
8 minute read
Van pand tot puin en weer terug

Duurzaam slopen De tijd is voorbij van ‘snel een gebouw neergooien’ en het puin integraal afvoeren naar het stort. Bij circulair slopen gaat de aandacht naar hoogwaardig hergebruik van bouw- en sloopafval. Materialen uit een slooppand worden gescheiden geoogst om ze nadien weer duurzaam in te zetten in gebouwen of toepassingen. Direct herbruikbare materialen kunnen naar de tweedehandsmarkt. Willekeurig vrijkomende grondstoffen en materialen worden gerecycleerd.
Advertisement
Cradle to Cradle ‘Van wieg tot wieg’ is de letterlijke vertaling van deze relatief nieuwe kijk op productie. Aan de wieg van het concept zelf stonden de Duitse chemicus Michael Braungart en de Amerikaanse architect William McDonough. Naar het inzicht van deze experts is afval de voedingsstof voor nieuwe producten, net zoals in de natuur. Gebruikte materialen krijgen een nieuw leven en vrijwaren op die manier de toekomst van volgende generaties.

Het energieverhaal blijft gloeiend actueel gezien de stijgende facturen. Toch wordt de bouwsector zich meer en meer bewust van andere belangrijke uitdagingen op vlak van duurzaamheid. “We zijn een groot deel van het probleem, maar misschien nog een veel groter deel van de oplossing.”
Tot voor kort stond duurzaamheid in de bouw nagenoeg gelijk aan inspanningen rond energieverbruik en CO2-emissie. Die focus op de gebruiksfase is te beperkend, stelt de sector vandaag zelf vast. De hele genesis, levensloop en end-of-life van een project moeten mee in rekening worden gebracht. Vooral in de omgang met materialen zijn nog betekenisvolle stappen te zetten. “Van alle ontgonnen materialen komt uiteindelijk de helft in de bouw terecht”, duidt Jeroen Vrijders van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB). “Een derde van alle afval dat jaarlijks in België geproduceerd wordt is bouw- en sloopafval. Juist omdat de bouw zo’n grote materiaalafdruk heeft, valt er met het concept van circulaire economie nog grote winst te rapen.”
De circulaire economie is een systeem van gesloten kringlopen, dat erop gericht is om de waarde van gebouwen en materialen zoveel mogelijk te behouden. “Een eerste groot principe daarin is dat van urban mining”, licht Vrijders toe. “Bestaande gebouwen die we renoveren of afbreken zijn een mijn aan grondstoffen voor toekomstige gebouwen. Een ander principe is veranderingsgericht bouwen: wanneer we vandaag nieuwe bouwwerken neerzetten, laat ons er dan voor zorgen dat die zo lang mogelijk blijven staan en nadien zo eenvoudig mogelijk uit elkaar te halen zijn. Zo kunnen we de componenten vlot hergebruiken in andere toepassingen. Tussen die twee pijlers in zit het economische aspect van circulaire economie: hoe creëren we economische activiteit met al deze oplossingen? Want wat afval is voor de een, is een grondstof voor de ander.”
Integrale duurzaamheid zit in het ontginnen van materialen, in de productie en het gebruik, maar ook in transport, onderhoud, lokale handel en sociale economie, breidt Vrijders de definitie uit. “Door in projecten de juiste keuzes te maken, kunnen we met de bouwsector positief bijdragen aan zowel het planet-, profit- als het peopleverhaal. We zijn een groot deel van het probleem, maar misschien nog een veel groter deel van de oplossing.”
Het is een transitie die van iedereen in de sector vraagt om anders te denken en te werken, beaamt adviseur en projectmanager circulaire economie Jonathan Verdonck van Rebel. “Het start natuurlijk bij de bereidheid van een opdrachtgever om een duurzaam project te initiëren en te bekostigen. Verder zijn er al heel wat architecten, ingenieurs, aannemers en leveranciers in staat én bereid om circulair te bouwen, maar ze moeten elkaar wel op het juiste moment vinden. Als één schakel in de keten van een bouwproject niet mee wil of kan, blijft duurzaamheid dode letter.” Momenteel gaat de bouwsector nog vooral sequentieel te werk, ziet Verdonck. “Opdrachtgevers spreken een architect aan voor het ontwerp, vervolgens komen de aannemers in beeld om alles uit te voeren en de ingenieurs om de nodige berekeningen te maken. Wat naar mijn ervaring heel goed werkt, is om van bij de start alle partijen samen rond de tafel te brengen. Als iedereen vooraf goed op elkaar is ingesteld en eventuele koerswijzigingen samen neemt, levert dat uiteindelijk sterkere projecten op. Weinig bevorderlijk voor een duurzame samenwerking zijn opdrachtgevers die dichtgetimmerde bestekken loslaten op de markt en al op voorhand klaarstaan met allerlei boeteclausules, of aannemers die a priori speuren naar fouten in de aanbesteding om bepaalde meerkosten te kunnen doorrekenen.”
Vaak botsen duurzame ambities toch nog op de praktijk, onder de vorm van oplopende levertijden of kostprijzen, stelt de projectmanager vast. “Nog te vaak wordt bij een projectbegroting niet verder gekeken dan naar de investeringskosten. Nochtans wegen ook de kosten voor onderhoud, instandhouding en energie door in de eindafrekening. Wie slim investeert, komt tot een bouwwerk dat over de gehele levensduur niet alleen ecologisch maar ook economisch voordeel oplevert.”
Een sterk staaltje innovatie

Een belangrijke schakel in de transformatie naar een groenere economie
De fundamenten van onze moderne wereld worden door staal ondersteund, gaande van architectuur tot transport, huishoudapparaten én groene energie. Gemiddeld genomen verbruikt een Europese burger jaarlijks 500 kg staal.
“Helaas heeft dit prachtige materiaal ook een duister kantje, waar we niet blind voor mogen zijn”, zegt Geert Van Poelvoorde, CEO ArcelorMittal Europe. “ De productie van staal is verantwoordelijk voor circa 7 à 8 % van de wereldwijde CO2-emissie. We zien het als een uitdaging om onze industrie zo duurzaam mogelijk te maken”.
“Willen we de klimaatdoelstellingen halen en de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graden Celsius, dan moeten we allemaal meestappen in de transitie naar een duurzamere maatschappij.
Als grote speler kunnen wij heel wat gewicht in de schaal leggen. We zetten daarom enorm in op onderzoek en ontwikkeling zodat we onze processen en productiemethoden kunnen verduurzamen. Tegen 2030 willen we onze ecologische voetafdruk verminderen met 35 % per jaar ten opzichte van 2018 en tegen 2050 volledig koolstofneutraal worden”, zegt Van Poelvoorde.
We zetten veel middelen in om onze primaire staalproductie – op basis van het klassieke hoogovenprocédé - zo milieuontlastend mogelijk te maken. Klassieke hoogovens zetten cokes in, een geconcentreerde vorm van steenkool, om ijzererts te smelten tot vloeibaar ijzer. In Gent zijn de plannen goedgekeurd voor de bouw van een DRI-installatie (Direct Reduced Iron) en twee elektrische ovens. Initieel zal deze installatie aangedreven worden door aardgas wat een CO2-emissiereductie van 65 à 70 % zal opleveren. Het doel is om de installatie in later te laten opereren op waterstof, wat goed zal zijn voor een CO2-daling van 90 %”, benadrukt Van Poelvoorde. “Daarnaast recycleren we zoveel mogelijk afval, zowel onze eigen afvalproducten, als uit de maatschappij. We gaan voor het zero waste principe en proberen schroot maximaal in te smelten. Helaas kunnen we vandaag slechts aan 25 tot 30 % van de vraag naar schroot voldoen. De vraag naar staal overtreft immers het aanbod van beschikbaar schroot in de wereld. We proberen ook het proces aan zowel de in- als de uitgang van de hoogovens te verduurzamen. Bij
binnenkomst vervangen we kolen zoveel mogelijk door een duurzaam alternatief zoals waste plastic of waste wood. Aan de uitgang van het proces proberen we de koolstof op te vangen en om te zetten tot andere producten zoals bioethanol of bouwstenen voor de chemie”, legt Van Poelvoorde uit. “Omdat staalproductie energie-intensief is, zetten we ook maximaal in op hernieuwbare energie. Bijvoorbeeld door samen te werken met toeleveranciers waarbij we een minimumafname van groene stroom garanderen. Bovendien rusten we ook onze eigen sites uit met windmolens en zonnecellen”, besluit Van Poelvoorde
“Tot slot werken we nauw samen met onze klanten om hun noden en toepassingen in kaart te brengen, en hun ecologische voetafdruk te helpen verminderen. We ontwikkelen nieuwe staalsoorten voor battery packs in elektrische wagens of voor elektromotoren. Architecten vragen ons om staalconcepten te ontwikkelen voor energieneutrale gebouwen. Deze voorbeelden tonen aan dat staal niet het probleem, maar een deel van de oplossing is”. De duurzaamheidsinspanningen van ArcelorMittal worden enerzijds gedreven door maatschappelijke evoluties, en anderzijds door hun medewerkers. Geert Van Poelvoorde spreekt liever over license to operate of maatschappelijk draagvlak. “Jonge mensen willen enkel nog werken voor een duurzaam bedrijf. Onze duurzaamheidsvisie trekt zich dan ook door in de volledige organisatie. We hebben speciale werkgroepen waarbij medewerkers zich buigen over duurzaamheidsvraagstukken en nieuwe initiatieven lanceren. Daarnaast hebben we ook ideeënboxen, waar vernieuwende ideeën uitkomen zoals leasefietsen ”, illustreert Van Poelvoorde. “Wij willen een hefboomrol vervullen”, zegt Van Poelvoorde. “We optimaliseren daarom niet enkel onze eigen processen maar verwachten ook een zelfde niveau van commitment van onze toeleveranciers. Daarnaast helpen we ook onze klanten duurzaam te produceren door groen staal te leveren. We maken allemaal deel uit van een keten waarin alle radertjes moeten meedraaien in de richting van een groene transitie”. “Gent is een flagship site waar onderzoek en ontwikkeling in de praktijk wordt omgezet in duurzame initiatieven en concepten. Dit is niet in het minst te danken aan de goede samenwerking met onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Zo hebben we onlangs onze samenwerkingsovereenkomst met de Universiteit Gent voor nog eens vijf jaar verlengd.
“Het is een eer om met onze vestiging in Gent een voortrekkersrol op het vlak van duurzaamheid te mogen spelen. Geen van deze ambitieuze projecten zou mogelijk zijn zonder de steun van de overheid, dus we zijn de overheden op federaal, gewestelijk en regionaal vlak dan ook zeer dankbaar voor hun voortdurende steun bij onze overgang naar een staalproductie met netto nul CO2-uitstoot. Ondanks de knappe ontwikkelingen en de grote investeringen, blijven we als Belgen nederig en blijven we ons verder inzetten om initiatieven te ontwikkelen die bijdragen aan de verduurzaming van onze industrie”, besluit Van Poelvoorde.


