Contractwerkbundel

Page 1

Frans: de gevoelens Schrijf het passende franse woord bij de juiste smiley. content : triste : chouette : génial : fâché :

super : terrible : sympathique : formidable : malade :

tevreden droevig tof geniaal boos

………………….

……………….. …………………

super verschrikkelijk sympathiek schitterend ziek

……………… ………………..

………………..

Welke woorden blijven over ? Teken voor elk overblijvend woord zelf een smiley. Woord

Smiley

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

……………………………………………

3


Frans : de bijvoeglijke naamwoorden 1) Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm. 1.

mooi

Derrière l’école, on a un … parc.

………………

2.

mooi

Mireille, tu as de … cheveux !

………………

3.

mooi

Mlle Laffont porte une … robe.

………………

4.

mooi

En France, il y a de très … églises.

………………

5.

geniaal

Ce n’est pas bien, ton travail est ….

………………

6.

interessant

Tu poses toujours des questions … !

………………

7.

lang

Je porte un blouson … !

………………

8.

leuk

Elle chante une chanson ….

………………

9.

leuk

Je prépare un voyage ….

………………

10.

groot

La chambre est ….

………………

11.

moeilijk

Ce sont des exercices … !

………………

12.

nieuw

Tes vêtements ne sont pas … .

………………

2) In de lente kleden we ons net iets anders : vele kleurjes, losse kledij, … Vertaal en teken de kledingstukken die hieronder beschreven worden : a. Une blouse jaune = ………………………………..

b. Un pantalon vert et court = …………………………..

c. Une jupe rouge = …………………………………

d. Een zwarte jurk = ………………………………..

e. Een grijze trui = ………………………………….

4


De natuur wordt wakker! Lees de tekst en vul dan de vraagjes in.

Net zoals sommige dieren maken de bomen ook een soort winterslaap door. Ze halen adem door de wortels, stam en de takken, maar nemen geen voedsel op. Dankzij de warmte van de voorjaarszon kunnen de wortels ook weer voedsel uit de grond opnemen. Aan het zwellen van de knoppen kun je zien dat de bomen weer langzaam tot leven komen. Maar ze maken niet allemaal tegelijk knoppen.

Van de (loof)bomen zijn de wilgensoorten er het vroegst bij: in maart krijgen ze al een groen gele waas. Van dichtbij zie je dat de boom vol met heel kleine knoppen zit. Uit de knoppen kunnen bladeren of bloemen komen. Bij sommige boomsoorten komen er eerst bloemen en dan pas bladeren. Kijk maar eens naar deze foto van de Hazelaar. Zie je de bladeren? En wist je dat de Hazelaar zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen heeft? De vrouwelijke bloemen zijn klein, je ziet ze nauwelijks. De mannelijke bloemen noemen we katjes. Deze katjes zitten vol nectar en stuifmeel. Nectar en stuifmeel zijn een belangrijke bron van voedsel voor insecten die net uit hun winterslaap komen, zoals de hommels en de bijen. Bij fruitbomen is de bloesem heel goed te zien. De bloemen zien er niet alleen prachtig uit, ze dienen ook een doel. Om zich te kunnen voortplanten moet de boom zaad maken. Daarvoor moet een stuifmeelkorrel van de ene bloem op de stamper van de andere bloem terecht komen. Dat noemen we bestuiven. Voor de verspreiding van het stuifmeel maakt de boom gebruik van insecten. Het stuifmeel blijft kleven aan de haren en pootjes van de hommels en bijen die op de nectar in de bloemen af komen. Er zijn ook bomen die de wind het bestuivingswerk laten doen. Denk maar eens aan de populieren die een soort pluizig dons maken dat door de wind verspreid kan worden. Een andere manier van bomen en planten om insecten te lokken is de geur. Soms zijn die geurtjes ook lekker voor mensen, maar niet altijd. Er zijn planten die wij vinden stinken, maar voor insecten toch heel aantrekkelijk zijn. Welke geurtjes vindt jij lekker? Doe maar eens een geurenonderzoek onder de bloeiende planten en bomen bij jou in de buurt‌

5


Vraagjes: 1) Hoe zie je dat bomen weer langzaam tot leven komen? ............................................................................................................................. 2) Geef een voorbeeld van een boom waarbij eerst de bloemen groeien en dan pas de bladeren. ............................................................................................................................. 3) Hoe heten de mannelijke bloemen? Omcirkel het juiste antwoord: Nectar

Katjes

Stuifmeel

4) Voor welke dieren zijn nectar en stuifmeel een belangrijke bron van voedsel? ............................................................................................................................. 5) Bij welke bomen zijn de bloesems heel goed te zien? ............................................................................................................................. 6) Wat moet de boom maken om zich te kunnen voortplanten? ............................................................................................................................. 7) Hoe heet dit proces: 'een stuifmeelkorrel komt van de ene bloem op de stamper van de andere bloem terecht' ............................................................................................................................. 8) Welke insecten komen vooral af op de bloemen van bomen? Omcirkel het juiste antwoord: Bijen

Mieren

Hommels

Vliegen

9) Door wat laten populieren het bestuivingswerk doen? Omcirkel het juiste antwoord: De wind

Insecten

Water

10) Welke geurtjes vind jij lekker? .............................................................................................................................

6


Een naamgedicht schrijven Wat is een naamgedicht? Een naamgedicht is een gedicht waarbij je een gedicht schrijft rond een bepaald woord of naam. Iedere regel van het gedicht begint met een letter van die naam of dat woord: de eerste regel begint met de eerste letter van het centraal woord, de tweede regel begint met de tweede letter , …. Bijvoorbeeld: Een naamgedicht rond JUDITH Jongens, ik heb echt veel hobby’s! Uren amuseren, al die leuke dingen: Dat wil je wel weten! Ik hou van schilderen, maar hier bovenop: tekenen, dansen, zingen, noem het maar op. Helemaal te gek, ik verveel me nooit! 1) Schrijf nu een naamgedicht met het woord LENTE. L .......................................................................................................................... E .......................................................................................................................... N .......................................................................................................................... T .......................................................................................................................... E ..........................................................................................................................

2) Schrijf een naamgedicht rond een zelfgekozen naam/woord.

Woord of naam: ………………………. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. .............................................................................................................................

7


Samenstellingen Wat zijn nu weer samenstellingen? Samenstellingen zijn woorden die samengesteld zijn uit twee (of meerdere) woorden die op zichzelf ook bestaan. Vb.: donder + wolk = donderwolk, voor + deur = voordeur, … 1) Vorm nu met volgende woorden twee samenstellingen: Tuin: a .......................................................................................................................... b .......................................................................................................................... Seizoen: a ........................................................................................................................... b ........................................................................................................................... Bloem: a ........................................................................................................................... b ...........................................................................................................................

Maak nu zelf nog 2 samenstellingen met 2 zelfgekozen woorden: Woord: ………………………………….. a ........................................................................................................................... b ...........................................................................................................................

Woord: ………………………………….. a .......................................................................................................................... b ...........................................................................................................................

2) Maak mooie samenstellingen: verbind een woord uit de linkerkolom met een woord uit de rechterkolom. Achter

O

O

lamp

Water

O

O

deur

Vogel

O

O

poot

Nacht

O

O

pret

Tafel

O

O

nest

8


De werkwoorden Vul de juiste werkwoordsvormen in. tt = tegenwoordige tijd vt = verleden tijd v.dw. = voltooid deelwoord 1. dalen v.t.

De vogels ............................... heel snel.

2. delen v.dw.

De kinderen hebben hun speelgoed flink ……………………….

3. drogen tt

Wij ...................... samen de vaat.

4. halen v.dw.

Heb jij je broertje al van school .......................

5. huren vt

Opa ......................... een fiets om in het mooie weer te fietsen.

6. leveren vt

De bloemist .......................... op tijd de bloemen af.

7. proberen tt

...................... jij eens of jij die bloem kan planten?

8. waaien tt

Het .................................. flink op het strand vandaag.

9. bonzen v.dw.

Het meisje heeft hard op de deur .........................

10. razen vt

De paarden .................... met flinke snelheid voorbij.

11. reizen tt

In de lente .................. hij graag naar de zee.

12. vrezen vt

...................... ze dat het slecht weer zou zijn?

13. beven vt

Het meisje .........................van angst toen hij al die insecten zag.

14. durven tt

Ik ....................... echt niet van die toren te springen.

15. geloven vt

De kleuter ......................dat de regenboog van verf gemaakt was.

16. leven v.dw.

De vlinder heeft in zijn cocon .......................

17. knikken vt

De meisjes ......................... vrolijk toen ik ze iets vroeg.

18. smeken tt

De planten ....................... om regen.

19. snoepen vt

Kinderen ......................... graag van de kersenboom.

20. staken v.dw. De tuinarbeiders hebben hun werk ......................... Vanaf hier 21. verlichten vt

Op die mooie lenteavond .............................de maan de weiden.

22. verstoren tt

Ik wil niet dat je die vogelnestjes …………………………….. .

23. watertanden vt Wendy ……………………………toen ze dat vers fruit zag. 24. bespieden tt

De reiger ……………………………de sloot op zoek naar een prooi.

25. aanrichten v.dw. De storm heeft heel wat schade …………………………………… .

,

of

? 9


Een kruiswoordraadsel Lees de omschrijvingen en vul de ontbrekende woorden in het rooster in. 1

2

3

4

5 6 7 8 9

10

11

12

Horizontaal 3: Kinderen in het eerste leerjaar doen in de lente hun eerste .... 5: De christenen vieren dit feest van de verrijzenis van Jezus in de lente 7: Jong van een kip 8: Een kleur van de regenboog dat rijmt op poen 9: Het huisje van de vogels waar ze eieren in leggen 11: Het is lente: het wordt warm, de lucht is blauw en de ... komt te voorschijn! 12: In deze maand begint de lente

Verticaal: 1: Dit groeit aan de bomen: hier groeien bladeren en bloemen uit 2: Dit insect met zijn mooie kleurtjes begint in de lente weer rond te fladderen 4: Tulp, narcis en roos zijn... 6: Het is niet altijd mooi weer in de lente: denk maar aan de maartse ... 10: Zaaien, planten, bloemetjes water geven: tijdens de lente is er veel werk in de... ! 11: Dit seizoen komt na de lente. 10


Woordzoeker Zoek de woorden in het rooster (horizontaal, verticaal en diagonaal). Met de letters die niet doorstreept zijn, kan je een zin vormen. bijen bladeren bomen broeden diertjes eend eitje groen kikkerdril knop

knoppen kriebel krokusje leven licht lied lucht maart mei nestje

nieuw pad paartijd rups seizoen slak vijver vlinders vogel zon

M

A

A

R

T

D

I

E

R

T

J

E

S

D

K

I

K

K

E

R

D

R

I

L

E

L

R

E

P

A

D

K

N

O

P

E

N

G

R

O

E

N

P

A

A

R

T

I

J

D

N

N

T

N

D

E

E

L

E

I

I

Z

N

S

E

I

D

I

N

S

B

I

J

E

N

O

E

M

P

N

L

E

I

T

R

C

S

B

E

N

O

V

P

V

U

U

L

J

O

H

U

E

V

B

Z

O

O

I

C

W

V

E

E

T

K

L

E

H

I

G

N

J

H

E

S

I

D

M

O

I

L

T

E

E

K

V

T

P

L

T

E

E

R

E

L

A

S

L

N

E

U

D

A

J

N

I

K

D

B

L

A

D

E

R

E

N

K

E

De gevonden zin:

………………………………………………………………………………………………..

11


Frans: schrijven 1) Vorm telkens een goed, volledig antwoord op de vragen. Vb. Comment tu t’appelles ? Je m’appelle Pierre. a. Comment ça va ?................................................................................................ b. Tu as un grand jardin ? ..................................................................................... c. Tu as un chien ou un chat ? .............................................................................. d. Il est quelle heure maintenant ?.......................................................................... e. Tu aimes la musique ?........................................................................................ f. Tu as combien de frères ou de sœurs ? ...............................................................

2) Vul de woorden met de juiste letter(s) aan. Met de ingevulde letters kan je een woord vormen. dix-h … it do … c De …ant la maison D’acc …rd Un cra …on Un je …ns Un ma …asin Une ch …mise Gevonden woord : ……………………………………….

3) Schrijf de getallen voluit. 19 : ……………………………………… 50 : …………………………………….. 11 : ……………………………………… 20 : …………………………………….. 2 : ………………………………………

4) Welke kledij draag jij in de lente en wat doe je graag in dit seizoen? Schrijf een Frans tekstje van minimum 5 zinnen. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. ............................................................................................................................. .............................................................................................................................

12


Op zoek in de woordenboek… Er bestaan heel wat spreekwoorden en zegswijzen over de natuur. Maar wat willen die allemaal zeggen? Daar kan het woordenboek ons bij helpen! 1) Zoek de verklaringen van de spreekwoorden met behulp van het vette woord. Zo ga je te werk: Stap 1: In de volgende spreekwoorden staat er telkens een woord in het vet gedrukt. Dit is een belangrijk woord om de inhoud van de zin te begrijpen = een trefwoord. Daarom gaan we om te beginnen in het woordenboek op zoek naar dat woord. Stap 2: Bij de verklaring van dat trefwoord staan een heleboel spreekwoorden. Zoek het juiste spreekwoord en zo vind je de verklaring ervan! (tip: op de plaats van ‘~’ vul je het trefwoord in) Stap 3: Schrijf de verklaring over. a. Trillen als een espenblad. ............................................................................................................................. b. Eén zwaluw maakt nog geen zomer. ............................................................................................................................. c. Men moet geen oude boom verplaatsen. ............................................................................................................................. d. Na regen komt zonneschijn. ............................................................................................................................. e. Wie wind zaait, zal storm oogsten. .............................................................................................................................

2) Bepaal nu zelf het trefwoord en onderlijn het. Zoek dan, zoals in de vorige oefening, de verklaring van het spreekwoord. a. In goede aarde vallen. ............................................................................................................................. b. Als paddenstoelen uit de grond schieten. .............................................................................................................................

c. Geen rozen zonder doornen. ............................................................................................................................. 13


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.