No Title

Page 1

Investeren en verbinden

Actieprogramma Klimaatadaptatie Naar een klimaatbestendig Limburg

www.limburg.nl


Colofon

Uitgave: Provincie Limburg Postbus 5700 6202 MA Maastricht Tel: +31 (0)43 389 99 99 Fax: +31 (0)43 389 79 63 E-mail: postbus@prvlimburg.nl Internet: www.limburg.nl Tekst: Provincie Limburg Afdeling Milieu en Duurzame Ontwikkeling Grafische vormgeving: Provincie Limburg

Fofotgrafie: Dreamstime

9-334 - november 2009


Actieprogramma Klimaatadaptatie --Naar een klimaatbestendig Limburg--

Bereikbaar en duurzaam Limburg:

Maastricht, oktober 2009 (versie 1.2)


Inhoud

Samenvatting

5

1. Inleiding

7

2. De noodzaak voor een Limburgs Actieprogramma Klimaatadaptatie

11

3. Lange termijn doelen Actieprogramma Klimaatadaptatie

23

4. Operationele doelen en kosten 2010-2015

27

Bijlage 1: Van klimaatprobleem naar concrete uitvoeringsprojecten

43

Bijlage 2: Inspiratie voor klimaatadaptatie

48

Bijlage 3: Uitvoeringsstructuur

50

4

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Samenvatting Klimaatadaptatie staat steeds hoger op de politieke en maatschappelijke agenda. De Europese Commissie heeft er in 2009 een witboek aan gewijd, en provincies en Rijk hebben begin 2009 een akkoord gesloten over de inspanningen die zij zullen leveren op het gebied van klimaatadaptatie. Maar daarnaast is het ook in de dagelijkse werkelijkheid een gegeven dat het klimaat verandert. De zomers worden steeds heter, de winters warmer en natter en er komen steeds vaker heftige piekbuien voor. Als we daar niets aan doen, dan zal dit problemen geven met de veiligheid rondom de Maas, maar ook overlast in landbouwgebieden en steden en dorpen. Natuur zal zich nauwelijks kunnen aanpassen aan de snelle veranderingen die zich momenteel voordoen. En steden worden in de zomer steeds minder aangenaam om te vertoeven. Klimaatveranderingen bieden niet alleen kansen op het gebied van bijvoorbeeld innovatief bouwen en recreatie, maar vragen ook om duidelijke aanpassingen op allerlei gebied. Nu doet de provincie Limburg al heel veel dat bijdraagt aan een klimaatbestendige provincie. Zo wordt er al langer gewerkt om de Maas veiliger in te richten, zijn landbouw en natuur bezig om het regionaal stelsel op orde te brengen en wordt er een Ecologische Hoofdstructuur aangelegd die er voor kan zorgen dat planten en dieren mee kunnen verhuizen met de opschuivende klimaatgordels. Dit Actieprogramma laat echter zien dat er nog een aantal aanvullende acties nodig is om Limburg echt klimaatbestendig te maken. Inzet van die acties is om klimaatadaptatie, dus aanpassen aan de veranderende omstandigheden, een vast onderdeel te laten uitmaken van de beleidscyclus van de provincie. Nieuwe projecten in steden en op het platteland zullen altijd ook een antwoord moeten hebben op de vraag hoe het project bijdraagt aan een meer klimaatbestendige provincie. Daarnaast staan er projecten in het Actieprogramma waarin kennisvragen moeten worden beantwoord. Want dat het klimaat verandert is zeker, maar we weten alleen nog niet hoe snel en welke richting het verandert. Ook is nog veel onbekend over de effectiviteit van adaptatiemaatregelen. Daar wil de provincie op in zetten.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

5


6

Actieprogramma Klimaatadaptatie


1 Inleiding Het klimaat verandert. Of we het nu fijn vinden of niet. En het ziet er ook naar uit dat die verandering sneller gaat dan we dachten. Beleidsmakers, politici en wetenschappers zien het als een gegeven waar we niet om heen kunnen. De manier echter waarop we met die verandering omgaan, kunnen we zelf bepalen. Hoe langer we wachten, hoe lastiger dat zal zijn. Tenminste, als we het op een duurzame en kostenefficiënte wijze willen doen. Wat betekent dan die klimaatverandering concreet? Dat we regelmatig heftiger regenbuien krijgen, is onontkoombaar. Er zullen langere droge perioden komen. Zomers zullen vaak heet zijn. De samenleving zal op de een of andere manier een antwoord moeten hebben op die veranderingen. We willen geen Limburg dat over vijftig jaar niet kan omgaan met die natte voeten, of met oververhitte steden of droogteschade in de landbouw en natuur. Daarop moet de provincie Limburg zich dus voorbereiden. Klimaatverandering biedt ook kansen. We hebben de kans om gebieden duurzaam in te richten, aangepast aan de toekomst. De provincie wordt in de zomer wellicht veel aantrekkelijker voor recreanten en toeristen. De landbouw kan andere, commercieel interessante gewassen gaan telen. En warmere winters betekent waarschijnlijk een forse reductie van de hoeveelheid te gebruiken energie. Voortbouwend op de al in het POL 2006 geconstateerde opgave voor klimaat, geeft dit Actieprogramma Klimaatadaptatie aan wat wij als provincie willen gaan doen om ons voor te bereiden op dat andere klimaat: welke acties we gaan ondernemen, met welke partners en tegen welke kosten? Dit actieprogramma komt niet uit de lucht vallen. Ook in nationaal en internationaal verband is er steeds meer aandacht voor klimaatadaptatie. Op 1 april 2009 is het Witboek van de Europese Commissie verschenen. De commissie pleit daarin onder andere voor een gedegen kennisontwikkeling op het gebied van klimaatadaptatie en voor een goede kosten-batenanalyses voor mogelijke aanpassingen. Dit actieprogramma is tevens een helder antwoord van de provincie Limburg op de afspraak die Rijk en provincies begin 2009 maakten. Het akkoord is er op gericht om de klimaatverandering zoveel mogelijk tegen te gaan en om ons land aan te passen aan de klimaatveranderingen. In het akkoord staat ondermeer dat de provincies:

Initiatieven initiëren, stimuleren en faciliteren om in te spelen op de klimaatopgave bij inrichting van steden en natuur, economische innovatie stimuleren en zullen investeren in veiligheid, water, wegen en duurzaam vervoer.

In de komende vier jaar samen met gemeenten en waterschappen concrete maatregelen in kaart brengen voor klimaatadaptatie en waar mogelijk adaptatie mee te nemen in de uitvoering van lopende gebiedsontwikkelingsprojecten.

Hun plannen screenen op de noodzaak om ze aan te passen voor klimaatadaptatie en deze aanpassingen door te voeren.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

7


Basis voor dit Actieprogramma Klimaatadaptatie is een verkenning die adviesbureau DHV in 2008 in opdracht van de provincie Limburg heeft gemaakt (Verkenning klimaatadaptatie Limburg, oktober 2008, B8991.01.001). In die verkenning is het provinciale beleid getoetst op klimaatbestendigheid en zijn de onderwerpen aangeduid waarop nog extra beleid gevoerd zou moeten worden. Dit Actieprogramma Klimaatadaptatie bouwt voort op de verkenning en geeft concreet aan welke acties er de komende jaren (tot 2015) nodig zijn en welke acties er op de langere termijn ondernomen zullen moeten worden. Dit rapport volgt in zekere zin de lagenbenadering zoals Rijk en provincie die ook gebruiken voor hun gebiedsagenda’s. Er is aandacht voor ondergrond via natuur, water en bodem, voor de netwerklaag van infrastructuur en voor de zogenoemde occupatielaag van landgebruik, industrie, recreatie etc. Voor het opstellen van dit actieprogramma is gebruik gemaakt van het DHV-rapport en van een groot aantal gesprekken, die gevoerd zijn met sleutelpersonen binnen en buiten de provincie. Het ging om gebiedsspecialisten (BBOtrekkers, gemeenten) en themaspecialisten (waterschappen, Rijkswaterstaat, natuurbeheerders, industrie) die hun kennis en ervaring hebben ingebracht op het gebied van klimaatadaptatie. Het blijkt dat er bij deze mensen al een enorme schat aan informatie en kennis is op het gebied van klimaatadaptatie maar dat die nog vaak versnipperd aanwezig is. Het Actieprogramma is dan ook een bundeling van bestaande kennis en kunde op dit gebied. Benadrukt dient te worden dat de provincie in de afgelopen jaren al veel maatregelen heeft genomen die al dan niet impliciet een bijdrage hebben geleverd aan klimaatadaptatie. Het provinciaal waterbeleid en natuurbeleid bijvoorbeeld dragen nu ook al voor een groot deel bij aan klimaatadaptatie door natuurgebieden te verbinden en wateroverlast en –tekort aan te pakken. Deze maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het provinciaal Meerjaren Programma Plattelandsontwikkeling (pMJP). Daarnaast is er nog het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en het coalitieprogramma Investeren en verbinden. Beide programma’s bevatten acties die zondermeer onder de noemer klimaatadaptatie vallen. Verder is er het Nationaal Adaptatieprogramma Klimaat voor Ruimte waarbinnen naast onderzoek ook een beperkt aantal concrete uitvoeringsprojecten vallen voor de ontwikkeling van klimaatbuffers. Een van de vijf pilotprojecten is klimaatbuffer Weerterbos. Voor dit project heeft het Rijk al subsidie verstrekt van 600.000,- euro.

8

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Adaptatie of mitigatie? In het klimaatbeleid worden twee begrippen gebruikt: klimaatadaptatie en klimaatmitigatie. Mitigatie gaat over het voorkomen van klimaatverandering. De term mitigatie wordt in dit kader gebruikt voor maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van klimaatverandering door emissies van broeikasgassen te verminderen. Mitigatie is mogelijk door het reduceren van broeikasgasemissies, CO2-afvang en –opslag, het voorkomen van ontbossing, en herbebossing. Adaptatie gaat over het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Het is het proces waardoor samenlevingen de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor zij profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. Dit Actieprogramma gaat alleen over adaptatie. De provincie Limburg heeft naast dit Actieprogramma Klimaatadaptatie op het gebied van klimaatmitigatie bijvoorbeeld beleid voor het terugdringen van verkeer en een provinciaal energieprogramma dat is bedoeld om het energieverbruik te verminderen door besparing en een efficiÍntieverhoging. De focus ligt daarbij op zonne-energie, biomassa, geothermie en warmte-koudeopslag.

Klimaatmitigatie voorkomt dat het klimaat nog meer verandert.

Dit rapport is als volgt opgebouwd. Allereerst belichten we in hoofdstuk 2 de noodzaak van dit actieprogramma. Per thema behandelen we de mogelijke gevolgen van de klimaatsveranderingen. De mogelijke veranderingen zijn gebaseerd op de scenario’s zoals het KNMI die in 2006 publiceerde. In hoofdstuk 3 staan de lange termijn doelstellingen (2050) per thema en kort wat er globaal zou moeten gebeuren om die doelstellingen te behalen. Hoofdstuk 4 is de kern van dit actieprogramma omdat we daar exact formuleren welke acties we op zeer korte termijn (2010 en 2011) uitvoeren en welke acties we tussen 2011 en 2015 gaan uitvoeren. Daarbij formuleren we niet alleen de doelen, maar geven we tevens aan wat de kosten daarvan zijn en zo mogelijk welke maatschappelijke partijen daar nog meer zijn bij betrokken.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

9


10

Actieprogramma Klimaatadaptatie


2 De noodzaak voor een Limburgs Actieprogramma Klimaatadaptatie Klimaatverandering zal ook in Limburg ingrijpende gevolgen kunnen hebben. Vanwege het specifieke karakter van het landschap zijn grote delen van Limburg echter kwetsbaarder voor klimaatverandering dan andere delen van Nederland. Door de hoogteverschillen is waterbeheer extra lastig, zijn er weinig mogelijkheden voor waterberging en relatief minder mogelijkheden tot peilbeheer. Dat de veranderingen komen is zeker, maar het is alleen nog niet zeker hoe snel en hoe groot de veranderingen zullen zijn. Hierdoor moeten we continue onze kennis ontwikkelen. Hierbij ‘liften’ we zoveel mogelijk mee met landelijke kennisprogramma’s (zoals Kennis voor Klimaat en Ruimte voor Klimaat). De provincie meent dat we ondanks die onzekerheden toch de nodige actie kunnen ondernemen. We moeten ons voorbereiden op veranderingen, maar de adaptatiestrategie tegelijkertijd ook weer zo flexibel inrichten dat we kunnen meebewegen met de daadwerkelijke klimaatveranderingen. In dit Actieprogramma nemen we daarvoor als uitgangspunt de vier klimaatscenario’s van het KNMI. Het KNMI heeft in 2006 vier klimaatscenario’s gepubliceerd (Klimaat in de 21e eeuw. KNMI, 2006). Deze scenario’s zijn alle vier even waarschijnlijk. De belangrijkste verschillen tussen deze scenario’s zijn de omvang van de wereldwijde temperatuurstijging en het wel of niet veranderen van grootschalige luchtstromen. De klimaatscenario’s bieden een houvast voor het denken over de toekomst en bieden juist kansen om onrendabele investeringen te voorkomen. We gaan dus niet uit van één enkel scenario, maar van de bandbreedte van de vier nieuwe scenario’s. We moeten, met andere woorden, rekening houden dat alle vier de scenario’s een mogelijk toekomstbeeld laten zien. Dat betekent dat men ervan uit moet gaan dat er wateroverlast komt én droogte. Hoge én lage rivierafvoeren. Waar de klimaatscenario’s uit 2000 vooral spraken over wateroverlast, gaan twee van de KNMI’06 scenario’s (W+, G+) uit van een toename van lange droge perioden in de zomer. Met name het W+ scenario kenmerkt zich door droge zomers met hittegolven en hevige buien en natte winters. In dit scenario komt de warme zomer van 2003 rond het jaar 2050 om het jaar voor en zullen zich nog drogere zomers voordoen. Het gevolg hiervan is watertekort in de Maas waardoor een tekort optreedt aan zoet water voor natuur, landbouw en drinkwater en daarnaast verslechterde bevaarbaarheid van de Maas en gezondheidsschade door problemen met waterkwaliteit en hittestress in het stedelijk gebied.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

11


Code

Naam

G

Gematigd

G+

Gematigd +

Toelichting 1 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West Europa 1 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind

W

Warm

W+

Warm +

2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 geen verandering in luchtstromingspatronen West Europa 2 °C temperatuurstijging op aarde in 2050 t.o.v. 1990 + winters zachter en natter door meer westenwind + zomers warmer en droger door meer oostenwind

Toelichting op onderstaande tabel: Klimaatverandering in Nederland rond 2050 ten opzichte van het basisjaar 1990 volgens de vier KNMI’06 klimaatscenario’s. Het klimaat in het basisjaar 1990 is beschreven met gegevens van 1976 tot en met 2005. Onder “winter” wordt hier verstaan december, januari en februari, “zomer” staat gelijk aan juni, juli en augustus. 2050

G

G+

W

W+

Wereldwijde temperatuurstijging

+1°C

+1°C

+2°C

+2°C

Verandering in luchtstromingspatronen in West Europa

nee

ja

nee

ja

Winter

gemiddelde temperatuur

+0,9°C

+1,1°C

+1,8°C

+2,3°C

koudste winterdag per jaar

+1,0°C

+1,5°C

+2,1°C

+2,9°C

gemiddelde neerslaghoeveelheid

+4%

+7%

+7%

+14%

aantal natte dagen (≥0,1 mm)

0%

+1%

0%

+2%

10-daagse neerslagsom die eens in de 10 jaar wordt

+4%

+6%

+8%

+12%

overschreden

hoogste daggemiddelde windsnelheid per jaar

0%

+2%

-1%

+4%

Zomer

gemiddelde temperatuur

+0,9°C

+1,4°C

+1,7°C

+2,8°C

warmste zomerdag per jaar

+1,0°C

+1,9°C

+2,1°C

+3,8°C

gemiddelde neerslaghoeveelheid

+3%

-10%

+6%

-19%

aantal natte dagen (≥0,1 mm)

-2%

-10%

-3%

-19%

dagsom van de neerslag die eens in de 10 jaar wordt

+13%

+5%

+27%

+10%

potentiële verdamping

+3%

+8%

+7%

+15%

Zeespiegel

absolute stijging

15-25 cm

15-25 cm

20-35 cm

20-35 cm

overschreden

12

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Om een beeld te schetsen van de veranderingen die Limburg mogelijk te wachten staan, onderscheiden we een aantal thema’s waar we mogelijk problemen kunnen verwachten en die we het hoofd moeten kunnen bieden. Deze thema’s zijn achtereenvolgens overstromingen en veiligheid, watertekort, waterkwaliteit, natuur, landbouw, stedelijke gebied, gezondheid en recreatie. Overstromingen en veiligheid De Maas heeft in het verleden herhaaldelijk voor overstromingen in het Limburgse Maasdal gezorgd. De laatste grote overstromingen met veel schade dateren van 1993 en 1995 maar ook in 2002 en 2003 stonden grote delen van het Maasdal blank. Toen boden de inmiddels aangelegde dijken echter bescherming. Als we niets doen bestaat het gevaar dat dergelijke overstromingen vaker zullen voorkomen en dat ook de dijken weer zullen overstromen. Bij het toenemen van de neerslag door klimaatverandering, neemt immers ook de piekafvoer op de Maas toe. De maatregelen in de projecten Grensmaas en Zandmaas (Maaswerken) zijn zodanig gedimensioneerd dat in 2017 de Limburgse maasdijken bescherming zullen bieden tegen een piekafvoer die gemiddeld eens in de 250 jaar voorkomt (kans op overstroming is 1 op 250 per jaar). Deze piekafvoer bedraagt nu ca. 3300 m³/s. Bij stijgende piekafvoer zou op langere termijn het “beschermingsniveau van 1:250 per jaar” weer af gaan nemen als er geen aanvullende maatregelen getroffen worden. Het Zandmaas II project bevat deze aanvullende maatregelen om ervoor te zorgen dat het beschermingsniveau van 1:250 per jaar blijvend geboden wordt, ondanks de toenemende piekafvoer.

Volgens de Deltacommissie (“Commissie Veerman”, 2008) geldt voor de Maas dan ook dat, aanvullend op de Maaswerken, op langere termijn maatregelen nodig zijn om een mogelijke toename van de maatgevende maasafvoer van 20% veilig te kunnen verwerken. Hiervoor bestaat ook al een regionaal gedragen toekomstvisie (Integrale Verkenning Maas 2, IVM2). De Deltacommissie vindt het nodig dat in samenwerking met de regio de verdere uitwerking en uitvoering van IVM2 wordt voorbereid, zowel technisch als financieel.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

13


Waar mogelijk moet bij de uitvoering van het Maaswerken programma al op de hogere afvoer worden geanticipeerd. De commissie bepleit een sterkere koppeling tussen projecten in het kader van de waterveiligheid en gebiedsontwikkelingen. Deze koppeling is gelegd in het Meerjarenplan Zandmaas 2. Dit plan bestrijkt het gehele Maasdal van Roermond tot Afferden in Noord-Limburg. Dit door de provincie Limburg opgestelde plan gaat uit van een brede gebiedsontwikkeling waarmee doelen op het gebied van waterveiligheid, natuurontwikkeling, land- en tuinbouw, recreatie, wonen en grondstoffenwinning worden gediend. Daar waar mogelijk wordt uitgegaan van of aangesloten bij particuliere initiatieven. Als dit plan wordt uitgevoerd, kan de veiligheid langs dit traject van de Maas blijvend worden geboden tegen veel lagere overheidskosten dan bij sectorale uitvoering van de IVM maatregelen. Niet alleen langs de Maas maar ook langs de kleinere rivieren en waterlopen in Limburg bestaat kans op overstromingen. Deze zijn veel kleinschaliger dan langs de Maas en leveren weinig gevaar op, maar wel overlast. Voor het tegengaan van deze regionale wateroverlast zijn in 2009 door de provincie normen opgesteld. Er is een aantal knelpunten in Limburg waar nog niet aan deze normen voldaan wordt. Bij de aanpak van deze knelpunten (uiterlijk 2015 gereed) wordt tot nu toe rekening gehouden met een toename van de piekneerslag van tenminste 10%. De klimaatscenario’s van het KNMI uit 2006 geven aanleiding om waar mogelijk met ongeveer 20% toename van de dagelijkse piekneerslag rekening te houden. In een nieuw rapport (aanvullingen op de klimaatscenario’s, 2009) concludeert het KNMI dat de neerslagintensiteit per uur tijdens extreme buien in de zomer waarschijnlijk nog sterker toenemen dan de extremen van de neerslaghoeveelheden per dag (KNMI, 2009, blz. 21). Op grond hiervan is voor de zomerse piekneerslag het G/W scenario veel waarschijnlijker dan het G+/W+ scenario. De piekneerslag in buien van ca. een uur (die voor kleine beken, haarvaten en rioolsystemen vaak maatgevend zullen zijn) zal dus vermoedelijk toenemen met ca. 13 tot 27 % (in resp. het geval van G en W scenario). Dit geeft extra aanleiding om rekening te houden met 20% toename van de piekneerslag. In de paragraaf over landbouw wordt verder ingegaan op erosieproblemen als gevolg van hevige neerslag. In de paragraaf over Stedelijk gebied wordt verder ingegaan op rioolwateroverlast. Watertekort Een van de te verwachten klimaatveranderingen is een toenemende droogte in de zomer. De gemiddelde Maasafvoer is in de zomermaanden nu al laag, rond de 100 m³/s. In echt droge perioden is de afvoer vaak nog lager. In het Waterverdelingsverdrag met België is afgesproken dat de aanvoer naar de Grensmaas minimaal 10 m³/s zal zijn. Dat niveau lijkt tot nu toe voldoende voor de ecologie in de Grensmaas, maar de natuur in de Grensmaas zou na uitvoering van het Grensmaasproject baat hebben bij een hogere minimale afvoer. Anno 2009 is het nog nauwelijks een probleem om dit niveau van 10 m3/s te halen, maar als perioden van extreme droogte toenemen, zou dit wel een probleem kunnen worden. Het zal dan vaker voorkomen dat niet in de waterbehoefte van diverse watergebruikers kan worden voorzien. Het is dus van belang dat de grondwatervoorraden in België gewaarborgd blijven en zo mogelijk nog toenemen. De Roer voert in droge perioden een substantiële hoeveelheid water aan uit de Duitse stuwmeren in het Roerstroomgebied. Voor het op peil houden van de Maas stroomafwaarts van Roermond is dit van groot belang.

14

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Belangrijkste belangen die in het geding zijn bij een te lage waterafvoer door de Maas zijn de scheepvaart, de energieproducenten (koelwater), recreatie, drinkwaterproductie, natuur en landbouw. Drinkwater wordt bereid uit oppervlaktewater en grondwater. Het beleid is vooral gericht op het beschermen van de grondwatervoorraden omdat in droge perioden de Maas soms te weinig water aanvoert en innamestops noodzakelijk zijn. Er kan tijdens innamestops geput worden uit die grondwatervoorraden. Klimaatverandering kan op twee manieren gevolgen hebben voor de winbare hoeveelheid grondwater, namelijk direct, door verandering van de grondwateraanvulling (neerslag minus verdamping) en indirect, door veranderingen in grondwaterbeleid die noodzakelijk worden als gevolg van verdroging. Er is echter een belangrijke kennisleemte over de effecten van de reactie van grondwater klimaatverandering en de grondwateraanvulling die al dan niet zal optreden. Onduidelijk is of deze als gevolg van de klimaatveranderingen groter zal worden of kleiner. Deze vraag speelt met name op het kalksteenplateau in Zuid Limburg. De effecten voor winningen in het zandgebied lijken hiervoor minder gevoelig. Klimaatverandering kan ook gevolgen hebben voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. De voorzieningen in Panheel in combinatie met andere grondwaterwinningen, kunnen een innamestop bij Panheel van zes maanden overbruggen. Dit lijkt voldoende om te anticiperen op klimaatveranderingen.

Het water uit de Maas wordt ook gebruikt als koelwater voor de energiecentrale bij Maasbracht en Buggenum. In de huidige situatie levert dit alleen een knelpunt bij Buggenum op. In droge en warme periodes met lage rivierafvoeren, kan het koelwater te warm zijn om te lozen op de Maas. Dit kan een afname van de productiecapaciteit tot gevolg hebben. De centrale in Maasbracht is uitgerust met koeltorens. Hier worden geen knelpunten verwacht in geval van droogte. Bij een toename van de energiebehoefte in combinatie met hogere watertemperaturen als gevolg van de klimaatverandering, kunnen de bestaande knelpunten toenemen. Het water in de Maas wordt ook gebruikt voor energieopwekking in de waterkrachtcentrale van Linne.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

15


Bij lagere afvoeren zal deze centrale dan ook minder energie kunnen opwekken. Daarnaast gebruiken ook Sappi Maastricht, NUON Essent en DSM / Chemelot water uit de Maas als koelwater en als proceswater. Ook voor hun bedrijfsprocessen en continuĂŻteit is het dus van groot belang dat er voldoende water met een niet te hoge temperatuur in de Maas stroomt. Waterkwaliteit Dat klimaatverandering negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit, is uit diverse studies bekend. Effecten kunnen verschillend zijn voor stromend en stagnant water. Zo zijn er effecten op de watertemperatuur en daarmee op de zuurstofhuishouding van organismen. Met name koudeminnende en ook droogtegevoelige soorten zullen uit de beken en aangrenzende natuurgebieden verdwijnen. Ook kunnen intensieve buien tot meer riooloverstorten leiden waardoor soorten uit de beken verdwijnen. Tenslotte neemt de kans op het zich succesvol vestigen van exoten toe, met een nivellering van de biodiversiteit in het watersysteem als gevolg. Dit alles kan negatieve gevolgen hebben voor het halen van de ecologische doelen van de Kaderrichtlijn Water. Met nadere woorden, het nu ingezette beleid om de doelen te behalen zou wel eens ontoereikend kunnen zijn. Oplossingen verschillen per watertype en kunnen bestaan uit o.a. het meer beschaduwen van beekbovenlopen, het beperken van overstortsituaties op kwetsbare beken en het meer natuurlijk en robuust inrichten van de Limburgse beken en plassen die bovendien dienst kunnen doen als klimaatbuffers. Natuur Voor de Limburgse natuur is klimaatverandering om twee redenen een probleem: hogere temperaturen en veranderingen in de waterkringloop. Onderzoekers voorspellen dat klimaatverandering grote gevolgen zal hebben voor de natuurlijke gesteldheid van de aarde en voorspellen een afname van 30 procent van de biodiversiteit. Klimaatgevoelige ecosystemen gaan veranderen of verdwijnen. Veel planten- en diersoorten stellen heel specifieke eisen aan hun leefomgeving. Wanneer die verandert, kunnen soorten niet meer voortbestaan in hun vertrouwde leefomgeving met als gevolg dat karakteristieke soorten (lokaal) uitsterven of gaan ‘verhuizen’ naar nieuwe geschikte ecosystemen. Anderzijds kunnen gebieden door opwarming ook juist geschikt worden voor soorten van elders. Van nature is er altijd klimaatverandering geweest en soorten hebben zich daaraan aangepast of zijn weggetrokken naar geschikte leefgebieden elders. De impact van klimaatverandering op de natuur is in de huidige maatschappij echter veel groter dan vroeger. Want natuurgebieden zijn kleiner en daardoor kwetsbaarder voor veranderingen. De migratie van plant- en diersoorten wordt in veel gevallen ernstig belemmerd door verstedelijking, autowegen, spoorwegen, kanalisaties en intensieve landbouw. Daarnaast voltrekken de veranderingen zich in een relatief kort tijdsbestek.

16

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Verdroging en extreme neerslag zijn twee ogenschijnlijk tegengestelde effecten van klimaatverandering, maar met beide moet rekening gehouden worden. De natuur in Limburg die nu al te lijden heeft onder verdroging zal hier vooral in het G+- en W+-scenario nog meer last van hebben. Natuurtypen als beeksystemen, bossen op arme gronden, moeras, natte heide en hoogveen zijn hier zeer gevoelig voor. Extreme neerslag leidt tot overstroming van gebieden, hetgeen voor bepaalde ecosystemen ongunstig kan zijn, bijvoorbeeld door ongewenste aanvoer van nutriënten. Langs de Grensmaas zijn bijvoorbeeld gebieden met zeer interessante begroeiing (droge stroomdalgrassen). Als deze gebieden vaker onder water staan en het voedselrijk oeversediment verderop wordt afgezet, dan kunnen zich meer algemene grassen in die gebieden vestigen ten nadele van de bijzondere soorten. Oplossingen om ’klimaatschade’ voor de natuur te beperken zijn:

De veerkracht van natuurgebieden vergroten door tenminste de grotere natuurgebieden natuurlijker in te richten en te beheren om migratiemogelijkheden voor bedreigde soorten te verbeteren.

De sponswerking van natuurgebieden vergroten door natuurgebieden als natuurlijke klimaatbuffers in te richten.

Natuurgebieden onderling – ook grensoverschrijdend - verbinden via ’klimaat corridors’ en door de realisatie van prioritaire ecologische verbindingen.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

17


De groenblauwe dooradering van het landelijk gebied – met name rond de Ecologische Hoofdstructuur – door de aanleg van kleine landschapselementen versterken waarbij de landbouw als beheerder een belangrijke rol heeft.

De groenblauwe dooradering van stedelijke gebieden versterken door het watersysteem natuurlijk in te richten, wijken te vergroenen door sloop van overtollige bebouwing.

Maatregelen zijn het meest effectief wanneer ze uitgaan van watersystemen en deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. Bovenstaande maatregelen zijn tevens opgenomen in de Nota Natuur en Landschapsbeheer die naar verwachting in december 2009 in Provinciale Staten wordt behandeld. Landbouw Een van de belangrijkste dragers van het landschap en het landelijk gebied is nog steeds de landbouw. Ook in de toekomst zal de Limburg nog steeds een belangrijke plaats moeten bieden aan de landbouw. Deze sector is als geen ander afhankelijk van het klimaat en zal dan ook de gevolgen van klimaatverandering ondervinden. De gemiddelde neerslag neemt in alle scenario’s in de toekomst toe. Er zal met name buiten het groeiseizoen vaker water op het land staan maar ook tijdens het groeiseizoen kan vaker wateroverlast en droogte optreden met incidentele schade als gevolg. In het W-scenario neemt de kans toe dat door te natte omstandigheden in de zomer niet kan worden geoogst. Het W+ scenario geeft mogelijk natschade in de winter/voorjaar, waardoor zaaien (wintergranen in herfst of overige gewassen in voorjaar) een probleem kan worden. Buiten het groeiseizoen kan een slechte waterkwaliteit of structuurbederf van de bodem tot problemen leiden.

18

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Vernatting en temperatuurstijging hebben een belangrijk effect op de toename van ziekten en plagen. Door zachtere winters kunnen bekende ziektes makkelijker overleven, en kunnen mogelijk ook voor Nederland nieuwe ziekten hier overleven. De schade hangt af van het groeistadium van de plant, de omgevingstemperatuur, de verspreidingsmogelijkheden, etc. Vooral incidenten en extremen zijn voor de landbouw een bedreiging. Overigens is klimaatadaptatie binnen de landbouw een item dat al een langere tijd een rol speelt in de sector. Erosie, ‘ruimte voor natuur’, wateroverlast en watertekort spelen een steeds prominentere rol in de agrarische bedrijfsvoering. Meer impliciet is de landbouw bezig met adaptatie door in de loop der jaren wel eens voor andere gewassen te kiezen. Wijnteelt is daar een mooi voorbeeld van. Stedelijk gebied Klimaatverandering zal leiden tot gemiddeld hogere temperaturen en tevens hogere temperatuursextremen. Een ‘oververhitte’ omgeving leidt tot een vermindering van het comfort en het slechter functioneren van mensen. Vooral oudere en zieke mensen lopen risico op versneld overlijden. De hittegolf van 2003 veroorzaakte bijvoorbeeld tussen 22.000 en 35.000 extra doden in West-Europa, waarvan circa 1000 in Nederland. Bewoners zijn geneigd op de temperatuurverhoging te reageren met goedkope, energieverslindende airconditioners, die de opwarming van het klimaat verder doen toenemen. Dit effect kan nog worden versterkt als de Nederlandse bouwpraktijk op dezelfde manier gefocust blijft op een laag energieverbruik of CO2-neutrale gebouwen. Deze focus betekent namelijk veel isolatie en weinig ventilatiemogelijkheden, om zo het energieverbruik en het comfort voor de winter te optimaliseren. Als hier geen verandering in komt, zal dit leiden tot comfortverlies en meer koelingsapparatuur in warme periodes.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

19


Daarnaast zal klimaatverandering leiden tot meer neerslag en dan vooral via forse, felle buien. Het riool zal deze buien steeds minder vaak aankunnen waardoor riooloverstorten nodig zijn, met alle (gezondheids-) gevolgen van dien. Ook zullen kelders vaker onder water komen, tuinen nat blijven, en huizen en bedrijven natte voeten krijgen. Extreme droogte leidt weer tot andere problemen zoals inklinking en het openbarsten van de bodem. Een specifiek onderdeel van het stedelijk gebied is de infrastructuur. Klimaatverandering zal invloed hebben op de kwaliteit van infrastructuur en aan de eisen die de infrastructuur stelt. Rijkswaterstaat gaat uit van een aantal directe effecten voor weginfrastructuur: ––

meer spoorvorming door extreme warmte

––

verandering maatgevende bui, dus moet de weg meer water kunnen afvoeren

––

bermbranden als gevolg van droge bermen

––

erosie/ afkalving onderbouw door de heftige regenbuien

––

inklinking ondergrond als gevolg van langdurige droogte.

Voor het stedelijk gebied liggen de adaptatieopgaven dan ook vooral in de sfeer van meer groen in de stad, meer water ter verkoeling en voldoende waterbergingscapaciteit (afkoppelen hemelwater) om zware piekbuien te kunnen opvangen en het zo mogelijk aanpassen van het riool (gescheiden waterstelsels). Gezondheid Een veranderend klimaat kan op verschillende manieren gezondheidsproblemen veroorzaken. Infectieziekten die worden overgedragen door ziekteverwekkers die gebonden zijn aan een warmer klimaat zullen vaker voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de tijgermug en de teek. Klimaatverandering heeft effect op de omgeving: hevige neerslag leidt tot meer overstromingen uit het riool en tot grotere uit- en afspoeling van (dierlijke) meststoffen. Hoge temperaturen leiden tot warm zwemwater waarin bepaalde amoebes en bacteriën beter gedijen. Dat kan leiden tot darm-, oog- en oorinfecties. Dat wordt nog eens versterkt omdat mensen juist bij warmer weer vaker zullen gaan zwemmen en buiten leven. Perioden met extreem hoge temperaturen leiden tot sterfte, ziekte, extra druk op de gezondheidszorg, gevolgen voor arbeidsproductiviteit, slaapverstoring en toename in energieverbruik. Luchtverontreiniging is waarschijnlijk een extra factor in de gezondheid bij een veranderend klimaat omdat er tijdens een hittegolf vaak ook sprake is van zomersmog. Als gevolg van hogere temperaturen zullen de perioden met veel allergenen in de lucht gaan verschuiven en langer worden. Tevens kunnen nieuwe planten, zoals olijven en ambrosia, in Nederland allergische klachten veroorzaken. Ambrosia is een sterk allergene plant die de laatste jaren steeds vaker wordt aangetroffen, ook in Limburg. Zeker bij hogere temperaturen en slechte luchtkwaliteit, nemen de klachten bij allergie-gevoelige mensen snel toe.

20

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Recreatie Klimaatverandering heeft op twee manieren gevolgen voor recreatie en toerisme. Ten eerste heeft een verandering in weersomstandigheden invloed op wanneer mensen op vakantie gaan en waar ze heen gaan. Hierbij is zowel de verandering van het weer in de woonomgeving als op de plaats van bestemming van invloed op de bestemmingskeuze. Daarnaast leidt een weersverandering ook tot een verandering van de (landschappelijke) kenmerken van bestemmingen. Als de mediterrane regio de komende jaren minder aantrekkelijk wordt voor toerisme en de wintersport steeds meer te lijden krijgt van klimaatverandering, wordt ons eigen land een aantrekkelijker alternatief. Een jaar als 2006 bijvoorbeeld, met een hoge gemiddelde temperatuur en een aantal maanden warm zomerweer, leidt direct tot een forse toename van het aantal toeristische overnachtingen in Nederland. Nederlandse zomers zullen warmer en droger worden en langer duren. Hierdoor wordt de aantrekkelijkheid van Nederland en Limburg in het bijzonder, als vakantiebestemming voor (Nederlandse) toeristen groter en neemt de behoefte om naar het buitenland op vakantie te gaan af. De vraag naar binnenlands toerisme zal naar verwachting in Nederland met 5% toenemen voor iedere graad temperatuurstijging. Daarnaast zal klimaatverandering waarschijnlijk leiden tot een toename van het aantal dagtochtjes en korte vakanties. Zuid-Limburg is traditioneel in trek als bestemming om te wandelen, fietsen en relaxen en dat zal alleen nog maar meer worden. De belangrijkste aantrekkingskracht van deze gebieden is de natuurlijke kwaliteit. Hoewel de natuur verandert ten gevolge van klimaatverandering, zal dit vooral gevolgen hebben voor de soortenrijkdom van de natuur en minder voor het landschap als geheel. Kennisontwikkeling De veranderingen in het klimaat zijn onzeker. Ook de effecten van adaptatiemaatregelen zijn niet altijd met honderd procent zekerheid te voorspellen. Daarom is het belangrijk om naast het nemen van maatregelen, de stand van de wetenschappelijke kennis en praktijk ervaringen goed bij te houden en ook zelf actief mee te werken aan kennisontwikkeling. De provincie volgt de landelijke en regionale onderzoeksprogramma’s, zoals Kennis voor Klimaat, op de voet. De kennis die uit deze programma’s komt, zal de provincie zo veel mogelijk gebruiken in het beleid en uitdragen aan andere overheden en maatschappelijke partners in de provincie.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

21


22

Actieprogramma Klimaatadaptatie


3 Lange termijn doelen Actieprogramma Klimaatadaptatie Op basis van de beschrijvingen in de voorgaande hoofdstukken kan op de onderscheiden thema’s een aantal lange termijndoelen worden geformuleerd. Op basis daarvan verkennen we hier ook kort wat de provincie nu al doet om die lange termijndoelen te halen. Daar waar er nog leemten zijn, zullen we op basis van de lange termijndoelen en het huidige beleid de operationele doelen voor de termijn van 2010 tot 2015 presenteren. We hebben er voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten op bestaande uitvoeringsprogramma’s. Dit zijn vooral het provinciaal Meerjarenprogramma Plattelandsontwikkeling (pMJP), Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) en de landelijke programma’s ‘Klimaat voor ruimte’ en ‘Kennis voor Klimaat’.

Lange termijn doel Watersysteem: In 2050 is het watersysteem klimaatbestendig ingericht. Het waterprobleem in relatie tot klimaat bestaat uit de volgende onderdelen: overstromingen in de rivier, wateroverlast en erosie in het regionale watersysteem, watertekort, droogte en waterkwaliteit. Deze onderdelen zijn recent geactualiseerd in het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015. Overstromingen en wateroverlast De bescherming tegen overstromingen en wateroverlast heeft al geruime tijd een hoge prioriteit bij het Rijk de provincie Limburg (zie het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015) en de beide Limburgse waterschappen. De noodzaak van klimaatadaptatie is bij deze instanties dan inmiddels ook breed doorgedrongen. Het komt er nu op aan om de komende 50 jaar te blijven werken aan de uitvoering. Een technische topdownbenadering, waarbij de rijksoverheid bepaalt hoe het stroomgebied van de Maas wordt ingericht, is echter niet meer van deze tijd. Het komt er dus op aan om uitvoering te koppelen aan andere belangen en een gebiedsbrede aanpak te ontwikkelen. De ervaringen met gebiedsontwikkeling die momenteel worden opgedaan in de Beeldbepalende Ontwikkelingen (BBO’s) en de gebiedscommissies, zijn daarbij een waardevolle inspiratiebron. Om regionale wateroverlast en erosie tegen te gaan staat inmiddels een programma van uitvoeringsmaatregelen op de rails, waardoor aan de nieuwe normering voldaan zal worden (gereed 2015). Daarbij zal nog meer dan nu al het geval is rekening gehouden moeten worden met klimaatverandering. Watertekort Om het watertekort te reguleren is er een regionale verdringingsreeks opgesteld voor het gebruik van Maaswater (zie het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015). De verdringingsreeks regelt op hoofdlijnen de verdeling van het beschikbare water in perioden van watertekorten. In die perioden is de vraag naar water

Actieprogramma Klimaatadaptatie

23


door maatschappelijke en ecologische functies groter dan het aanbod. De verdringingsreeks geeft de prioriteitsvolgorde aan voor de sectoren die het water gebruiken. Het zal duidelijk zijn dat in de toekomst, bij lagere waterafvoeren, steeds vaker de beslissing gemaakt moet worden om een of meerdere functies tijdelijk minder of zelfs geen water meer toe te bedelen. Om de wateraanvoer te optimaliseren en naar alternatieven voor wateraanvoer te zoeken wordt in het kader van het landelijke Deltaprogramma een droogtestudie voor de hoge zandgronden opgestart. In de Internationale Maascommissie wordt een studie geïnitieerd naar de wateraanvoer door de Maas in droge perioden. Mogelijk vloeien daar aanbevelingen uit voort om de Maasafvoer in droge perioden te kunnen verhogen. Droogte Om de (te verwachten) droogteproblemen op te lossen zijn provincie Limburg, de Limburgse waterschappen, de Limburgse Milieufederatie en de LLTB al jaren bezig om samen zogeheten GGOR-plannen uit te werken, die de komende jaren zullen worden uitgevoerd (zie het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015). GGOR staat voor Gewenst Grondwater en Oppervlaktewater Regiem, de maatschappelijk gewenste waterstanden voor een optimale natuur en landbouw. Onderdeel van deze plannen is het plaatsen van stuwen in kavelsloten om regenwater langer vast te houden zodat het in de bodem kan infiltreren. Waterkwaliteit In het Provinciaal Waterplan Limburg staan diverse maatregelen (zoals aanpak riooloverstorten) om de waterkwaliteit te verbeteren. De totale impact van klimaatverandering op de waterkwaliteit van de Limburgse watertypen is echter onvoldoende bekend. Hier zou eerst een nadere studie naar gedaan moeten worden.

Lange termijn doel Natuur: In 2020 is de Ecologische Hoofdstructuur gereed, inclusief de robuuste verbinding Mook-Schinveld. In het pMJP richt de provincie zich op de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, het opheffen van knelpunten binnen de Robuuste Verbindingen Mook – Schinveld, de Nationale Parken, soortenbescherming en bos- en mensgerichte natuur. In het verlengde hiervan gelden als doelen voor het natuurgericht klimaatbeleid:

Per 2020 zijn de EHS (incl. de Robuuste verbinding Mook-Schinveld) en de ecologische verbindingen zo robuust, samenhangend en klimaatbestendig ingericht dat populaties van prioritaire bedreigde soorten zich kunnen handhaven waar zij nu voorkomen en zich bovendien voldoende kunnen verplaatsen wanneer de klimaatverandering dat noodzakelijk maakt.

Per 2020 zijn er concrete afspraken met België, Duitsland, Noord-Brabant en Gelderland over het realiseren van voldoende grensoverschrijdende klimaatcorridors en kleinere ecologische verbindingen om de klimaatschade voor prioritaire Limburgse natuurwaarden tenminste te kunnen mitigeren.

24

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Lange termijn doel Landbouw: In 2020 is de landbouw dusdanig ingericht dat de sector flexibel kan inspelen op klimaatveranderingen. Voor het Zuid-Limburgse Heuvelland worden maatregelen getroffen om de erosie tegen te gaan (zie het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015). Erosieproblemen zijn o.a. het afspoelen van vruchtbare grond van de akkers, en het optreden van modderoverlast op wegen en in woongebieden. Sinds 2009 is er een provinciale erosieverordening van kracht waarin de landbouwsector wordt verplicht tot het treffen van effectieve maatregelen tegen erosie, om de infiltratie van water te bevorderen en afstroming van water en erosiemateriaal (modder) tegen te gaan. De bedrijfseconomische aanpassingen aan het klimaat (onder andere door andere gewassen of beter aangepaste variĂŤteiten te gebruiken) lijkt vooralsnog niet urgent. De sector zelf ziet het als haar eigen taak om tijdig in te spelen op veranderende omstandigheden. In feite is dat immers niet anders als wat de landbouw als haar eigen wezen beschouwt: als een gewas het op een bepaalde locatie (al enkele jaren) niet meer goed doet, dat stapt een ondernemer als vanzelf wel over op andere gewassen of variĂŤteiten. Het ziet er naar uit dat de landbouwsector de veranderingen in het klimaat dus relatief gemakkelijk zal kunnen bijhouden.

Lange termijn doel Stedelijk gebied: In 2050 zijn de steden klimaatbestendig ingericht waardoor het nog steeds veilige en prettige plekken zijn om te vertoeven. Zowel voor de bewoners als voor de mensen die er werken of verblijven als recreant. Voor gemeenten is het inmiddels gangbaar beleid om daar waar mogelijk het neerslagwater te infiltreren in de bodem, zodat het langer vastgehouden wordt en minder snel tot overlastsituaties leidt. (zie het Provinciaal Waterplan Limburg 2010-2015). Door het aanleggen van gescheiden rioleringsstelsels wordt het relatief schone hemelwater zoveel mogelijk de bodem in gevoerd, terwijl het vuile afvalwater naar de zuiveringsinstallaties gaat. Aangezien het vervangen van riool uiterst kostbaar is, gebeurt dit alleen als er op die plek toch al iets in de bodem moet gebeuren. Daarnaast zou meer ingezet kunnen worden op een groenblauwe

Actieprogramma Klimaatadaptatie

25


dooradering van het stedelijk gebied. Bijvoorbeeld door het aanleggen van waterpartijen en het weer ontkluizen van waterlopen in combinatie met parken en andere stedelijke groenvoorzieningen (zie ook bijlage 2 bij Parkstad). De infrastructuur in Limburg is in 2050 aangepast aan het veranderend klimaat. Nauw verwant met het thema gezondheid is de hittestress die zich steeds vaker in steden zal gaan voordoen. Zonder maatregelen zal het in steden in de zomer steeds vaker minder aangenaam zijn. Hittestress is behalve te voorkomen door anders te bouwen, ook te voorkomen met meer schaduwplekken en meer (zwem-) water in de stad.

Lange termijn doel Gezondheid: In 2020 zijn er geen gezondheidsproblemen die relatie hebben met een veranderend klimaat. Nieuwe problemen worden snel gesignaleerd en voorzien van een oplossing. Beleid op het gebied van gezondheid en klimaat is er eigenlijk nog niet. De GGD’s monitoren wel veel en signaleren ook wel problemen, maar er is geen overkoepelend beleid om daar ook echt iets aan te doen.

Lange termijn doel Recreatie: Limburg is in 2020 door de klimaatverandering een bijzonder aangename provincie geworden om te recreëren. Dat geldt voor zowel de eigen bevolking als voor toeristen van buiten de provincie. In het pMJP wordt bij het thema recreatie ingespeeld op het versterken van de toeristische en recreatieve sector. Klimaatverandering wordt niet betrokken bij dit thema, terwijl hogere temperaturen wel kunnen leiden tot een verhoogde vraag naar recreatiegebieden in het buitengebied. Het versterken van de recreatieve sector, met name langs de Maas, is dus wel te beschouwen als een vorm van klimaatadaptatie.

Lange termijn doel Voorlichting: Limburgers en organisaties weten wat klimaatadaptatie is en zijn zich bewust van de noodzaak ervan. Een groot deel van de Limburgse bevolking weet niet precies wat “klimaatadaptatie” betekent. Wat voor gevolgen hebben de klimaatveranderingen wereldwijd, in Nederland, in Limburg en in de directe leefomgeving? Welke aanpassingen moeten er worden gemaakt om de leefomgeving leefbaar te houden? Hoe gaat de overheid om met de onzekerheden in de klimaatveranderingen en wat betekenen die onzekerheden voor burgers? De provincie Limburg wil via een voorlichtingscampagne burgers informeren over de urgentie van de problematiek rondom klimaatverandering /het begrip ‘klimaatadaptatie’ en manieren om zélf actief in te springen op het veranderende klimaat. Daarnaast zet de provincie er zich voor in om klimaatadaptatie ook bij de eigen provinciale mensen ‘tussen de oren te krijgen’. Dat wil zeggen dat de provincie alleen nog maar beleid maakt dat op een positieve manier bijdraagt aan klimaatadaptatie. Dit vergt een manier van denken en een manier van handelen die nog niet overal gangbaar is. De provincie wil door middel van voorbeeldprojecten en communicatie daarover ook andere overheden op dit spoor zetten.

26

Actieprogramma Klimaatadaptatie


4 Operationele doelen en kosten 2010-2015 In de grootschalige gebiedsontwikkelingen die de provincie de afgelopen jaren in gang heeft gezet doen zich veel mogelijkheden voor om binnen projecten en ontwikkelingen rekening te houden met adaptatiemogelijkheden: versterking van natuurontwikkeling, het vasthouden van water, het rekening houden met wateroverlast door intensieve buien, maatregelen tegen hittestress. Hierbij kan worden aangehaakt bij bestaande ontwikkelingen, door klimaatadaptatie ‘mee te koppelen’. Dat betekent dus ook dat klimaatadaptatie lang niet altijd als zelfstandig project hoeft te worden aangemerkt. Het realiseren van dit soort meekoppel-kansen vraagt echter wel om voortdurende alertheid voor adaptatiemogelijkheden bij de ingezette gebiedsontwikkelingen (en ook daarbuiten). De provincie is in de positie als middenbestuur (regierol) in staat om klimaatadaptatie op de agenda te zetten en te houden. In de volgende tabellen met operationele doelen is onderscheid gemaakt in de acties (groen) die al via reguliere provinciale programma’s en nationale kennisprogramma’s worden gefinancierd (bijvoorbeeld pMJP, ISV, Klimaat voor Ruimte, Kennis voor Klimaat) en de extra acties die nodig zijn op korte termijn (geel) of de middellange (oranje) of lange termijn (rood). Deze aanvullende acties zijn deze eerste periode (2010-2015) met name nodig om voorlichting te geven over klimaatadaptatie, de urgentie aangeven, aanvullende onderzoeken doen naar uitvoering en enkele cruciale pilotprojecten. De provincie gaat meerdere rollen vervullen in de acties maar binnen elke acties zal de nadruk op een of meerdere rollen liggen:

wettelijk op het gebied van ruimtelijke ordening en het ontwikkelen van het waterbeleid;

initiator van acties;

provincie brengt partners bij elkaar, bevordert de samenwerking en zorgt daarbij voor een integrale aanpak;

de provincie treedt op als aanjager en faciliteert concrete acties van waterschappen, gemeenten en marktpartijen;

de provincie stimuleert kennisontwikkeling en innovaties en zorgt ervoor dat kennis en ervaring wordt verspreid en uitgewisseld.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

27


WATER Opgenomen in bestaand uitvoeringsprogramma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood) Wat doen we nu al? PMJP 2007-2013

Onderdelen

Prestatie

Totale kosten in mln â‚Ź voor beschreven periode*

Relatie met klimaatadaptatie

Realisatie regionale waterberging

275 hectare inrichten als waterberging of natuurlijk inundatiegebied. Aanleg van nieuw of vergroten van bestaande regenwaterbuffers (50 stuks) Opstellen van plannen en uitvoering in 46 gebieden

13,9

Opvang van tijdelijke neerslagpieken

PMJP 2007-2013

Aanpak verdrogingsbestrijding natuurgebieden (GGOR)

PMJP 2007-2013

Beekherstel

174 kilometer inrichten en herstellen

Provinciale Erosieverordening

Erosiebestrijding door het treffen van bronmaatregelen om infiltratie te bevorderen en het afstromen van water te voorkomen.

PMJP 2007-2013

Erosiebestrijding door het treffen van bronmaatregelen om infiltratie te bevorderen en het afstromen van water te voorkomen.

Internationale Maascommissie

Internationale studie naar Maasafvoer in droge perioden

1. stimuleren om landbouwers maatregelen te laten treffen om erosie te bestrijden 2. maatregelen pakket optimaliseren (om ook te anticiperen op het W-scenario 94 knelpunten in ZuidLimburg worden opgelost en op 475 ha met een hellingspercentage van >5% wordt permanent grasland aangelegd. In 2011 wordt een internationale studie naar de afvoersituatie van de Maas in droge perioden afgerond. Zo mogelijk worden hierbij aanbevelingen gedaan voor maatregelen om de Maasafvoer in droge perioden te verhogen

28

Actieprogramma Klimaatadaptatie

6,7

Natuurgebieden worden zodanig ingericht dat ze bestand zijn tegen langdurige droogteperioden. 42,3 Opvangen wateroverschot en daardoor tegengaan van wateroverlast bij piekbuien Landbouwgebieden worden 4 (2,5 bestand tegen langdurige waterschap en heftige neerslag en Roer en Overmaas, 1,5 minder gevoelig voor langdurige droogte provincie)

12,3

Landbouwgebieden worden bestand tegen langdurige en heftige neerslag en minder gevoelig voor langdurige droogte Door klimaatverandering zal extreem lage Maasafvoer vaker voorkomen, langer duren en nog lager worden. Gepoogd wordt om in internationaal verband deze gevolgen te verzachten


Kennis voor Klimaat

Onderzoek naar mogelijkheden om de waterveiligheid te vergroten. Welke kansen bieden klimaatbuffers, hoe is waterveiligheid te combineren met andere functies zoals wonen, recreatie, infrastructuur etc.

Onderzoek start jan 2010, Landelijk is resultaten verwacht in 2014. 3 miljoen beschikbaar.

Kennis voor Klimaat

Onderzoek naar adequate en duurzame aanpassingsstrategieĂŤn om de zoetwatervoorziening te garanderen in droge en in natte tijden. Bestrijding fosfaat en nitraat doorslag

Onderzoek start jan 2010, Landelijk is resultaten verwacht in 2014. 3 miljoen beschikbaar.

PMJP 2007-2013

Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Deltaplan Water Aanstellen van een provinciale Deltaregisseur om effectief te kunnen werken aan een klimaatbestendige inrichting van de Maas middels gebiedsontwikkeling Wat willen we extra doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) Deltaplan Water Onderzoek naar de mogelijke ontwikkelingen in de watervraag en de afhankelijkheid van Maasaanvoer voor het voldoen daaraan. Onderzoek naar verschillende opties om de eventuele disbalans tussen vraag en aanbod op te heffen.

3,9 Uitvoeren pilot fosfaat en ontwikkelen beleidskader. Op 7400 ha fosfaatgevoelige gronden zal het beleidskader worden toegepast.

De provincie stelt voor 2 jaar een provinciale Deltaregisseur aan.

Een goede waterkwaliteit wordt steeds belangrijker als het warmer weer wordt. Fosfaatuitspoeling is een van de belangrijkste factoren voor het voorkomen van blauwalgenproblematiek. (zie hoofdstuk recreatie)

0,2 (rijk)

0,6 Overeenstemming tussen de verschillende watervragers (landbouw, natuur, drinkwater, energie, recreatie) over de mogelijke opties.

In droge periodes zal het steeds ingewikkelder worden om iedereen van voldoende Maas water te voorzien. De studie zal duidelijk moeten maken welke alternatieven er zijn en welke zaken er in een convenant opgenomen kunnen worden.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

29


Wat doen we extra in periode tot 2050? Deltaplan Rivieren Maas duurzaam en veilig. Maasvallei sociaal/ economisch en duurzaam ingericht. De provincie zal waar mogelijk en nodig ruimte reserveren met een permanent voorkeursrecht en zal strategische grondposities verwerven die op termijn nodig zijn om de Maas in staat te stellen om een 20% hogere piekafvoer veilig af te kunnen voeren

De provincie zal waar mogelijk tot duurzame gebiedsontwikkeling gekomen zijn (inclusief realisatie) nodig om de Maas in staat te stellen 4600 m3/s veilig af te kunnen voeren.

p.m.

Om het Maaswater ook in de toekomst veilig te kunnen afvoeren, zal er voldoende ruimte moeten zijn, terwijl het aanliggende gebied met maatschappelijke meerwaarde moet functioneren.

* Voor onderdelen van het PMJP is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting.

30

Actieprogramma Klimaatadaptatie


NATUUR

Onderdelen

Prestatie

Kosten in mln â‚Ź voor beschreven periode*

Relatie met klimaatadaptatie

Aankopen reservaats- en natuurontwikkelings- gebieden (incl. grensoverschrijdende klimaatcorridor Zand- en Grensmaas)

2700 ha

113,04

PMJP 2007-2013

Afrondingsgebieden

595 ha

4,6

PMJP 2007-2013

Inrichten van verworven EHSgebieden

900 ha

9

Robuuster maken natuur, ontsnippering, vernatting en tegengaan verdroging. Beleid is er op gericht om de grote natuurgebieden zoals de Zand- en Grensmaas aan te laten sluiten bij de Brabantse en Vlaamse natuurgebieden. Robuuster maken natuur, ontsnippering tegengaan Kwaliteits- verbetering EHS zodat zeldzame en bedreigde soorten kunnen migreren en (indirect) erosiebestrijding Robuuster maken natuur, realiseren grootschalige verbindingen om migratie te vergemakkelijken. Beleid is er op gericht om de Robuuste verbinding aan te laten sluiten bij het Reichswald. Idem

Opgenomen in bestaand uitvoerings- programma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood)

Wat doen we nu al? PMJP 2007-2013

PMJP 2007-2013

PMJP 2007-2013

o Realisatie Robuuste Verbinding Echt-Mook o Oplossen knelpunten o Realisatie Robuuste Verbinding SchinveldSusteren

Klimaat voor Ruimte

Realisatie Ecologische Verbindingszones Klimaatbuffers

PMJP 2007-2013

Kleine faunavoorzieningen

PMJP 2007-2013

Maatregelen om het specifieke leefgebied van kwetsbare soorten te beschermen (Leefgebiedenbenadering) Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar)

350 ha aankopen / inrichten 12,8 / 7,2 3 stuks 86 ha aankopen

14,4 3,1

323 ha

14,42

Klimaatbuffer Weerterbos wordt ingericht

0,6

140 stuks

3,5

14 projecten

3,85

Natuurgebied worden zodanig ingericht dat ze bestand zijn tegen langdurige droogteperioden. Klimaatbuffer dient om water op een natuurlijke manier op te vangen en te bewaren om het vervolgens te gebruiken tijdens droge perioden. Verbindingen tussen populaties mogelijk maken Specifieke soorten beschermen tegen gevolgen van optrekken klimaatgrens

Actieprogramma Klimaatadaptatie

31


Educatie en opzetten van voorlichtingsmateriaal ten aanzien van klimaatadaptatie in natuurplannen. (Inclusief bosomvorming)

Actualisatie EHS- en POGbegrenzingen voor robuuste ecologische structuur met onderzoek naar een extra klimaatcorridor ArdennenGeuldal-KempenbroekWeerterbossen (Peelvenen) Versterken dooradering agrarisch cultuurlandschap en POG

Voorlichtingsdagen en folders ten behoeve van beleidsmakers en beheerders

0,1

0,08

Instellen landschapsfonds voor groenblauwe diensten plus inwerking stellen subsidieregeling

0,25 (50% provincie en 50% waterschappen en gemeenten)

Wat willen we extra doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) Uitvoering grensoverschrijdende In 2015 ligt het uitvoerings- 0,1 klimaatcorridors plan klaar om samen met BelgiÍ, Duitsland, NoordBrabant een grensoverschrijdende klimaatcorridor te realiseren: Ardennen - Vaalser bossen - Geuldal - Kempen - Kempenbroek – Weerterbossen (Peelvenen)

Wat doen we in periode tot 2020

1,0 (50% provincie en 50% rijk)

Vergroten van de sponswerking van natte natuurgebieden door klimaatbuffers.

Onderzoek naar geschikte locaties en uitvoeren van 5 pilots om de sponswerking te vergroten

Voortzetting van realisatie 3 grensoverschrijdende klimaatcorridors.

Aanleg drie klimaatcorridors 50 % provincie en 50 % terreinbeheerders

Voor de inrichting van de EHS en de robuuste verbindingen, ecologische verbindingszones, faunavoor- zieningen en soortenbescherming willen we de effecten van klimaatverandering en de adapterende maatregelen inbrengen Robuuster maken natuur, realiseren grootschalige verbindingen om migratie te vergemakkelijken.

Verbindingen tussen populaties mogelijk maken

Project is gericht op enerzijds de klimaatcorridor en anderzijds de ecologische verbinding

Deze klimaatbuffers vangen water op een natuurlijke manier op en bewaren het. Dit ten behoeve van perioden met droogte. Projecten zijn gericht op enerzijds klimaatcorridors en anderzijds ecologische verbindingen

* Voor onderdelen van het PMJP is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting.

32

Actieprogramma Klimaatadaptatie


LANDBOUW Opgenomen in bestaand programma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood) Wat doen we nu al? PMJP 2007-2013

PMJP 2007-2013

Onderdelen

Prestatie

Kosten in mln € voor beschreven periode*

Relatie met klimaatadaptatie

Verbeteren kennis en innovatie van de landbouw

Hier staat het gehele bedrag maar geschat wordt dat ongeveer 10% van de projecten gerelateerd kan zijn aan klimaatadaptatie.

17

Multifunctioneel grondgebruik

Hier staat het gehele bedrag maar geschat wordt dat ongeveer 10% van de projecten gerelateerd kan zijn aan klimaatadaptatie.

20,6

Projecten uit te voeren om hand te bieden aan gevolgen klimaatverandering, zoals droogte, hoge temperaturen, ziekten en plagen. De landbouwsector zal zich moeten aanpassen aan een veranderend klimaat. Kennis en innovatie bijvoorbeeld over nieuwe product-markt-combinaties kunnen daar aan bijdragen. Gronden geschikt maken voor enerzijds waterberging en anderzijds waterbuffering. Ook toepassing van beplanting voor verkoeling van vee. Een veranderd klimaat noopt ook tot een andere inrichting van het landelijk gebied. Belangrijk dat dit landelijk project ook specifieke kennis oplevert over de hoge zand- en lössgronden.

Onderzoek start in 2010, Onderzoek naar een klimaatbestendige inrichting van resultaten in 2014. het landelijk gebied. Wat is de impact van klimaatverandering op het landelijk gebied en de daaraan verbonden functies? Welke combinaties dragen bij aan een klimaatneutrale, robuuste en optimale inrichting van het landelijk gebied? Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Deltaplan hoge zandgronden Betreft een studie naar de meest geschikte adaptatiestrategie Kennis voor Klimaat

Landelijk is hier 3 miljoen voor beschikbaar.

0,05

Gezamenlijk zoeken naar nieuwe strategieën om waterproblemen in de toekomst te voorkomen.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

33


Wat willen we extra doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) In het hart van Greenport Venlo Klavertje Vier, groeit brede samenwerking om het gebied te ontwikkelen. Doel is er een ‘agrofood-campus’ te vestigen met hoogwaardige opleidingen, bedrijven en instellingen. Voortzetting 2012-2014 Deltaplan hoge zandgronden

Wat doen we tot 2050?

Facilitering van productieomstandigheden ten behoeve van veranderende landbouw

Agrofood-campus heeft als 0,1 speerpunt opgenomen om de landbouw aan te passen aan een veranderend klimaat.

De landbouwsector kan zich in Greenport manifesteren als ‘klimaatproof’

Betreft een studie naar de meest geschikte adaptatiestrategie

0,15

Gezamenlijk zoeken naar nieuwe strategieën om waterproblemen in de toekomst te voorkomen

Aantal ha of situaties aangepast. In 10 gebiedsprojecten zaken aangepast

10 (1,0 per gebiedsproject)

Gedacht kan worden aan aanpassen inrichting landbouwgebieden aan nieuwe teelten, eisen ten aanzien van wateraanvoerof afvoer of het aanpassen van inrichting van veehouderijgebieden i.v.m. ziekten en plagen

* Voor onderdelen van het PMJP is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting

34

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Stedelijk gebied Opgenomen in bestaand programma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood) Wat doen we nu al?

Onderdelen

Prestatie

Kosten in mln € voor beschreven periode

Duurzaamheids- profiel op locatie

Ontwikkelen klimaatmodule

Beschikbaar stellen van het 0,05 instrument aan gemeenten

Regulier onderhoud

Wateroverlast

Gemeenten houden rekening met toename van 20% piekbelasting

Regulier onderhoud

Infrastructuur aanpassen aan nieuwe klimaatomstandigheden.

In reguliere Rijkswaterstaat onderhoudsheeft in beeld welke budget klimaatsveranderingen effecten kunnen hebben op infrastructuur. Deze problemen zijn technisch allemaal oplosbaar en ook binnen een redelijke termijn (20-30 jaar) te implementeren binnen de reguliere onderhoudscyclus. Nieuwe infrastructuur zal altijd al volgens nieuwe regels worden gebouwd.

In reguliere onderhoudsbudget

Relatie met klimaatadaptatie

De provincie stelt het Duurzaamheidsprofiel op locatie (DPL) beschikbaar aan gemeenten, projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties zodat zij het duurzame gehalte van een wijk kunnen meten. Aanvullend daarop wordt nu een klimaatmodule ontwikkeld. De uitkomst van het instrument zal voor de provincie steeds meer leidend worden voor het al dan niet ondersteunen van ontwikkelingen en projecten In stedelijke gebieden met veel verhard oppervlak zijn kortdurende piekbuien in de zomerperiode maatgevend voor overlastsituaties vanuit het riool. Conform het Nationaal Bestuursakkoord Water dienen in het stedelijk gebied bij het ontwikkelen van maatregelpakketten meerdere klimaatscenario’s (variërend van 5 tot 27% toename van piekneerslag) naast elkaar te worden gebruikt. Door klimaatverandering zal de infrastructuur aan andere eisen moeten voldoen zodat de infrastructuur bestand is tegen langdurige en extreme hitte en tevens tegen heftiger regenbuien.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

35


Kennis voor Klimaat

Interreg

Onderzoek naar de klimaatbestendige inrichting van het stedelijke gebied. Hoe kunnen waterstromen en –partijen zodanig worden ingezet dat ze ’s winters warmte leveren aan gebouwen en ’s zomers koelte aan gebouwen en aan wijken? Hoe functioneert een klimaatneutrale stad? Hoe verhouden groen, rood en blauw zich daarin ten opzichte van elkaar? Toepassing van functioneel groen in steden.

Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Investeringsbudget Stedelijke Klimaatadaptatie in Investeren vernieuwing, ISV3 2010-2014 in steden en dorpen / ISV3

Vervolg Limburgse Energie Subsidie

36

Koeler bouwen

Actieprogramma Klimaatadaptatie

Start van onderzoek jan 2010, resultaten januari 2014

Landelijk is 3 miljoen beschikbaar voor het thema ‘klimaatbestendige inrichting van het stedelijke gebied’.

Klimaatverandering heeft invloed op de stad en haar omgeving. Aanpassing van het stedelijk patroon, van de openbare ruimte en het watersysteem, en van woningen/gebouwen is noodzakelijk om op termijn de stad leefbaar te houden en te behoeden voor maatschappelijke ontwrichtring en ongemak.

Het project heeft in beeld gebracht op welke praktische wijze functioneel groen ingezet kan worden voor verbetering van het leefklimaat. Het inzicht is vergroot, instrumenten zijn ontwikkeld en in SittardGeleen en Maastricht zijn pilotprojecten uitgevoerd.

4

Toepassing van functioneel groen voor zowel klimaatadaptatie als luchtkwaliteitsverbetering

Klimaatadaptatie wordt zoveel mogelijk geborgd in de wijkenaanpak / ISV3.

0,01

Stedelijke vernieuwing betekent dat er wordt nagedacht over een nieuwe inrichting van het stedelijk gebied. Dat is een uitgelezen kans om klimaatadaptatie in de praktijk vorm te geven. Onderdeel van de geplande afspraken met corporaties over klimaatwoningen, zijn afspraken om deze woningen niet alleen energiezuinig te maken maar ook aangepast aan een natter, droger en warmer klimaat.

Borgen dat klimaatadaptatie 0,01 in de subsidieregeling terecht komt


Wat willen we extra doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) 5 pilotprojecten Investeringsbudget Stedelijke Het vergroenen van steden Vernieuwing en het vergroten van het watervasthoudend vermogen van steden door in overleg met de steden te komen tot versterking van de groenblauwe dooradering in de steden, omzetting overtollige bebouwing in groen en bevordering aanleg van groene daken. Vervolg Limburgse Energie Koeler bouwen 10 pilotprojecten Subsidie

Wat willen we extra doen tot 2050 Project Coole Groene Stad

Aanleg van minimaal 1 ha in elke stad van > 50.000 inwoners (in totaal 5 steden)

0,5 (0,1 per project)

Om hittestress en gezondheidsklachten tegen te gaan tijdens (extreem) warme perioden is het goed om voldoende groen in de steden te hebben.

0,3

Onderdeel van de geplande afspraken met corporaties over klimaatwoningen, zijn afspraken om deze woningen niet alleen energiezuinig te maken maar ook aangepast aan een natter, droger en warmer klimaat.

5 (aantal Limburgse steden > 50.000 inwoners)

Kan gepaard gaan met grote campagne om groen in de stad te promoten, ten behoeve van vergroting van de leefbaarheid en verbetering van het leefklimaat

* Voor onderdelen van het ISV is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

37


GEZONDHEID Opgenomen in bestaand programma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood) Wat doen we nu al? Provinciaal smog draaiboek

Onderdelen

Bij verhoogde concentraties ozon (en fijn stof) treedt waarschuwings- systeem in werking voor gedragaanpassing Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Oprichten Taskforce Klimaat en gezondheid

Prestatie

Kosten in mln € voor beschreven periode*

Relatie met klimaatadaptatie

Uitvoeren smog waarschuwingssysteem

0,05

Waarschuwingssysteem gericht op gedragsaanpassing bij smog situaties

Installatie Taskforce plus secretariaat

0,1 waarvan 50 % provincie en 50 % GGD’s

Nieuwe klimaatgerelateerde ziekte en plagen worden sneller gesignaleerd en er kan sneller een effectieve campagne worden gevoerd.

0,3 waarvan 50 % provincie en 50 % GGD’s

Insteek is de gezondheid omdat dat de meest aansprekend thema is. Aandacht voor nieuwe ziekten + plagen en preventie, aandacht voor hittestress en hoe dat te voorkomen, aandacht voor recreatiegedrag (gezond zonnen, schoon zwemmen).

0,3

Aan het veranderend klimaat aangepast bouwen zal een vast onderdeel worden van regelgeving.

0,3

Aan het veranderend klimaat aangepast bouwen zal een vast onderdeel worden van regelgeving

0,3

Aan het veranderend klimaat aangepast bouwen zal een vast onderdeel worden van regelgeving

Wat willen we extra doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) Communicatie met burgers over Campagne die alle burgers klimaatadaptatie. bereikt. Doel is brede bekendheid over urgentie van adaptatie en de mogelijkheden die mensen zelf daartoe hebben.

Wat doen we extra tot 2020 (verder uit te werken voor periode na 2015) Aanpassen regelgeving Bouwrichtlijnen voor gezondere, drogere en koelere woningen en adequate voorlichting daarover. Aanpassen regelgeving Aangepaste regels en voorschriften voor voedsel en drinkwater en de kwaliteit van zwemwater en adequate voorlichting daarover. Aanpassen regelgeving Richtlijnen landgebruik en aanplant en beheer groen en adequate voorlichting daarover.

* Voor onderdelen van het PMJP is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting.

38

Actieprogramma Klimaatadaptatie


RECREATIE Opgenomen in bestaand programma (groen) of opgenomen in actieprogramma (geel, oranje en rood) Wat doen we nu al? PMJP 2007-2013

Onderdelen

Versterken relaties toeristisch recreatieve bedrijven met Zandmaas II en Grensmaas

Waarschuwingen blauwalgen

PMJP 2007-2013

Prestatie

Bos aankopen en inrichten rond de grote steden

Wat willen we doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Blauwalgen/waterkwaliteit

Wat willen we doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) Blauwalgen/waterkwaliteit

Kosten in mln â‚Ź voor beschreven periode*

Relatie met klimaat adaptatie

1,0

Er zal meer behoefte komen aan koele plekken met schoon water. Recreatie aan de rivier zal daarom aan populariteit winnen. Er zal meer behoefte komen aan koele plekken met schoon water.

GGD’s en huisartsen zijn op de hoogte dat er in de regio blauwalgen zijn opgedoken en waarschuwen zwemmers 306 ha 20,1

Tijdens extreme hitte in de steden zal er grote behoefte zijn aan verkoeling, bijvoorbeeld in de bossen rondom de steden. Koele picknickplekken, open beschaduwde plaatsen in het bos.

Inventariseren welke zwemwateren de afgelopen jaren last hebben gehad van blauwalgen. Technische middelen (goudalg, doorspoelen, fosfaatfixatie) urgente probleemlocaties zijn in kaart gebracht.

0,1 (waarvan 50% provincie en 50 procent waterschappen)

Er zal meer behoefte komen aan kwalitatief goed zwemwater tijdens warme perioden. Dan juist treedt ook het blauwalgenprobleem op.

De drie meest urgente locaties zijn gesaneerd.

0,3

Er zal meer behoefte komen aan kwalitatief goed zwemwater tijdens warme perioden. Dan juist treedt ook het blauwalgenprobleem op

Actieprogramma Klimaatadaptatie

39


Wat doen we tot 2020/2050

Het project Branding heeft als doel om Zuid-Limburg nationaal en internationaal op de kaart te zetten als een regio waar het goed wonen, werken en leven is

Limburg profileert zich als provincie waar het jaarrond goed toeven is, op warme dagen, natte dagen en koude dagen.

0,3 voor Toeristen zullen klimaat gehele aanpak steeds belangrijker vinden bij hun keuze voor een vakantie.

De Maasplassen

Provincie stimuleert het recreĂŤren aan het water en geeft meer beleidsvrijheid om recreatie toe te staan langs het water.

Nader te bepalen

De Maasplassen groeien uit tot een grote toeristische trekpleister, met op een aantal delen nog steeds de hoofdfunctie natuur (EHS). Provincie, gemeenten en bedrijfsleven hebben het ontwikkelingsproces in gang gezet. In de toekomst zal er meer behoefte zijn aan recreatie aan het water.

Recreatie aan de rivier

Nabij dorpen en steden en in de steden (Maastricht) zal de Maas geschikte zwemlocaties hebben.

Nader te bepalen

Er zal meer behoefte komen aan koele plekken met schoon water. Recreatie aan de rivier zal daarom aan populariteit winnen.

* Voor onderdelen van het PMJP is hier het gehele beschikbare bedrag opgenomen. Uiteraard komen niet alle maatregelen ten goede aan klimaatadaptatie maar ze dragen wel bij aan ontwikkeling in de gewenste richting

40

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Algemeen Op te nemen in actieprogramma (geel, oranje en rood)

Onderdelen

Wat willen we extra doen in de periode tot en met 2011 (2 jaar) Klimaateffectatlassen zijn signaalkaarten waarop staat waar de grootste kansen en gevolgen van klimaatsverandering mogelijk zijn. De atlassen helpen bij het opzetten en prioriteren van beleid, projecten of maatregelen op ruimtelijk gebied.

Algemene voorlichting en kennisverspreiding over klimaatadaptatie

Onderwijs

BBO’s en klimaatadaptatie

Prestatie

Kosten in mln € voor beschreven periode

Relatie met klimaat adaptatie

Het gebruik van een klimaateffectatlas is een vast onderdeel van de beleidscyclus.

0,1

De provincie gaat de klimaateffectatlassen gebruiken om bestuurders en ambtenaren bewust te maken van het effect van het beleid. De atlassen moeten beter inzicht geven in het effect van beleid en de mogelijke alternatieven. Doel van deze actie is om het klimaatinclusief denken binnen de Limburgse overheden te stimuleren. Voor adaptatiemaatregelen zal draagvlak moeten zijn in de bevolking. Nu weten nog erg weinig mensen waarom klimaatadaptatie belangrijk is. Voorlichting zal daarin verandering moeten brengen.

0,15 De urgentie / bewustwording van de klimaatproblematiek onder de aandacht brengen. De bevolking van Limburg weet dat klimaatadaptatie een item is waar de komende jaren iedereen mee te maken krijgt en dat voor overheden een steeds belangrijker thema wordt. Voorlichting vindt plaats middels milieupanels en voorlichtingsplatforms. 0,1 De provincie heeft een onderwijsmodule gemaakt voor middelbare scholen. Scholieren die de module hebben gevolgd weten wat klimaatadaptatie is en zien dat klimaatbeleid en adaptatie ook in hun eigen regio een rol speelt 0,02 De BBO’s zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een werkatelier. Tijdens deze ateliers schetsen de BBO’s een toekomstbeeld waarin hun gebied zo veel mogelijk is aangepast aan een veranderd klimaat. (zie ook bijlage 1)

Onderwijs kan een belangrijke bijdrage leveren aan het bewustzijn dat klimaatadaptatie voor iedereen een item zou moeten zijn.

De beeldbepalende ontwikkelingen kunnen een voorbeeldfunctie hebben voor andere projecten als het gaan om klimaatadaptatie.

.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

41


Wat willen we doen tussen 2011 en 2015 (4 jaar) Imagocampagne Limburg

Klimaatadaptatie is een wezenlijk onderdeel van de imagocampagne waarin Limburg zich zal profileren als innovatieve, hightech regio.

0,1

In deze innovatieve en hightech regio worden vindingen en ontwikkelingen gedaan die een voorbeeld zijn hoe we ons aan kunnen passen aan de klimaatverandering.

Totaal tabel kosten

Onderstaande tabel geeft aan hoeveel de provincie per periode en per jaar zal uitgeven aan acties voor klimaatadaptatie. Dit betreffen uitsluitende de acties die buiten de bestaande programmeringen (zoals pMJP, ISV etc) op korte termijn gereserveerd moeten worden.

Uitvoeringsperiode

Totaal bedrag

Bedrag per jaar

tot en met 2011

0,64 miljoen

0,32

vanaf 2011 t/m 2015

2,00 miljoen

0,50

42

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Bijlage 1

Van klimaatprobleem naar concrete uitvoeringsprojecten via gebiedsontwikkeling De provincie vindt het belangrijk om bij klimaatadaptatie aan te sluiten bij bestaande ontwikkelingen. Er hoeven dus geen grote speciale klimaatprogramma’s te komen of speciale dure klimaatprojecten. Veel effectiever is het om gaande ontwikkelingen te gebruiken om klimaatadaptatie te realiseren. In Limburg zijn de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen gebundeld in 16 Beeldbepalende Ontwikkelingen (BBO’s). Deze projecten hebben een verschillende looptijd en horizon, maar vast staat dat hier de komende jaren veel gaat gebeuren. De uitdaging is om deze BBO’s hun plannen zo op te laten stellen of zo te laten veranderen dat de projecten een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie. Hieronder staat voor drie BBO’s een fictieve schets voor hoe klimaatadaptatie er in de praktijk uit zou kunnen zien. Het zijn dus geen blauwdrukken maar mogelijke toekomstscenario’s. Parkstad De gemeenten Brunssum, Heerlen, Onderbanken, Simpelveld, Voerendaal, Kerkrade Landgraaf zijn de gemeenten in Nederland die erkennen dat ze de komende jaren zullen krimpen. Om de dorpen en steden toch leefbaar te houden, aantrekkelijker te maken, en de leegstand tegen te gaan is er een integraal programma opgezet. Het plan bestaat uit het bouwen van een ringweg rondom de kernen waarlangs vervolgens integrale gebiedsontwikkelingen zullen plaatsvinden. Binnen die ring vindt de stadsvernieuwing plaats en zal het aantal beschikbare woningen drastisch verminderd worden. Er komen extra OV-verbindingen met stadsregio Aken, waar de komende decennia nog wel een groei wordt verwacht. Het centrum van de regio krijgt radiale verbindingen met de buitenring. Bovendien komt er een hightech campus (Avantis) waar plaats is voor hightech bedrijven waaronder een aantal zonne-energiebedrijven. In de gebiedsontwikkeling rondom de ringweg, zal ook het groen een belangrijke plaats innemen. De Geleenbeek, de Rode Beek en het Wormdal liggen in het gebied en worden weer natuurlijk ingericht. Maar deze gebieden moeten ook gaan fungeren als uitloopgebied van de regio. Deze beken betekenen overigens een plus op de EHS, het is een onderdeel van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG). Een kans ligt in het stimuleren van en ruimte bieden aan recreatie. Die zit momenteel al in de lift met enkele nieuwe grotere attracties zoals een dierentuin, skibaan, en diverse verblijfsrecreatiemogelijkheden. Kortom, het hele project zoekt kansen in de krimp.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

43


Deze BBO heeft daarnaast geweldige kansen om de komende jaren aan klimaatadaptatie te werken, niet als afzonderlijk project maar juist in samenhang met de andere plannen. Groot voordeel van deze BBO is dat het een gebied is dat compleet op de schop gaat de komende decennia. Juist daarom kan het stedelijke gebied als eerste regio van Nederland misschien wel helemaal aangepast zijn aan de klimaatveranderingen. Bovendien hoeft in dit geval klimaatadaptatie niet eens zo veel extra geld te kosten, omdat de investeringsopgaven inmiddels zijn ondergebracht in diverse programmeringen. Een en ander kan er dan als volgt uitzien en tot stand komen.

44

Actieprogramma Klimaatadaptatie


De herstructurering zorgt er in de huidige plannen voor dat er veel (openbare) ruimte tussen de woningen vrij zal kan komen. Deze worden ingericht als koelteparken met veel schaduw en waterpartijen om te zwemmen. Een groene wijk met veel oppervlaktewater kan in hete zomers tot 6 graden koeler zijn dan een wijk zonder groen. Vooral voor ouderen scheelt dit enorm. Ook de fijnstofgehalten zijn in groene wijken aanmerkelijk lager dan in de situatie voor de herstructurering. De waterpartijen staan in verbinding met de diverse waterbergingsinstallaties zodat het water altijd enigszins stroomt en er daarom van blauwalgen geen sprake zal zijn. De huizen zelf zijn zo ontworpen dat de woningen op de zuidkant relatief kleine ramen hebben en juist aan de noord- en oostkant grotere ramen. Zonne-energievoorzieningen op de daken zorgen er voor dat de energievoorziening desondanks toch duurzaam is. Bovendien zijn er innovatieve concepten gebruikt die de hitte binnenshuis meteen ‘afvangen’, ondergronds opslaan en weer benutten gedurende de winter. Onder de nieuwe woonwijken wordt het water geïnfiltreerd en opgeslagen en in droge perioden gaat het water naar de nabijgelegen landbouwgebieden. De belangrijke Parkstadring is een impuls voor de gebiedsontwikkeling. Waar mogelijk wordt de Ecologische Hoofdstructuur versneld uitgevoerd of worden grotere delen natuurlijk ingericht om zo aaneengesloten natuurlijke zones te hebben waar planten- en diersoorten vrijelijk kunnen bewegen naar de klimaatzones van hun voorkeur. Onder de ringweg zal ruimte komen voor waterberging. De stadsringweg zal diverse beken kruisen. Die beken worden aangepakt en natuurlijk ingericht. Tegelijkertijd krijgen de beken een functie als koel recreatiegebied. De inrichting zal dusdanig gebeuren dat natuur en recreatie elkaar versterken. Ooijen Wanssum Tussen de dorpen Ooijen en Wanssum ligt een 10 kilometer lange oude Maasarm. Door deze Maasarm bij hoog water weer mee te laten stromen krijgt de Maas weer ruimte, ontstaat een bijzonder landschap en kan het gebied zich weer economisch ontwikkelen. Natuur, hoogwaterbestrijding, recreatie, toerisme, woningbouw en landbouw worden in samenhang ontwikkeld. Hoogwaters op de Maas leggen dit gebied nu namelijk nog tal van beperkingen op. Plannen en initiatieven komen daardoor niet of slechts halfslachtig tot stand. Met ruimte voor de rivier ontstaat ruimte voor kwaliteit, ondernemerschap en voor wonen, ruimte voor natuur en kansen voor de ontwikkeling van een toeristisch aantrekkelijk landschap. Door verwijdering van de kades bij Ooijen en Blitterswijck ontstaat ruimte voor de rivier en wordt opstuwing van het Maaswater van Ooijen tot Roermond voorkomen.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

45


Deze BBO is bij uitstek een voorbeeld van klimaatadaptatie: de rivier wordt verruimd om pieken in de waterafvoer te kunnen opvangen. Maar met deze gebiedsontwikkeling zijn er nog veel meer mogelijkheden om het gebied aan te passen aan de klimaatsveranderingen. “Wonen in Wanssum” krijgt met de gebiedsontwikkeling een andere dimensie. Niet de zoveelste klassieke dorpsuitbreiding maar hoogwaardig wonen in een waterrijk landschap. Het is een uitdaging om de woningen niet alleen te gebruiken als “rood voor groen”-constructie, maar de woningen ook juist zo te bouwen dat ze ook een goed binnenklimaat hebben, ook als het heel erg warm is. Natuur en landschap kunnen in de huidige plannen plaats bieden aan recreatie en (verbrede) landbouw. Het is in dit project daarom extra interessant om te kijken hoeveel behoefte er in de regio is voor bijvoorbeeld zwemwater. De provinciale weg door Wanssum is een bron van overlast en leidt tot onveilige situaties. Daarnaast staat het een kansrijke ontwikkeling van het centrum in de weg. De noordelijke rondweg maakt herontwikkeling van een autoluw centrum, jachthaven en woningbouw op de sportvelden mogelijk. Dat biedt daarmee tevens de mogelijkheid om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om hier de nieuwste waterbergingstechnieken in te zetten. Dat water kan later weer gebruikt worden in bijvoorbeeld de landbouw of te voorkoming van verdroging in natuurgebieden. Maastricht-Valkenburg De Gebiedsontwikkeling Maastricht/Valkenburg heeft zich toegespitst op een beperkt geografisch gebied: het gebied tussen Maastricht en Valkenburg. De inhoudelijke scope is vooral gericht op het creëren van een Wellness-landschap, zorg en vrijetijdseconomie. Belangrijke onderdelen zijn het Geusseltpark, herstart

46

Actieprogramma Klimaatadaptatie


van papierfabriek Favini, een fietsroutenetwerk en het Centrumplan van Valkenburg. Het project is tamelijk kleinschalig gestart, maar het idee is om het nu op te schalen naar heel Heuvelland. De huidige bestuurlijke vorm zal worden omgebouwd tot een gebiedsdekkende organisatie die tot taak heeft de samenhang tussen de verschillende majeure projecten waaronder ook de Health Care campus Randwijck, te waarborgen, een bredere regiodialoog vorm te geven en de uitvoering van de projecten te regisseren, dat alles onder de noemer ‘Een groene weldadige stad’. De financiën voor het project zijn ILG-middelen.

Ook deze BBO biedt hele goede aanknopingspunten om aan klimaatadaptatie te werken. Ten eerste is de verbinding tussen Maastricht en Valkenburg een schot voor open doel om aan de luchtkwaliteit van Maastricht te werken. Recreatie en toeristen worden immers naar Valkenburg gehaald voor de Wellness en schone lucht. Vervolgens krijgen ze prachtige nieuwe wandel- en fietsroutes gepresenteerd die rechtstreeks van Valkenburg naar Maastricht gaan. Dan moet het in die stad natuurlijk ook wel goed toeven zijn met een aangenaam klimaat en schone lucht. Door goed te weten wat de recreanten vanuit Valkenburg komen doen, is daar met de inrichting van de stad rekening mee te houden door de aanleg van meer groen, koelteplekken, en natuurlijk schone lucht. Onderweg van Valkenburg naar Maastricht komen de fietsers langs het nieuwe Geusseltpark. Behalve nieuwe woningen wordt hier gewerkt aan een nieuw park voor sport en recreatie. De geplande open wateren zullen geschikt moeten zijn voor verkoeling en zwemmen. Om het blauwalgenprobleem voor te zijn, zal er een zekere doorstroming van het water moeten zijn. Ook zal er voldoende schaduw of andere beschutting moeten zijn. De aangrenzende deels verwaarloosde of onherkenbaar geworden landgoederenzone zal in ere worden hersteld. Deze zone kan mits goed ingericht, dienen als een klimaatbuffer.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

47


Bijlage 2

Inspiratie voor klimaatadaptatie Tijdens het proces waarin dit Actieprogramma tot stand kwam, zijn er heel veel ideeën ter tafel gekomen, ter sprake geweest, die mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan klimaatadaptatie. Niet alle ideeën zijn in het Actieprogramma gekomen. Soms omdat ze te gedetailleerd zijn, soms omdat ze niet bestemd zijn voor de provincie. Toch kunnen al deze ideeën tot inspiratie leiden.

Breek subtropische zwembaden af en maak waterrecreatieparken die tevens als waterbuffer gebruikt kunnen worden.

Mitigatie en adaptatie zijn nu nog vaak gescheiden (beleids-)trajecten. Koppeling van mitigatie en adaptatie kan volgens sommige bouwers kostenneutraal gebeuren. Dat betekent dat de adaptatiemaatregelen meeliften met mitigatie.

Er kan gekeken worden naar een combinatie van infrastructuur en waterberging. Wegtracés kunnen in het kader van evacuatieroutes bekeken worden, en ook aangepast worden op toekomstige veranderende of toenemende verkeersstromen naar bijvoorbeeld het strand of andere recreatiegebieden.

Wegen vangen bij extreme hitte veel warme op. Die warmte kan worden gebruikt als energiebron.

Plan meer groen langs wegen om schaduw te creëren. Dat geeft minder hitte en dus minder hittestress. Zeker in de steden is dit van groot belang.

Gebruik in de wegenbouw ander bouwmateriaal ter voorkoming van spoorvorming. Spoorvorming treedt op bij heftige regenval of extreme hitte.

Onderzoek de mogelijkheden voor nieuwe landbouwgewassen die speciaal zijn aangepast aan het nieuwe klimaat.

Stimuleer dat er waterberging komt onder elk nieuw verhard oppervlakte. Dus ook onder infrastructuur, woningen overheidsgebouwen etc. Als er ergens een bouwput is, zorg er dan voor dat de nieuwbouw gepaard gaat met ondergrondse waterberging.

Kasteelt is minder afhankelijk van het weer dan open teelten. Wellicht is er meer ruimte nodig voor meer (open) kasteelten zodat beter ingespeeld kan worden op een veranderend klimaat.

48

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Grensmaas en Zandmaas worden groots aangepakt. Maar is er wel voldoende aandacht geweest voor recreatie langs de rivier? In een opgewarmd Limburg zou daar wel eens veel vraag naar zijn.

Spaarbekkens aanleggen om tijdelijk neerslagoverschot te gebruiken voor tijdelijke of langdurige droogteperioden.

Als waterberging nodig is om water op te vangen, kan worden gekozen voor een combinatie van waterberging en wonen (Floating Villages), glastuinbouw (drijvende kassen), akkerbouw, veeteelt, natuur en recreatie. In stedelijk gebied wordt de waterberging vaak gecombineerd met de groenzones. Dit levert dan veelal parken op met veel waterpartijen. Maar ook waterberging in combinatie met grootschalige veldsportvoorzieningen is een mogelijkheid.

Een menginstallatie in de Zegerplas bij Alphen aan den Rijn brengt zuurstof in het zwemwater. Daarmee kan de overmatige bloei van blauwalgen worden teruggebracht, en dat komt de kwaliteit van het zwemwater ten goede.

Het Museumpark Rotterdam heeft een ondergrondse waterberging die is gecombineerd met een parkeergarage. Dit project dringt de wateroverlast in het centrum van Rotterdam terug en verbetert de kwaliteit van het oppervlaktewater in de singels. Dit ondergrondse proces van waterberging zal door een panoramaruimte ook zichtbaar zijn voor burgers.

Toeristische fietspaden in Limburg zouden kritisch beoordeeld moeten worden op klimaatbestendigheid: is er voldoende schaduw, is er voldoende mogelijkheid om af te koelen, te zwemmen?

Koelteparken in de stad. Inventarisatie waar mogelijk geschikte locaties voor koelteparken zijn, koeltepark opnemen als eis in stedenbouwkundig plannen indien in nieuwbouwproject mogelijkheden zijn.

Maasplassen kunnen beter met elkaar worden verbonden zodat er rondjes gevaren kunnen worden. Plassen die met elkaar verbonden zijn, en dus ook doorstromen, zullen minder last hebben van blauwalgen en botulisme.

Meer hitte in de zomer betekent ook een grotere kans op bosbranden. Moeten dan ook bossen worden afgeslote vanwege brandgevaar? Of kunnen de bossen wellicht deels zo worden ingericht (bredere paden?) zodat het gevaar op brand kleiner wordt?

Limburg kan onderzoeken of er meer toeristen naar Limburg zullen komen als het klimaat ‘zuidelijker’ wordt. Hoe en waar gaat de provincie die grote groepen nieuwe toeristen opvangen?

Als Maastricht de culturele hoofdstad van Europa wordt, is het een uitgelezen kans om klimaatadaptatie op de kaart te zetten en te laten zien hoe Limburg zich voorbereidt op een klimaatverandering. Diezelfde kansen doen zich voor bij de Floriade in 2012.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

49


Bouw meer vijvers en fonteinen in de stad. Die zorgen voor verkoeling, ze vangen fijn stof weg en zijn een prachtige speelplek tijdens hete dagen.

In Zuid-Europese landen hebben ze een klimaat dat waarschijnlijk erg veel zal lijken op het toekomstige Limburgse klimaat. Kijk eens met die bril naar deze landen: hoe gaan ze om met warmte, met regenbuien etc?

50

Actieprogramma Klimaatadaptatie


Bijlage 3

Uitvoeringsstructuur

Trekker voor het uitvoeren van het Actieprogramma Klimaatadaptatie is de afdeling Milieu en Duurzame ­Ontwikkeling (MDO). Het opgerichte adaptatieteam (leden afkomstig van de afdelingen Landelijke leefomgeving, Ruimtelijke Ordening en MDO) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het programma, kennisontwikkeling en –verspreiden naar stakeholders. Dit afdeling MDO beheert de gelden die zijn gelabeld aan het Actieprogramma Klimaatadaptatie. Het team zet projecten uit en beoordeelt aanvragen van derden die aanspraak willen maken op onderdelen van het Actieprogramma. Het team volgt de ontwikkelingen over de gevolgen van klimaatverandering en adaptatiemogelijkheden. Het team is kennishouder en verbindende schakel tussen de provinciale afdelingen, programma’s en gebiedsontwikkelingen. Dit betekent dat kennis door het team wordt verzameld, ‘up to date’ gehouden en verspreid naar interne en externe stakeholders.

Actieprogramma Klimaatadaptatie

51


Investeren en verbinden

Actieprogramma Klimaatadaptatie Naar een klimaatbestendig Limburg

www.limburg.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.