële partners te vinden voor het allereerste TeamNL Huis in Parijs, terwijl het olympisch TeamNL Huis van Pieter al bijna uitverkocht is en zichzelf regelt.’

Komen er nog andere zaken bij kijken omdat je verantwoordelijk bent voor een groep sporters met een beperking?

’Zeker. Denk aan het regelen van comfortabel vervoer naar Parijs en ervoor zorgen dat hun dagelijkse hulp dichtbij hen kan verblijven. Ik houd me niet alleen bezig met de fysiotherapeut, coach en teammanager, maar ook met de medische behoeften van deze sporters.’

Welke karaktereigen-schappen of vaardigheden die je had als speelster komen nu heel goed van pas als chef de mission?

‘Ik kan goed omgaan met opbouwende stress en weet wanneer ik mijn energie moet verdelen en piekmomenten moet plannen. Ik heb een helder onderscheid tussen hoofd- en bijzaken en weet wat invloed heeft op de prestaties van sporters. Daarnaast beschik ik over sterke communicatieve vaardigheden, wat blijkt uit de vele interviews die ik heb gegeven.’

Wat is de belangrijkste boodschap die je je sporters meegeeft?

‘Mijn advies is om goed voorbereid te zijn op de hectiek en je daar enigszins van af te sluiten, maar het ook te benutten om beter te presteren. Streef naar je eigen succes en wees je bewust van je rol als rolmodel of ambassadeur. Draag die titel met trots en verantwoordelijkheid. Het grootste compliment is als jouw prestaties de volgende generatie kinderen kunnen inspireren en helpen in de sport.’

Het inspireren en helpen van kinderen met een aandoening om te sporten is een belangrijk doel van je stichting, de Esther Vergeer Foundation. Hoe is het idee ontstaan om deze stichting op te richten?

‘Na het winnen van mijn tweede gouden medaille in Athene kreeg ik veel vragen van ouders die hun kind met een beperking wilden laten sporten, maar niet wisten hoe ze geschikte trainers konden vinden en waar ze naartoe moesten. Ik was verbaasd dat er nog zoveel onduidelijkheid was en besloot een stichting op te richten om informatie te delen en clinics te geven. Het begon klein, maar groeide al snel. Ik bezocht scholen en revalidatiecentra om kinderen en hun ouders te helpen en hen te voorzien van de nodige informatie en ondersteuning.’

We zijn nu twintig jaar verder en de foundation is aardig gegroeid…

‘We hebben in acht academische kinderziekenhuizen de sportpoli opgericht. Het doel van de sportpoli is

Fotocredit: Mathilde Dusol

om in contact te komen met kinderen met een aandoening én hun ouders, aangezien ouders een belangrijke rol spelen in de beslissing of een kind gaat sporten. Kinderen komen vaak minimaal één keer per jaar naar het ziekenhuis, en tijdens deze bezoeken kunnen we hen en hun ouders informeren over sportmogelijkheden.

Artsen zijn blij met deze aanpak omdat zij vaak geen tijd hebben om zich hiermee bezig te houden. De sportbonden zijn ook tevreden omdat ze via de sportpoli makkelijker in contact komen met potentiële jonge sporters. We faciliteren hiermee dus het kind, de ouders, de behandelend arts en de sportbond. Winwin-win-win dus, Wat begon met een focus op kinderen met lichamelijke beperkingen, is nu uitgebreid naar kinderen met chronische aandoeningen, zoals hart-, long-, en nierproblemen. Zo is er een grote wereld te winnen op het gebied van sporten en bewegen voor kinderen met diverse aandoeningen.’

Stel, ik zie als sportarts een kind met een beperking die een passende sport zoekt, hoe breng ik die met jullie foundation in contact?

‘Als arts kun je ons een e-mail sturen met de melding dat je een kind hebt dat contact met ons nodig heeft, of je kunt ons e-mailadres doorgeven aan het kind of de ouder, zodat zij ons kunnen mailen, op info@esthervergeerfoundation.nl.

‘Na het ontvangen van de e-mail nemen we contact op en doen we een intakegesprek met het kind en de ouders. We bespreken de sportmogelijkheden voor het kind, zowel in de buurt als met andere kinderen, en stellen allerlei vragen om een sportplan op te stellen. Wil het kind bijvoorbeeld individueel sporten of in een team, binnen of buiten, en op welke dag en welk moment? Vervolgens zoeken we naar geschikte verenigingen en trainers in de buurt en begeleiden we het kind

‘Wat begon met een focus op kinderen met lichamelijke beperkingen, is nu uitgebreid naar kinderen met chronische aandoeningen, zoals hart-, long-, en nierproblemen.’
Fotocredit: Mathilde Dusol
‘Als paralympisch atleet is het belangrijk dat de sportarts die jouw medisch dossier beheert, echt begrijpt wat er speelt.’

naar de eerste training voor een warme overdracht.’

Hebben jullie zicht op hoe het verder gaat met deze kinderen? Blijven ze ook sporten?

‘Ons systeem is nu zo geautomatiseerd dat we elke drie maanden contact hebben, meestal per mail, en in het begin vaak via WhatsApp via onze relatiemanagers. We blijven nauw betrokken bij het kind tot het 21 jaar is, omdat in de tussentijd vaak meerdere operaties nodig zijn. Ook vinden soms veranderingen in sportinteresses plaats. We zorgen ervoor dat de benodigde hulpmiddelen beschikbaar blijven.’

Zie je dat kinderen naarmate ze ouder worden ook betrokken blijven bij de sport en bij de Foundation?

‘We organiseren bijvoorbeeld tenniskampen waar meiden vanaf hun twaalfde aan deelnemen. Deze kampen creëren een hechte community van kinderen met een handicap, die elkaar

blijven ontmoeten, zelfs als ze ouder worden en het kamp wat kinderachtig vinden.

We zien hen opgroeien, relaties aangaan en ook vragen hebben over andere dingen dan sport, zoals over het halen van je rijbewijs. En het sporten bij een club geeft natuurlijk ook belangrijke sociale voordelen. Het wekelijkse ritueel van sportkleding aantrekken en naar de tennisbaan gaan geeft hen het gevoel erbij te horen, zelfs als ze nog geen bal over het net kunnen slaan. De sociale aspecten van deze activiteiten zijn erg belangrijk.’

Als je naar de komende twintig jaar kijkt met de foundation, waar gaat jullie focus op liggen?

‘We zijn momenteel actief in acht academische kinderziekenhuizen en dat willen we graag uitbreiden naar andere ziekenhuizen en revalidatiecentra. Ik wil graag invloed hebben op de ontwikkeling van gehandicaptensport in Nederland, met name op verenigingsniveau en binnen gemeenten. Het is belangrijk dat we als foundation een sterkere stem krijgen

in hoe we omgaan met gehandicapte kinderen en sport. Hoewel dit toekomstmuziek is, zien we ook potentieel voor internationale uitbreiding. Om uit te breiden hebben we wel voldoende goede nieuwe mensen nodig, en daar is op dit moment een tekort aan.’

Als je kijkt naar het om je heen verzamelen van de juiste mensen, dan zal de sportarts die jou begeleidde tijdens je tenniscarrière ook belangrijk zijn geweest. Wat verwachtte jij als topsporter van je sportarts?

‘Deze fungeerde als een vertrouwenspersoon, omdat ik mijn lichaam intensief belastte zonder te weten of het juist was. Door mijn dwarslaesie en andere rugproblemen, zoals scoliose en lordose, was het belangrijk iemand te hebben die zowel mijn medische achtergrond als sportbelasting begrijpt. Dit maakt goede gesprekken mogelijk en dat vond ik heel prettig. In die tijd had ik een vaste sportarts, Babette Pluim van de KNLTB, die er altijd bij was.’

Esther Vergeer tijdens de Paralympische Spelen in Londen in 2012.
‘We moeten niet onnodig voorzichtig zijn met paralympische sporters omdat ze toevallig in een rolstoel zitten of een beperking hebben.’

Je verwachtte dus vooral een sparringpartner op medischen topsportgebied?

‘Als paralympisch atleet is het belangrijk dat de sportarts die jouw medisch dossier beheert, begrijpt wat er speelt. Door de complexiteit van de medische problemen die kunnen ontstaan door een handicap, zoals vergroeiingen of terugkerende blaasontstekingen, is het cruciaal dat deze persoon goed op de hoogte is van jouw situatie. Dit is bij olympische atleten al belangrijk, laat staan bij paralympische atleten die vaak een complexer medisch dossier hebben. Het is prettig als iemand begrijpt welke gevolgen een operatie kan hebben en hoe dit je sportprestaties beïnvloedt.’

Het is dus niet een of andere hobby die je er wel even bij doet…

‘Zeker niet, het is echt serieus werk. Er komt veel bij kijken en kleine problemen kunnen grote consequenties hebben. Tijdens de Paralympische Spelen in Tokio waren we bezorgd over de hitte, wat een

groot probleem kan zijn voor atleten met een dwarslaesie vanwege bijvoorbeeld het risico’ op doorligplekken. Ook mentale problemen kunnen voorkomen bij paralympische sporters door de hoge druk. Het is belangrijk dat sportartsen hier bovenop zitten en problemen vroegtijdig signaleren. Daarnaast is het essentieel om coaches hierin op te leiden en te informeren, aangezien zij niet altijd de benodigde kennis hebben.’

Je hebt als sportarts dus ook een belangrijke verbindende rol tussen de sporter, de coach en bijvoorbeeld de sportfysiotherapeut.

‘Zeker, en het is belangrijk dat je korte lijntjes hebt en snel en direct kan communiceren. Dat je bij blessures snel kan handelen dankzij een netwerk van de beste artsen. Dat is een enorme luxe, maar wel essentieel op topsportniveau.’

Hoe zie je op dit moment de rol van de sportarts bij jullie paralympische sporters en dicht je die een hele andere rol toe dan in de tijd dat jij zelf actief tennisster was?

‘Ik denk dat de rol redelijk gelijk is gebleven. Wat ik belangrijk vind, is dat de chef-arts het hele medische team overziet, inclusief artsen, fysiotherapeuten en de psycholoog. De chef-arts moet de tijd krijgen om in de voorbereiding naar Parijs de nodige verbindingen te leggen, hoewel hij of zij niet alle sporters persoonlijk kan kennen. Je hebt als chef-arts een overziende rol op iets meer afstand van de

sporter, dus je moet kunnen vertrouwen op je collega’s die dichter op de bal zitten. Goede communicatie is hierbij cruciaal.

‘In het afwegen van het wel of niet doorgaan speelt de sportarts samen met de sporter of coach en mij als chef de mission tijdens de Spelen een belangrijke rol. Wel of niet doorgaan met sport is een belangrijk besluit, zeker tijdens zo’n belangrijk toernooi.’

Heeft de sportarts bij jou wel eens zo’n beslissing moeten nemen?

‘Nee, gelukkig niet, maar ik heb wel gezien dat er dit soort moeilijke gesprekken moesten worden gevoerd met andere sporters. Het verdriet van een sporter gaat door merg en been, ook al weet je dat het medisch onverantwoord is om hem te laten deelnemen.’

Welke mythe wil je de wereld uit hebben?

‘Dat een paralympische sporter minder belastbaar is dan een olympische sporter. De belastbaarheid van een paralympische sporter is vergelijkbaar met die van een olympische sporter. Dit betreft het aantal trainingsuren, de verhouding tussen sport en rust, en de specifieke trainingen, waaronder krachttraining. We moeten niet onnodig voorzichtig zijn met paralympische sporters omdat ze toevallig in een rolstoel zitten of een beperking hebben. Het zijn geen gehandicapte sporters, maar sporters met een handicap. Het zijn van een sporter staat voorop, daarna komt pas de handicap.’ 

Het is belangrijk dat we als foundation een sterkere stem krijgen in hoe we omgaan met gehandicapte kinderen en sport.’

OVER DE AUTEUR

Floor Groot is sinds 2013 sportarts en werkt bij de KNVB, de Sport en Beweegkliniek in Haarlem en revalidatiecentrum Heliomare.

Hij benut de volle breedte van de sportgeneeskunde: van profvoetbal en teambegeleiding tot inspanningsdiagnostiek bij chronisch zieken en geblesseerde sporters.

Een jeugdvoetballer met acute knieklachten

Fotocredit:

Matimix / Canva

Een vijftienjarige voetballer presenteert zich met sinds drie weken acuut ontstane knieklachten rechts. Het traumamechanisme wordt door de patiënt beschreven als een valgiserend trauma, door een bloktackle van een tegenstander op het moment dat hij wilde schieten. Hij geeft aan na het incident op de grond te hebben gelegen met pijn aan de voorzijde, mediale en laterale zijde van de knie. Hij kon er niet op staan. De knie werd niet direct dik, maar wel in de dagen erna. Bij lichamelijk onderzoek is er geen hydrops. Er is sprake van een volledige flexie met een

pijnlijke extensiebeperking van vijf graden ten opzichte van de contralaterale zijde. De McMurray-test geeft eenmaal een gevoelige knoep. De collaterale banden zijn stabiel, met milde stressprovocatie van de LCL. De voorste- en achterste kruisband slaan goed aan en er is geen sprake van laxiteit. Patellofemoraal, tibiofibulair en de apex patellae zijn niet provocatief. De tuberositas tibiae is wel provocatief, conform contralateraal.

Er wordt een röntgenfoto verricht en ook een MRI-scan:

Vragen

1. Welke afwijkingen ziet u op de röntgenfoto en MRI-scan?

2. Hoe zou u deze afwijking classificeren?

3. Waar moet u bedacht op zijn met oog op de toekomst?

Antwoorden

1. Op de AP-röntgenfoto is een deels sclerotische lijn te zien in de distale femurmetafyse (blauwe pijl). Deze lijn is ook terug te vinden op de MRI, in een zone met botoedeem, passend bij een fractuur.

2. Deze fractuur loopt door de epifysairschijf en metafyse en is daarom te classificeren als een Salter-Harris type 2 fractuur.

3. Bij letsels van de epifysairschijf moet men altijd bedacht zijn op mogelijke groeistoornissen. Het is daarom belangrijk om de patiënt te vervolgen (met handfoto’s voor bepaling van de skeletleeftijd) tot hij/zij uitgegroeid is.

Achtergrond:

Salter-Harris classificatie

De Salter-Harris classificatie is een belangrijk systeem dat gebruikt wordt om groeischijffracturen bij kinderen te classificeren.1

Er zijn vijf verschillende types:2

Type I ‘slipped’: De fractuur gaat door of binnen de epifysairschijf. Dit wordt veroorzaakt door een longitudinale kracht door de groeischijf heen.

Type II ‘above’: De fractuur breidt zich uit door zowel de epifysairschijf als de metafyse. Dit type fractuur komt het meest voor.

Type III ‘lower’: Een intra-articulaire fractuur die zich uitbreidt door de epifysairschijf en de epifyse. Hierbij kan het gewrichtskraakbeen aangetast worden.

Type IV ‘through/transverse’: Een intra-articulaire fractuur die door epifyse, epifysairschijf en metafyse loopt.

Type V ‘rammed/ruined’: Een compressiefractuur van de epifysairschijf, waarbij er geen duidelijke scheiding of breuklijn is. Dit type fractuur kan moeilijk te diagnosticeren zijn. Doordat het vaak het gevolg is van ernstig letsel, is de prognose meestal slecht en leidt het tot groeistoornissen.

Salter en Harris suggereerden dat tien procent van de Salter-Harris fracturen zouden leiden tot een groeistoornis.1

AP röntgen foto rechterknie
Coronale vetsuppressie MRI rechterknie Sagittale T1 MRI rechterknie

In het geval van de onderste extremiteiten zou dat een beenlengteverschil of verandering in angulatie en beenas betekenen.3 Aangezien de epifysairschijf van het distale femur met een groeisnelheid van één centimeter per jaar de snelst groeiende epifysairschijf in het menselijk lichaam is (het zorgt voor zeventig procent van de longitudinale groei van het femur en veertig procent van de algehele groei van de onderste extremiteiten4), ligt de incidentie van groeistoornissen daar een stuk hoger: vijfendertig tot vijfenzestig procent. Ruim twintig procent ontwikkelt een beenlengteverschil van meer dan anderhalve centimeter.5 Chirurgische opties zijn ‘physeal bar resection’ of epifysiodese als een kind nog in de groei is, en anders op volwassen leeftijd een correctie osteotomie.6

Referenties

1. Salter RB, Harris W. Injuries Involving the Epiphyseal Plate The Journal of Bone & Joint Surgery 45(3):p 587-622, April 1963.

2. Levine RH, Thomas A, Nezwek TA, et al. Salter-Harris Fracture. [Updated 2023 Aug 10]. In: StatPearls [Internet]. Treasure Island (FL): StatPearls Publishing; 2024 Jan

3. Eid AM, Hafez MA. Traumatic injuries of the distal femoral physis. Retrospective study on 151 cases. Injury. 2002 Apr;33(3):251-5. doi: 10.1016/s0020-1383(01)00109-7. PMID: 12084642.

4. Anderson M, Messner MB, Green WT. Distribution of Lengths of the Normal Femur and Tibia in Children from One to Eighteen Years of Age. J Bone Joint Surg Am. 1964 Sep;46:1197-202. PMID: 14214353.

5. Basener CJ, Mehlman CT, DiPasquale TG. Growth disturbance after distal femoral growth plate fractures in children: a meta-analysis. J Orthop Trauma. 2009 Oct;23(9):663-7. doi: 10.1097/BOT.0b013e3181a4f25b. PMID: 19897989.

6. Yamamura MK, Carry PM, Gibly RF, Holmes K, Ogilvie B, Phillips A, Georgopoulos G, Miller NH, Payne KA. Epidemiology of Physeal Fractures and Clinically Significant Growth Disturbances Affecting the Distal Tibia, Proximal Tibia, and Distal Femur: A Retrospective Cohort Study. J Am Acad Orthop Surg. 2023 Jun 1;31(11):e507-e515. doi: 10.5435/ JAAOS-D-22-00303. Epub 2023 Apr 12. PMID: 37054395. 

OVER DE AUTEURS

Dr. Quirina Thio, sportarts in opleiding & dr. Guus Reurink, sportarts De Sportartsengroep OLVG Locatie West Jan Tooropstraat 164 1061 AE Amsterdam

Salter-Harris classificatie: courtesy of Leonardo Lustosa, Radiopaedia.org, rID: 97497

Boost

Microgravity loopbanden: Nu ook in Nederland!!!

De anti-zwaartekracht loopband die de grenzen opzoekt van prestaties, functionaliteit, betrouwbaarheid en design.

De Boost is gebaseerd op DAP-technologie (Differential Air Pressure), oorspronkelijk ontwikkeld door NASA en biedt een gemotoriseerd automatisch liftsysteem voor snel in- en uitstappen.

Door middel van een ‘luchtzak’ kan er op minder lichaamsgewicht (hard) gelopen en/of gerevalideerd worden.

Het systeem heeft unieke eigenschappen zoals;

• Automatische hoogte instelling

• Reverse belt rotation

• Zelf powered optie (dus klant moet zelf de band weg duwen)

• Lamellen loopband

• Competitieve pricing

• Vereenvoudigde bedieningselementen

• Handige loopweergavevensters

• Voorgeprogrammeerde workouts

• Eenvoudige toegang voor onderhoud en reiniging

MAD-UP Pro BFR Training

MAD-UP Pro biedt gezondheids- en sportprofessionals een veilige en geïndividualiseerde tool van bloedstroombeperking voor de preventie en het beheer van spierdeficiënties.

MAD-UP heeft een innovatief hardwareapparaat ontwikkeld dat in staat is om een BFR-trainingssessie optimaal en veilig te personaliseren. Erkend als de benchmark voor BFR Training wereldwijd, dankzij de continue compressieregeling, het gebruiksgemak en de speciale protocollen. De Mad-Up Pro maakt fysieke oefeningen mogelijk voor therapeutisch beheer en sportief beheer van bijna 90% van de gewrichten van de bovenste en onderste ledematen.

De Kinvent test apparatuur heeft diverse test- en trainingsmogelijkheden:

• Dual Force plate voor sprong analyses

• Myometer voor krachtmeting

• EMG meting

• Push/Pull kracht

• ROM meting

Alles aangestuurd vanuit een overzichtelijke en easy-to use revolutionaire app.

Meer info en demo-mogelijkheden: jan@samcon.be

KINVENT TEST APPARATUUR

Interview met Maarten Moen –sportarts NOC*NSF

Adam Weir, sportarts en hoofdredacteur van Sport & Geneeskunde, sprak met Maarten Moen. Als chef-arts bij NOC*NSF brengt hij de medische zorg voor de topsporters naar een steeds hoger niveau.

achtergrond:

Fotocredit
Luca Dugaro / Unsplash
Sportarts Maarten Moen

Fotocredit: South_Agency / Canva

Kun je eerst iets over jezelf vertellen?

‘Ik ben Maarten Moen, sportarts. Twee dagen in de week werk ik bij Bergman Clinics in Naarden. En sinds twaalf jaar werk ik bij het NOC*NSF, waar ik sinds tweeënhalf jaar hoofd medisch ben als chef-arts. Hier besteed ik drie dagen per week aan. Ik heb veel samengewerkt met Cees-Rein van den Hoogenband, totdat hij twee jaar geleden met pensioen ging. Hij was chef-arts en ik was prestatiemanager Medisch. Ik was met name bezig met nieuwigheidjes vinden die het werk van de sportartsen en sportfysiotherapeut kunnen verbeteren in de topsport.’ Naast deze twee banen ben ik teamarts van de Nederlandse waterpolomannen en -vrouwen, de worstelaars en de ruiters.’

Dat lijkt me een mooi divers werkveld.

‘Dat is het zeker. Ik vind het ook belangrijk om het klinisch werken in de topsport te ervaren. Iedere sport heeft een eigen subcultuur. Dat is ook een van de charmes van de topsport, dat je zo veel microklimaten hebt. Dat vraagt altijd iets van je eigen manier van werken.’

Kun je ons meenemen in jouw werk bij NOC*NSF in de zorg rondom de Olympische Spelen?

‘Als chef-arts zorg ik ervoor dat de medische zorg voor de topsporters naar een steeds hoger niveau wordt gebracht. We hebben als medische staf een duidelijke visie en missie, namelijk; ‘zo veel mogelijke gezonde trainingsuren’.

Dit is belangrijk om optimaal te kunnen presteren, maar ook voor de gezondheid op de lange termijn. We zitten dan aan dezelfde kant als de trainer, coach, krachttrainers en sporters. Dit voorkomt het ‘zij tegen wij’, wat vroeger vaak een probleem was. Door deze duidelijke visie en missie werken we nu goed samen. Wij doen onze duit in het zakje van het presteren door mensen gezond te houden. En als ze een medisch probleem hebben, proberen we ze snel en gezond terug te laten komen.’

En wat is jouw rol in dit proces?

‘Ik verdeel mijn zorg tussen de periode naar de toernooien toe en de toernooien zelf. De Olympische Spelen zijn maar drie weken per vier jaar, en de Paralympische Spelen ook. Maar je hebt ook zorg voor

Sportarts Maarten Moen is teamarts van de Nederlandse waterpolomannen en -vrouwen.

de sporters in de 200 overige weken van die vier jaar. De afgelopen tweeënhalf jaar proberen we op verschillende manieren nog betere zorg te leveren door drie pijlers. Een van die pijlers is innovatieve curatie. Dat houdt in dat we blijven zoeken naar ontwikkelingen op het gebied van spieren, pezen en kraakbeen, maar ook pulmonale en cardiale behandelingen. We proberen door te ontwikkelen, samen met partners bij onder meer de Universiteit van Amsterdam, Erasmus Universiteit en Radboud Universiteit Nijmegen om een betere behandeling te krijgen.

Ook hebben we veel gewerkt aan preventie 2.0, zoals we dat noemen. Hiervoor hebben we een preventiepyramidemodel ontwikkeld, dat gaat over hoe je op verschillende niveaus preventie praktisch kunt toepassen. Het is vooral een praktische handleiding gericht op hoe we dit kunnen laten lukken. Dit willen we publiceren samen met Professor Evert Verhagen van Amsterdam UMC.

Als laatste is impact belangrijk, omdat het naast een goede behandeling en preventie nodig is dat zaken die je in theorie weet of bedenkt ook in de praktijk worden gebruikt. Er zijn veel mensen betrokken bij de topsport, zoals zaakwaarnemers, mediamensen, ouders en coaches. We kijken hoe we de competenties van artsen en fysiotherapeuten kunnen verbeteren om hun boodschap zo goed mogelijk te kunnen overbrengen.’

Welke sporten beoefen je zelf?

‘Ik tennis heel graag en ben ook tennisleraar geweest. Het is wegens tijdsgebrek voor mij wel lastig om meerdere keren per week te tennissen, maar ik speel nog steeds competitie. Naast tennis doe ik aan hardlopen en calisthenics. Ik heb een rekstok thuis en ben aan het trainen om de muscle-up te leren. Fit blijven is ook als sportarts erg belangrijk.’

Als we het hebben over tennis, wie is voor jou de GOAT (Greatest Of All Time)?

‘Er zijn verschillende kampen; Novak Djokovic, Rafael Nadal en Roger Federer, en als je kijkt naar de esthetiek, is het voor mij duidelijk Federer. Het is enorm genieten om hem te zien spelen. Al slaat hij tegen

een muurtje op Instagram, dat vind ik al prachtig om naar te kijken.’

Als we kijken naar de Olympische Spelen in Parijs, zijn er dingen die anders zijn dan bij de voorgaande Spelen?

‘Ik vind dat we goed bezig zijn met infectiepreventie. Vroeger was dit ook een belangrijk item. We hadden gemiddeld genomen tien procent infecties tijdens de Paralympische en Olympische Spelen en European games. Niet alle mensen zijn dan doodziek, maar het kan wel de prestatie verminderen. Zelfs een verlies van een paar honderdste van een seconde kan heel belangrijk zijn. In Tokio met de coronamaatregelen hadden we slechts tweeënhalf procent infecties. Er zijn blijkbaar dingen goed gegaan, en daar hebben we van geleerd.’

Wat zijn de specifieke uitdagingen voor Parijs?

‘Parijs is veel dichterbij dan Tokio, dus sommige dingen gaan makkelijker omdat er geen grote tijdsverschillen zijn. Een radioloog mee laten kijken, gaat daardoor bijvoorbeeld soepeler. Maar waar we ook ter wereld zijn, we willen zelfvoorzienend zijn. Je moet natuurlijk een goed medisch vangnet hebben voor trauma. De voorbereiding is vrijwel hetzelfde. Hitte was een belangrijk thema in Tokio en het zou ook wel eens heel warm kunnen worden in Parijs. Al is dit minder zeker.’

Zijn er dingen die je vanuit de topsportzorg meeneemt naar de dagelijkse praktijk in Bergman Clinics?

‘Preventie is minder geschikt voor de poli, omdat er weinig ruimte voor is in het huidige zorg- en vergoedingssysteem. Het innovatieve curatiedeel is veel geschikter om mee te nemen naar de dagelijkse klinische praktijk. Als uit nieuwe studies blijkt dat iets goed helpt, dan neem ik dit zeker mee. Ik schrijf hierover geregeld op mijn website https:// sportenbewegingsarts.nl/

Een voorbeeld hiervan zijn ‘med alerts’. Deze worden gemaakt door onder andere Guus Reurink, sportarts bij Amsterdam UMC, Ajax en OLVG. Dit zijn reviews over

interessante artikelen, zoals recent over corticosteroïden bij peesproblemen, of hyaluronzuur bij enkelbandblessures. Deze dingen kunnen de blik binnen de topsport misschien veranderen, en dit neem ik zeker mee naar de poli.’

Kunnen we ook een zijstap nemen naar de topsportartsen en jullie onderwijsprogramma en masterclasses?

‘Bij NOC*NSF werken wij met ongeveer 30 artsen en 70 fysiotherapeuten, waarvan de meeste sportfysiotherapeuten zijn. Van de artsen is de meerderheid sportarts, maar er zijn ook huisartsen en meer traumagerichte artsen. Bij sporten zoals zwemmen komt weinig trauma voor, en klachten aan de luchtwegen veel. Bij BMX heb je meer kans op een serieus trauma. Wij kijken absoluut ook naar benodigde competenties. Sportartsen zijn heel breed opgeleid, maar soms kiezen we bij een specifieke sport voor een ander soort arts. Artsen werkzaam in de topsport, noemen wij topsport-artsen en dus niet topsportartsen. We hebben die term gekozen om één naam te hebben voor iedereen in ons team. Zo werken we ook met de term topsportfysiotherapeuten. We zoeken de beste professionals voor het medische werk in de topsport. Veel van onze artsen en fysiotherapeuten zijn er dan ook trots op onderdeel van het TeamNL-netwerk te vormen.

We werken veel samen en hebben een gezamenlijke appgroep. Dit is fijn omdat werken in de topsport soms wat solistisch kan zijn. Het is prettig om te kunnen sparren. Sinds twaalf jaar geven we ook onderwijs samen. We kiezen dan onderwerpen die je niet snel bij het Sportmedisch Wetenschappelijk Jaarcongres of European Society of Sports Traumatology, Knee Surgery and Arthroscopy (ESKKA) zult tegenkomen, maar wel belangrijk zijn voor ons als groep. Denk aan voeding, mentale gezondheid en samenwerking rondom eetstoornissen, mentale welzijn in bredere zin, supplementen in de topsport, en traumatologie op het sportveld. Het is heel breed, en we proberen goed te polsen welke onderwerpen mensen willen horen.

We streven ernaar om mensen te helpen om hun eigen competenties te ontwikkelen. Dit is onderdeel van onze impactpijler. Dit kan zoiets zijn als hoe je

gedrag kunt aanpassen om zo effectief mogelijk te zijn in een topsportsetting. De masterclasses worden goed gewaardeerd door onze artsen. We kiezen ervoor om dit kleinschalig te houden voor mensen die dagelijks bezig zijn met olympische en paralympische sport.

Het ministerie van VWS financiert de topsport en de medische zorg en houdt ons verantwoordelijk voor het regelen van goede medische zorg. We hebben ook andere belangrijke partners, zoals de Nederlandse Loterij. Onze partners leveren ons daarnaast van alles, van braces tot apparatuur voor infectiepreventie. Wij zijn ontzettend blij met al onze partners.’

Heb je een leuke anekdote vanuit de topsport als afsluiting?

‘Zoals je weet, zijn we veel bezig met infectiepreventie. Ook de coaches vinden dit belangrijk. In Tokio hebben we zeker stappen gezet, maar er waren wel positieve coronagevallen. Dit was voor de betreffende sporters en stafleden heel triest. Daarnaast lag het ook heel gevoelig. De oppositie in Japan was eigenlijk tegen het houden van Olympische Spelen, en toen er positieve gevallen waren, vonden zij dat ze gelijk kregen. De Olympische Spelen stonden een beetje op klappen, juist omdat er zoveel politieke spanning op zat. Daar hadden wij als Nederland een flink negatief aandeel in en dat werd kritisch gevolgd door de organisatie. We konden met heel strikt isoleren van teams de uitbraak beperken en daardoor de spanning eraf halen.’

Wat gaan jullie doen na Parijs?

‘We gaan ons nog meer inzetten op medische technologie, met als doel nog betere preventie en monitoring. Als er mensen zijn die geïnteresseerd zijn, of denken een bijdrage te kunnen leveren hierin, bij deze een oproep om contact met mij op te nemen.’ 

OVER DE AUTEUR

Adam Weir is sportarts bij de Sport en Beweegkliniek in Haarlem en bij de afdeling Orthopedie en Sportgeneeskunde van het Erasmus MC.

IOC consensus sporten en zwangerschap:

Aanbevelingen voor zorgverleners en actieve vrouwen

Samenvatting van Bø K, Artal R, Barakat R, et al Exercise and pregnancy in recreational and elite athletes: 2016/2017 evidence summary from the IOC expert group meeting, Lausanne. Part 5. Recommendations for health professionals and active women British Journal of Sports Medicine 2018;52:1080-1085.

De richtlijnen voor sport en fysieke activiteiten tijdens de zwangerschap zijn gebaseerd en gericht op de algemene populatie en er missen aanbevelingen voor fanatieke en professionele sporters. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft daarom een serie reviews gepubliceerd over sport en zwangerschap.

Waarom dit onderzoek?

Uit richtlijnen die zich focussen op sport en fysieke activiteiten tijdens de zwangerschap komt duidelijk naar voren dat het aannemen of behouden van een actieve leefstijl heel belangrijk is voor het verlagen van het risico op zwangerschapsgerelateerde complicaties. Deze richtlijnen zijn alleen gebaseerd en gericht op de algemene populatie. Ook missen specifieke aanbevelingen voor de fanatieke en professionele sporters. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) heeft daarom een serie reviews gepubliceerd over sport en zwangerschap bij recreanten

en topsporters. Deel één focust zich op het effect van training tijdens de zwangerschap en de behandeling van frequent voorkomende zwangerschapsgerelateerde symptomen bij atleten. Deel twee focust zich op het effect van training op maternale en foetale perinatale uitkomsten, deel drie op training postpartum en deel vier bevat aanbevelingen voor toekomstig onderzoek. In dit vijfde deel worden de belangrijkste punten van voorgaande delen samengevat die relevant zijn voor zorgverleners die te maken hebben met vrouwen die op een hoog niveau willen (blijven) sporten.

Fotocredit: Lucas Favre / Unsplash

Sporten en zwangerschapswens

De optimale vruchtbare leeftijdsperiode voor vrouwen valt voor veel atleten samen met de periode van hun piekprestatie, wat gezinsplanning uitdagend maakt. Het advies is daarom dat atleten dit met hun medisch team bespreken, waarbij zaken als leeftijd, lichaamsgewicht, Body Mass Index (BMI), lichaamssamenstelling (vetpercentage), menstruatiecyclus, eventuele eetstoornissen en Relative Energy Deficiency in Sport (RED-S) aan bod komen, omdat die factoren van invloed zijn op de kans om zwanger te worden en het risico op zwangerschapsgerelateerde complicaties.

Sporten tijdens de zwangerschap

In afwezigheid van maternale of foetale contra-indicaties (tabel 1), is het advies om te blijven sporten, maar wel regelmatig gecontroleerd te worden. Tabel 1 geeft de contra-indicaties weer voor aerobe sportactiviteiten. Lichte tot matige krachttraining met gewichten en/of apparaten geeft geen nadelige zwangerschapsuitkomsten. De trainingsbelasting in de genoemde onderzoeken is echter niet vergelijkbaar met die van fanatieke of professionele sporters. De Valsalva manoeuvre bij krachttraining leidt tot

een snelle (kortdurende) toename van bloeddruk en intraabdominale druk, waardoor de bloedstroom naar de foetus tijdelijk wordt verlaagd. Het is onbekend of deze tijdelijke verandering van bloedtoevoer gevolgen heeft voor de foetus. Daarnaast kan een verhoogde intra-abdominale druk het risico op urine- of fecale incontinentie en een prolaps bij de moeder verhogen.

Er wordt geadviseerd om het sporten te staken bij: vaginaal bloedverlies, regelmatige pijnlijke contracties, verlies van vruchtwater, dyspnoe voorafgaand aan inspanning, duizeligheid/syncope, hoofdpijn, buikpijn, spierzwakte en pijn en/ of zwelling in de kuit.

De Physical Activity Readiness Medical Examination (PARmed-X)1 is een screeningstool die door zorgverleners gebruikt kan worden om zwangeren te adviseren ten aanzien van sporten tijdens de zwangerschap. In deze tool geeft de zwangere aan wat voor zwangerschapsgerelateerde klachten er zijn, hoeveel zij op dit moment sport en wat haar wensen en doelen zijn ten aanzien van sporten tijdens de zwangerschap. De zorgverlener loopt vervolgens na of er contra-indicaties zijn en kan dan advies geven voor aerobe training en krachttraining. Deze tool is dus niet specifiek voor de fanatieke of professionele sporter.

Verdere aanbevelingen:

• Hyperthermie (boven 39 graden) moet vooral tijdens het eerste trimester vermeden worden, waarbij gezegd wordt dat bij sporten op zestig tot zeventig procent van de VO2max de kerntemperatuur onder de 38 graden blijft.

• Sporten (eventueel met gewichten) in liggende positie kan met name na 28 weken leiden tot onder andere compressie van de vena cava. Het advies is om bij klachten de activiteiten aan te passen.

• Sporten op hoogte: Het wordt afgeraden om te sporten op hoge intensiteit op hoogtes van meer dan 1500-2000 meter bij niet-geacclimatiseerde zwangere sporters.

• Belangrijk om een adequate energie-inname te behouden.

• Het wordt afgeraden om te trainen boven negentig procent van de VO2max.

• Het wordt aangeraden om drie keer per dag de bekkenbodemspieren te trainen, aangezien het de kans op urine-incontinentie verkleint en de bevalling voorspoediger laat verlopen.

• Sporten die absoluut worden afgeraden zijn sporten met risico op vallen of directe buiktraumata en sporten met een fysiologisch risico, zoals duiken.

Sporten en zwangerschapsuitkomsten

Er zijn maar weinig data, die ook nog eens conflicterend zijn, als het gaat om het risico van sport op uitkomsten als: miskramen, vroeggeboorte, inleidingen/episiotomie/ epiduraal, lang durende bevalling, sectio caesarea, (totaal) rupturen, geboortegewicht en Apgar-score.

Lichte tot matige krachttraining geeft geen nadelige zwangerschapsuitkomsten

Fotocredit: RichVingtage / Canva

Sporten in de postpartumperiode

Vrouwen die tijdens de zwangerschap door zijn blijven sporten kunnen verwachten dat hun VO2max na de bevalling weer op dezelfde hoogte = is als voor de zwangerschap, of zelfs hoger. Duurtraining moet geleidelijk worden opgebouwd. Activiteiten met lage intensiteit, zoals langlaufen of snelwandelen, kunnen vrij snel na de bevalling weer worden opgepakt. Krachttraining dient in eerste instantie gefocust te zijn op de bekkenbodem. Daarnaast is het van belang te focussen op buik- en rugspieren. Het geven van

Tabel 1: Aandoeningen die een risico vormen voor de foetus en een contra-indicatie vormen voor aerobe training.

hemodynamisch significante hartaandoening

In de voorgeschiedenis: intrauteriene groeivertraging/miskramen/ vroeggeboorte

Intra-uteriene groeivertraging vergroting van de cervix slecht gecontroleerde hypertensie niet geëvalueerde hartritmestoornissen bij de moeder restrictieve longaandoening chronische bronchitis of andere luchtwegproblematiek cervixinsufficiëntie/ cerclage slecht gecontroleerde diabetes mellitus type I meerling met risico op vroeggeboorte extreem ondergewicht

aanhoudend bloedverlies in het tweede of derde trimester orthopedische beperkingen

placenta praevia na 26 weken zwangerschap slecht gecontroleerde epilepsie dreigende vroeggeboorte prematuur gebroken vliezen

Pre-eclampsie/ zwangerschapshypertensie ernstige anemie

borstvoeding staat sporten niet in de weg, maar het is wel belangrijk om te letten op de adequate intake van voeding.

Beschouwing en conclusie

Dit artikel geeft aanbevelingen voor vrouwelijke sporters met een zwangerschapswens, zwangeren en vrouwen die postpartum zijn. Zoals de auteurs vermelden, is de hoeveelheid hoog kwalitatief onderzoek op dit gebied nog zeer beperkt, iets wat in de toekomst hopelijk verbetert. 

REFERENTIES

1 Wolfe, L.A. and Mottola, M.F., 2002. PARmed-X for pregnancy. Ottawa: Canadian Society for Exercise Physiology, 1(4).

OVER DE AUTEURS

Dr. Quirina Thio, sportarts in opleiding & dr. Guus Reurink, sportarts

De Sportartsengroep

OLVG Locatie West Jan Tooropstraat 164 1061 AE Amsterdam

Vertel het verder!

Sportarts: een veelzijdig beroep. Solliciteer nu!

sportartsworden.nl

> 100.000 bezoekers /mnd website

> 10% groei volgers sociale mediakanalen

> € 20.000,- omzet sponsoring

> 500 afspraken meer tov 2022

Ook een bijdrage leveren? Mail naar info@sportzorg.nl.

Congresverslag 7e IOC World Conference on Prevention of Injury and Illness in Sport

In Monaco vond van 29 februari tot en met 2 maart 2024 de 7e

IOC World Conference on Prevention of Injury and Illness in Sport plaats, voor de vijfde maal in Monaco. Sportarts Carola Dijkers, die voor de derde keer aan het congres deelnam, schreef een persoonlijk verslag.

Fotocredit: Climatereality / Unsplash

Samen met een aantal collega-sportartsen en een groep eerste- en tweedejaars sportartsen in opleiding vlogen we woensdag al richting ZuidFrankrijk. Daar aangekomen verspreidde de groep zich over de verschillende accommodaties. In de afgelopen jaren heeft zich een groep sportartsen gevormd die met z’n allen een huis met zwembad huren boven op de heuvel in Frankrijk. De sportartsen in opleiding togen naar een hotel helemaal aan het begin van Monaco en ik ging met mijn collega naar het bekende appartement in Beausoleil, net boven het conferentiecentrum Grimaldi Forum. In de namiddag hadden we nog genoeg tijd voor een rondje door Monaco, waar je je kunt vergapen aan alle luxe jachten,

maar ook aan de schoonheid van de kust, de kathedraal van Monaco, het paleis en de prachtige Jardins Saint-Martin.

Keynote lecture: meer focus op ondervertegenwoordigde groepen Donderdag startte de eerste congresdag al vroeg. Meer dan 1000 deelnemers zaten die ochtend te wachten op Prins Albert II van Monaco, die de afgelopen edities het congres opende. Helaas was hij dit jaar niet aanwezig. Maar na de introductie door hoogleraar Uğur Erdener (voorzitter van de IOC Medical and Scientific Commission) werden we getrakteerd op een zeer inspirerende keynote

lecture van dr. Jonathan Drezner (sportarts aan de Universiteit van Washington en hoofdredacteur van het British Journal of Sports Medicine) en dr. Irfan Asif van de Universiteit van Alabama in Birmingham. Zij bespraken het belang van het verleggen van de focus binnen het onderzoek in de Sports and Excercise Medicine van met name topsportpopulaties naar de meer ondervertegenwoordigde groepen, zoals zwangere atleten, atleten met een handicap, transgender atleten, jeugdige atleten en atleten uit lage- en middeninkomenslanden. Ze benadrukten hierbij de kracht van sport en bewegen voor iedereen en gaven aan dat de rol en het potentieel van ons als sport- en bewegingsartsen nog nooit zo groot is geweest om de gezondheidsverschillen wereldwijd aan te pakken.

Unieke behoeften van jonge atleten

Wat volgde waren drie interessante dagen met lezingen over zeer diverse onderwerpen. Een aantal presentaties ging over blessurepreventie bij de voorheen ondervertegenwoordigde groepen, zoals jeugdige atleten. De focus lag op het begrijpen van de unieke behoeften van deze jonge atleten en het ontwikkelen van strategieën om blessures bij deze groep te voorkomen. Diverse trainingsmethoden, voeding en psychologische factoren kwamen hierbij aan bod. Er waren lezingen over innovatieve benaderingen van blessurepreventie als biomechanische analyses, geavanceerde revalidatieprotocollen en het gebruik van data-analyse om risico’s te identificeren. Zo was er een sessie over de rol van AI en big data in de sport en in de preventie van ziektes en blessures bij sporters. Een van de presentaties tijdens deze sessie ging over hoe open toegang tot AI-technologieën de gezondheid en prestaties van atleten kan verbeteren, door gepersonaliseerde en nauwkeurige medische interventies te bieden. Dit zou er ook voor kunnen zorgen dat iedereen dezelfde kansen heeft in blessurepreventie en herstel.

Naast de presentaties was er ruime aandacht voor (digitale) postersessies en waren er dagelijks workshops. Helaas waren deze workshops al binnen enkele dagen na de aankondiging volgeboekt. Wat op de laatste dag bleek, was dat je vaak alsnog naar binnen mocht als je gewoon in de rij ging staan voor de betreffende zaal. Leerpuntje voor de volgende keer.

Duik in de Middellandse Zee

Natuurlijk was er ook goed gezorgd voor de innerlijke mens. De lunch was uitstekend verzorgd met culinaire hapjes in buffetvorm. Omdat er op alle dagen voldoende tijd was tijdens de lunchpauze, was er ruim de gelegenheid om een ommetje te maken over het naastgelegen strand.

Een enkeling waagde een duik in het toch wel frisse water van de Middellandse Zee. Het sociale programma bestond uit een openingsborrel op de eerste congresdag en een diner en feestavond op de tweede congresdag. De openingsborrel was wederom goed verzorgd met heerlijk eten en drankjes. Leuk om bij te kletsen met collega’s, zeker ook met degenen die voor kortere of langere tijd in het buitenland werkzaam zijn, en om kennis te maken met collega’s uit andere delen van de wereld.

Geslaagde feestavond

De vorige editie was er vanuit de Nederlandse delegatie weinig animo voor de feestavond,

Fotocredit: Laura Rincón / Pexels

waardoor ik mezelf niet had aangemeld. Uiteindelijk is er toch best een grote groep Nederlanders gegaan. Van horen zeggen was het zeer geslaagd: de feestavond was erg leuk. Er waren veel collega’s uit Nederland bij en het vond plaats op een bijzondere locatie aan de kust, met geweldig eten en daarna een energiek feest met goede DJ. Voor een volgende keer zeer aan te bevelen. Uiteindelijk besloten enkele collegasportartsen en AIOS last-minute een kaartje te kopen voor de wedstrijd Monaco–Paris Saint Germaine, toch wel een topper uit de Franse competitie, de nummer drie tegen de nummer één. Wij zaten naast het uitvak, waar het één groot feest was. Er stond wel beveiliging op het veld, maar het voelde totaal niet bedreigend. Toch wel anders dan in onze eigen Eredivisie. Uiteindelijk bleef het 0–0 na een afgekeurde goal van Monaco.

Conclusie

Zoals gezegd waren de onderwerpen tijdens het congres zeer divers. Leerpunt voor mij deze editie was de plaatsing van V1 en V2 bij een rust-ECG. Deze is lager dan ik heb geleerd (4e icr links en rechts in plaats van 2e icr). Sowieso waren de presentaties van dr. Drezner, zoals altijd, zeer interessant. Hij nam ons mee in het op een gestructureerde wijze ‘lezen’ (via een 6-stappen plan) van een ECG bij sporters en benoemde de meest voorkomende afwijkingen.

Een van de meest boeiende lezingen vond ik die van Sallie Cowan, fysiotherapeute en onderzoekster bij het La Trobe Sport and Exercise Medicine Research Centre. Zij stelde, in een misschien wel wat provocerend debat, dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn als auteur in sportgeneeskundige tijdschriften. Zij heeft onderzoek gedaan naar het verband tussen vrouwen als auteur en deelname van vrouwelijke proefpersonen aan wetenschappelijk onderzoek. Het bleek dat, wanneer er meer vrouwen een leidende rol in het onderzoek hadden, er ook meer vrouwelijke proefpersonen aan wetenschappelijk onderzoek deelnamen.

Al met al was het wederom een uitstekend (verzorgd) congres met uitstekende sprekers, boeiende onderwerpen en presentaties in een erg fijne omgeving. Zeker voor herhaling vatbaar in 2027. 

OVER

DE AUTEUR

Carola Dijkers werkt sinds 2004 als sportarts bij Sportgeneeskunde Rotterdam (voorheen SMA Rotterdam).

Ook heeft ze als sportarts verschillende Nederlandse teams begeleid, waaronder de onderwaterhockeyteams en volleybaldames.

Fotocredit: Kiwis / Canva

Jouw Partner in Sportgeneeskunde

Innovatie in Beweging

Met Esaote haal je meer uit sportgeneeskunde

Onze echografie systemen bieden superieure beeldkwaliteit en mobiliteit, waardoor artsen snel en nauwkeurig diagnoses kunnen stellen. Ontdek vandaag nog hoe Esaote jouw praktijk kan transformeren.

Voor meer informatie kunt u terecht op: www.esaote.com of neem gerust contact op met onze Sales Manager: Bob Sprangers | bob sprangers@esaote com | 0031 6 11 83 00 28

“De Esther Vergeer Foundation zet zich elke dag in om kinderen met een lichamelijke beperking ‘gewoon’ te laten sporten. Sport zorgt er niet alleen voor dat je fysiek en mentaal sterker wordt, maar vooral ook zelfstandiger en zelfredzamer.”

De ambitie van de Esther Vergeer Foundation is dat ieder kind met een beperking kan sporten bij een gewone vereniging in de buurt. Om echt álle kinderen met een lichamelijke beperking te kunnen bereiken heeft de Esther Vergeer Foundation sinds dit jaar Sportpoli’s geopend in de academische kinderziekenhuizen. De Sportpoli vormt het begin van een persoonlijk begeleidingstraject naar een passende sport en sportvereniging.

esthervergeerfoundation.nl/steun-ons

Papendallaan 60

6816 VD Arnhem info@esthervergeerfoundation.nl www.esthervergeerfoundation.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.