
6 minute read
Pandaporno
from High Life NL 12-05
by SoftSecrets
Steeds meer dieren in Europese dierentuinen zitten in een fokprogramma. Er wordt in zorgvuldig overleg gezamenlijk gefokt, zodat men nieuwe dieren niet langer uit het wild hoeft te halen. Bovendien kweken de dierentuinen een reservepool van dieren die dreigen uit te sterven, zodat ze eventueel terug geplaatst kunnen worden in de natuur. Door: Marian Henderson
Vroeger bood de dierentuin vooral een collectie van vreemde diersoorten die de bezoeker nog nooit in het echt had gezien. Tegenwoordig is de rol van de dierentuin verschoven. Het gaat niet alleen om het tonen van vreemde beesten, maar vooral om educatie en voorlichting. We willen meer weten dan de naam van het dier. Mensen worden bewust gemaakt van de leefwijze en problematiek van be-
paalde diersoorten, zoals bejaging, territoriumverlies en klimaatverandering. De beesten worden tegenwoordig niet langer afzonderlijk in hokken gehouden, maar waar mogelijk op grote vlaktes tezamen met de dieren waarmee ze in de vrije natuur ook het territorium delen.
In China is inmiddels een spermabank voor panda’s.
Behoud van dieren
Ook spelen dierentuinen en belangrijke rol in het behoud van dieren die dreigen uit te sterven. Soms gebeurt dat door ze in de dierentuin te laten paren, soms met behulp van de reageerbuis, en soms wordt er op locatie samengewerkt met de plaatselijke bevolking om beschermingsprogramma’s op te zetten. Lex Noordermeer van Blijdorp in Rotterdam: “Door fokprogramma’s krijg je een back-up voor dieren in het wild. Zo hebben wij bijvoorbeeld vier stelletjes van het Filippijnse Wrattenzwijn geïmporteerd vanuit de Filippijnen, omdat het daar dreigde uit te sterven. Inmiddels zijn er bij ons 43 exemplaren geboren. De zwijnen zijn verspreid over een aantal Europese dierentuinen en kunnen eventueel later teruggeplaatst worden. De dieren en hun nakomelingen blijven overigens eigendom van de Filippijnse regering. Terugplaatsing is voor sommige diersoorten goed mogelijk. Bij hoefdieren levert dat meestal weinig problemen op. We hebben Antilopen en Moorgazelles gefokt, die vervolgens zijn uitgezet in Senegal. Maar dan moet de situatie natuurlijk gunstig
zijn. Als dieren bejaagd worden, of als hun oorspronkelijke habitat is aangetast, dan is het niet mogelijk. En sommige diersoorten lenen zich er niet goed voor. Het is bijvoorbeeld moeilijk bij grote katten, die van hun moeder moeten leren jagen.”
Succesverhaal
Een succesverhaal betreft het Prezwalskipaard. In 1968 was dit kittige paardje van de Mongoolse steppe verdwenen. Er leefden nog slechts 13 in gevangenschap. Door streng geselecteerde fok in dierentuinen is dit dier niet uitgestorven. Inmiddels leven er weer honderden exemplaren in het oorspronkelijke leefgebied. Als je bedenkt dat 40% van de wilde dieren met uitsterven wordt bedreigd en 1 op de 5 zoogdieren in gevaar is, dan besef je het belang van een ingreep van buitenaf. Zo is het bijvoorbeeld vijf voor twaalf voor de reuzenpanda. In het wild zijn er wereldwijd nog maar 1600 van deze dieren over. Niet meer dan het aantal inwoners van een klein gehucht. In Europese dierentuinen leven vijf panda’s. Die zitten allemaal in een fokprogramma. De dieren planten zich uiterst langzaam en moeizaam voort. Het vrouwtje is maar 12 uur per jaar ontvankelijk, de dieren zijn erg kieskeurig in hun partnerkeuze en hebben weinig seksuele interesse. Er is zelfs pandaporno ontwikkeld om de dieren te laten zien hoe het eigenlijk ook al weer moet, en ook om ze enigszins te prikkelen. Het lijkt een beetje te werken, maar gelukkig is er inmiddels ook een spermabank in China.
Reservepopulatie
De dierentuinen in Europa zijn verenigd in de EAZA, de Europese vereniging van dierentuinen. Ze werken samen aan het opbouwen van een reservepopulatie van bedreigde dieren. Door dit met onderlinge uitwisseling te doen wordt inteelt zoveel mogelijk voorkomen. Men houdt de gegevens van de dieren bij, zodat bloedlijnen duidelijk worden en men kan zien welke ziekten het dier heeft gehad of erfelijk gezien kan krijgen. Het is een soort van stamboek. Een stapje verder gaat het EEP. Dieren met een EEP zitten in het European Endangered Species programma. Door selectief te fokken krijgt men dieren die zo min mogelijk verwant zijn. Elke diersoort heeft een eigen coördinator, die contact onderhoudt met alle betrokken dierentuinen (300 in 30 Europese landen), zodat duidelijk is welke dieren beschikbaar zijn en aan welke dieren behoefte is. Zo’n coordinator kan overal in Europa zitten. In het piepkleine dierenparkje in Wissel werkt bijvoorbeeld Bernard Holdijk, die zich speciaal bezighoudt met de belangen van het Pinchéaapje. Hij inventariseert de stand van zaken bij alle betrokken dierentuinen, zodat hij weet waar behoefte is aan de fok
van dit aapje. De dieren die een EEP hebben, worden indien nodig overgeplaatst naar andere dierentuinen. Daar wordt geen geld mee verdiend. Alleen de reiskosten worden betaald door de ontvangende dierentuin. Het resultaat is een druk internationaal veetransport, dat uitmondt in een gezonde populatie. Zo heeft bijvoorbeeld olifantsbul Alexander uit Blijdorp onder meer seksuele diensten verricht in München, Amersfoort en Antwerpen.
Kwartetspel
Maar hoe gunstig is dit kwartetspel met levende beesten voor de dieren zelf? IJsbeer Tania uit Blijdorp moest bijvoorbeeld verhuizen omdat zij geen jong voortbracht met haar partner Eric. Ze werd geruild met Olinka uit Wenen, die vorig jaar het ijsbeertje Vicks op de wereld zette. Maar ook in Wenen kan Tania niet blijven, want ze staat weer op de nominatie om doorgeplaatst te worden naar München. En Orang Oetan Mota werd na dertig jaar in Artis te hebben gewoond in het kader van een fokprogramma verplaatst naar Madrid. Wordt er in dergelijke gevallen nog wel naar het belang van het individuele dier gekeken? Noordermeer: “Natuurlijk is dit geen leuk proces, verhuizing is een belasting voor de dieren. Maar het belang van de soort heeft bij dergelijke keuzes toch voorrang. Met een jong ijsbeertje trekken we bezoekers en bij hun kunnen we ons verhaal kwijt over de ijsbeer die ernstig te lijden heeft onder de opwarming van de aarde. Die belangstelling wekken we voor de goede zaak.”
Heet hangijzer
En wat gebeurt er eigenlijk met dieren die ‘over’ zijn? Dat kunnen bijvoorbeeld mannetjes zijn, terwijl men vrouwtjes nodig heeft, of dieren die te oud zijn om nog mee te fokken. “Dat is een heet hangijzer”, zegt Noordermeer. “We hebben gelukkig een goed systeem, waarbij we alle dieren op een lijst plaatsen, zodat andere dierentuinen ze als het ware kunnen uitkiezen. Het komt ook voor dat met een bepaalde diersoort een tijd niet wordt gefokt, omdat we geen plek voor jongen hebben. Maar bij een volwaardig dierenleven hoort ook voortplanting. Dieren hebben in een dierentuin niets te doen. Daarom verrijken we hun leven door voedsel op een manier aan te bieden zodat ze er zelf iets voor moeten doen. Maar de beste gedragsverrijking is natuurlijk het krijgen van jongen. Sommige groepen functioneren ook beter als er jongen worden geboren. Bovendien is het natuurlijk plezierig als die jonge dieren bezoekers trekken. Daarom worden er inderdaad dieren geboren, die het uiteindelijk niet zullen halen. Vaak zijn mannetjes het ‘surplus’, ze gaan vechten en verstoren de rust in de kudde. Dan euthanaseren we deze dieren, zo klinkt dat minder erg, en voeren we ze op aan de roofdieren, dan hebben ze toch hun nut. We gaan niet zover als in Denemarken, waar ze rustig een giraf bij de leeuwen gooien. Dat zou in Nederland op grote protesten stuiten. Terwijl dat toch de natuur is. Mensen idealiseren de natuur, maar die is in werkelijkheid keihard. Wij doen er alles aan om te voldoen aan de behoeften van de dieren, en daarbij is hun natuurlijk gedrag onze leidraad. Zo gek hebben dieren in een dierentuin het niet.”
