Vakblad Ambulancezorg editie 2016-1

Page 1

le a i c ie e p S it

ed

VAK B LA D V & V N A MB U LA N C EZO R G

J A A R G A N G 3 7 M A ART 2 0 1 6

Vakblad

Eerste Hulp Geen Vervoer‌ Vakbeurs en symposium Ambulancezorg 6 en 7 april FAST-test onder de loep Return Of Spontaneous Circulation, deel 1 Airport Medical Services Schiphol PARA2-pilot: buikecho in de ambulance

w w w.a m bula ncezo r g.venvn.nl


X Series Xtreem Klein, Licht en Krachtig ®

X X X X X X

X X

X X X

X X

Klein Licht 4 kanalen Real-time CPR Feedback NIBD Volwassenen, pediatrische en neonatale toepassingen Microstream ® etCO 2 Volledig 12 kanaals ECG op scherm: statisch en dynamisch WiFi Bluetooth ® Masimo ® rainbow ® SET Sp0 2 /SpCO ®/SpMet ® 3 Invasieve (bloed) drukken 2 Temperatuurkanalen

Bekijk de X Series demo video

Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen. ZOLL Benelux, telefoon : +31 (0) 481 366 410 E-mail: info.benelux@zoll.com

Iris van Beem, EMS Territory Manager Netherlands, telefoon : +31 (0) 6 24 341 313 E-mail: ivbeem@zoll.com Bezoek onze Website : www.zoll.nl of www.zoll.be

© 2014 ZOLL Medical Corporation. All rights reserved. X Series and ZOLL are trademarks or registered trademarks of ZOLL Medical Corporation in the United States and/or other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. Masimo, Rainbow, SET, SpCO, and SpMet are trademarks or registered trademarks of Masimo Corporation. Microstream is a registered trademark of Oridion Medical 1987 Ltd.


Colofon

Introview

Vakblad V&VN Ambulancezorg Is het officieel orgaan van V&VN Ambulancezorg en is inbegrepen bij het lidmaatschap. Niet-leden kunnen een abonnement afsluiten via www.sdu.nl (zie onder)

Ambulancezorgverleners, dus ook de centralisten van de meldkamer ambulancezorg (want die worden nogal eens vergeten) opgelet: er komt weer een boek aan! Er wordt hard gewerkt aan de totstandkoming van het nieuwe boek ‘De mensen van de ambulance’. Een bonte verzameling verhalen van meldkamercentralisten ambulancezorg, ambulanceverpleegkundigen, -chauffeurs en zorgambulancemedewerkers. Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan de teksten en wordt een definitieve keuze gemaakt uit alle verhalen. Minister Schippers is uitgenodigd om het eerste exemplaar van het boek, op donderdag 7 april a.s., in ontvangst te nemen. Dat is op de tweede dag van ‘Het nieuwe Apeldoorn in Harderwijk’: de grootste ambulancevakbeurs sinds Apeldoorn. Wie zich daarvoor nog niet heeft ingeschreven via https://ambulancevakbeurssymposium.entranz.nl (6 april) of via https:// ambulancevakbeurschallenge.entranz.nl (7 april) moet vast werken, is dat even pech hebben…

Jaargang 37, Nummer 1, Maart 2016 Hoofdredacteur Gerard Pijnenburg Redactieteam Gerard Pijnenburg Thijs Gras Vaste medewerkers Vakgroepen V&VN Ambulancezorg Afd. communicatie V&VN Aanleveren kopij Zie voor voorwaarden en aanleverinstructies de website http://ambulancezorg.venvn.nl Uitgever Sdu Uitgevers: Roel W. Roos, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: r.roos@sdu.nl Bladmanagement drs. Karel Frijters, Postbus 20025, 2500 EA Den Haag, e-mail: k.frijters@sdu.nl Vormgeving John Dupuis Abonnementen (Ere)leden V&VN Ambulancezorg: gratis Opgave en adreswijziging leden: ledenservice@venvn.nl Overig: Nederland ­– € 40,00 / Buitenland – € 50,00 (excl. 6 % BTW, inclusief verzendkosten) Opgave en adreswijziging abonnement: Sdu Klantenservice, Postbus 20014, 2500 EA Den Haag, tel. (070) 378 98 80, fax (070) 378 97 83, e-mail: sdu@sdu.nl, Vanwege de aard van de uitgave, gaat Sdu uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht. Opgave van advertenties Voor opgave van advertenties, voor vragen over combinatiekortingen bij multimediaal adverteren en voor overig mediakeuzeadvies kunt u zich wenden tot: I.S. Acquisitie tel.: 06-237 003 23 E-mail: info@is-acquisitie.com Internet: www.is-acquisitie.com © Sdu 2016 Op al onze producten zijn onze leveringsvoorwaarden van toepassing. Zie hiervoor onze website www.sdu.nl. Persoonsgegevens worden bewerkt voor de uitvoering van de (abonnements)overeenkomst en om u van informatie te voorzien over Sdu Uitgevers bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Indien u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij Sdu Klantenservice. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. ISSN 2212 – 1714

lemaal noemen, ze staan uitgebreid beschreven via www.bit.ly/23mU6tr Het lijkt me leuk om André te ontmoeten en te vragen wat hij allemaal gezien heeft vanuit de hemel. Dat er teveel meldkamers zijn in Nederland? Minder, minder, minder: tien is genoeg? Het dreigt te gebeuren. Dat de grootschalige geneeskundige bijstand op de schop moest? Met ingewikkelde nieuwe namen voor oude functies ofwel nieuwe wijn in oude zakken? Het is gebeurd. Dat er een protocollair uitvraagsysteem moest komen op de meldkamer ambulancezorg? Is gelukt hoor, meer, meer, meer: we hebben er zelf twee, een Nederlands en een on-Nederlands. Ik zeg: stilstaan is niet altijd achteruitgang en voort gaan niet altijd een verbetering. Meer heb ik even niet te zeuren… Alle goeds en hou je veilig! Gerard Pijnenburg Hoofdredacteur

Maar goed, Edith is dus uitgenodigd om het eerste boek in ontvangst te nemen. Of ze komt is een tweede, ze rent van hot naar her (geen zus van Daphne toch?) heeft een ramvolle agenda en is veel in Brussel vanwege het Europees voorzitterschap. Witte rook is er wel voor André Kuipers, de man die in 2004 en 2011 de wereld eens van een afstandje kon bekijken. Hij komt! En doet de aftrap van het symposium op 6 april. En niet zomaar een symposium: een snoepwinkel is het met maar liefst 20 (zegge twintig!) workshops c.q. lezingen, waarvan je er drie kunt kiezen. Nee, ik ga ze hier niet al-

Inhoudsopgave 4 V&VN - mededelingen van bestuur en bureau

10 Falck in startblokken voor

33 Airport Medical Services Schiphol 36 ROSC deel 1

toetreding tot ambulancesector

40

12 Eerste Hulp Geen Vervoer

41 AAPA congres San Francisco

18 Rapid Responder

44

PARA2-pilot

21 Ambulance Vakbeurs

46

Kort nieuws

25 Functiedifferentiatie op de meldkamer

50

Op het snijvlak van zorg en verlies

ambulancezorg

Physician Assistant

27 FAST-test onder de loep Coverfoto: RAV Brabant MWN

AMBULANCEZORG 3


Voorwoord Het jaar 2016 staat met het ambulanceevent, de challenge en de vakbeurs in het teken van leiderschap. Leiderschap, een mooi modern containerbegrip, en daardoor ook rijp voor diverse interpretaties. Het verdient dus enige toelichting met betrekking tot onze bezigheden en onze stijl van leiding.

Leiderschap V&VN Ambulancezorg Allereerst durven wij het aan om de regie te nemen om, in samenwerking met de Academie voor Ambulancezorg en AZN, een Vakbeurs, Congres en Challenge te organiseren door en voor de ambulancezorg in Nederland. We laten als beroepsvereniging zien dat we er zijn en zorgen voor de ontmoeting met elkaar. We houden ons bezig met het vergaren en delen van kennis waar onze professionals direct of indirect iets aan hebben bij de dagelijkse zorgverlening. Het programma is vanuit een breed perspectief gekozen. We zijn o.a. op de beurs aanspreekbaar over alles wat we wel en niet ondernemen als vertegenwoordiging van ambulancezorgprofessionals. We pikken de signalen die we ontvangen op. We houden ons bestuurlijk bezig met verbeterpunten, zoeken naar eventuele oplossingen en promoten wetenschappelijk onderzoek. Onze stijl van leiding is dus: Vermengen, Verbinden, Signaleren en (Onder)Zoeken.

4 AMBULANCEZORG

Profielen Als V&VN Ambulancezorg dragen we zorg dat we als ambulancezorgprofessionals met een gespecialiseerde verpleegkundige, algemeen verpleegkundige of verzorgende achtergrond of als Verpleegkundig Specialist blijven aanhaken bij de veranderingen. Veranderingen die plaatsvinden in de beroepspraktijk en vervolgens in de beschrijving van de desbetreffende beroepsprofielen. Speciale aandacht gaat uit naar de positionering van de ambulancechauffeur in het zorgberoepenveld. Dat de opleiding voor ambulancechauffeur nu ook CZO-gecertificeerd is, is een mooie ontwikkeling. We blijven dit proces monitoren.

MBO of HBO verpleegkundige? Een belangrijke ontwikkeling die ik hier wil delen is het vastgestelde verschil in benaming tussen de MBO- en HBO-verpleegkundige: het verschil in basisverpleegkundige (MBO) en regieverpleegkundige (HBO). Wat gaat dit betekenen in de toekomst, ook voor de ambulancezorg? Van oudsher zijn er veel MBO-opgeleide verpleegkundigen ingestroomd met aanvullende initiële opleidingen. Van de ambulanceverpleegkundige wordt veel verwacht aan houding, kennis, vaardigheden en aan het kunnen voeren van regie over diverse aangelegenheden. We hebben alvast leiderschap getoond door actief in te spelen op deze ontwikkeling. In 2015 hebben we het Expertisegebied Ambulanceverpleegkundige

vastgesteld en binnenkort valt het expertisegebied Meldkamerverpleegkundige te verwachten. Deze profielen zijn in principe de afgeleiden van het HBOprofiel verpleegkundige. En dit betekent ook dat er nogal iets wordt verwacht van iedere zorgprofessional om aan alle HBO-competenties te kunnen voldoen. Immers, een niveau toon je naast een opleiding ook aan door te beschikken over een passende houding, parate kennis en vaardigheden. Niet wie je bent of wat je hebt gedaan in het verleden zal belangrijk zijn maar wat je doet en laat zien, gaat er toe doen. Als beroepsvereniging zien we dat de ambulancezorg steeds heel veel heeft geïnvesteerd in het vakinhoudelijk handelen en in de toetsing van het protocollaire handelen. De vraag is nu of dit wel voldoende is voor de toekomst. Moeten we ons niet breder gaan ontwikkelen? En vervolgens komen de vragen om de hoek, “hoe dan en waarmee”? Hoe zetten we onze beroepsprofessionals in hun kracht? Wij zijn ervan overtuigd dat dit onder meer kan door individueel leiderschap te bevorderen en drastische systeemaanpassingen aan te durven gaan. Als zorgprofessional ben je namelijk zelf verantwoordelijk voor alles wat je doet en zul je dus ook zelf de regie willen, moeten en kunnen nemen. Meer hierover kun je lezen in het Fundament voor bekwaamheid Ambulanceverpleegkundige, 2015, Notitie NVMMA en V&VN Ambulancezorg en vastgesteld door AZN. Als V&VN Ambulancezorg zullen we ons leiderschap tonen door verder te werken aan de broodnodige randvoorwaarden en waarbij onze werkgevers een belangrijke voorwaardenscheppende rol

Sdu Uitgevers


Ambulancezorg

Dagelijks bestuur Voorzitter Ina Bolt (waarnemend) Secretaris Ina Bolt Penningmeester Albert van Eldik Communicatie en PR Gerard Pijnenburg

hebben. Onze zorginstellingen (RAV’s) zullen het individuele leiderschap dienen te bevorderen. V&VN Ambulancezorg wil zich inzetten om bijvoorbeeld het instrument ‘Intercollegiale toetsing’ goed geïntroduceerd te krijgen.

De stal in voor nieuw bestuurlijk leiderschap Dit jaar zijn we begonnen met een dag van bezinning, al zaten we, in plaats van op de hei, midden tussen de koeien. “Hoe gaan we bestuurlijk verder nu we een(te?)grote afdeling binnen V&VN zijn geworden?” was de grote vraag die we moesten zien te beantwoorden, en: “Hoe blijven we de verbinding houden met elkaar?” Momenteel hebben we een samengesteld bestuur, met afvaardiging vanuit de vakgroepen verpleegkundig centralisten MKA, Ambulanceverpleegkundigen, HEMS-verpleegkundigen, Zorgambulanceverpleegkundigen en verzorgenden, kennisgroep ROC en Verpleegkundig Specialisten Acute zorg. Ook met Ambulancechauffeurs hebben we contacten maar daar bestaat geen vakgroep van. Daarnaast is en blijft het belangrijk om ons te houden aan de primaire doelstellingen van onze afdeling, dient er wel voldoende vrijheid en ruimte te zijn om initiatieven te ontwikkelen waar onze leden behoefte aan hebben? Een van de uitkomsten van deze dag is dat we een ledenonderzoek gaan doen en afscheid gaan nemen van het model ‘samengesteld bestuur’. Wordt vervolgd.

Maart 2016

N.B. Op de “stal” dag hebben we prettig kennis gemaakt met Sonja Kersten, de nieuwe directeur (en dus leider) van V&VN. Sonja heeft ondertussen het uitvoerende ambulancewerk leren kennen door een dienst mee te draaien op de ambulance.

nemen, ook als iets je niet zint? Dat kan! We heten je van harte welkom in een van onze werk- , vak- of e-mailgroepen of zelfs in het bestuur! En uiteraard kun je ons ook volgen via diverse sociale media.

Leiderschap in registratie

De contributie van V&VN Ambulancezorg is om centraal administratieve reden binnen V&VN voor dit jaar met enkele euro’s verlaagd, een meevaller dus voor onze leden. Via het uitroepen van een Algemene ledenvergadering zullen we voor het volgend jaar (2017) een nieuw bedrag gaan vaststellen. Natuurlijk willen we blijvend, voor zo weinig mogelijk kosten, veel organiseren. Dat kan door o.a. meer leden aan ons te binden. Op onze activiteitenlijstje voor 2016 staat, zoals eerder genoemd, een uitgebreid ledenonderzoek. De uitkomsten gaan we gebruiken voor onze toekomstige planvorming. Meedoen heeft dus zin. Maar wanneer je nu al een vraagstuk hebt, mooie oplossingen ziet, een leerwens hebt of enthousiaste collegae wilt ontmoeten. Laat van je horen via ambu@ venvn.nl En kom zeker naar Harderwijk op 6 en/ of 7 april!

Aansluiting bij Kernset Patiëntproblemen V&V. De registratie van onze zorgverlening aan patiënten en cliënten dient ons te ondersteunen in de dagelijkse praktijk en niet enkel voor te schrijven. Hiermee kunnen we ons handelen goed verwoorden en later (bij voorkeur ook wetenschappelijk) verantwoorden. Een zorgvraag beantwoorden is allesbehalve een afvinkprocedure. Immers iedere zorgvraag is uniek en iedere patiënt verdient een holistische benadering waarbij we gebruikmaken van de passende standaarden voor goede zorg. Als V&VN dragen we uit dat onze verleende (verpleegkundige) zorg niet enkel tot uiting komt in de “cijfers” maar in volgbare interventies en resultaten. Dit is per definitie teamwork en gebeurt dus voor de ambulancezorg met de ambulancechauffeurs. Het aansluiten bij onze ketenpartners voor een soepele integratie van registraties is tevens een logische stap die gemaakt mag worden.

Volgers

Leiderschap in duiten

Ina Bolt Secretaris V&VN Ambulancezorg waarnemend voorzitter i.bolt@venvn.nl

Van goed leiderschap is sprake wanneer het ook goed gevolg gaat krijgen. Wil jij dat van dichtbij volgen en durf jij regie te

AMBULANCEZORG 5


Nieuws uit de vakgroep meldkamercentralisten

Als vakgroep komen wij 4 x per jaar bij elkaar. We houden jullie graag op de hoogte van de ontwikkelingen binnen ons meldkamerdomein. De vakgroep is vertegenwoordigd door centralisten van diverse meldkamers. We bespreken verschillende onderwerpen in de ochtend en indien nodig worden punten meegenomen naar de middag voor de bestuursvergadering van V&VN Ambulancezorg. In het afgelopen jaar is Tom van der Vlist regelmatig langs geweest om de stand van zaken te bespreken over de LMO. Een moeilijk proces met vele hindernissen die onoverbrugbaar lijken. De samenvoeging van de meldkamers is nu decentraal opgepakt door de Veiligheidsregio’s. Samen met de meldkamerpartners zorgen zij voor de totstandkoming van 10 meldkamers. De meldkamer van Noord Nederland te Drachten en Hollands Midden/Haaglanden in Den Haag zijn inmiddels samengevoegd. Rotterdam/Dordrecht en Limburg volgen. De meldkamercentralist is een verpleegkundige. De minister benadrukt het belang van deskundige verpleegkundige expertise bij de triage op de meldkamer. Ook wil zij kijken hoe de verschillende crisisdiensten (GGZ, 112) beter kunnen samenwerken. Uiteraard delen wij dit belang en zien wij ook de noodzaak dat de RAV-en dit belang delen, steunen en uitdragen. Het werk op de meldkamer is zoveel meer dan alleen een uitvraagprotocol en vereist verpleegkundig inzicht.

Een aantal leden is intensief betrokken geweest om mee te denken over het bekwaamheidsbeleid van de verpleegkundige centralist. Samen met een projectleider en een aantal MMA’s uit Nederland is goed nagedacht over de verantwoordelijkheid van de MMA voor het bekwaam zijn en blijven van de (verpleegkundig) centralist. Een taai stuk, waarbij wij onze complimenten hebben geuit aan de projectleider, Klaas Brouwer die dit goed op papier heeft gezet. Andere onderwerpen die ter tafel komen, en direct met ons werk te maken hebben zijn bijvoorbeeld het wel/niet alarmeren van een AED, welke bij- en nascholing is interessant voor ons, hoe gaat het met onze collega’s op de werkvloer en hoe bevallen de uitvraagsystemen, etc.. Het blijkt elke keer weer waardevol om met elkaar van gedachten te wisselen en standpunten in te nemen over de inhoud van ons werk. Wij vinden het belangrijk dat je meedenkt en meedoet met de vakgroep. Graag ontvangen wij je reactie via de mail naar onze voorzitter, Herman Oosterik hoosterik@ambulanceoost.nl Tot binnenkort! Tine Glas, deelnemer vakgroep meldkamercentralisten.

Verder hebben we ons bezig gehouden met het expertisegebied van de verpleegkundige centralist. Het beschrijft het vakgebied in een veranderde maatschappij en zorgomgeving en vormt de basis van het professioneel handelen. Het is het fundament voor het bij- en nascholingsprogramma en de basis van waaruit de eindtermen van het opleidingscurriculum wordt opgesteld. Er is een concept en we zijn er nog mee bezig, maar een grote stap is gemaakt.

6 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


Subsidie 2017

Link tussen oud en nieuw Op donderdag 27 november hield de Stichting VCHV, de voormalige vereniging van leidinggevenden in de ambulancezorg, een reünie. Genodigden waren oud-bestuurders en ereleden van de beroepsverenigingen die zijn opgegaan in V&VN Ambulancezorg. Na ontvangst en lunch in De Haagse Schouw, werd afgereisd naar het Nationaal Ambulance- en Eerste Hulpmuseum, gevestigd bij de RAV Hollands-Midden in Leiden. In de vergaderzaal van het museum werd aansluitend aan het museumbezoek de link met het heden en op dat moment zelfs nog de toekomst gelegd: bestuurslid Adrie Henkes van de Veiligheidsregio Flevoland verzorgde een presentatie over de nieuwe aanpak van grootschalige incidenten, GGB. Theo Helmus, officier van dienst van Hollands-Midden, koppelde dit vervolgens aan een presentatie van de inzet bij het kraanongeval in Alphen aan den Rijn. De dag werd afgesloten met een buffet en het ophalen van veel herinneringen. De volgende ochtend ging iedereen weer huiswaarts, voorzien van een ‘goodybag’ waarvoor onder andere Ambulancezorg Nederland een aantal zaken had aangeleverd.

De Stichting VCHV, het fonds dat is voortgekomen uit de voormalige organisatie van ambulancesymposium en vakbeurs van de vereniging van leidinggevenden in de ambulancezorg, stelt ook voor 2017 weer een bedrag van maximaal 5000 euro beschikbaar voor onderzoek of een bijzondere activiteit binnen de ambulancezorg. Het reglement vindt u op www.vchv.nl. Aanvragen voor 2017 moeten binnen zijn op 1 september 2016. De subsidies voor de jaren 2015 en 2016 zijn gegaan naar de RAV Gelderland-Zuid en de RAV Gelderland-Midden. Bij Gelderland-Midden betreft het een bijdrage voor de Meldkamer Control Game, een digitaal oefenprogramma voor Dynamisch Ambulance Management, dat ook in andere regio’s gebruikt kan worden. Bij Gelderland-Zuid wordt bijgedragen aan het project patiëntveiligheid en video feedback.

Zondag GreenP 22 mei 2016 ark Ven lo

gs Eveneme rlenin Inter nt nationaal Hulpve

voor en d

Wens inooBr de stichting eweging

w w w.1

112 On Wheels, een kijkje in de keuken van de hulpdiensten Het evenement 112 On Wheels wordt in 2016 voor de tweede keer georganiseerd om de stichting Wens in Beweging te promoten en geld in te zamelen voor de stichting. De stichting Wens in Beweging vervoert niet-mobiele (vaak terminaal of chronisch) zieke mensen met een speciale wensambulance naar hun (in veel gevallen laatste) wens. De stichting beschikt over twee wensambulances, waarvan één speciaal voor kinderen. De stichting is geheel afhankelijk van donaties en sponsoring. Ongeveer honderd vrijwilligers zetten zich in voor de stichting Wens in Beweging. Tijdens 112 On Wheels heeft u niet alleen de mogelijkheid om kennis te maken met de stichting Wens in Beweging, maar is er ook veel te zien en te beleven voor jong en oud. 112 On Wheels zal op zondag 22 mei 2016 tussen 11.00 uur en 17.00 uur plaats-

Maart 2016

1 2 o nw

heels.c

om

vinden op GreenPark Venlo. Bij veel mensen is dit terrein beter bekend als het voormalige Floriade terrein. Zo zal er een grote static show zijn van zowel oldtimers als moderne hulpverleningsvoertuigen uit binnen- en buitenland. In 2014 waren er ruim 90 voertuigen aanwezig, een aantal dat we in 2016 willen overtreffen. Ook kunt u daarnaast de 112 markt bezoeken. Op de 112 markt kunt u kennis maken met diverse bedrijven en instellingen op het gebied van hulpverlening. Door verschillende hulpdiensten zullen spectaculaire demonstraties verzorgd worden. Kortom, een leuke dag uit voor het hele gezin. Entree 2 euro per persoon (kinderen t/m 4 jaar gratis). Meer informatie: www.112onwheels.com. Video impressie: http://youtu.be/ Wh6wToFX-i4

AMBULANCEZORG 7


Falck in startblokken voor toetreding tot ambulancesector De Wet Ambulancezorg beoogt meer competitie te brengen in de ambulancesector. De Tijdelijke Wet Ambulancezorg wordt weliswaar met twee jaar verlengd, maar in 2020 is het echt zover. Dan gaat de ambulancesector open voor nieuwe aanbieders. Wereldwijde speler op de ambulancemarkt Falck is voornemens de Nederlandse markt te betreden. We spraken algemeen directeur Peter van der Pols over zijn bedrijf en zijn plannen en ideeën voor de Nederlandse ambulancesector.

Falck is in 19 landen actief in de ambulancesector, waaronder de USA.

Falck is een van oorsprong Deens bedrijf. In Nederland is Falck een begrip bij petrochemische industrie en offshore, met onder andere een op risicobeheersing gespecialiseerd oefencentrum op de Maasvlakte, en is het een speler op de markt van BHV, met meerdere oefencentra waarvan één in aanbouw in Rotterdam-Zuid. In de ambulancesector is Falck in 19 landen actief; in Denemarken als marktleider, in andere landen met een marktpercentage van rond 20 procent, een percentage dat Falck ook wil bereiken in Nederland.

mensen. Falck is echt een organisatie van mensen die andere mensen willen helpen. En dit is niet zomaar een slogan. Falck is een bedrijf met een hart van een hulporganisatie. We geloven daarbij in bedrijfsmatige aansturing, dus goed regelen, goed plannen, efficiënt en doelmatig inrichten, maar tegelijkertijd met de warmte en de zorg voor de patiënt of wie dat nodig heeft. We innoveren veel, we doen veel aan verbetering van processen, maar de kern van de dienstverlening zijn de mensen zelf. De hulpverlener staat centraal. Dit is specifiek voor Falck, maar niet specifiek voor de sector, want de hulpverlening is nu eenmaal zo. Hulpverleners zijn gepassioneerde mensen. Falck heeft diezelfde passie, datzelfde hulpverlenings-DNA.”

Hoe zou u het bedrijf Falck willen typeren? “De kern van Falck ligt in de enorme passie van de mensen voor veiligheid, de compassie van onze mensen voor andere

Waarom wil Falck de Nederlandse markt op? “Het Nederlandse model is uniek in de wereld. Het opleidingsniveau en het vakmanschap op de ambulance is in Nederland

Tekst: Karel Frijters Fotografie: Falck

8 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


Peter van der Pols: “Falck is een bedrijf met een hart van een hulporganisatie”.

hoog, de bevoegdheden zijn ruim. Het stelsel van landelijke protocollen gecombineerd met dat vakmanschap op de ambulance is tamelijk uniek in de wereld. Zo ook het concept van een ambulance met een chauffeur en een verpleegkundige. Maar ook de keten is bijzonder. Het fijnmazige netwerk van huisartsenposten bijvoorbeeld. De internationale Falck-familie zou Nederland er graag als lid bij hebben.” “Daarnaast heeft Falck ook wat te bieden. Er liggen nog heel veel mogelijkheden in Nederland om de zorg voor de patiënt te verbeteren. De koppositie die Nederland had eind jaren 90 is zij kwijt aan het raken, het verbeteren gaat langzamer dan in andere landen. Nederland is, zoals de minister het uitdrukt, een land van gereguleerde monopolies. Zo’n stelsel genereert vanuit zichzelf geen stimulansen om te innoveren. Desondanks wordt vanuit de passie voor het vak heel veel geïnnoveerd. Te vaak echter komt dat de eigen regio niet uit, laat staan dat men er in de rest van de wereld iets aan heeft. Falck wil dat breed gaan trekken. Meer innovatie, het delen van innovaties met elkaar en in de keten, maar vooral ook innovaties snel en bedrijfsmatig implementeren. Wij zijn voorstander, net als de minister en de meerderheid van de politieke partijen, van een competitie op kwaliteit. Op basis van bijvoorbeeld de kwaliteitsindicatoren van medische zorg van AZN of de Universiteit van Sheffield, zodat dit ook meetbaar wordt.” Hoe wil Falck in de Nederlandse markt treden? “Op 1 januari 2020 gaat de markt officieel open, eind 2010 moet de eerste overdracht kunnen plaatsvinden. Zo’n proces neemt al gauw anderhalf tot twee jaar in beslag, dus de start zal voor ons al eerder zijn. Tot die tijd willen wij strategische samenwerkingsverbanden aangaan met Nederlandse RAV’s, waarbij de win-win voor ons gelegen is in het ervaring opdoen die een regionale RAV heeft in de Nederlandse setting. Niet elk idee zal kunnen werken in Nederland, dat vergt ervaring die we in die samenwerking willen opdoen. Onze partners kunnen meeliften met onze kennis en resources, al was het alleen al onze ruime ervaring met aanbestedingen. Als de aanbesteding eenmaal open wordt gesteld, heeft het voordelen, ook voor de partners, om dan goed voorbereid en eventueel samen de competitie in te kunnen gaan.” “Bij zo’n aanbesteding moeten er wel goede voorwaarden worden gecreëerd bij de overdracht. De kwaliteit moet worden geborgd, de communicatie in de keten moet overeind blijven, de arbeidsomstandigheden geborgd en de banen gegarandeerd. In het buitenland zijn voorbeelden dat dit fout is gegaan.”

Maart 2016

Welke keuzes maakt Falck in zijn personeelbeleid? “Ambulancewerk is fysiek en mentaal een zwaar beroep, waar veel opleiding aan vooraf gaat, bijscholing permanent is, de verantwoordelijkheden hoog zijn, en dat alleen met passie kan worden uitgevoerd. Het werken in een ziekenhuis lijkt veel comfortabeler. Schaarste aan ambulancepersoneel ligt dan niet ver weg. In de helft van de Europese landen is dat al aan de orde. Alleen al daarom heeft Falck veel oog voor de arbeidsvoorwaarden. De insteek aan werkgeverszijde in het recente CAO-conflict dat zou uitlopen op een lagere beloning voor de verpleegkundige op de ambulance dan in het ziekenhuis heeft ons dan ook zeer verbaasd. Ook op individueel vlak proberen we de werknemers tegemoet te komen, met bij- en herscholing, loopbaanbeleid, ouderenbeleid, flexibiliteit in de roosters (hiermee zijn goede ervaringen bij de Zweedse tak), en met doorstroming naar andere functies waar men de kennis kan overdragen, onder andere bijvoorbeeld in de BHV-sector van Falck. Hier bieden wij meer flexibiliteit dan de standaard RAV’s op dit moment. Daarnaast kijken we natuurlijk ook naar de nieuwe initiatieven die schaarste kunnen ondervangen als BMH-opleidingen.” Gaat Falck ergens in snijden? “Nee, maar er wordt altijd gekeken of de organisatie efficiënter en effectiever kan. Daarnaast wordt geïnvesteerd in kwaliteit, liefst zoveel mogelijk aan de voorkant, om vooraan te kunnen blijven in de competitie op kwaliteit van de zorg, want dat is uiteindelijk waar het om gaat in deze sector. Wij zijn ervan overtuigd dat aan de voorkant investeren in de kwaliteit van de ambulancezorg het welzijn van patiënten verhoogt en uiteindelijk leidt tot het verlagen van kosten in de rest van de zorgketen.”

Ambulancemedewerkers in actie in Denemarken, waar Falck marktleider is.

AMBULANCEZORG 9


Ambulancediensten starten met MTC Aspecten als veiligheid, efficiency en ergonomie zijn hierbij beter geborgd Door Kitty Muntenaar, Ambulance Oost Op jaarbasis worden binnen RAV IJsselland en Ambulance Oost ongeveer 600 reanimaties verricht. Het leveren van kwalitatief verantwoorde reanimaties stelt hoge eisen aan ambulancehulpverleners. Zij moeten onder druk presteren en een beroep doen op hun competenties en skills in hectische situaties. In 2014 zijn twee verpleegkundig specialisten van RAV IJsselland, Jorien van Hall en Ben Goosselink, een onderzoek gestart naar het gebruik van mechanische thoraxcompressie. Dit heeft er toe geleid dat zowel bij RAV IJsselland als ook bij Ambulance Oost in juli 2015 is besloten tot de invoering van mechanische thoraxcompressie (MTC).

E

en eerste stap was de keuze voor een device. Alle medewerkers zijn uitgenodigd voor een presentatie van diverse devices waarna zij zelf hun voorkeur, gebaseerd op een aantal criteria, konden opgeven. De keuze is gevallen op AutoPulse® van leverancier Zoll en deze is afgelopen december geleverd.

Resultaten uit het onderzoek Een reanimatiepatiënt wordt aan de AutoPulse® gekoppeld. Deze meet automatisch de omvang en compliantie van de thorax van de patiënt en biedt volledige 'op maat gemaakte' thoracale compressies tot 20% voor elke individu­ ele patiënt. Door de volledige thorax­ compressies waarborgt de AutoPulse® betere resultaten om de spontane cir­ culatie te herstellen in vergelijking met manuele thoraxcompressie, waarbij

alleen sternale compressie mogelijk is. Onderzoek wijst een verbetering in vitale waarden uit: systolische bloed­ druk > 100 mmHg, stabiele SpO2 waar­ den > 92% en een verbetering in ETCO2. Ook biedt deze device ambulancehulp­ verleners ondersteuning in een reani­ matiesetting door geautomatiseerde, continue en effectieve thoraxcompres­ sies te waarborgen. De ambulance­ verpleegkundige hoeft hierdoor niet meer al staande in het rijdende voertuig te reanimeren. Dit geeft een verbetering in hands­off tijd en brengt rust binnen een hulpverlening, waarbij aspecten als veiligheid, efficiency en ergonomie beter zijn geborgd. De AutoPulse® voert thoraxcompressies conform de ERC guidelines uit.

Opleiding Het werken met de nieuwe device be­ hoeft een scholingstraject, zodat ieder­ een tijdens een reanimatiesetting de AutoPulse® adequaat en professioneel kan bedienen. In januari 2016 wordt ge­ start met het trainen van instructeurs. Vervolgens zullen 'onze' instructeurs alle ambulancemedewerkers trainen. De scholing bestaat uit praktijktraining in combinatie met speciale E­learning­ modules. Het streven is dat alle ambu­ lancemedewerkers eind maart/april zijn Patiënt op brancard met AutoPulse®.

geschoold. Na scholing en certificering van ambulancehulpverleners wordt de AutoPulse® in gebruik genomen bin­ nen de organisatie.

Protocol LPA 8 blijft leidend, met daarnaast een lijst met indicatie, contra­indicatie en exclusiecriteria, opgesteld door onze medisch managers. Ook het aanmelden van reanimatiepatiënten die met een AutoPulse® ondersteund worden vindt plaats via de gebruikelijke procedure: 'de interventiecardioloog wordt geïn­ formeerd en verzorgt de interne aan­ melding binnen het MST'. Hetzelfde geldt voor het Isala in Zwolle. Alle reanimaties worden gepresenteerd op de SEH, de crashkamer. Deze patiënten­ groep wordt opgevangen door een intensivist. In november 2015 zijn de medisch managers van beide orga­ nisaties in gesprek gegaan met de PCI centra in Overijssel (Isala/Medisch Spectrum Twente) om afspraken te ma­ ken. De bedoeling is dat de AutoPulse® in het voorjaar van 2016 ingezet wordt bij reanimaties. n Meer informatie? Neem contact op met Karsjen Koop, projectleider en tevens teammanager Ambulance Oost, via k.koop@ambulanceoost.nl.


Voorop in voertuigtechniek • Ruim 100 jaar ervaring! • Interieurontwerp • Ergonomische analyses • Inrichting hulpverleningsvoertuigen • Gespecialiseerde inbouw • Onderhoudscontracten • Prototypebouw

Edisonstraat 16, 8912 AW Leeuwarden T. +31 (0)58 21834555 // E. mail@ visser-leeuwarden.nl

www.visser-leeuwarden.nl

De enige Nederlandse ambulancebouwer!


Eerste Hulp Geen Vervoer

Kijken, luisteren, ruiken: een eerste snelle scan. Foto: RAV Brabant MWN

Factoren die de besluitvorming beïnvloeden die leiden tot EHGV Eerste hulp geen vervoer (EHGV) houdt in dat een ambulance, met of zonder spoedurgentie, naar een patiënt gaat en de ambulanceverpleegkundige (AVP) beslist om niet te vervoeren. De patiënt wordt ter plaatse geholpen of doorgestuurd naar een andere zorgprofessional, normaliter de huisarts. Uit landelijke cijfers blijkt een forse toename van EHGV1 waarbij de trend is dat dit aandeel nog gaat stijgen2. Welke factoren beïnvloeden het besluitvormingsproces van een ambulance verpleegkundige in het uitvoeren van een eerste hulp geen vervoer rit? Deze vraag lag te grondslag aan het onderzoek dat onder meer werd uitgevoerd door interviews met ambulanceverpleegkundigen van de RAV Brabant Midden-West-Noord. Het hier volgende artikel is hiervan een samenvatting. Het volledige artikel is te lezen op www.ambulancezorg.venvn.nl

12 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


Auteur: Risco van Vliet, MSc Verpleegkundig Specialist acute zorg

De ambulanceverpleegkundige(AVP) wordt geconfronteerd met een groep patiënten die buiten het landelijke protocol ambulance (LPA) vallen. Het LPA dekt namelijk niet de hulpverlening waarbij geen sprake is van een acute gezondheidsverstoring. En toch nemen de AVP beslissingen hierin. Binnen de RAV Brabant MWN monden 23.2% van de hulpverleningen uit in EHGV3. Bij EHGV gaat het om een groep patiënten waarbij het vaak lastig is om te bepalen of ze veilig thuis kunnen blijven. Een foute beslissing kan leiden tot risico’s voor de patiënt in de vorm van letsel, voor de organisatie in de vorm van financiële schade en voor de AVP in de vorm van tuchtrechtelijke aansprakelijkheid.

dige groeit, maar Benner6 is van mening dat expert verpleegkundigen hun beslissingen eerder laten afhangen van een intuïtief overzicht van klinisch situaties dan van principes, regels of richtlijnen. Al bestonden er protocollen of richtlijnen over niet acute gezondheids-verstoringen, dan blijft de vraag in hoeverre de AVP deze zouden gebruiken. Auteur Risco van Vliet.

Achtergrond De protocollen in het LPA zijn gericht op acute gezondheidsverstoringen. Maar wat als een AVP geroepen wordt bij een patiënt met hoofdpijn waarbij alle vitale parameters normaal zijn? Dan is er geen protocol dat ondersteuning geeft. Het is belangrijk te weten wat het besluitvormingsproces van de AVP in zulke omstandigheden is, zodat deze op juiste wijze kan handelen. Dit is tot op heden niet onderzocht. In een review over cognitieve psychologische onderzoeken heeft Dietrich4 vijf factoren onderscheiden die een besluitvormingsproces beïnvloeden: ervaringen uit het verleden, aangeleerde routines, leeftijd en individuele verschillen, persoonlijk geloof in de meerwaarde van hun handelen en het niveau van betrokkenheid. Volgens Watkins5 neemt de behendigheid in besluitvorming toe naar mate de ervaring van de verpleegkun-

Foto: Risco van Vliet Methode Het doel van dit onderzoek was inzicht te verkrijgen in de beïnvloedende factoren bij een keuze voor EHGV door AVPen werkzaam bij RAV Brabant MWN. Negen AVP-en waren uitgenodigd voor een interview over een recente rit waarin zij een besluit tot EHGV hebben genomen. Het verhaal van de verteller is het vertrekpunt om op zoek te gaan naar gebeurtenissen, de manier waarop de verteller die ervaart en de betekenissen die de verteller er aan geeft.

De interviews zijn opgenomen, getranscribeerd en omgewerkt tot een verhaal alvorens ze werden teruggegeven aan de respondenten. Vervolgens is het verhaal geanalyseerd en onderverdeeld in thema’s volgens een speciale data-analyse methode.7

Presentatie data-analyse door onderzoeker Risco van Vliet. Foto: Risco van Vliet

Maart 2016

AMBULANCEZORG 13


2 Eigen professionele expertise Naast het toepassen van de protocollen speelt de eigen expertise een rol. Alle respondenten gaven aan dat het eerste moment van patiëntencontact, de klinische blik, die uit subjectieve en objectieve observaties bestaat, zorgde voor een pluis of niet pluis gevoel. Dit (on)bewuste gevoel is lastig te beschrijven, maar wordt vervolgens getoetst door het (verder) afnemen van een anamnese en lichamelijk onderzoek. “Door middel van de PAT (patiënt assessment triangle) probeer ik een snelle scan van de situatie te maken zodat ik weet of het “pluis” of “niet pluis” is. Hierna kan ik een beslissing maken hoe we de hulpverlening moeten starten. Ondertussen heb ik al heel wat zieke mensen gezien en voel ik al snel aan hoe de vork in de steel zit. Dit doe ik bewust en onbewust, maar het gaat heel snel. Daarna ga ik mijn gevoel checken met de gegevens zoals een bloeddruk of een saturatie”. (AVP 8) Eigen expertise is opgebouwd uit ervaringen uit het verleden. Ervaringskennis kan soms primaire intenties tot wel/geen vervoer oproepen, maar de ervaren AVP weet dit gevoel te onderdrukken. De initiële houding van ‘geen vervoer mits …’ is uit ervaringsleer omgeslagen in ‘vervoeren mits …’ “Ik heb wel ooit de fout gemaakt dat ik binnenkom en vooraf al weet dat ik niet ga vervoeren mits! Nu heb ik door schade en schande geleerd dat ik ga vervoeren mits! Bijvoorbeeld als ik een meisje had met duidelijk HVS dan was mijn insteek haar niet te vervoeren, mits ik bepaalde afwijkingen constateer. Nu ga ik andersom te werk, ik heb bij iedere patiënt de intentie te vervoeren, mits ik ter plaatste allerlei dingen kan gaan wegstrepen en kan zeggen, ”Ik kan deze patiënt veilig thuis laten” (AVP 1).

Controle vitale functies. Foto: RAV Brabant MWN

3 Het eigen “zijn” De emotionele of psychische toestand van een AVP kan het besluit tot EHGV ook beïnvloeden. Er kunnen legio redenen zijn waarom men “niet lekker is”, zoals stress van persoonlijke problemen, problemen met de werkgever of een collega. Het humeur van de dag valt hier ook onder.

1 Protocollair werken Het werken volgens protocollen en methoden wordt als prettig ervaren. Het helpt op een gestructureerde manier een besluit te nemen.

4 De patiënt Naast intrapersoonlijke kenmerken van de AVP hebben kenmerken van de patiënt ook invloed op het besluit EHGV. De wil en wens van de patiënt speelt een rol en er wordt, binnen de verantwoordelijkheden van de AVP, zoveel mogelijk aan diens wens tegemoet gekomen. De patiënt wordt betrokken in het maken van de keuze tot EHGV, zodat er draagvlak ontstaat.

“Ik ben aan de hand van de ABCD-methodiek mevrouw gaan nakijken. Ik vind het prettig om gestructureerd een patiënt na te kijken. Dat geeft mij houvast, vooral in een complexe situatie, want om naar het plafond te klimmen moet je onderaan beginnen. Halverwege in het touw springen kan, dan is er een kans mis te springen ”. (AVP 1)

5 Patiënt Context De AVP neemt ook in acht of de context bevorderend is en of er veilig thuis of op locatie gebleven kan worden. Is er hulp van familie of mantelzorgers aanwezig, of kan de patiënt voldoende goed voor zichzelf zorgen, dan vindt de AVP de keus tot EHGV goed te verantwoorden.

De data-analyse resulteerde in negen factoren die een AVPbesluit tot EHGV beïnvloeden.

Het doel van protocollair werken is om de AVP te ondersteunen bij het nemen van de juiste beslissing en de behandeling (achteraf ) te kunnen evalueren. Vitale parameters worden afgezet tegen protocollen. Zodra ze binnen de normaalwaarden vallen ondersteunt dit het besluit tot EHGV.

14 AMBULANCEZORG

“Gelukkig zijn de kinderen van de man adequaat, en dat sterkt mij in mijn keuze. Zij kennen het ziektebeeld goed en ondersteunen vader op een juiste manier. Dat is voor mij één van de randvoorwaarden voor een EHGV”. (AVP 7)

Sdu Uitgevers


6 De ambulancechauffeur Met de ambulancechauffeur(ACH) wordt ook overleg gepleegd. Samen zijn ze een team, werken nauw samen en vullen elkaar aan in informatie. De AVP is verantwoordelijk voor de medische hulpverlening, toch kan de ACH informatie inbrengen wat invloed heeft op het besluit. Soms ontstaat er een spanningsveld wat veroorzaakt wordt door verschil in opvattingen en werkervaring. “Soms geeft de chauffeur een goede tip tijdens een hulpverlening zodat ik meer informatie heb om een goed besluit te maken, maar soms probeert een chauffeur een besluit te forceren waar ik het niet mee eens ben. Dat is bij jonge verpleegkundigen lastig, zij moeten leren zelf een plan te trekken en verantwoordelijkheid te nemen voor hun werk en zich niet laten leiden door de verkeerde prikkels”. (AVP 8) 7 Het interdisciplinair overleg Interdisciplinair overleg wordt niet beperkt tot de ACH. Bij EHGV is dat geregeld een huisarts, een SEH-arts of een andere specialist. In dit overleg gebruikt de AVP de ander als klankbord om zijn diagnose en besluit te toetsen aan de mening van de medicus. “Het is duidelijk dat ik hier alleen niet uit ga komen en ik zoek hulp bij de dienstdoende huisarts van de huisartsenpost(HAP). Het belangrijkste is het herkennen van de eigen grenzen, zo ben ik niet bang informatie te zoeken bij een huisarts of een specialist. Hoe kan het ook anders met mijn opleiding, ik ben geen dokter”. (AVP 6) Het overleg wordt tevens gebruikt voor het maken van vervolgafspraken en/of overdragen van de zorg voor de patiënt. De AVP voelt zich verantwoordelijk als zorgcoördinator in de prehospitale hulpverlening en in het overleg verwijst hij de patiënt naar de op dat moment meest geschikte discipline/dienst. 8 De wetgeving Contextuele invloeden hebben ook invloed op het besluit tot EHGV. Zo hangt de wetgeving als een paraplu boven de verantwoordelijkheden van een AVP. Er is een gevoel dat hij zich moet verantwoorden over zijn daden. De patiënt kan zich immers beklagen over de geleverde zorg, de bejegening, de attitude of de medische handelingen en besluiten. Bovendien voorkomt de AVP risico, voor zowel de patiënt als voor zichzelf door voor vervoer te kiezen, zodra er over één aspect twijfel bestaat. “Wij moeten in een hele korte tijd een beslissing nemen op basis van een vooronderstelde diagnose terwijl ze in het ziekenhuis er meerdere uren en allerlei onderzoeken voor uittrekken. Ik wil geen risico lopen een verkeerde beslissing te maken, niet voor de patiënt maar ook niet voor mij als persoon”. (AVP 9) “Het is soms balanceren tussen goed of niet goed, dit risico’s voel ik soms als een heet hangijzer om mijn nek hangen en dat vind ik zorgelijk of soms belachelijk”. (AVP 7) 9 Management ondersteuning Wat ook invloed heeft is de wijze waarop klachten behandeld worden door het management. De wijze waarop een gesprek wordt gevoerd en het hieruit vloeiende traject, zouden tot een

Maart 2016

breed gedragen “nare ervaring” kunnen leiden. Momenteel heerst er een gevoel dat de AVP er alleen voor staat en geen steun vanuit het management krijgt. Hoewel het gros van de respondenten nooit een individuele klacht heeft gehad over EHGV, is er een vrees dat ze weinig ondersteuning zouden ervaren vanuit het management. “Ooit heb ik een casus aan mijn medisch leider moeten uitleggen omdat er een klacht was gekomen, dat voelde echt niet lekker. Dat zie ik ook bij collega’s die een verkeerde keus hebben gemaakt. Ik werk nog steeds met evenveel plezier in dit mooie vak zoals vijf jaar geleden, maar in het nemen van een beslissing neem ik wel de ervaring van mij en die van mijn collega’s mee. Daardoor ben ik nu eerder geneigd een patiënt naar het ziekenhuis te brengen”. (AVP 7) Extra beïnvloeding door de werkdruk Dit is de eerste keer dat factoren die het besluitvormingsproces tot EHGV bij AVP in Nederland onderzocht is. Naast de intrapersoonlijke factoren zoals protocollair werken, eigen professionele expertise en het eigen “zijn”, zijn er factoren gevonden die niet in de literatuur benoemd worden.

Ervaringskennis kan soms primaire intenties tot wel/geen vervoer oproepen, maar de ervaren AVP weet dit gevoel te onderdrukken. Tijdens de data-analyse is een tiende factor geïdentificeerd. De factor “werkdruk” kan het besluit tot EHGV beïnvloeden, vooral wanneer het vervoeren van een patiënt naar het ziekenhuis “om de hoek” minder tijd en energie kost dan het uitvoeren van verschillende handelingen. Soms kan een telefonisch consult met een huisarts tijdrovend zijn en/of er moet aan de patiënt of diens naasten uitgebreid informatie verstrekt worden naast het invullen van een uitvoerig ritadministratie. Als de AVP een drukke dienst heeft kunnen zulke omstandigheden leiden tot een keus de patiënt te vervoeren. Beperkingen Een populatie van negen respondenten zou een beperking kunnen zijn om alle factoren te identificeren, echter er ontstond een verzadiging tijdens de dataverzameling en er werden geen nieuwe factoren benoemd. Door respondenten te werven die werkzaam zijn bij RAV Brabant MWN zou dit de generaliseerbaarheid van resultaten kunnen beperken. Echter hebben alle respondenten eerder ervaring opgedaan in verschillende werkvelden en rollen. Hierdoor zijn hun waarden en opvattingen over EHGV niet beperkt tot hun werkzaamheden binnen RAV Brabant MWN. Conclusie EHGV is een problematisch toenemend fenomeen binnen Nederland waarbij het besluit tot EHGV risicovol is voor de AVP, de patiënt en de organisatie. Welke factoren het besluit beïnvloeden is tot heden niet onderzocht. Deze studie laat zien welke factoren het besluitvormingsproces van een AVP kan beïnvloeden. In totaal werden tien factoren geïdentificeerd waarvan drie intra-persoonlijk, vier interpersoonlijk en drie contextuele factoren waren (zie tabel 3).

AMBULANCEZORG 15


Tabel 3 Factoren die invloed hebben op het besluitvormingsproces van een AVP bij EHGV Intrapersoonlijke factoren

Interpersoonlijke factoren

Contextuele factoren

1 Protocollair werken

4 De patiënt

8 De wetgeving

2 Eigen professionele w

5 Patiënt context

9 Management ondersteuning

3 Eigen “zijn”

6 De ambulance chauffeur

10 Werkdruk

7 Het interdisciplinair overleg

sen die dat echt nodig hebben. In Nederland is namelijk ook toenemend aandacht voor het principe van ‘zorg op maat’: dure zorg moet je reserveren voor degenen die dit nodig hebben, als iemand niet naar het ziekenhuis hoeft, moet je dit ook niet doen, zowel in het belang van die patiënt als in het belang van de maatschappij. In Nederland hebben we daarbij een redelijk uniek vangnet in de vorm van onze huisartsenzorg. Noten 1 AZN. (2013). Ambulances-in-zicht 2012. Tiel: HSCG. 2 Verhage, V. (2009). Eerste Hulp vaker ter plaatse: Een onderzoek naar de toename van het aantal Eerste Hulp Ter Plaatse. Groningen: Wetenschapswinkel

Deze factoren kunnen verder onderzocht worden in termen van hoe zwaar elke weegt, of in hoeverre één bepaalde factor bijdraagt aan het besluitvormingsproces. Onderzoek naar de juistheid van een besluit tot EHGV door een expert of novice AVP is ook aan te bevelen zodoende inzicht te verkrijgen in de invloed van werkervaring. Binnen de RAV zouden de resultaten van deze studie gebruikt kunnen worden tijdens trainingen en/of scholingsactiviteiten om AVP bewust te laten worden op welke factoren hun besluit tot EHGV beïnvloeden. Overigens kleven er ook veel bezwaren aan iedereen maar vervoeren. Denk aan hoge kosten en verstopping van SEH’s waardoor er te weinig zorg kan worden geleverd aan men-

Geneeskunde en Volksgezondheid Universitair Medisch Centrum Groningen. 3 RAV Brabant MWN. (2013). Jaarverslag 2012. ‘s-Hertogenbosch: De Code. 4 Dietrich, C. (2010). Decision Making: Factors that influence decision making, heuristic used, and decision outcomes. Student pulse: The international student journal, 2(2), 1-3. Opgehaald van Student Pulse, The international student journal. 5 Watkins, M. (1998). Decision-Making Phenomena Described by Expert Nurses Working in Urban Community Health Settings. Journal of Professional Nursing, 14(1), 22-33. 6 Benner, P. E. (2013, september). From Novice to Expert. Opgeroepen op sept 2014, van Nursing Theories a companion to nursing theories and models: http://currentnursing.com/nursing_theory/Patricia_Benner_From_Novice_to_Expert.html 7 Cardiff, S., & Lieshout van, F. (2014). het kritische-creatief hermeneutisch data-analyseraamwerk. Kwalon, (19) 2.

KORT NIEUWS

Goede start in 2016 voor WAS Het ruimtesparende meubelconcept, het volledige vernieuwde CanBus besturingssysteem met individueel programmeerbare touchscreens behoren bijvoorbeeld tot de standaard uitrusting van iedere ambulance. Ook konden we het raamcontract met de Veiligheidsregio’s Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid verlengen en gaan we 15 nieuwe voertuigen in de komende twee jaar bouwen.

Het jaar 2016 is voor WAS goed gestart. RAV Brabant Midden West Noord en WAS hebben het nieuwe raamcontract ondertekend en zullen de komende jaren op het gebied van ALS en BLS ambulances weer nauw samenwerken. De eerste twee productieorders (totaal 31 voertuigen) zijn al geplaatst en zullen op basis van het nieuw ontwikkelde concept worden geproduceerd.

16 AMBULANCEZORG

Tevens zijn we trots op feit dat we voor UMCG Ambulancezorg, RAV Frysland en Ambulancezorg LimburgNoord een vijftal Rapid Responders/OVD-G voertuigen hebben mogen produceren. Wij wensen alle medewerkers veel succes met hun nieuwe voertuigen. WAS zal ook in 2016 haar internationale netwerk verder uitbouwen en de nieuw ontwikkelde opties zoals; elektrische sluithulp voor containervoertuigen (Door Assist), geïntegreerd desinfecteersysteem (SanSafe) en het elektrisch brancard laadsysteem (Multiload Assist) succesvol in de markt zetten.

Sdu Uitgevers


INFORMATIEBEVEILIGING: OOK ÚW ZORG In de medische sector wordt steeds meer (vertrouwelijke) informatie uitgewisseld en gekoppeld. Weet u of dat gecontroleerd en veilig gebeurt? Met de norm NEN 7510 laat u zien dat de informatiebeveiliging in uw organisatie geborgd is. Kiwa begeleidt en certificeert u! Kiwa is een internationale kennisorganisatie. We bieden (geaccrediteerde) certificering en training in uiteenlopende sectoren – ook de gezondheidszorg. Onze audit-specialisten

spreken uw taal. Ze zijn deskundig, ervaren, integer en coöperatief en werken met u aan de optimalisatie van uw bedrijfsvoering. Zo garanderen we samen de continuïteit en slagvaardigheid van uw organisatie. Aan de slag? Neem vrijblijvend contact met ons op! Handig: we kunnen audits voor NEN 7510 combineren met andere audits, bijvoorbeeld voor ISO 27001 – aantrekkelijk in termen van tijd en kosten.

Contact E Debbie.Groenendaal@kiwa.nl T 088 998 4907 Tip! Maak kennis met NEN 7510 in ons uitdagende seminar. Info op www.kiwa.nl


Verslag symposium

Rapid Responder “De toekomst van de rapid responder ligt op straat”. Dit is de centrale stelling van het 3e rapid responder symposium, gehouden op 27 november jl. Organisatoren Marcello Koedoot en Nico Rijntjes van de RAV Zuid-Holland Zuid kijken terug op een goed bezochte en geslaagde dag.

Auteur: Siny Oosterhoff, beleidsmedewerker RAV ZHZ

Na de opening door Hans Janssen (directeur RAV ZuidHolland Zuid) trapte Thijs Gras (ambulanceverpleegkundige in Amsterdam en historicus) af. De huidige rapid kennen we sinds eind jaren ‘90. De historicus Thijs nam ons eerst verder mee de geschiedenis in naar artsen in rijtuigen en verplegers op de fiets met verbandtrommel: ‘de rapid rresponders avant la lettre’. Een groot verschil in middelen met nu, maar met hetzelfde doel: zo snel mogelijk een professional met materiaal bij de patiënt krijgen. Rapid Responder voertuig RAV ZHZ

De ambulanceverpleegkundige De verpleegkundige Thijs nam ons vervolgens mee naar de praktijk met kritische vragen en scherpe stellingen, bijvoorbeeld: - De rapid is niet altijd sneller dan een ambulance. Dit is hij alleen op kortere afstanden in de stad en op motor/fiets op moeilijk toegankelijke terreinen of op evenementen. Ambulanceverpleegkundige en historicus Thijs Gras

Auteur Siny Oosterhoff, beleidsmedewerker RAV ZHZ

18 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


- De rapid heeft een solofunctie, dit roept vragen op over de veiligheid: ‘Jij bent met de patiënt(en) bezig, wie houdt de omgeving, omstanders etc. in de gaten’? Het is niet voor niets dat huisartsen niet meer alleen op visite gaan in de avond-, nacht- en weekenduren (NAW-uren). - Het spoed rijden is een extra taak waarvoor de rapid niet specifiek opgeleid wordt. - Inzet van de rapid kan inefficiënt zijn als de patiënt alsnog vervoerd moet worden. Er moet toch nog een ambulance komen en er vindt een extra overdrachtsmoment plaats. - De rapid genereert geen eigen inkomsten, een rapid inzet is per definitie EHGV. - De rapid speelt een belangrijk rol bij beschikbaarheid (dekking) van ALS-zorg in de regio. - De rapid is goede assistentie voor 1e ambulance (2e auto). - Met de DIA wordt de rapid gestuurd omdat die de dichtstbijzijnde ALS-wagen is, niet op inhoudelijke criteria wat er nodig is bij die melding. Hoewel Thijs een behoorlijk aantal nadelen en risico’s benoemde ziet hij toekomst in de rapid responder. Daarvoor is volgens Thijs nodig dat de rapid zich duidelijk profileert en specialiseert. Wordt het geen tijd voor een eigen functieprofiel en assessment, met daarin voldoende aandacht voor (verkeers)veiligheid? De rapid zou ook een uitstekende rol kunnen vervullen in het gat tussen ambulancezorg en huisartsenpostzorg. Tot slot deed Thijs een oproep tot meer centrale regie in de sector. De politiek SP-Tweede Kamerlid en voormalig huisarts Henk van Gerven besprak de huidige ontwikkelingen in de zorg. Het kabinet laat de zorg meer en meer over aan de markt en wil zo veel mogelijk de kosten beperken. Deze trend zie je ook terug in de ambulancezorg. Er wordt gewerkt aan een nieuwe wet ambulancezorg die in 2018 van kracht moet zijn. (Inmiddels is duidelijk dat de huidige Tijdelijke Wet Ambulance Zorg verlengd wordt tot 2020, red.) De minister van VWS heeft hierin de publieke variant al losgelaten. De SP is voorstander van publieke borging van de zorg en dus ook de ambulancezorg. Een meerderheid Henk van Gerven, SP

Maart 2016

van de ambulancezorgmedewerkers (enquête SP) is dat met hen eens. Daarnaast wil de SP graag dat de zorgpremie inkomensafhankelijk wordt. Volgens de SP is de zorg niet onbetaalbaar: de premies zijn niet te hoog, de kosten moeten eerlijker verdeeld worden. Enquête Uit een enquête van de SP onder medewerkers van de ambulancezorg en uit de denktank spoedzorg komen de volgende aandachtspunten: - Ambulancepersoneel ziet weinig kennis van ambulancezorg bij politici. - De patiënt heeft last van sluitingen SEH’s en van verdere concentratie van ziekenhuizen. - De enige norm die gemeten wordt is de aanrijtijd, maar die norm zegt niets over de kwaliteit van zorg die geboden wordt. - Meldkamercentralisten moeten medische kennis hebben. - Hoe brengen we balans aan in risicomijdend gedrag- ‘iedereen wordt naar pijn op de borst toe gepraat’. - De rapid responder moet op inhoud ingezet worden, niet alleen om aanrijtijden te halen. De onderzoeker De samenwerking tussen ambulancezorg en HA(P) was al aan de orde geweest en over dit thema gaven we Marleen Smits (IQ Health/Radboud UMC) graag het woord. Zij doet onderzoek naar de acute zorgketen specifiek in de NAW-uren. Marleen startte met de constatering dat een burger drie ingangen heeft tot de spoedzorg (112 bellen, HA(P) en SEH) wat er toe kan leiden dat de patiënt niet direct aan het juiste loket staat. Ze besprak twee onderzoeken met ons. Het eerste onderzoek betrof een analyse van spoedritten die via 112 aangemeld zijn. Voor 600 ritten is gekeken of deze achteraf gezien eerstelijnszorg betroffen. Dit bleek in 42% van de ritten het geval te zijn. Bij het overgrote deel van die casussen is de patiënt ter plaatse behandeld. 130 ritten van de 600 zijn gereden door een rapid responder. Van die ritten werd 65% achteraf beoordeel als 1e lijnzorg. Het percentage van ritten die achteraf als 1e lijn worden beoordeeld ligt tijdens kantooruren iets Marleen Smits, IQ Health/Radboud UMC

AMBULANCEZORG 19


hoger dan in de NAW-uren. Dit onderzoek vond plaats voor de invoering van de DIA. Voor het tweede onderzoek, deze resultaten waren vers van de pers, zijn 2000 spoedritten onderzocht. 1000 HAP-ritten en 1000 ambulanceritten. Uit dit onderzoek bleek dat 23% van de ambulanceritten achteraf beoordeeld werd als 1e lijnszorg. Vanuit de HAP-ritten bleek 8% achteraf 2e lijnszorg te zijn. De beoordelaars kozen ook achteraf wat de meeste geschikte inzet voor deze ritten zou zijn. Hierbij werd in 15% van de HAP-ritten gekozen voor gezamenlijke inzet van ambulance en HAP. Bij 14% van de ambulanceritten werd voor de inzet van een verpleegkundig specialist gekozen. Smits had n.a.v. deze uitkomsten een aantal ideeën/discussiepunten: - Samenwerking in uitvoering spoedzorg. Voorbeeld HAASteam (Huisarts Ambulance Spoed- team). Zij rijden samen de U1-U2 urgenties van de HAP en de 112-meldingen met HAindicatie. Kan leiden tot minder vervoer naar ziekenhuis, continuïteit in de zorgverlening en expertiseuitwisseling tussen RAV en HAP. - Samenwerking zou ook kunnen met gezamenlijke triage. Gezamenlijke meldkamer HAP en MKA met één telefoonnummer? - Koppeling dossiers, in ieder geval moet de essentiële informatie over patiënt (NTBR, niet vervoeren) beschikbaar zijn op de MKA. - Gezamenlijke scholing van HAP, RAV en SEH. Geraadpleegde artikelen naar aanleiding van deze onderzoeken: - “Spoedritten ambulance vaak eerste lijnszorg”, in Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2014-158. - “Afstemming huisarts en ambulancezorg dringend nodig”, in Medisch Contact 2015-06. - “Spoedeisende huisartsenzorg en ambulancezorg moeilijk te scheiden?”, in Vakblad V&VN Ambulancezorg dec. 2012.

spoedeisende hulpvaardigheden onderhouden. Dit is voor anderen juist reden om dit aan de spoedspecialist zoals de rapid responder over te laten. Het gaat tenslotte om de beste zorg voor de patiënt. - En natuurlijk was er discussie over de invloed van het triagesysteem van de MKA en de HA(P) op de inzetten en de samenwerking tussen diverse disciplines in de spoedketen. Conclusie: Er is duidelijk toekomst voor de rapid responder. De rapid moet zich specialiseren, er moeten zorginhoudelijke inzetcriteria zijn en er is behoefte aan landelijke afstemming en profilering door bijvoorbeeld opleiding en assessment specifiek voor de rapid responder. Middag: drie workshops PHANTASI-trial
Pol Stuart (SEH-arts Albert Schweitzer Ziekenhuis) besprak de PHANTASi-trial (preklinische behandeling van sepsis). Een aantal interessante casussen maakte de noodzaak van deze trial meer dan duidelijk. Je kunt via LPApp het regionale protocol van Zuid-Holland Zuid met bijbehorende verantwoording raadplegen. Klinisch redeneren Klinisch redeneren was de kern van de workshop van Piet van Wijk (docent en coördinator care opleidingen Albeda Collega). Een goede opfrisser van deze onmisbare vaardigheid bij het beoordelen van patiënten. Cardiologie John Blok (MANP cardiologie Albert Schweitzer Ziekenhuis) spitste het klinisch redeneren toe op de cardiologie. Tot slot Thijs, Henk, Marleen, Pol, Piet en John, nogmaals heel hartelijk dank voor jullie bijdrage.Last but not least, deze dag was mede een succes dankzij onze dagvoorzitter Merel Willeboer (SEHarts Albert Schweitzer Ziekenhuis) die ons zeer kundig en prettig door het programma heeft geleid. Marcello en Nico: “Wij kijken tevreden terug en we kijken uit naar het volgende Rapid Responder Symposium. We wensen

Forumdiscussie als afsluiting van het ochtendprogramma

Afsluitende discussie ochtend We sloten de ochtend af met een discussie. We hebben o.a. gesproken over: - Bevoegdheden van de rapid responder en eisen die daarbij horen (physician assistent/nurse practioner/senior verpleegkundige). - Voorbeeld uit IJsselland waar rapid responder meewerkt op de HAP. Resultaat is betere samenwerking en betere doorstroom. In de praktijk bleek veel onbekendheid bij huisartsen over wat ambulancezorg precies inhoudt. - De rapid kan niet alleen ingezet worden als brugfunctie in samenwerking met HA(P) maar ook op specialistische taken zoals bijvoorbeeld ebola of hygiëne. - Er zijn regio’s waar samenwerking tussen HAP’s soepel verloopt en er zijn regio’s waar dit minder soepel gaat. Sommigen zijn bang dat huisartsen dan nog minder dan nu hun

20 AMBULANCEZORG

Organisatie en presentatie: vanaf links, Marcello Koedoot, Merel Willeboer, Nico Rijntjes en John Blok

onze collega’s van de RAV Oost heel veel succes en plezier bij de voorbereidingen daarvan!”

Sdu Uitgevers


LEIDERSCHAP IN AMBULANCEZORG

AMBULANCE VAKBEURS

SYMPOSIUM & CHALLENGE

6

APRIL 2016 SYMPOSIUM & VAKBEURS OPENING DOOR ANDRÉ KUIPERS INSCHRIJVING

7

APRIL 2016 CHALLENGE & VAKBEURS FEESTELIJKE AFSLUITING CAMPAGNE ‘DE MENSEN VAN DE AMBULANCE’

VANAF OKTOBER 2015 VIA WWW.AMBULANCEZORG.VENVN.NL CHALLENGE VÓÓR 15 SEPTEMBER 2015 VIA DE ROC VAN JE RAV LOCATIE BOUW EN INFRA PARK CEINTUURBAAN 2 HARDERWIJK

SPONSOREN

ORGANISATIE


ZOLL is de hoofdsponsor van de Ambulance Vakbeurs V&VN op 6 en 7 april a.s. Bezoek onze stand tijdens het V&VN congres in Harderwijk en maak kennis met de laatste innovaties op het gebied van reanimatie. ZOLL® kan binnen uw organisatie een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van overleving! Kom langs en ontdek zelf welke geavanceerde technologie ZOLL in huis heeft om u hierin te helpen. Kunt u er niet bij zijn maar hebt u wel interesse? Kijk op onze website www.zoll.nl Voor meer informatie: info.benelux@zoll.com / +31 481 366 410

Op 6 en 7 april: Leiderschap in Ambulancezorg Alweer enkele jaren geleden is het laatste “echte” ambulance event georganiseerd in de Americahallen in Apeldoorn. Tijdens de afgelopen edities van Venticare werd door ambulanceprofessionals vaak gesproken over het opnieuw organiseren van een soortgelijk evenement. V&VN Ambulancezorg heeft de stoute schoenen aangetrokken. Op 6 en 7 april is het zover! Een jaar geleden zijn de eerste plannen gemaakt, samen met de Academie voor Ambulancezorg. Houden we het klein of groot? Eén of twee dagen? Er is heel wat brainstorming aan het evenement voorafgegaan. En tonen van leiderschap doen we met de tweedaagse op 6 en 7 april in Harderwijk. Een event dat je niet mag missen! We willen ons laten zien en horen. Wij zijn van de inhoud en geven deze met elkaar vorm. Dat laten we zien: aan elkaar, aan directies en aan VWS. Onze rol als reflectieve professional vraagt misschien wel de meeste en belangrijkste aandacht voor ons de aankomende jaren. Reflecteren op het eigen handelen is soms best eng maar wel verdraaide belangrijk. Als we dat goed doen worden we steeds beter. Als we dan ook nog eens streven te

22 AMBULANCEZORG

werken volgens de laatste stand van de wetenschap dan kan niemand toch om de ambulanceprofessional heen. Wij zijn degene die acuut en deskundig klaar staan voor de burger met gezondheidsproblemen en deze van A naar B vervoeren. En kunnen prima uitleggen waar we voor staan en wat hiervoor nodig is. Invloed hebben we. Hoe beter we elkaar weten te vinden des te meer we kunnen betekenen met elkaar. Wat kan er inhoudelijk nog anders en beter? Wat hebben we nodig om ons vak goed uit te oefenen? Laat van je horen! Ook op het event kun je ons als beroepsvereniging voeden met tips. We gaan onze meerjaren strategie na het event vorm geven. Dus kom met input waarop wij ons als ambulanceprofessionals moeten richten de komende jaren. Alle input is welkom. Iets dat voor jou misschien logisch is, is dat wellicht (nog) niet voor een ander… Het complete programma is te vinden op www.ambulancezorg.venvn.nl Tot 6 en/of 7 april!

Sdu Uitgevers Uitgevers Sdu


Corpuls Benelux Corpuls Benelux presenteert op 6 & 7 april met trots de corpuls cpr op de Ambulance Vakbeurs. Deze nieuwe generatie thoraxcompressiesystemen voor de best mogelijke patiëntenzorg zet nieuwe standaarden in de behandeling en maakt kwalitatief hoogwaardige reanimatie mogelijk, gebaseerd op de ERC2015/AHA richtlijnen. Elk systeem bestaat uit een corpuls cpr– arm met geïntegreerde drukstempel en

een Recboard (reanimatieplank). Deze is speciaal ontworpen voor de verschillende vereisten voor traumahelikopter en ambulancezorg en is gemaakt van röntgenpermeabel carbon. Het Recboard kan met de stevige riemen veilig aan de wervelplank of brancard bevestigd worden. In het hoofdmenu van de user interface worden gelijktijdig de actuele therapie modus (30:2, 15:2, continu), de compressiediepte, de compressiefrequentie, de therapieduur

en de resttijd van de accu in minuten weergegeven. Enkele speerpunten: • Zo kort mogelijke hands-off intervallen door zeer snelle applicatie • Diepte instelbaar tot 6 cm, de laatste centimeter telt! • Eenvoudig te positioneren door dynamische 1-arm constructie

Klinische Training Physio-Control De WebEx sessie zal internationaal zijn, en daarom Engelstalig. Doelgroep: verpleegkundigen en medici, betrokken bij Myocard Infarct patiënten. De onderwerpen welke aan bod zullen komen: • Updates on the latest ECG tresholds for STEMI • Critical thinking beyond ECG • Confidence-building principles for STEMI Alert • STEMI Alert versus fibrinolysis • Is there an acceptable range of false positive cathlab activations? • STEMI impostors • Interpretive algorithms • Transmitting 12-leads for overread

Physio-Control organiseert deze sessie in partnership met EMS World. Er zijn geen kosten aan verbonden. Wil je deelnemen, schrijf je dan in op de registratiesite: http://www.physio-control.com/webinar/, of neem contact op met PhysioControl via telefoonnummer 043-368 66 02 of via het email adres infobenelux@ physio-control.com, o.v.v. “WebEx Klinische Training Physio-Control”.

Stryker EMS is de trendsetter op het gebied van ambulancebrancards en komt telkens weer met nieuwe oplossingen om het letselrisico voor de ambulanceverpleegkundige en de patiënt te verminderen. Wij hebben daarbij vooral gelet op verhoogde risico’s zoals het laten zakken van een patiënt op de brancard en het in- en uitladen in een ambulance.

lossysteem voor de ambulance ontwikkeld door Stryker. Het systeem werkt eenvoudig door één druk op de knop en vermindert aanzienlijk het risico van letsel voor het ambulancepersoneel. Het Power-Load systeem is speciaal gemaakt om het werk van het ambulancepersoneel te vereenvoudigen en het leven aangenamer te maken. Met als doel de kans op lichamelijk letsel te verminderen.

bestaande Power-pro brancard. XPS kan op zeven verschillende breedtes ingesteld worden, afhankelijk van het postuur van de patiënt, en bevat een breder matras om de patiënt veiliger te verplaatsen. Het matras biedt tevens een optimaal comfort voor de patiënt. Deze oplossing is speciaal door Stryker ontwikkeld om op een eenvoudige manier zeer zware patiënten te vervoeren.

Power-Load systeem: in- en uitladen door één druk op de knop Power-Load is een automatisch laad- en

XPS: verbreed patiënten ligvlak XPS biedt een verbreed patiënten ligvlak dat gemakkelijk te monteren is op een

Voor meer informatie: www.strykerems. com of bel naar onze buitendienstmedewerker Ron Hupse: 06-50746128

Een nieuw initiatief van Physio-Control is om via WebEx (communicatie via Internet) klinische training voor geïnteresseerden te organiseren. Voor Ambulancepersoneel wereldwijd wordt er op 1 april 2016 een sessie georganiseerd o.l.v. Dhr. Tim Phalen, met de titel ‘Adding critical thinking to cath lab activation’. Tim is een autoriteit op het gebied van ECG onderwijs, woont in de US en heeft de afgelopen jaren wereldwijd tienduizenden verpleegkundigen over ECG en gerelateerde zaken onderwezen. Sommigen van u kunnen zich misschien de Masterclass herinneren die Tim ook al weer enkele jaren geleden in Nederland heeft gegeven.

Stryker EMS

Maart 2016

AMBULANCEZORG 23


Programma van het symposium en de vakbeurs op 6 en 7 april 2016 Symposium en Vakbeurs 6 april (entree 125 euro)

Programma 09.00-09.30 Ontvangst 09.30-10.45 Opening door André Kuipers 10.45-15.45 Lezingen/ workshops/ vakbeurs incl. koffie/thee/ lunch 15.45-16.30 Presentatie casuïstiek ‘Het begon als een eenvoudig A2-tje.......’ Na inschrijving via de inschrijflink Symposium en Vakbeurs 6 april op de website van V&VN Ambulancezorg (www.ambulancezorg.venvn.nl) krijg je binnen enkele weken een mail waarna je je ook kunt aanmelden voor de lezingen/ workshops.

Vakbeurs en Challenge 7 april (entree 20 euro) Als je ingeschreven bent voor het symposium op 6 april dan heb je tevens toegang tot de vakbeurs op 6 april. Wil je de vakbeurs en/of challenge (ambulancewedstrijden) bezoeken op 7 april dan schrijf je je, eveneens via de website, in voor de Vakbeurs en Challenge 7 april De Challenge en feestelijke afsluiting van de campagne ‘De mensen van de ambulance’ (georganiseerd door de Academie voor Ambulancezorg, Ambulancezorg Nederland, de campagne ‘De mensen van de ambulance’) vinden op 7 april plaats. Bezoek hiervan is alleen mogelijk als je bent ingeschreven voor de vakbeurs op 7 april.

Rechtstreeks inschrijven kan ook: Symposium en Vakbeurs 6 april: https://ambulancevakbeurssymposium.entranz.nl/ Vakbeurs, Challenge en afsluiting De Mensen Van De Ambulance 7 april: https://ambulancevakbeurschallenge.entranz.nl/

Een greep uit de tientallen Workshops en lezingen op 6 april: Effectief leiderschap tijdens reanimatie Tijdens de hulpverlening aan kritisch zieke patiënten, zoals ook tijdens reanimaties, spelen veel medische en psychologische zaken door elkaar heen. Hoe kan je tijdens kritische situaties het overzicht blijven houden, je eigen stress niveau beheersen, alle betrokken hulpverleners aansturen en zo een casus effectief leiden? Door Drs. Hans van Schuppen is urgentieanesthesioloog(-intensivist) en werkzaam in het Academisch Medisch Centrum (AMC) Amsterdam.

Psychiatrie binnen de ambulancezorg Wat zijn de laatste ontwikkelingen in de acute psychiatrie en de meest voorkomende stoornissen? Welke competenties heb je nodig om de psychiatrische patiënt adequaat te kunnen helpen? Aan de hand van casuïstiek gaan we, met een deskundige acteur , actief en vooral praktijkgericht aan de slag. Door Erik Derks en Albertine Wierbos, beiden van Derks Training & Coaching.

Tuchtrecht in relatie tot vakinhoudelijk leiderschap Als verpleegkundige of verpleegkundig specialist val je onder de BIG-wetgeving. Een onderdeel van de wet BIG is het tuchtrecht. Er wordt ingegaan op het tuchtrecht, de beide tuchtnormen van de wet BIG, de professionele standaard en de ontwikkelde beroepsnormen. Ook komt aan de orde wat er valt te leren van de tuchtrechtuitspraken en hoe je klachten enerzijds kunt voorkomen en mocht je toch met een klacht te maken krijgen hoe je hier beste mee om kunt gaan. Door Jan Mulder, verpleegkundige, verplegingswetenschapper en adviseur bij V&VN. Het volledige programma op www.ambulancezorg.venvn.nl

Leiding nemen in het verkeer Nieuwe technieken en ontwikkelingen stellen hulpverleners voor nieuwe uitdagingen in het verkeer. Hoe blijf je op de juiste manier aan het stuur, als chauffeur of hulpverlener in de ambulancezorg?In deze workshop neemt het Instituut Fysieke Veiligheid je mee in twee nieuwe ontwikkelingen: wijzigingen in de verkeerswet- en regelgeving en het optreden bij incidenten met moderne voertuigen. Door Karin Groenewegen (onderzoeker IFV) en Jaap Molenaar (vakgroepdecaan incidentbestrijding IFV)

24 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


Functiedifferentiatie op de meldkamer ambulancezorg Het is vooral een kwestie van veel oefenen. Dat kan in de simulatiemeldkamer van het METS Center. Foto: METS Center

Fusies, schaalvergroting en krapte op de arbeidsmarkt: dat zijn momenteel meldkamerontwikkelingen waar iedere RAV rekening mee moet houden. Dat doen ze allemaal op hun eigen manier. Sommige kiezen voor functiedifferentiatie, met name door naast de verpleegkundig centralisten ook niet-verpleegkundig centralisten aan te stellen die alleen het logistieke proces op de meldkamer verzorgen. Voor die laatste groep is er ook een opleiding, die inmiddels twee lichtingen gespecialiseerde uitgiftecentralisten heeft afgeleverd. In april 2016 start een derde groep cursisten.

Auteur: Chris Bos

Dat RAV-en fuseren heeft alles te maken met het “Transitieakkoord meldkamer van de toekomst” uit 2013. Daarin hebben de spoedzorgpartijen vastgelegd dat er binnen afzienbare tijd nog maar tien meldkamers zullen zijn. ‘Meldkamercentralisten moeten dan een veel grotere regio aansturen,’ aldus Trudy van Meurs, docent aan het METS Center, opleidingsinstituut gericht op de acute gezondheidszorg en patiëntveiligheid, en bovendien nog één dag per week meldkamercentralist. ‘En dat betekent dat je als centralist niet alleen werkt met meer ambulances die je moet positioneren, maar ook met meer ambulanceteams en een groter gebied met alle geografische bijzonderheden van dien. Kun je dat nog allemaal overzien als verpleegkundig centralist, of vraagt dat om iemand die zich specialiseert in het uitgifteproces? Dat is wel een terechte vraag.’ Naast de schaalvergroting is er de huidige krapte op de arbeidsmarkt. Trudy van Meurs: ‘Een RAV die moeite heeft met het vinden van verpleegkundig geschoolde centralisten neemt soms niet-verpleegkundigen in dienst, speciaal voor de uitgifte; voor dat deel van het meldkamerwerk hoef je namelijk niet volledig medisch geschoold te zijn.’

Maart 2016

Uitgifte vraagt om logistiek inzicht Voor de volledigheid: in de meeste meldkamers zijn de aanname van meldingen en de uitgifte van ambulances afzonderlijke taken, maar de meeste verpleegkundig centralisten vervullen beide. Tijdens een werkdag wisselen ze deze taken vaak af. En die afwisseling bevalt de meeste centralisten goed. Trudy: ‘Anderzijds zie je in de praktijk dat niet iedere verpleegkundige centralist een goede uitgiftecentralist is. Daarvoor heb je echt andere competenties nodig. Je moet permanent overzicht hebben van de beschikbare voertuigen én anticiperen op de gevolgen van iedere voertuigbeweging die je in gang zet. Bewaking van de paraatheid heeft een hoge prioriteit.’ Dat er niet-verpleegkundigen op de meldkamer werken is overigens niet helemaal nieuw. ‘Vroeger hadden sommige meldkamers ook centralisten zonder verpleegkundig diploma. Tegenwoordig kan dat niet meer, het vak is gaandeweg steeds verder geprofessionaliseerd. In die ontwikkeling past deze functiedifferentiatie, waarbij een deel van de centralisten zich niet met de triage maar puur met de logistiek bezighoudt.’ Pilot: opleiding tot uitgiftecentralist Vanwege al deze ontwikkelingen op meldkamergebied kreeg het

AMBULANCEZORG 25


METS Center. Aan de orde kwamen zaken als: wat wordt het takenpakket van de uitgiftecentralist? Welke competenties heb je dan nodig? Wat is het instroomniveau en wat zijn de kwaliteitseisen? Trudy van Meurs: ‘Dat leidde uiteindelijk tot een competentieprofiel met eindtermen voor de uitgiftecentralist, dat op een vergelijkbare manier is opgebouwd als het competentieprofiel van de verpleegkundig centralist.’

Vanuit de regiekamer worden opdrachten aan de cursisten gegeven.

METS Center in 2014 een verzoek van verschillende meldkamers in Nederland. Trudy van Meurs: ‘De vraag was om een aantal niet-verpleegkundige collega’s op te leiden tot uitgiftecentralist. Het ging voornamelijk om ambulancechauffeurs. Eerder hadden we samen met Amsterdam een pilot opgezet die in oktober/november 2013 heeft gedraaid. En met succes, want de meesten konden daarna aan de slag in een combinatiefunctie van chauffeur en uitgiftecentralist.’ Daarmee was de tijd rijp voor het oprichten van een werkgroep die zich over een landelijke opleiding ging buigen. De werkgroep bestond uit de hoofden van drie meldkamers, de werkbegeleiders van die meldkamers en docenten van het

Logistiek als vak apart Gerritjan Jongewaard is een van de cursisten die met goed gevolg de nieuwe opleiding heeft gevolgd. Hij was ambulancechauffeur maar is nu al twee jaar uitgiftecentralist op de Meldkamer Ambulancezorg Amsterdam. Die overstap bevalt hem uitstekend: ‘Ik houd van planning en logistiek, zorgen dat alles op elkaar aansluit. En je merkt ook dat de inzet van ambulances effectiever wordt dankzij de specifieke aandacht voor het logistieke proces dat eronder ligt. Dat heeft trouwens ook te maken met je ervaring als chauffeur. Je weet hoe alles reilt en zeilt, je weet waarmee ambulanceteams allemaal te maken kunnen krijgen. En je kent de regio al.’ Natuurlijk staat de patiëntenzorg altijd voorop, maar het welzijn van de rijdende medewerkers telt ook. ‘En het tweede beïnvloedt het eerste, dus daar houd je rekening mee. Wie stuur je waar naartoe? En wanneer? Vanuit je rijervaring kun je meedenken met collega’s, je kunt je inleven in de voorkeuren die ze op dat moment hebben. En gelukkig merk je ook dat ze dat waarderen, absoluut!’ Al met al voelt hij zich op deze stek als een vis in het water. ‘Bij elk spoedgeval is het weer de kunst om zo snel mogelijk een wagen ter plekke te krijgen en tegelijkertijd de bezetting optimaal te houden. Dat is soms lastig, maar des te groter is de voldoening als het weer is gelukt.’

26 AMBULANCEZORG

Het gaat om beargumenteerde keuzes De werkgroep kwam tot een opleidingsopzet met vier modules: Communicatie, Medische kennis, ICT en Logistiek. Maar naast het opdoen van theoretische kennis is het vooral een kwestie van veel oefenen, stelt Trudy van Meurs. Daarbij kon worden geprofiteerd van de simulatiemeldkamer van het METS Center. En oefenen is in dit geval vooral oefenen in redeneren en vooruitdenken. ‘Om het juiste voertuig op de juiste plek te krijgen zijn er vele wegen die naar Rome leiden. Je moet steeds keuzes maken. Of die goed of slecht zijn hangt af van veel variabelen. In de opleiding kijken we vooral naar de argumenten die je gebruikt voor je keuzes en hoe je de consequenties van die keuzes verwerkt in je vervolgstrategie.’ Dat oefenen gebeurt niet alleen individueel op het scherm, maar ook collectief en hardop. ‘De kaart op tafel en iedereen eromheen. Met pionnetjes voor de eenheden. Dan komt er een melding en bevraag je de cursisten: wat zou jij doen? Waarom? Wat doe je als vervolgens iemand in een uithoek van je gebied een hartstilstand krijgt? En er frontale botsing plaatsvindt op de provinciale weg? Wat doe je met je besteld vervoer? Die mensen moeten immers ook op tijd zijn voor hun afspraak in het ziekenhuis. En nogmaals: we richten ons niet op de acties, maar op de denkpatronen achter de acties van deze deelnemers.’ Paraatheid als speerpunt Voor meldkamers die vanwege kostenbesparing of personeelsgebrek toewerken naar functiedifferentiatie kan de functie van uitgiftecentralist zeker zijn nut bewijzen, verwacht Trudy van Meurs. ‘Kijk naar de groeiende nadruk op aanrijtijden. RAV’s worden tegenwoordig voor een groot deel afgerekend op hun prestaties op juist dat gebied; en de kwaliteit van de uitgifte is daarin een belangrijke factor. Functiedifferentiatie is een manier om daar weer een stap in te zetten, en deze opleiding faciliteert de keus voor dat instrument. Daarmee richt je je op medewerkers die focussen op logistieke taken en die van permanente paraatheid een speerpunt maken.’

Wie kan de opleiding volgen? - Cursisten met minimaal opleidingsniveau mbo of werkniveau gelijk aan mbo. - De cursist heeft gedurende de opleiding een dienstverband op een meldkamer ambulancezorg. - Het dienstverband bedraagt 36 uur per week gedurende de opleiding. - Bij voorkeur bekend met medische hulpverlening, kennis van medische terminologie is wenselijk.

Sdu Uitgevers


FAST-test onder de loep In Nederland wordt de druk op de eerstelijnszorg steeds hoger om de gezondheidszorg in de toekomst betaalbaar te houden. De drempel om klinisch te behandelen wordt hoger, er is een voorkeur om patiënten zo lang mogelijk buiten de kliniek te houden. De eerstelijnszorg, zoals huisarts en ambulancezorg, hebben kwalitatief goede instrumenten nodig om op een juiste manier de patiënten te kunnen behandelen. Deze literatuurstudie gaat over de prehospitale bruikbaarheid van de FAST-test (Face, Arm, Speech, Time) en is uitgevoerd als onderdeel van de opleiding tot verpleegkundig specialist acute zorg van de auteur aan de Hogeschool Utrecht. De volledige studie is bij hem op te vragen via: a.bruintjes@ravu.nl .

Auteur: Arjan Bruintjes, verpleegkundig specialist acute zorg i.o.

Ambulanceverpleegkundigen komen regelmatig in aanraking met patiënten die neurologische verschijnselen vertonen. Deze gespecialiseerde verpleegkundigen hebben een unieke positie in de prehospitale hulpverlening om bij patiënten die een Cerebro Vasculair Accident (CVA) of Transient Ischaemic Attack (TIA) doormaken gezondheidsschade te kunnen beperken. Hiervoor wordt de FAST-test gebruikt. Is dit echter wel een instrument van goede kwaliteit ? De cijfers In 2011 waren er in Nederland 174.400 mensen die een CVA hebben doorgemaakt. Elk jaar komen hier ongeveer 26.200 nieuwe patiënten bij (RIVM, 2014). De incidentie van een CVA zal naar verwachting de komende jaren toenemen met de verhoging van de gemiddelde leeftijd in Nederland. Een CVA komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. De kans op een CVA loopt recht evenredig met de stijging van de leeftijd. De afgelopen jaren tonen de sterftecijfers in de kliniek een dalende lijn De oorzaak hiervan is niet bekend, het kan zijn dat de preventie- en behandelmethoden verbeteren of dat de patiënt sneller naar een verpleeghuis overgeplaatst wordt (RIVM, 2014).

Maart 2016

Auteur Arjan Bruintjes

AMBULANCEZORG 27


Overeenkomsten en verschillen Bovenstaande testen lijken op elkaar, maar gebruiken verschillende variabelen. Variabelen die in alle testen gebruikt worden zijn: asymmetrie van het gelaat, verzwakking van de spierkracht in de armen en verschil in kracht tussen de linker en de rechter lichaamshelft. Op dit moment wordt in Nederland de FAST-test gebruikt voor de eerste oriëntatie en is het als gouden standaard opgenomen in de landelijke protocollen ambulancezorg (Ambulancezorg, 2014). Naast de FAST-test zijn een speciële anamnese en neurologisch onderzoek nodig om het aantal differentiaal diagnosen te verkleinen. De FASTtest lijkt dus niet volledig dekkend te zijn om de patiënt op een juiste wijze te beoordelen, terwijl het voor optimale zorg aan deze groep patiënten wel wenselijk zou zijn. Het is in de toelichting op de protocollen niet te achterhalen wat de grondslag is van deze keuze. Het doel van deze literatuurstudie is om vast te stellen of de FAST-test door ambulanceverpleegkundigen gebruikt kan worden om een CVA/TIA te identificeren bij patiënten in de prehospitale fase.

Vraagstelling Wat zegt de wetenschappelijke literatuur over de sensitiviteit en de specificiteit van de FAST-test bij volwassen patiënten die in de prehospitale fase verdacht worden van CVA of TIA? Amerikaans voorbeeld van een FAST-test voor leken

Diverse testen Het snel en volledig herkennen van neurologische symptomen passend bij een CVA of TIA, is het belangrijkste onderdeel in het onderzoeken van deze patiënten. Om de tijd tussen het ontstaan van de symptomen en definitieve behandeling zoals trombolyse zo kort mogelijk te houden zijn een snelle, zorgvuldige anamnese en lichamelijk onderzoek noodzakelijk (E.S.Brandler, 2014). Er zijn wereldwijd verschillende testen die gebruikt worden in de acute situatie, zoals de ROSIER test ( recognition of Stroke in the emergency room, de LAPSS ( Los Angeles Prehospital Stroke Screen), MASS (Melbourne ambulance Stroke screen), Med PACS (Medic Prehospital Assessment for Code Stroke) en CPSS-test ( Cincinatti Prehospital Stroke Scale).

Resultaten De resultaten worden per artikel beschreven. 1. Het systematic review van Brandler et al. (2014) gaat in op alle meetinstrumenten die op dit moment wereldwijd bestaan. De onderzoekers hebben de data van de verzamelde onderzoeken gebruikt om analyses uit te voeren. Ze geven aan dat de uitkomsten van het onderzoek negatief worden beïnvloed door het grote verschil in populatiegrootte waarop de analyses zijn uitgevoerd. De populatie wordt als ongelijksoortig aangemerkt. Doordat het onderzoek is uitgevoerd in universitaire ziekenhuizen kunnen de uitkomsten niet gegeneraliseerd worden. De LAPSS (Los Angeles Prehospital Stroke Screen) heeft de beste uitkomsten in Reciever operating characteristic (ROC1) en Likelihood ratio2. De FAST-test heeft de hoogste sensitiviteit3 (0,97%).

Tabel 1. Methodologisch overzicht geselecteerde artikelen Auteur(s)

Soort studie

Populatie grote

Populatie beschrijving

Exclusie

Training

Referentie standaard

Bewijsniveau CBO

Brandler et a. 2014

Systematic review

100-11,296

Patiënten met klachten

Niet van toepassing zijnde artikelen.

nvt

CVA vastgesteld door arts

A1

Fothergill 2013

Prospectieve studie

295

Patiënten met klachten

Niet verrichte test/ ontbreken data

1 uur

CVA vastgesteld door Arts

B

Purrucker 2014

Retrospectieve studie

689

Patiënten met klachten

Primary neurotrauma / ontbreken data

geen

CVA vastgesteld door arts

B

Berglund 2014

Retrospectieve studie

900

Patiënten met klachten

Ontbreken data.

geen

CVA vastgesteld door arts

28 AMBULANCEZORG

Sdu Uitgevers


Test van de ‘A’ in de FAST-test: rechter arm blijft achter

2. Fothergill et al. 2013 onderzochten in een prospectieve studie of de ROSIER-test (Recognition of Stroke in the Emergency Room) die wordt gebruikt op de spoedeisende hulp – en volgens de onderzoekers superieur is aan de FAST-test –, ook in de prehospitale setting beter een CVA/ TIA kan identificeren. Dit deden de onderzoekers door ambulancemedewerkers de ROSIER-test uit te laten voeren en achteraf te vergelijken met de FAST-test. De onderzoekers geven aan dat generaliseerbaarheid beperkt is omdat geïncludeerde patiënten naar één ziekenhuis zijn gebracht. De gebruikte variabelen zijn valide, dit wordt onderschreven door Beurskens et al. (2005). De onderzoekers geven in de conclusie aan dat het geen verschil maakt of de ROSIERtest of de FAST-test gebruikt wordt. De sensitiviteit is hoog (97%) en komt overeen met de Positief voorspellende waarde (PPV). De Specificiteit4 en Negatief voorspellende waarde (NPV) zijn voor de ROSIER marginaal hoger. Er is een significantie aangetoond in de regressieanalyse ten aanzien van de voorspellende onderdelen van de test. Hierbij komen gezichtszwakte (p<0,002), verzwakking van de arm (p <0,001) en het aanwezig zijn van een insult (p<0.016) als belangrijkste onderdelen naar voren. De toegenomen tijd bij het afnemen van de ROSIER-test is niet wenselijk. Tevens concluderen de onderzoekers dat de specificiteit laag scoort (13%-18%) voor beide testen. De hypothese dat de ROSIER-test beter zou werken dan de FAST-test bij gebruik door ambulancemedewerkers wordt verworpen. 3. Purrucker et al. 2014 onderzochten in een retrospectieve cohortstudie alle bestaande testen bij een vastgestelde populatie. De populatie bestond uit een groep patiënten

Maart 2016

die verdacht werden van een verstoring in het centraal zenuwstelsel en is gepresenteerd in één ziekenhuis. Zij hebben op basis van patiëntengegevens de testen met elkaar vergeleken. Hierbij zijn de onderzoekers in staat om de zwaarte van de verschillende onderdelen van de testen te vergelijken. De onderzoekers concluderen dat de FAST-test en de CPSS-test een hoge sensitiviteit hebben (resp. 85% en 83%) De specificiteit van beide testen is als laag beschreven (resp. 69% en 68%). De LAPSS, MASS (Melbourne ambulance Stroke screen) en Med PACS (Medic Prehospital Assessment for Code Stroke) bereikten een hogere specificiteit (92%-98%). Bij deze testen werden 29% tot 56% van de CVA gemist. De ROSIER combineerde een sensitiviteit van 80% en een specificiteit van 79%. De onderzoekers concluderen dat de CPSS-test ( Cincinatti Prehospital Stroke Scale) en de FAST-test een goede sensitiviteit hebben voor het herkennen van een CVA/TIA. Zij geven tevens aan dat een combinatie van een test naar de ernst van de CVA/TIA en het herkennen wenselijk zou zijn. Doordat de onderzoekers achteraf de testen met elkaar hebben vergeleken valt er geen uitspraak te doen over de functionaliteit van de testen in de praktijk. 4. Berglund et al. 2014 hebben in een retrospectieve studie naar het gebruik van de FAST-test op de ambulance en in de meldkamer onderzocht waar de FAST-test het best tot zijn recht komt. Hiervoor is de database van een andere studie (HASTA studie) gebruikt om gegevens te genereren. De populatie is zeer geschikt voor het uitvoeren van dit onderzoek. De onderzoekers hebben tevens kunnen aangeven welk onderdeel van de FAST-test het meest

AMBULANCEZORG 29


Test van de ‘F’ in de FAST-test: scheve mond bij glimlach

als afwijkend wordt beschreven. In de conclusie van dit onderzoek wordt aangegeven dat de FAST-test beter te gebruiken is in de ambulance setting dan op de meldkamer: een CVA wordt daar niet altijd herkend. Als beperking van dit onderzoek geld dat er geen sensitiviteit en specificiteit berekend kan worden omdat er bij de start van de studie niet bekend is welke patiënten niet geïncludeerd zijn. Met name de afwijkingen in de spraak worden vaak geregistreerd als afwijkend. De FAST-test is met name afwijkend voor symptomen die optreden bij problemen in de anterieure circulatie van de hersenen. Dit is volgens Berglund et al. in 75 % van de gevallen ook de locatie waar CVA plaatsvindt. Dit kan van invloed zijn op de sensitiviteit van de test. Discussie Ambulanceverpleegkundigen gebruiken de FAST-test wanneer er een verdenking is van een CVA/TIA, de test wordt niet standaard gebruikt bij elke patiënt. Dit verklaart waarschijnlijk de hoge sensitiviteit van de test (A. Berglund L. E., 2014). De sensitiviteit van de FAST-test is hoog: 97 % (A.Berglund L. v., 2012) (E.S. Brandler, 2014) (R.T. Fothergill, 2013) en 85 % (J.C. Purrucker, 2014) met een CI (Confidence interval) van 95%. Dit is de hoogste score in alle geselecteerde artikelen in vergelijking met de andere testen. Daarentegen scoort de FAST-test minder goed in zijn specifiteit: 13 % (E.S. Brandler, 2014) (R.T. Fothergill, 2013) en 69 % (J.C. Purrucker, 2014). Dit impliceert dat de FAST-test geregeld patiënten selecteert die achteraf geen CVA/ TIA blijken te hebben. Dit is niet gunstig voor de opvang van deze patiënten op de SEH en zou overbelasting in de hand kunnen werken, waardoor patiënten met een CVA vertraging oplopen in de behandeling. Deze implicatie wordt

30 AMBULANCEZORG

ook beschreven door Purrucker et al, (2014). De LAPSS krijgt de voorkeur volgens onderzoekers (E.S. Brandler, 2014) vanwege de hogere specificiteit. Hier staat tegenover dat het uitvoeren van deze test meer tijd kost en dat is niet wenselijk.

De FAST-test heeft de hoogste sensitiviteit van alle testen en kan daarmee veranderingen in de gezondheid van de patiënten aantonen. De FAST-test heeft de hoogste sensitiviteit van alle testen en kan daarmee veranderingen in de gezondheid van de patiënten aantonen. Dit is klinisch relevant omdat dit het vervolgtraject bepaalt van de patiënt wanneer en waar hij gepresenteerd wordt in de kliniek. De uitkomst en dus het verlies van gezondheid is gerelateerd aan de test. De responsiviteit van dit instrument is valide, maar hoe hoog deze bij de FAST-test is, valt moeilijker te bepalen (E.S. Brandler, 2014). Brandler (2014) geeft de voorkeur aan LPASS boven de CPSS, terwijl het onderdeel spraak niet voorkomt in de LPASS. Het kan zo zijn dat veranderingen in de spraak van een patiënt minder specifiek zijn voor een CVA/TIA dan motorische afwijkingen. Daarnaast wordt door Brandler et al. (2014) aangegeven dat simpel uit te voeren testen de voorkeur hebben. De LAPSS kost meer tijd om uit te voeren, dit is niet wenselijk. De LAPSS wordt in het onderzoek van Purrucker et al. ( 2014) als minder sensitief besproken. De voorspellende waarde is belangrijk bij het bepalen van de kwaliteit van het meetinstrument. De FAST-test scoort redelijk in de PPV en de NPV. Indien de NPV hoger wordt zal de specificiteit toenemen en dus ook de tijdsduur van afname. Dit is

Sdu Uitgevers


volgens Brandler et al. ( 2014) niet wenselijk. Er moet een balans gevonden worden tussen het snel afnemen van een test en het verhogen van de validiteit van de test. Daarom ligt het voor de hand de FAST-test te gebruiken. Het artikel van Berglund et al. ( 2014) geeft aan dat de FASTtest zijn beperkingen heeft in het vaststellen van de posterior herseninfarcten. Deze komen in 25% van de gevallen voor. Gezien het belang om de tijd tussen ontstaan en behandeling zo kort mogelijk te maken is dit niet wenselijk. Daarom is het nodig om te onderzoeken welke variabelen hier van belang kunnen zijn die bij een niet afwijkende FAST-test alsnog onderzocht kunnen worden. De FAST-test is snel en eenvoudig aan te leren en te onthouden (A. Berglund L. E., 2014).

reduces the transfer and intra-hospital processing times fore acute stroke patients. J Clin Neurol, 138-142. Baldereschi M, P. B. (2012). Relevance of prehospital stroke code activation for acute treatment measures in stroke care. Cerebrovasc Dis 34, 182-190. Buren, E. (2014). Onderzoek in de gezondheidszorg. Houten: Noordhoff Uitgevers bv. Dassen, K. J. (2010). Lezen en beoordelen van onderzoekspublicaties. Groningen: Thieme Meulenhoff. E.S. Brandler, M. (2014). Prehospital stroke scales in urban environments. American Academy of Neurology, 2241-2249. J.C. Purrucker, C. A. (2014). Comparison of stroke recognition an stroke severity scores for stroke detection in a single cohort. Journal of Neurology,Neurosurgery, Psychiatry, (0) 1-8. K. Cox. (2012). Evidence-based practice voor verpleegkundigen. Den Haag: Boom

Beperkingen De grootste beperking van de gevonden literatuur is het moment waarop de FAST-test wordt uitgevoerd. De test wordt niet bij alle patiënten uitgevoerd en richt zich specifiek op de patiënt met neurologische symptomen. De ambulanceverpleegkundige bepaalt het moment van testgebruik. Een tweede beperking is dat de testen erg op elkaar lijken. Hierdoor zijn de verschillen kleiner. Een beperking in het interpreteren van de gegevens is de kennis bias van de auteur. Het is voor de eerste keer dat hij statistische analyses als Likilyhood en voorspellende waarde interpreteert. Voor de beoordeling van de artikelen is Dassen5 et al. gebruikt. Het is mogelijk dat hierdoor een informatie bias is ontstaan. Een laatste beperking is het aantal afnames van de FAST-test bij de patiënt. Bij een meetinstrument is het gebruikelijk dat de waarde mede bepaald wordt door de informatie die het meetinstrument oplevert gedurende meerdere metingen zoals een pijnschaal. De FAST-test wordt een keer bij een patiënt uitgevoerd.

Lemma uitgevers. Kaandorp, C. (2007). Klinische probleemstellingen. Houten: Prelum uitgevers. R.T. Fothergill, J. a. (2013). Does Use of the Recognition Of Stroke In the Emergency Room Stroke Assessment Tool Enhance Stroke Recognition by ambulance Clinicians ? Journal of the American Heart Association, 3007-3012. RIVM. (2014, 06 25). Nationaal kompas volksgezondheid. Opgeroepen op 02 03, 2015, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-enaandoeningen/hartvaatstelsel/beroerte/omvang/ Noten 1 ROC receiver operating characteristic (kosten-batenanalyse bij diagnostische besliskunde) 2 Likelihood ratio: de verhouding tussen de proportie van mensen die aan de door de test onderzochte ziekte lijden en een bepaalde testuitslag hebben en de proportie van de mensen die niet aan de door de test onderzochte ziekte lijden en dezelfde testuitslag hebben. 3 Sensitiviteit: het percentage terecht positieve uitslagen onder de zieke personen. 4 Specificiteit: het percentage terecht negatieve testuitslagen onder de nietzieke personen. 5 Dassen et al. beschrijft een methode om artikelen te analyseren

Conclusie Het is aan te bevelen de FAST-test te gebruiken als gouden standaard bij patiënten met neurologische symptomen in de prehospitale setting. Het is aan te bevelen om onderzoek te doen naar variabelen om posterieure infarcten vast te stellen en deze toe te voegen aan de FAST-test.

Foto’s en beeld beschikbaar gesteld door Arjan Bruintjes Literatuurlijst A. Berglund, L. E. (2014). Face Arm Speech Time Test Use in the Prehospital Settin, Better in the ambulance than in the Emergency Medical Communication Center. Cerebrovascular Deseases, 213-216. A. Berglund, L. v. (2012). Higher Prehospital Priority Level of Stroke Improves Thrombolysis Frequency and Time to Stroke unit (HASTA). Stroke American Heart Association, 2666-2670. A.J.H.M Beurskens, E. R. (2005-20 nr.1). Methoden en Technieken De responsiciteit van meetinstrumenten. Tijdschrift Verpleegkunde, 29-34. Ambulancezorg, N. (2014). Landelijke Protocollen Ambulancezorg LPA8. Maarsen: Ambulancezorg Nederland. Bae HJ, K. D. (2010). Prehospital notification from the emergency medical service

Maart 2016

AMBULANCEZORG 31


Uniek.

www.compressions-for-lives.com


Airport Medical Services Schiphol Een kijkje achter de schermen na grootscheepse verbouwing

Gang met behandelkamers. Foto: Dirk Hol

De huisvesting van Airport Medical Services, de medische dienst op Schiphol, is anderhalf jaar lang flink verbouwd. De overgang van decentrale naar centrale security op Schiphol had grote gevolgen voor de huisvesting van Airport Medical Services. Tijdens de verbouwing ging het werk uiteraard gewoon door. Want calamiteiten blijven plaatsvinden. Wie en wat is Airport Medical Services? Een heldere uitleg over de dynamische werkzaamheden op een luchthaven.

Auteur: drs. K.S. van Zwijndregt

Een calamiteit kan overal op Schiphol plaatsvinden. Op Schiphol zelf, maar ook in de lucht. Airport Medical Services verzorgt de medische faciliteiten in, op en rondom Schiphol. Schiphol is een stad

Maart 2016

op zich, waar ruim 65.000 mensen werken en jaarlijks ruim 60 miljoen reizigers voorbijkomen. Net als in elke stad zijn goede medische voorzieningen noodzakelijk. Daarbij vereist een bijzondere omgeving als Schiphol specifieke kennis voor de juiste medische zorgverlening.

Airport Medical Services verzorgt 24 uur per dag en 7 dagen per week de medische zorg voor iedereen die op de luchthaven komt: passagiers, werknemers en bezoekers, zowel voor (landside) als achter de douane (airside). De activiteiten zijn ruwweg als volgt in te delen:

AMBULANCEZORG 33


Eerste hulp en huisartsenzorg De Eerste Hulp van Airport Medical Services verleent per jaar aan gemiddeld 20.000 mensen zorg. Paula Knape is directeur van Airport Medical Services. Zij licht graag toe: ‘Schiphol is een plek waarop het etiket ‘dynamisch’ meer dan van toepassing is. Op Schiphol tref je natuurlijk alle nationaliteiten en kom je in aanraking met mensen uit heel verschillende culturen. Niet iedereen spreekt Engels, dus soms is een tolk nodig om helder te krijgen wat precies de klachten zijn of welke medicatie iemand gebruikt. Tel daarbij op dat bijna iedereen onder hoge druk staat om zijn vlucht te halen en je hebt een beeld van de hectiek waar we dagelijks mee te maken hebben.’ Er zijn regelmatig acute problemen: hartklachten, maag/darmproblemen, rugklachten of snij- of brandwonden. Daarnaast speelt spanning een rol bij het ontstaan van klachten. Twee locaties Op twee verschillende locaties is een Eerste Hulp aanwezig; een in Vertrekhal 2 en een op Schiphol-Oost. Er zijn momenteel twaalf artsen en zestig verpleegkundigen die voor Airport Medical Services werken. Regelmatig moet de inschatting gemaakt worden of het verantwoord is of mensen hun reis vervolgen of niet. Daarvoor is kennis van de luchtvaartgeneeskunde essentieel. En gezien de grote internationale patiëntenpopulatie is kennis van infectieziekten en epidemieën zoals onlangs Ebola een vereiste. Ambulancezorg Alle 112-meldingen voor brandweer, ambulance of marechaussee komen binnen in de meldkamer Schiphol, waar ook honderden camerabeelden de luchthaven bewaken en vanwaar de brandweer wordt aangestuurd. Vijftien chauffeurs en ambulanceverpleegkundigen zorgen voor een 24-uursbezetting. De ambulances zijn samen met de brandweer gestationeerd op post Sloten op het Schipholterrein. Bij een ongeval of levensbedreigende situatie op Schiphol wordt een van de ambulances of de ‘Medic’ ingezet. De Medic rijdt zonder chauffeur met een ‘rapid response’-voertuig naar meldingen en vervult de eerste urgente taken. Snelheid is altijd een zwaarwegende factor, omdat mensen een vlucht moeten halen. Er moet dan in korte tijd veel geregeld worden: de

34 AMBULANCEZORG

Paula Knape, directeur Airport Medical Services. Foto: Dirk Hol

koffers traceren, familie inlichten, het vliegtuigpersoneel wil weten waar ze aan toe zijn en er moet op tijd een diagnose en behandeling rond zijn. En tussen alle handelingen en telefoontjes door is het nog zaak om de passagier die haast heeft op zijn of haar gemak te stellen. In 90% van alle meldingen is de ambulance van Airport Medical Services tussen de 5 en de 8 minuten ter plaatse. Knape: ‘We hebben zo’n acht tot tien ritten per 24 uur. Er is echter geen peil op te trekken hoe druk het wordt. Je zou misschien denken dat de drukste dag op Schiphol ook onze drukste dag is, maar dat is tot nu toe niet altijd het geval’. Bestelde ritten van of naar vliegtuigen worden uitbesteed aan de Amsterdamse ambulancedienst. BHV Voor de komst van de ambulance zijn in de tussentijd bedrijfshulpverleners (BHV) vaak al gestart met het verlenen van eerste hulp. Schiphol en KLM hebben een uitgebreid netwerk van goedopgeleide bhv’ers met een goede uitrusting. Zij zijn werkzaam bij bedrijven die op de luchthaven opereren en hebben de beschikking over AED’s die strategisch zijn verspreid over hun werkgebied. Andere factoren die de hulpverlening versnellen: één op één-communicatie tussen de hulpdiensten, uitstekende samenwerking met de ambulancebemanning en de afspraken die Airport Medical Services heeft met de omliggende ziekenhuizen. Calamiteiten Naast de beschikbaarheid van een ambulance voor spoedeisend vervoer is

bij calamiteiten een ambulance en een first responder altijd direct inzetbaar. De indicatie voor de Schipholambulance om te vervoeren heeft onder meer te maken met de centrale security. Geen enkele ambulance van “buiten” kan op tijd ter plaatse zijn als deze auto ook uitgebreid door de security zou moeten komen. Bovendien wensen Schiphol en de partijen die er werkzaam zijn geen vertraging. Soms is er behandeling ter plaatse, soms wordt de patiënt naar het ziekenhuis of naar de medische post op Schiphol vervoerd. Het ambulanceteam werkt samen met de veiligheidsregio Kennemerland en vervult een belangrijke rol bij grootschalige calamiteiten op Schiphol. Behalve het vervullen van de dagelijkse diensten, zijn de ambulancechauffeurs en verpleegkundigen natuurlijk betrokken bij de vele oefeningen die op Schiphol plaatsvinden. Conform het Crisisbestrijdingsplan Schiphol levert Airport Medical Services de ambulancezorg op Schiphol. De Medic is als eerste aanwezig bij een ramp en zorgt o.a. voor de eerste opvang, triage en coördinatie in het rampterrein. Ook speelt het personeel van Airport Medical Services een rol bij het herenigen van ongedeerden en hun relaties. Grote incidenten zoals bij Turkish Airlines en MH17 hebben grote impact gehad op het team, maar heeft de band ook heel sterk gemaakt. Medische back-up en voorzieningen aan boord Voor diverse luchtvaartmaatschappijen vervult Airport Medical Services een back-up functie bij medische problemen in de lucht. Statistisch gezien is er bijna

Sdu Uitgevers


altijd een arts aan boord van een vliegtuig. De piloot overlegt bij een incident aan boord altijd eerst telefonisch met het medisch team van Airport Medical Services. Aan boord is de crew medisch getraind en kennen zij de medische voorzieningen die aan boord zijn. Airport Medical Services wordt geconsulteerd en geeft advies voor aan boord. Van belang daarbij is dat de passagier aan boord medisch goed behandeld wordt, ook om verstoringen in het luchtvaartproces zo veel mogelijk te voorkomen. Soms kan tot een tussenlanding worden besloten. Airport Medical Services verzorgt medische voorzieningen aan boord van vliegtuigen door levering en beheer van medische kits en apparatuur. De inhoud van de medische kits is gebaseerd op richtlijnen en wetgeving, aangevuld met de behoefte op basis van ervaring. Er zijn dus medicijnen aan boord, maar bijvoorbeeld ook een bevallingssetje en een bloeddrukmeter. Naast de medische kit is er een First Aid kit, bedoeld om aan boord kleine ongevallen te behandelen. Voor eenvoudige drogisterijartikelen wordt de stewardess voorzien van een kleine tas met pijnstillers, neusdruppels en tabletten tegen maagklachten. Ook op de luchthaven en bij verschillende bedrijven regelt en actualiseert Airport Medical Services voorzieningen als BHVkoffers en EHBO-kasten. Offshore Airport Medical Services verzorgt voor de offshore industrie in Nederland eveneens een back-up functie: een arts is altijd telefonisch bereikbaar voor het verlenen van medisch advies aan het

personeel op een boor-, of productieplatform in de Noordzee. In extreme situaties wordt de werknemer met een helikopter van het platform gehaald. Airport Medical Services levert sinds juli 2015 de medische bemanning voor de helikopter: specifiek opgeleide ambulanceverpleegkundigen. Andere faciliterende activiteiten voor de offshore zijn de wekelijkse toevoer van medicatie en verbandartikelen vanuit de apotheek van Airport Medical Services tot de complete inrichting van een medische ruimte op een platform. Medisch transporten repatriëring Airport Medical Services coördineert alle medische zaken voor een medisch geïndiceerd transport via het vliegtuig. Via alarmcentrales, reisbureaus en van particulieren komen aanvragen voor voorzieningen aan boord en het verzoek om medische goedkeuring om te vliegen. De vraag varieert van een stoelverlenging voor meer beenruimte tot brancardvervoer, al dan niet met extra zuurstof. Airport Medical Services is verantwoordelijk voor het afgeven van een zogenaamd “medisch akkoord”/ Fit to Fly voor passagiers met een medische indicatie. Ze werkt nauw samen met de alarmcentrales in Nederland als onverhoopt tijdens de vakantie mensen ziek worden en aangepast vervoer per vliegtuig wenselijk of noodzakelijk is. Waar mogelijk begeleiden de artsen en verpleegkundigen van Airport Medical Services de repatriëring. Apotheek en Travel Clinic Tot slot beschikt Airport Medical Servi-

ces over een eigen openbare apotheek en Travel Clinic op Schiphol. Werknemers, bezoekers en passagiers kunnen direct na hun bezoek aan de Eerste Hulp of Travel Clinic beschikken over hun medicatie. De Travel Clinic op Schiphol verzorgt vaccinaties en anti-malariatabletten en geeft advies over veiligheid, hygiëne, voedsel- en watergebruik op reis. Ook voert de Travel Clinic gezondheidskeuringen uit. Samenwerking met KLM Health Services Airport Medical Services is een joint venture van Schiphol Group en KLM Health Services. Airport Medical Services werkt dan ook nauw samen met deze partijen. KLM Health Services staat voor gezond werken en gezond reizen voor werknemers en particulieren. Denk dan onder meer aan vaccinaties, keuringen en (BHV)-opleidingen. Daarin zijn vele raakvlakken met het werkgebied van Airport Medical Services.

Airport Medical Services in cijfers - Aantal Ambulances: 3 - Consulten Eerste Hulp: 20.000 - Ambulanceritten: 2150 - Aantal FTE: 60 - Medische hulpgesprekken tussen een arts en de cockpit: 350 - Medische ondersteuning offshore: 35 olieboorplatforms - Medische kits aan boord: 47.500 - Reisadvies-consulten en vaccinaties: 19.500 - Apotheek: 15.000 recepten

Amsterdam Airport Schiphol feiten - 319 bestemmingen rechtstreeks bereikbaar - 61 miljoen passagiers - 650.000 m2 terminal oppervlak, 5 hoofd start- en landingsbanen op 2.787 ha. - Circa 500 bedrijven gevestigd op locatie Schiphol - 6 landingsbanen (Bron: feiten & cijfers Schiphol Group) Overzichtsfoto luchthaven Schiphol. Foto: Beschikbaar gesteld door AMS

Maart 2016

AMBULANCEZORG 35


ROSC

deel 1

Het percentage, de overleving en de neurologische uitkomst sinds LUCAS Noot van de redactie: de onderstaande literatuurstudie is geschreven in het kader van het coassistentschap Sociale Geneeskunde dat de auteur doorliep bij de RAV Hollands Midden. Daar wordt, als mechanisch reanimatiehulpmiddel, sinds 2006 de LUCAS 1 gebruikt. Dat is ook de reden dat in deze studie de LUCAS als voorbeeld wordt genomen.

Auteur Lotte Noorlag

De incidentie van een hartstilstand buiten het ziekenhuis (een OHCA, out-of-hospital cardiac arrest) in Nederland is, afhankelijk van het bestudeerde gebied, 45 tot 77 per 100.000 inwoners. Bij 40 tot 48 hiervan wordt een reanimatie gestart en 76-99% heeft een cardiale oorzaak¹,². De

overleving na een OHCA tot aan het ontslag uit het ziekenhuis is de laatste jaren fors toegenomen, van 9% in 1995 tot 23% in 2011¹. Een van de factoren die hieraan heeft bijgedragen is de groeiende beschikbaarheid van AED’s, doordat deze in zowel de woon- als de werkomgeving worden geplaatst door de Hartstichting en door particulieren¹. Daarnaast wordt de laatste jaren het belang van burgerhulpverleners benadrukt en kunnen zij zich inschrijven bij zowel landelijke als regionale organisaties. Bij een (mogelijke) hartstilstand in de omgeving worden zij hier dan over geïnformeerd met een telefonisch bericht, waardoor zij de reanimatie kunnen starten tot een ambulance is gearriveerd¹.

Auteur: Lotte Noorlag, 5e jaars student Geneeskunde

Volgens de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR), die haar richtlijnen baseert op die van de European Resuscitation Council (ERC)3, is de overleving na een hartstilstand niet alleen sterk afhankelijk van hoe snel de reanimatie wordt gestart en de kwaliteit hiervan, maar ook van de zorg in het ziekenhuis en de nazorg, bijvoorbeeld het aan- of afwezig zijn van revalidatieprogramma’s4. De kwaliteit van de reanimatie wordt bepaald door de frequentie en de diepte van thoraxcompressies, maar ook door de verhouding tussen compressie en decompressie en de onderbrekingen tussen cycli, bijvoorbeeld door beademingen of het wisselen van zorgverleners. Het doel van reanimeren is het herstel van de circulatie (ROSC, return of spontaneous circulation) en het bereiken van ROSC is de belangrijkste voorspeller van wel of niet overleven5. Er zijn echter diverse factoren die een effectieve reanimatie in de prehospitale setting bemoeilijken. Ten eerste zijn er in het begin vaak maar twee zorgverleners aanwezig (de ambulancechauffeur en de ambulanceverpleegkundige), waardoor de kwaliteit snel kan

36 AMBULANCEZORG

afnemen door vermoeidheid6. In Nederland neemt de rol hiervan echter af, omdat bij een reanimatie, naast een tweede ambulance, ook de politie, de brandweer en burgerhulpverleners worden ingezet. Daarnaast worden door de MKA meldersinstructies gegeven, met het doel de BLS zo snel mogelijk te starten. Een andere factor die een effectieve reanimatie bemoeilijkt is dat het ambulancepersoneel vaak moet reanimeren in een suboptimale setting6. Daarnaast is reanimeren minder effectief tijdens het verplaatsen van een patiënt naar een ambulance en in een rijdende ambulance 6. De pneumatische versie Er zijn diverse mechanische reanimatiehulpmiddelen ontwikkeld, met het doel de kans op ROSC te optimaliseren, door het geven van ononderbroken thoraxcompressies met een constante frequentie en een constante diepte. Een voorbeeld is LUCAS (Lund University Cardiopulmonary Assist System), die volgens de fabrikant aan de ERC-richtlijnen voldoet7. Van LUCAS bestaan een pneumatische (LUCAS 1) en een elektrische versie (LUCAS 2). Na een interne studie, waaruit bleek dat bij

Sdu Uitgevers


Overzicht reanimatiesetting met gebruik mechanische thoraxcompressie. Foto: Johan van Rhijn

manueel reanimeren de kwaliteit van thoraxcompressies suboptimaal was, wordt sinds 2006 door de RAV Hollands Midden LUCAS 1 gebruikt8, 9. Er zijn diverse studies die de kwaliteit van de reanimatie van LUCAS hebben bestudeerd. De volgende vraag is echter wat het effect van LUCAS op de uitkomst – bijvoorbeeld de overleving – is. Het evalueren hiervan is het doel van deze literatuurstudie.

Onderzoeksvraag Wat is het effect van LUCAS op het percentage ROSC, de overleving en de neurologische uitkomst bij een OHCA, ten opzichte van manueel reanimeren?

Methode In september 2015 is in de database PubMed gezocht naar relevante studies met de volgende termen: ‘(“cardiopulmonary resuscitation” OR CPR) AND (manual OR conventional) AND (mechanical OR automated) AND LUCAS’. De termen moesten aanwezig zijn in de titel of de abstract van het artikel. De zoekopdracht werd gelimiteerd tot studies met mensen en resulteerde in twintig artikelen. Na de selectie op basis van de titel en de abstract zijn drie artikelen geïncludeerd die voldeden aan de onderzoeksvraag èn originele studies waren10-12. Hierna is op de website van LUCAS (http://www.lucas-cpr.com/en/) gezocht of er geen relevante studies misten. Er werd één artikel geïncludeerd dat niet uit de zoekopdracht was gekomen13. Er zullen dus vier artikelen c.q. studies worden besproken. Resultaten Axelsson De beschrijvende pilotstudie van Axelsson (2006, Zweden) bestudeerde diverse uitkomsten bij patiënten met een OHCA

Maart 2016

na de introductie van LUCAS en vergeleek ze met die van manueel reanimeren (de controlegroep)13. Het inclusiecriterium was een ‘witnessed’ OHCA, door een omstander of een zorgverlener, met een (veronderstelde) cardiale oorzaak. Exclusiecriteria waren een leeftijd <18 jaar, een (veronderstelde) niet-cardiale oorzaak en ROSC vóór het arriveren van de ambulance. Er waren twee LUCAS beschikbaar, die elke zes maanden wisselden tussen vier ambulances. Het was dus afhankelijk van de ambulance die het eerst arriveerde of patiënten in de LUCAS-groep of in de controlegroep kwamen. Na twee jaar waren 328 patiënten geïncludeerd, waarvan 159 in de LUCAS- en 169 in de controlegroep. Bij het grootste gedeelte bleek er daadwerkelijk een cardiale oorzaak van de OHCA te zijn. Bij 105 patiënten (66%) van de LUCAS-groep werd LUCAS daadwerkelijk gebruikt (de LUCAS-subgroep). De meest voorkomende redenen voor het niet gebruiken van LUCAS waren dat de melders en daardoor de MKA de hartstilstanden niet als zodanig herkenden, waardoor het ambulancepersoneel LUCAS niet meenam, en dat ROSC ontstond in de tijd tussen het arriveren van de ambulance en het starten van LUCAS. De verschillen tussen de LUCAS-subgroep en de controlegroep waren minimaal en niet significant: bij respectievelijk 50% en 49% van de patiënten ontstond ROSC, 36% en 35% overleefde tot aan de opname in het ziekenhuis en 2% en 4% overleefde tot aan het ontslag uit het ziekenhuis. Tenslotte was er geen significant verschil in de neurologische uitkomst, gemeten met de Cerebral Performance Categoryscore (de CPC-score; een CPC-score van 1 of 2 wordt als een goede neurologische uitkomst gezien), bij het ontslag uit het ziekenhuis tussen beide originele groepen (niet berekend voor de LUCAS-subgroep). De hypothese dat de introductie van LUCAS de uitkomsten van een OHCA zou verbeteren, werd dus niet ondersteund. Wel beschreven de auteurs dat het ambulancepersoneel LUCAS over het algemeen een bruikbaar en betrouwbaar mechanisch reanimatiehulpmiddel vond. Ook vonden de zorgverleners dat door LUCAS de veiligheid

AMBULANCEZORG 37


Gebruik mechanische thoraxcompressie. Foto: Johan van Rhijn

in de ambulance, voor zowel de patiënt als de zorgverleners, werd bevorderd. Smekal De gerandomiseerde pilotstudie van Smekal (2011, Zweden) vergeleek ROSC en de overleving op de korte termijn tussen een LUCAS-groep en een controlegroep bij een OHCA, met het doel om de resultaten te gebruiken voor de berekening van de groepsgrootte voor de LINC-studie (LUCAS in Cardiac Arrest)10. Het inclusiecriterium was een OHCA; patiënten werden geëxcludeerd als ze jonger dan 18 jaar of zwanger waren of als ze een trauma hadden doorgemaakt. In elke ambulance was LUCAS aanwezig en er werd gerandomiseerd middels een brief, die bij LUCAS in de tas zat. Op het moment dat daadwerkelijk een OHCA was gediagnosticeerd door het ambulancepersoneel, werd de brief geopend. In 26 maanden zijn 148 patiënten geïncludeerd, waarvan 75 in de LUCAS- en 73 in de controlegroep. In de LUCAS- en de controlegroep ontstond bij respectievelijk 30 en 23 patiënten ROSC met een palpabele pulsatie aan de pols en bij 23 en 19 patiënten ROSC met een bloeddruk die minimaal 5 minuten meer dan 80/50 mmHg was. Respectievelijk 18 en 15 patiënten overleefden tot vier uur en in de LUCAS-groep overleefden zes patiënten tot aan het ontslag uit het ziekenhuis en in de controlegroep zeven patiënten. In deze studie zijn geen significante verschillen gevonden tussen beide groepen in de uitkomsten op de korte termijn. Rubertsson De randomized controlled trial (RCT) van Rubertsson (2014, de LINC-studie, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Nederland) vergeleek de 4-uursoverleving en de overleving tot zes maanden met een goede neurologische uitkomst in diverse centra tussen een groep waarin LUCAS werd gecombineerd met gelijktijdig defibrilleren (de LUCAS-groep) en een groep waarin manueel werd gereanimeerd volgens de ERC-richtlijnen (de controlegroep)11. Het inclusiecriterium was een OHCA

38 AMBULANCEZORG

bij een volwassene; patiënten werden geëxcludeerd als ze jonger dan 18 jaar of zwanger waren, een traumatische OHCA hadden of als het vermoeden bestond dat ze te groot of te klein waren voor LUCAS. De randomisatie was zoals die in de studie van Smekal9, middels een brief bij LUCAS. Van januari 2008 tot februari 2013 zijn 2589 patiënten geïncludeerd, waarvan 1300 in de LUCAS- en 1289 in de controlegroep. In de LUCAS- en de controlegroep werd de 4-uursoverleving bij respectievelijk 307 patiënten (23,6%) en 305 patiënten (23,7%) bereikt. De overleving met een goede neurologische uitkomst werd bij de LUCAS- en de controlegroep bereikt bij respectievelijk 7,5% en 6,4% bij het ontslag van de Intensive Care, bij 8,3% en 7,8% bij het ontslag uit het ziekenhuis, bij 8,1% en 7,3% na één maand en bij 8,5% en 7,6% na zes maanden. De verschillen waren niet significant. Na zes maanden had 99% van de overlevenden uit de LUCAS-groep een goede neurologische uitkomst en 94% van de overlevenden in de controlegroep. De LUCAS-groep leek hier dus een klein voordeel te hebben, maar dit verschil was ook niet significant. De auteurs concludeerden dat er geen verbeterde uitkomsten zijn met LUCAS, maar dat het grootste gedeelte van de patiënten die overleven een goede neurologische uitkomst hebben, onafhankelijk van de manier van reanimeren. Ook in de LINC-studie werden de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van LUCAS hoog gewaardeerd, met storingen bij minder dan 1% van de patiënten. Perkins De RCT van Perkins (2015, de PARAMEDIC-studie (pre-hospital randomised assessment of a mechanical compression device in cardiac arrest), het Verenigd Koninkrijk) vergeleek de overleving na een OHCA tussen patiënten die werden gereanimeerd met LUCAS 2 met die van patiënten die manueel werden gereanimeerd volgens de ERC-richtlijnen12. Er waren 91 ambulanceposten met 418 auto’s (287 ambulances met twee zorgverleners en 131 voertuigen met één zorgverlener) betrokken bij de studie. Voor elke voertuig met LUCAS 2 waren er twee voertuigen

Sdu Uitgevers


In de uitgave van het Vakblad V&VN Ambulancezorg van juni deel 2: Discussie naar aanleiding van de vier beschreven studies en de conclusie uit de besproken studies.

Referenties 1. Beesems SG, Zijlstra JA, Stieglis R, et al. Reanimatie buiten het ziekenhuis in Noord-Holland en Twente: resultaten ARREST onderzoek over 2006-2011. In: Koopman C, Van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en vaatziekten in Nederland 2012 – Cijfers over risicofactoren, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting; 2012. 2. Van der Heijden JJ, Bruins W, Boomars R, et al. Hartstilstand buiten het ziekenhuis in de provincie Utrecht – vergelijkende resultaten UTOPIA onderzoek tussen 2009 en 2012. In: Bots ML, Van Dis I, Koopman C, Vaartjes I, Visseren FLJ. Hart- en vaatziekten in Nederland 2013 – Cijfers over leefstijl, risicofactoren, ziekte en sterfte. Den Haag: Hartstichting; 2013. 3. Nederlandse Reanimatie Raad. Richtlijnen Reanimatie 2010 in Nederland en België. https://www.reanimatieraad.nl/content/?code=gKFFFfA9s9yERm7QG yGJnWG68HmsjZbx. (Geraadpleegd op 12-09-2015.) 4. Nederlandse Reanimatie Raad en Belgische Reanimatieraad. Richtlijnen Gebruik LUCAS2 in de praktijk. Foto: Johan van Rhijn

Reanimatie 2010 in Nederland en België. Uden: Nederlandse Reanimatie Raad; 2011.

zonder LUCAS 2, omdat de beschikbaarheid beperkt was. Het was afhankelijk van het voertuig dat het eerst arriveerde of de patiënten in de LUCAS- of de controlegroep kwamen. Het inclusiecriterium was een volwassene (>18 jaar) met een niet-traumatische OHCA, die niet zwanger was. Van april 2010 tot juni 2013 zijn 4471 patiënten geïncludeerd, waarvan 1652 in de LUCAS- en 2819 in de controlegroep. 60% van de patiënten in de LUCAS-groep werd daadwerkelijk gereanimeerd met LUCAS 2 (de LUCAS-subgroep). Redenen voor het grote percentage (40%) dat niet werd gereanimeerd met LUCAS waren onder andere fouten van het ambulancepersoneel (niet gespecificeerd in het artikel) of onvoldoende getraind zijn, maar ook de onmogelijkheid om een patiënt met LUCAS te reanimeren, bijvoorbeeld doordat de patiënt te groot of te klein was. Bij een groot gedeelte was de reden echter onbekend. Van de LUCASsubgroep zijn niet alle resultaten in het artikel gepubliceerd; daarom worden hierna de resultaten van de originele groepen beschreven. De 30-dagenoverleving werd bereikt bij 6% in de LUCAS-groep en bij 7% in de controlegroep. Daarnaast werd bij respectievelijk 32% en 31% ROSC bereikt en in beide groepen had 23% ROSC tot aan de opname in het ziekenhuis. De 3-maandenoverleving was in beide groepen 6%, met een goede neurologische uitkomst (een CPC-score van 1 of 2) bij 5% in de LUCAS- en bij 6% in de controlegroep. De 12-maandenoverleving was respectievelijk 5% en 6%. Deze verschillen waren niet significant. De auteurs beschrijven dat de resultaten van de LUCAS-subgroep gelijk waren aan de LUCAS-groep en dus ook niet significant verschilden van de controlegroep. In beide groepen kwamen geen ernstige complicaties, ontstaan door de reanimatie, voor. De conclusie van de PARAMEDIC-studie was dat er geen bewijs is gevonden voor verbeterde uitkomsten bij een OHCA met LUCAS 2. Tenslotte hebben de auteurs een korte meta-analyse uitgevoerd van de studie van Smekal (2011), de LINC- en de PARAMEDIC-studie en ook hierin werd geen verbetering van de overleving of de neurologische uitkomst gevonden.

Maart 2016

5. Sasson C, Rogers MA, Dahl J, et al. Predictors of survival from out-of-hospital cardiac arrest: a systematic review and meta-analysis. Circ Cardiovasc Qual Outcomes. 2010 Jan;3(1):63-81. 6. Krarup NH, Terkelsen CJ, Johnsen SP, et al. Quality of cardiopulmonary resuscitation in out-of-hospital cardiac arrest is hampered by interruptions in chest compressions--a nationwide prospective feasibility study. Resuscitation. 2011 Mar;82(3):263-9. 7. Physio-Control. LUCAS Chest Compression System. Product brochure. Redmond: Physio-Control; 2012. 8. RAV Hollands Midden. LUCAS. http://www.ravhm.nl/index.php/wetenschappelijk-onderzoek/31-lucas. (Geraadpleegd op 12-09-2015.) 9. De Nooij J, Bosch J. Hartmassage: de richtlijnen van de NRR en de (on) mogelijkheden van de menselijke hulpverlener. Vakblad Beroeps Vereniging Ambulancezorg 2006 Jun:2;10-2. 10. Smekal D, Johansson J, Huzevka T, et al. A pilot study of mechanical chest compressions with the LUCAS™ device in cardiopulmonary resuscitation. Resuscitation. 2011 Jun;82(6):702-6. 11. Rubertsson S, Lindgren E, Smekal D, et al. Mechanical chest compressions and simultaneous defibrillation vs conventional cardiopulmonary resuscitation in out-of-hospital cardiac arrest: the LINC randomized trial. JAMA. 2014 Jan 1;311(1):53-61. 12. Perkins GD, Lall R, Quinn T, et al. Mechanical versus manual chest compression for out-of-hospital cardiac arrest (PARAMEDIC): a pragmatic, cluster randomised controlled trial. Lancet. 2015 Mar 14;385(9972):947-55. 13. Axelsson C, Nestin J, Svensson L, et al. Clinical consequences of the introduction of mechanical chest compression in the EMS system for treatment of out-of-hospital cardiac arrest-a pilot study. Resuscitation. 2006 Oct;71(1):4755. 14. Physio-Control. Pre-hospital studies with control group. http://www.lucascpr.com/en/lucas_cpr/lucas_publication_references/pre-hospital_studies_ with_control_group. (Geraadpleegd op 13-09-2015.)

AMBULANCEZORG 39


Physician Assistant De twee laatste PA’s in opleiding van Ambulancezorg Gelderland-Midden studeren af In september 2011 zijn twee ambulanceverpleegkundigen van ambulancezorg GelderlandMidden gestart met hun opleiding tot Physician Assistant (PA) en Verpleegkundig specialist (VS) acute zorg. De keuze is op deze twee studies gevallen, omdat deze het best aansluiten bij de prehospitale acute zorg en de behoeften van Ambulancezorg Gelderland Midden. De positionering van de PA’s en VS bevond zich op dat moment nog in een prematuur stadium. Beide studenten kregen dan ook de opdracht vanuit Ambulancezorg Gelderland Midden om te onderzoeken welke taken de PA en VS zouden kunnen uitvoeren in de prehospitale acute zorg. Auteur: Reggie Diets, ROC en opleider PA

Reggie Diets, ROC en opleider PA

Gezien de inhoud van de opleiding tot VS bleek al snel dat deze zich, naast een aantal domeinoverstijgende medische taken, ook zou kunnen bezighouden met het initiëren van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs in samenwerking met de regionaal opleidingscoördinator (ROC) en de medisch manager. De PA zou bepaalde taken kunnen gaan uitvoeren in het domein van onder andere huisartsenzorg en forensische zorg. Nadat de eerste twee ambulanceverpleegkundigen gestart waren met hun opleiding, zijn nog vier ervaren ambu-

40 AMBULANCEZORG

lanceverpleegkundigen gestart met de opleiding tot PA. Naar verwachting zullen de laatste twee PA-studenten hun opleiding begin 2016 afronden. Ambulancezorg Gelderland Midden heeft dan naast een VS acute zorg, vijf PA’s in dienst. Op dit moment hebben de VS en de eerste afgestudeerde PA een taak gekregen binnen het medisch management en zijn verantwoordelijk voor de continuering en borging van de kwaliteit van medische zorg door ambulancehulpverleners. Zij geven invulling aan deze taak in overleg met de ROC’s, de medisch manager en het management van Ambulancezorg Gelderland Midden. De andere PA’s die hun opleiding afgerond hebben

vervullen naast hun werkzaamheden als ambulancehulpverlener een aantal taken uit binnen onderwijs en rit-evaluaties. De laatste twee PA’s, Dianne Notten en Alex van ‘t Net, die hun opleiding begin 2016 voltooien, hebben in het kader van hun afstuderen een studiereis gemaakt naar San Francisco. Graag willen zij ons deelgenoot maken van hun ervaring in een land waar de PA al geruime tijd gepositioneerd is. In Gelderland-Midden heeft de ontwikkeling van de VS en PA binnen de prehospitale zorg en de huisartsenzorg al een behoorlijk fundament gekregen. Ook binnen de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg krijgen de VS en PA steeds meer taken toebedeeld.


AAPA congres San Francisco Het American Academy of Physician Assistants (AAPA) congres vindt jaarlijks plaats. Afgelopen jaar was het de beurt aan San Francisco. Bijna 7000 zorgprofessionals en studenten namen deel aan het congres ‘Imagine what’s next’, waaronder twee PA’s in opleiding van Ambulancezorg Gelderland-Midden, Dianne Notten en Alex van ‘t Net. In Amerika bestaat de functie PA al sinds 1960 en werden de eerste PA’s al in 1975 geregistreerd. In Nederland is de functie PA nieuw sinds 2000. In Amerika zijn bijna 100.000 geregistreerde PA’s, werkzaam in verschillende takken van de gezondheidszorg. Deelname aan het congres was om die reden dan ook erg inspirerend. Out of the box John McGinnity, voorzitter van AAPA en zelf ook PA, hield tijdens de openingsceremonie een speech over de ontwikkelingen in het werkveld van de PA, want PA’s kunnen in Amerika inmiddels ook DBC’s openen. Daarnaast werden de resultaten van het onderzoek naar de tevredenheid over PA’s belicht en John McGinnity sloot zijn speech af met de wens om in de nabije toekomst meer ‘out of the box’ te denken, deel te nemen aan besprekingen over de rol van PA’s en managementtaken op zich te nemen als PA.

Reggie Diets, ROC en opleider PA

Kelly McGonigal, gezondheidspsycholoog, docent op Stanford University en schrijfster van diverse boeken, gaf in haar presentatie het publiek meer inzicht in recente onderzoeken naar gedrag van patiënten, strategieën om patiënten te laten werken aan een gezonde leefstijl en de mening van PA’s en artsen over deze strategieën. Het tweede grote onderwerp dat Kelly belichtte was stress, de manier van kijken naar stress en de verschillende manieren van omgaan met stress onder andere in werksituaties. De sessies, lezingen en workshops op uiteenlopende terreinen die werden gegeven, waren goed voor meer dan 250 uur delen van kennis. Persoonlijke schema’s en handouts van alle sessies waren te downloaden op een app. Enkele lezingen/workshops waren bijzonder interessant voor de PA’s van Ambulancezorg Gelderland-Midden, omdat deze raakvlakken hebben met het werk van een PA in het domein van acute zorg. De eerste categorie ging over koorts bij een volwassene en sepsis. Hierin werd eerst een duidelijke beschrijving van koorts gegeven en de pathogenese. Vervolgens werd een pretest beschreven en werd er meer uitleg gegeven door middel van uiteenlopende casussen (o.a. neuroleptic malignant syndrome dat door bijwerkingen van haloperidol kan ontstaan). Tot slot werd de post-test gepresenteerd. PHANTASI-trial Met het oog op de toekomst was de lezing over sepsis ook erg interessant voor de PA’s, aangezien Ambulancezorg Gelderland-Midden gaat starten met

de Phantasi-studie over het toedienen van antibiotica in pre-hospitale setting bij sepsis. In de lezing werd de huidige stand van zaken beschreven aan de hand van recente studies. In deze studies werd de ‘early goal directed therapy’ (sinds 2002 een gebruikelijke behandeling) vergeleken met de standaard behandelingen. De conclusie van de studies was dat er geen significant verschil werd gevonden ten aanzien van morbiditeit en mortaliteit tussen beide behandelingen. Belangrijk is wel de vroege herkenning van symptomen, de toediening van antibiotica binnen één uur na ontstaan van hypotensie, vroegtijdige volumeresuscitatie, het gebruik van klinische parameters en het vermijden van te vroege bloedtransfusie. Cardiologie De PA’s waren ook enthousiast over de lezingen op cardiologisch gebied, met name over complexe ST-diagnostiek, het herkennen van patronen die passen bij diverse differentiaal diagnoses (pericarditis, BTB-configuratie, LVH, vroegtijdige depolarisatie en Brugada syndroom), het verschil tussen deze diagnoses en ischaemie en lezingen over hartfalen (systolisch en diastolisch) en de behandeling ervan. ECG’s werden gebruikt om deze verschillen uit te leggen en om het stellen van de juiste diagnose te trainen. Acuut abdomen Een tweetal lezingen over het acuut abdomen, waarbij één lezing specifiek inging op de geriatrische patiënt, mag ook niet in de lijst van interessante onderwerpen ontbreken. Belangrijke resultaten uit onderzoeken naar het

AMBULANCEZORG 41


acuut abdomen zijn: 1. Bij 40% van de patiënten met een acuut abdomen die op de SEH werden gepresenteerd, werd uiteindelijk een andere diagnose gesteld dan de in 1e instantie gestelde werkdiagnose. 2. Symptomatische AAA wordt regelmatig gediagnosticeerd als niersteenkoliek. 3. 50% van de acute mesenteriale ischaemie wordt veroorzaakt door stolselvorming ten gevolge van atriumfibrilleren 4. Het is belangrijker voor de patiënt om in geval van presentatie met klachten van abdominale pijn een beslissing te nemen dan om een diagnose te stellen (acuut of niet-acuut) en te beslissen of de patiënt naar huis gaat of opgenomen dient te worden in het ziekenhuis. De patiënt moet opgenomen worden bij meer dan 6 uur durende, acuut ontstane pijn. Chronische pijn is vaker benigne.

Tot slot nog een kort overzicht van de overige lezingen in vijf zeer interessante en inspirerende dagen in San Francisco. - Rapid Response in het ziekenhuis, aanpak patiënt door middel van ABCD, het managen van een SIRT-team (Serious Incident Response Team), het symptomatisch behandelen en op het eind in differentiaal diagnoses gaan werken - Verschillende soorten huidziektes bij kinderen, etiologie, epidemiologie, herkennen van de verschillende huidziektes en behandelingen werd door foto’s verduidelijkt - Licht traumatisch schedel-hersenletsel en onderzoek naar bescherming bij sporten - Drugsgebruik, met name heroïne en cocaïne, de signalen en symptomen van intoxicaties - Gastro-intestinale bloedingen, initiële behandeling bij ernstige bloedingen, risicofactoren voor slechte uitkomst en endoscopie in het ziekenhuis - Exacerbatie COPD, praktische evidence-based strategieën - Respiratoir falen, over acute en chronische respiratoire problemen, hypoxie en hypercapnie - Lab interpretatie - Brandwonden

KORT NIEUWS

Ambulancezorg Groningen lanceert kindermedicatie app In 2015 heeft Ambulancezorg Groningen hard gewerkt aan de ontwikkeling van een app voor kindermedicatie. De app is een digitale variant van de verschillende prikboeken die in Nederland worden gebruikt. Inmiddels is het project succesvol afgerond en is de app te downloaden! De applicatie draagt bij aan verbetering van de zorg, doordat onze ambulanceverpleegkundigen hierdoor gemakkelijker en efficiënter de juiste dosering van de noodzakelijke medicijnen voor kinderen kunnen bepalen. Naast digitale dosisberekeningen kunnen ook bijsluiters worden geraadpleegd. De app is gebaseerd op het Landelijk Protocol Ambulancezorg (LPA) en kan worden gebruikt door alle ambulancemedewerkers in Nederland.

42 AMBULANCEZORG

Medicatiedosering In het LPA is de medicatiedosering voor volwassenen en kinderen vastgelegd. Voor volwassenen is in de meeste gevallen een vaste medicatiedosering voorgeschreven, maar bij kinderen is de dosering voorgeschreven per kilogram/ lichaamsgewicht. De leeftijd of gewicht van het kind bepaalt hiermee de medicatiedosis. De concentratie van medicatie per milliliter, die gebruikt worden binnen de ambulancehulpverlening, is vaak te hoog voor direct gebruik bij kinderen. Daarom dient medicatie eerst verdund te worden, waardoor de concentratie per milliliter wordt verlaagd. Tot vandaag moest de ambulancemedewerker zelf berekenen, gebaseerd op de voorgeschreven dosering en verdunning, welke dosis gegeven moet worden.

Omdat deze berekeningen in stressvolle situaties worden gemaakt, heeft Ambulancezorg Groningen het initiatief genomen deze berekeningen te digitaliseren. De ambulancemedewerker kan op deze manier zijn volledige aandacht op de patiënt kan richten; een uitkomst waar zowel ambulancemedewerker als de patiënt baat bij heeft! De app is te downloaden in de App store, Google Play store en Windows store. Meer info? www.ambulancezorggroningen.nl/kindermedicatie

Sdu Uitgevers


Sky Suite Dé Suite van applicaties voor de ambulancezorg

Nieuws, informatie,

Documentbeheer

communicatie

De Sky Suite is dé oplossing om via één dashboard diverse onderdelen van uw organisatie te ondersteunen en te beheren. De applicaties in de Suite kunnen uitstekend stand-alone draaien, maar zijn door middel van het Sky Dashboard ook op elkaar aan te sluiten. Sky

Facility management,

en de applicaties in de Suite zijn ontwikkeld samen met

bedrijfsbureau

Vakbekwaamheid

de eindgebruikers, voor de eindgebruikers.

Voor meer informatie gaat u naar

www.SkySuite.nl Rittenadministratie

Bedrijfsopvangteam

Op 6 en 7 april zijn wij aanwezig op

de Ambulance Vakbeurs!

Bezoek onze stand en win een

GRATIS BALLONVAART

VOOR 2 PERSONEN!

www.netbasics.nl

tel.(0342) 40 44 80

info@netbasics.nl


PARA2-pilot Prehospital Assessment Rotterdam Aortic Aneurysm Auteur Geert-Jan Deddens

In de regio Rotterdam-Rijnmond wordt, net zoals in de rest van Nederland, de zorg voor patiënten met een Acuut Aneurysma Aorta Abdominalis (AAAA) steeds verder gecentraliseerd. Dit resulteert in een gemiddelde van 100 patiënten per jaar met een verdenking van AAAA die gepresenteerd worden in ziekenhuizen die de expertise hebben om een AAAA te behandelen. De vaatchirurg uit het ziekenhuis met de meeste kennis en ervaring voert de operatie of procedure uit. Voor de teams van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond (AZRR) een belangrijke taak om de patiënt met een verdenking AAAA naar het juiste ziekenhuis te brengen. Toch blijft het moeilijk om op basis van klinisch beeld, anamnese en lichamelijk onderzoek met honderd procent zekerheid een AAAA prehospitaal te diagnosticeren. Uiteindelijk blijkt een derde van de gepresenteerde patiënten ook daadwerkelijk een AAAA te hebben.

Auteur Geert-Jan Deddens, M-ANP, Verpleegkundig Specialist Acute Zorg Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond

Voor een ziekenhuis heeft een SBAR met verdenking AAAA grote impact. Het OKteam, radiologie en verschillende specialisten worden opgeroepen en kunnen niet verder met de lopende patiëntenzorg. Op de Spoedeisende Hulp (SEH) kan een echo van de aorta in veel gevallen duidelijkheid geven over de aanwezigheid van een AAAA. Uit onderzoek blijkt dat detectie van een AAAA door middel van echografie zeer betrouwbaar is, ook in onervaren handen. Wanneer een echo van de aorta in de prehospitale setting uitgevoerd kan worden is triage van het level ziekenhuis makkelijker en kan het betreffende ziekenhuis zich alvast voorbereiden op een zeer sterke verdenking AAAA. Op initiatief van de vaatchirurgie uit het Sint Franciscus Gasthuis locatie Rotterdam zijn de schakels uit de acute zorgketen met deze gedachte rondom tafel gaan zitten. Het opstarten van de PARA2-pilot is hiervan het resultaat.

44 AMBULANCEZORG

Met behulp van een echoapparaat in de ambulance wordt de aorta in beeld gebracht Foto: AmbulanceZorg RotterdamRijnmond

Werkwijze Pilot Tijdens de tweede helft van december 2015 zijn de Verpleegkundig Specialisten Acute Zorg (VSAZ) en ambulancever-

pleegkundigen van de AZRR gestart met de pilot. Hiervoor zijn twee echoapparaten van het type M-turbo beschikbaar gesteld door FUJIFILM SonoSite &

Sdu Uitgevers


Secma. Wanneer het maken van een echo het normale prehospitale proces niet vertraagt, wordt aan de patiënt gevraagd of hij/zij toestemming geeft om de aorta in beeld te brengen. Dit gebeurt ook bij de patiënten waarbij geen verdenking bestaat op een AAAA. De ambulanceverpleegkundige vertelt de patiënt dat hij/zij alleen iets kan zeggen over de diameter van de aorta en geen kennis heeft van andere anatomische structuren die zichtbaar te maken zijn met abdominale echografie. Bij meting van een diameter van de aorta groter dan 3 cm, wordt dit medegedeeld aan de patiënt en overgedragen aan een professioneel hulpverlener (bijvoorbeeld de huisarts of specialist in het ziekenhuis). Bij een meting diameter groter dan 3 cm en symptomen van een AAAA presenteert de ambulanceverpleegkundige de patiënt in een ziekenhuis waar dit behandeld kan worden. Personeel De PARA2-pilot wordt binnen de AZRR uitgevoerd door drie ambulanceverpleegkundigen. Twee verpleegkundigen zijn ook werkbegeleider van studenten, waardoor zij tijdens casuïstiek meer mogelijkheid krijgen om een echo te maken. Tevens zijn twee VSAZ betrokken bij de pilot. Voordeel van deze functie is dat de VSAZ tijdens de straatfunctie “at random” bij casuïstieksituaties komen en op deze manier de exposure groter maken. Daarnaast is één van de VSAZ aanspreekpunt voor de praktische zaken rondom de pilot en coördineert de dataverzameling. In totaal worden de twee apparaten door vijf personen afwisselend gebruikt. Scholing In samenwerking met FUJIFILM SonoSite, vaatchirurgie Franciscus en een SEH-arts zijn de verpleegkundigen/ VSAZ opgeleid. Tijdens de scholing zijn de kernpunten van het in beeld brengen van de aorta en het meten van de diameter op elkaar geoefend. Inmiddels hebben de verpleegkundigen tijdens een normale dienst op de ambulance begeleiding gekregen van de SEH-arts. Tijdens deze diensten zijn tips and tricks naar voren gekomen om een nog betere beeldkwaliteit te krijgen. Ook hebben de deelnemers echo’s gemaakt bij patiënten die behandeld zijn volgens de Endo Vasculaire Aorta Repair procedure

Maart 2016

Het PARA2-pilotteam van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond

(EVAR). Dit is een behandeling waarbij een endoprothese via de liesslagader wordt ingebracht tot in de aorta en hier de beschadiging dicht. Deze behandeling heeft vergeleken met de abdominale benadering veel minder impact voor de patiënt. Het aneurysma was bij deze patiënten nog goed in beeld te brengen waardoor de verpleegkundigen dit als referentiekader kunnen gebruiken in de praktijk. Tevens bleek dat het goed mogelijk was om het opmeten van de diameter onder supervisie op de juiste wijze te doen.

Uit onderzoek blijkt dat detectie van een AAAA door middel van echografie zeer betrouwbaar is, ook in onervaren handen Doelstelling/dataverzameling en evaluatie Na de casuïstiek vult de ambulanceverpleegkundige een evaluatieformulier in. Op dit formulier wordt de vraag gesteld hoe de praktische toepasbaarheid is ervaren en hoeveel tijd de verpleegkundige nodig had om de aorta goed in beeld te krijgen. Ook staan op dit formulier vragen met betrekking op het gebruik van echo in de prehospitale setting. Voorbeeld is de vraag naar beïnvloedende factoren zoals zonlicht. De PARA2-pilot duurt 6 maanden. In deze periode zijn meerdere evaluatiemo-

menten met de gehele keten gepland. Tijdens deze bijeenkomsten worden de echobeelden geëvalueerd en eventuele leerpunten besproken. Evaluatie van de PARA2-pilot zal antwoord geven op de vraag of het haalbaar en praktisch is om echografie van de aorta door de ambulanceverpleegkundige te laten uitvoeren. Wanneer de evaluatie positief is zullen we onderzoeken hoe we de juiste patiëntenpopulatie zonder vertraging kunnen onderzoeken met echografie. Toekomst Internationaal is het prehospitale gebruik van echografie door paramedics overigens niet nieuw. In Londen wordt echografie gebruikt door Advanced Paramedic Practitioners (bevoegd en bekwaam op het level ambulanceverpleegkundigen) tijdens reanimatie, voor het geven van een pijnblok en als hulp bij het prikken van een veneuze lijn. De AZRR is geïnteresseerd in deze innovatie binnen prehospitale patiëntenzorg en gaat mogelijkheden met de verschillende partners onderzoeken.

AMBULANCEZORG 45


KORT NIEUWS

Nieuwe serie Otaris ambulances voor Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Amarok ambulance voor UMCG Ambulancezorg Eind januari heeft UMCG Ambulancezorg een VW Amarok ambulance in haar wagenpark opgenomen. Het nieuwe voertuig is gestationeerd op Terschelling. De bouw van dit voertuig is een gezamenlijk project geweest van UMCG Ambulancezorg met Visser Leeuwarden. De body van de ambulance is ingekocht bij Tamlans in Finland. De klantspecifieke aanpassingen zijn uitgevoerd door Visser Leeuwarden.

In de maanden februari en maart 2016 neemt de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord vier nieuwe Otaris ambulances in ontvangst bij Visser Leeuwarden. De levering komt voort uit de lopende aanbesteding tussen de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en Visser Leeuwarden. Door deze vervangingsronde zijn alle ambulances van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord vervangen voor Otaris ambulances.

RETTmobil 2016 16. Europäische Leitmesse für Rettung und Mobilität 16th European Leading Exhibition for Rescue and Mobility

MM:

RA FACHPROG

kussion Podiumsdis m he Messe-Foru gsdienstlic n u tt e -R h c Medizinis en Fortbildung Workshops

Fulda | Messe Galerie 11.– 13. Mai 2016 Mittwoch – Freitag 9 – 17 Uhr

Fulda | Fair Gallery 11th – 13th May 2016 Wednesday – Friday 9am – 5pm

46 AMBULANCEZORG

www.rettmobil.org Sdu Uitgevers


Vliegveld Twenthe 2, 3 en 4 juni 2016

‘Ontmoetingsplatform voor overheid, industrie en vakspecialisten‘ eRIC is de nieuwe, driedaagse, interactieve vakbeurs waar hulpverleners en veiligheidsprofessionals kennismaken met de nieuwste trends op hun vakgebied. Ruim 200 exposanten en belangrijke ketenpartners uit het veiligheidsdomein delen en tonen kennis, ervaringen en innovaties op het gebied van incidenten, crisis en rampen. De ambitie van eRIC is om bestuurders, inkopers, beleidsbepalers, politici en gebruikers te verbinden. En zo bij te dragen aan een sterker veiligheidsdomein. • Award Gala “Hulpverlener van het jaar” Uitreiking door Minister van V & J • Dynamisch conferentieprogramma • Kennis uitwisseling en procedures • Interactieve slotdemonstratie • Bevorderen van samenwerking tbv de veiligheid van onze maatschappij

Belangrijke thema’s tijdens eRIC zijn: • Verminderde zelfredzaamheid • Hulp, opvang en nazorg • Aanbestedingsplein

www.exporic.nl


Wij maken van voertuigen iets uitzonderlijks, ook na de 25 duizendste. Dagelijks werken bij WAS meer dan 350 specialisten aan iets uitzonderlijks. Want elk nieuw voertuig wordt op de wensen van de klant afgestemd en vervaardigd. Ondertussen wordt in mei 2016 het 25 duizendste voertuig uitgeleverd. Een buitengewoon aantal. Deze prestatie hebben wij aan onze klanten te danken, die op ons en onze bekwaamheid hebben vertrouwd. Daarvoor onze dank en beloven: We zullen er alles aan blij ven doen om van uw voertuig iets bijzonders te maken. Bezoekt u ons op de RETTmobil in Fulda, van 11/5 – 13/5/2016, hal 1, stand 103.

Wietmarscher Ambulanz- und Sonderfahrzeug GmbH | info@was-vehicles.com | www.was-vehicles.com


Tulatech B.V. Doejenburg 24 4024 HE Eck en Wiel Tel: 0344 - 69 12 79 info@tulatech.nl www.tulatech.nl

Tulatech is in Nederland importeur van de Kartsana brancard. Dit is een elektronisch brancard systeem waarmee de brancard geautomatiseerd omhoog en omlaag kan worden gedirigeerd doormiddel van één druk op de knop. Hierdoor is het in de ambulance tillen van de brancard verleden tijd. De belasting van de rug is aanzienlijk lager en zorgt voor minder risco op rugletsel. Tevens is de brancardtafel zijdelings achterin de ambulance te verplaatsen. Voor de obesitas patiënt is er een obesitas pakket bijgeleverd, hiermee maak je de brancard breder over de gehele lengte. Dit bestaat uit een makkelijk te plaatsen frame op de brancard. Het maximaal belastbaar gewicht van van de brancard is 300 kg. Dit brancard systeem is het enige systeem in europa met het EN 1865-3 keurmerk. Wij kunnen het complete brancard systeem leveren en inbouwen voor u. Wij zijn dit jaar te vinden bij “Ambulance Symposium, Vakbeurs en Challenge 2016”in Harderwijk op 6 & 7 April.

PEOPLE HELPING PEOPLE

Falck verzorgt trainingen voor zorg- en hulpverleners, gericht op persoonlijke ontwikkeling en vakbekwaamheid. De trainingen worden gegeven door ervaren professionals en uiteraard is accreditatie voor o.a. het V&VN kwaliteitsregister mogelijk.

E

medicalservices@falck.nl

T

030 2427077 www.falckmedicalservices.nl

ENKELE VOORBEELDEN: • • •

ECG interpretatie Voorbehouden handelingen Klantvriendelijkheid en agressiebeheersing in de zorg

• • •

Reanimatie onderwijs Teamvaardigheden CRM in de zorg

Risc

Medical Services


Kruispunt Op het snijvlak van zorg en verlies

‘Life Crossroads’ Schilderij: John Matlock

25 oktober 2003. Ik loop naar boven en ga naar haar kamer. Om te kijken of alles goed is. Het is een gewoonte geworden sinds ik haar op 7-jarige leeftijd in coma heb gevonden door encefalitis (hersenontsteking). Het is rond kwart voor een ’s nachts. Zodra ik naar binnen ga weet ik dat het niet goed is… overlijdt in die nacht Ivet, 16 jaar oud, als doodsoorzaak wordt later een vermoeden van Sudden Unexpected Death in Epilepsy (SUDEP) uitgesproken door de behandelend neuroloog.

Liesbeth Ploeg

Monique Manders. Foto: Ronald Lubbers

Auteurs: Monique Manders (www.praktijkleefkunst.nl) en Liesbeth Ploeg-van den Heuvel (www.verliesadvies.nl)

Al snel nadat Monique constateert dat er iets heel erg mis is met Ivet, haar dochter, begint ze met reanimeren en worden huisarts en 112 gebeld. In het holst van de nacht komt snel een ambulance ter plaatste; een tweede volgt kort daarna. Beiden worden buiten in de straat opgewacht door de oudste broer van Ivet, 18 jaar. Monique is die avond alleen thuis met haar vier kinderen, haar man is in die periode werkzaam in het buitenland. De twee jongste zoons van Monique zijn dan 9 en 15 jaar oud. Twaalf jaar geleden

50 AMBULANCEZORG

Bijzondere verbintenis Die avond betreden ambulancehulpverleners het huis en vechten ze, samen met Monique, voor het leven van Ivet. Het is tevergeefs. Zoals twee van de aanwezige hulpverleners het later verwoordden: “Wat we ook probeerden, je keek zelfs niet even om, wij konden je niet meer bereiken, ook wij moesten je laten gaan…”. Op die avond, op dit kruispunt van leven en dood, van kort ontmoeten en intens verdriet is er een bijzondere verbintenis ontstaan tussen Monique en de ambulancehulpverleners. Deze band is er nog steeds, tot op de dag van vandaag. Een van die ambulancehulpverleners was Ronald Krumeich, nu Regionaal Opleidingscoördinator van RAV Gelderland Midden. In 2013 neemt Monique weer contact op met Ronald, omdat ze sterk het gevoel heeft dat ze op

Ivet, 16 jaar…

een punt is aanbeland dat ze iets terug kan geven aan de hulpverleners. Ze kan nu laten weten hoe belangrijk de manier is geweest waarop de hulpverleners haar en haar gezin hebben geholpen. Dat het vertrouwen en het nabij durven zijn op dit intieme, cruciale punt van verlies heilzaam is geweest voor de rouw die volgde.

Sdu Uitgevers


Ronald Krumeich, ROC RAV Gelderland Midden

en het “niet weten” hoe je bij zo’n groot verlies ook kunt zorgen voor familie en nabestaanden.

Verliesdeskundige In het contact met Ronald is daar meteen weer die vertrouwelijkheid als herinneringen aan die nacht in oktober. Inmiddels heeft Monique haar leven een eigen wending gegeven. Na veel studie en doorzettingsvermogen is ze nu verliesdeskundige en kan ze anderen bij verlies en rouw tot grote steun zijn. Vanuit Ronald’s functie leidt dit tot de vraag of zij haar verhaal en ervaringen rondom het overlijden van haar dochter met een grotere groep binnen de ambulancedienst wil delen. Dat doet ze. In een vijftal lezingen vertelt ze haar verhaal aan zo’n 150 medewerkers uit Veiligheids en Gezondheidsregio Gelderland Midden. Ze vertelt het als moeder en kan inmiddels ook als verliesdeskundige naar haar eigen verlies en rouw kijken. Maar ze vertelt het ook als een nabestaande die ontzettend dankbaar is voor de respectvolle wijze waarop er destijds in haar huis is omgegaan met haar dochter, met haar zonen en met haarzelf. De lezingen maken veel los bij de toehoorders. De persoonlijke en verdiepende wijze waarop Monique haar ervaring kan delen komt dichtbij en raakt. Het raakt aan het medeleven, aan eigen ervaringen tijdens werkzaamheden en aan persoonlijke ervaringen. Ook raakt het aan het gevoel van onzekerheid

Maart 2016

Vanuit deze onrust komt er weer een vraag van Ronald en de manager van VGGM: “Zou het niet geweldig zijn om hier een scholingsdag voor te ontwikkelen? Om onze medewerkers meer inzicht en handvatten te bieden?” Het is duidelijk: er is behoefte aan meer kennis en inzicht over hoe je als hulpverlener een rol kan spelen bij verlies na het verlenen van acute zorg. Ontwikkelen scholing Dit is het moment waarop de samenwerking tussen Monique Manders en Liesbeth Ploeg begonnen is. Zij kennen elkaar van de post-HBO opleiding “Omgaan met verlies” die opleidt tot rouw- en verliesbegeleider. “Beiden delen wij de passie voor dit onderwerp en weten we hoe belangrijk het is dat er openlijk gesproken kan worden over verdriet, verlies en rouw.” De training krijgt vorm en een naam: “Omgaan met rouw en verlies in de hulpverlening”. Uitgangspunt is en blijft het verlenen van acute zorg, maar er wordt stilgestaan bij het kruispunt van zorg en verlies. Er wordt gebruik gemaakt van een model, de verliescirkel. Deze verliescirkel brengt helder de stappen in kaart waar hulpverleners mee te maken krijgen rondom hulpverlening en verlies: het maken van contact, hechten en verbinden (in overdrachtelijke zin), afscheid nemen, rouwen en betekenis geven. Stappen waar hulpverleners in contact met de patiënt en naasten in meer of mindere mate een belangrijke zorgrol kunnen

hebben. Het programma is gevarieerd; theorie vanuit de psychologie en verlieskunde wordt afgewisseld met praktische oefeningen. Overigens verliezen mensen niet alleen door de dood; ook bij poging tot zelfmoord, ernstig letsel, verminking of bedreigende aandoeningen kunnen mensen het vertrouwen in hun eigen lichaam verliezen en soms hun toekomstperspectief. Het blijkt dat het een meerwaarde heeft om eigen ervaringen rondom dit gevoelige onderwerp met collega’s te delen. Om gezamenlijk stil te staan bij de grote schokbeleving van patiënten, familie en nabestaanden en om na te denken over de eigen bijdrage en verantwoordelijkheden. Een treffende quote van een van de deelnemers: “Dit gaat eigenlijk verder dan ons technische handelen, dit gaat ook over zorg die wij kunnen verlenen”. Training: handreiking en inzicht Hulpverleners streven er in deze situaties altijd naar om een balans te bereiken en te behouden tussen professionele afstand en menselijke nabijheid. Onderzoek wijst echter uit dat er een verband is tussen gebrek aan kennis bij verpleegkundigen over rouw en verlies en de onzekerheid over het omgaan gaan met patiënten, familie en nabestaanden. Deze onzekerheid kan helaas leiden tot het vermijden van een persoonlijk benadering of gesprek en dit is van invloed op de rouw die nog volgt. Dit laatste aspect is onbekend bij veel hulpverleners. Het doel van de training is om hierover meer handreikingen en inzicht te bieden om zo een bijdrage te kunnen leveren aan de professionele competenties van de deelnemers. Om daarmee uiteindelijk een nog betere zorg te kunnen verlenen aan patiënten en nabestaanden.

De training “Omgaan met verlies en rouw in de hulpverlening” is toegankelijk via de site van de V&VN voor alle ambulancemedewerkers, centralisten en chauffeurs. De training is met 6 punten geaccrediteerd met een extra accreditatie deskundigheidsgebied ambulancezorg. De training is ook geschikt voor IC- en SEH-verpleegkundigen.

AMBULANCEZORG 51



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.