Kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Page 1

Kernelementen van succesvolle innovatiemilieus


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Colofon Teksten Judith Lekkerkerker (RUIMTEVOLK) Otto Raspe (Planbureau voor de Leefomgeving) Illustraties De verbeeldingen van de ‘Tuin van innovatie’, alsmede de interactieve visualisatie die online te vinden is op www.innovatiemilieus.nl is gerealiseerd door Jam Visual Thinking. Copyright Dit is een uitgave van RUIMTEVOLK. Het auteursrecht berust bij RUIMTEVOLK en het Planbureau voor de Leefomgeving. Hierbij geldt het creative commons-principe: naamsvermelding, niet-commercieel en gelijk delen. Het (her)gebruiken van teksten uit deze publicatie is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke vermelding van de volledige naam van de organisaties, auteurs en bron. De tekst mag niet commercieel gebruikt worden, aan derden worden doorverkocht of in licentie worden gegeven zonder toestemming van RUIMTEVOLK en het Planbureau voor de Leefomgeving. Publicaties welke alleen door betaling toegankelijk zijn (abonnementen op tijdschriften, betaalde toegang op websites, etc.) worden in principe beschouwd als commercieel en behoeven dus altijd toestemming vooraf. Het auteursrecht van de afbeeldingen berust bij de personen of organisaties die bij de afbeeldingen zijn vermeld. Deze rechten zijn niet vrijgegeven onder dezelfde voorwaarden als de teksten. Toestemming voor gebruik moet steeds gevraagd worden aan de rechthebbende. Hoewel aan de samenstelling van deze uitgave de grootst mogelijke zorg is besteed, aanvaarden uitgever, auteurs en redactie geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolledig opgenomen informatie, noch kunnen aan de inhoud van deze uitgave rechten worden ontleend. November 2016

2


inhoudsopgave

inhoud Waar gedijt innovatie?

5

Local buzz en global pipelines

11

Entrepreneurial dynamism

20

Urbanity

31

Branding

40

Governance of innovation

49

Nawoord

59

3


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Deze Tuin van innovatie is een verbeelding van de verkenning naar de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus. Op www.innovatiemilieus.nl vindt u de interactieve visualisatie waarmee u door de verschillende kernelementen kunt navigeren. De verbeelding en de interactieve visualisatie is gemaakt door Jam Visual Thinking.

4


nieuwe dynamiek

waar gedijt innovatie? Innovatieprocessen zijn plaatsgebonden. Een verkenning van de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus. Met het groeiend belang dat gehecht wordt aan innovatie voor economische groei, rijst de vraag in wat voor omgeving innovatie het best gedijt. Is innovatie plekgebonden? Op basis van decennia van onderzoek kan op deze vraag volmondig ja gezegd worden. En als innovatie plekgebonden is, wat maakt dan dat een omgeving innovatie stimuleert? Wat zijn de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus? En hoe kan je daar aan werken? Dat zijn de vragen die wij ons stelden. Voor antwoorden doken we in literatuur, spraken we met experts en gingen we op pad langs vijf innovatiemilieus in Nederland en spraken daar met verschillende betrokkenen. In de komende hoofdstukken presenteren we onze bevindingen. Met dit eerste hoofdstuk zetten we innovatiemilieus in perspectief en lichten we alvast een tipje van de sluier op als het gaat over de kernelementen.

5


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Voor we inzoomen op de innovatiemilieus eerst even aandacht voor de eerste zin in de introductie. Waarom is innovatie zo belangrijk voor economische groei? “Je kan op twee manieren groeien,” zegt Robert Went, medeauteur van het gezaghebbende rapport Naar een lerende economie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “Door meer uren te werken, of door de productiviteit – de toegevoegde waarde per uur werk – te verhogen. Met het oog op de ontwikkeling van onze arbeidsmarkt – de beroepsbevolking krimpt – valt de eerste optie al snel af. Er zit meer potentie in het verhogen van de productiviteit. En daar is innovatie voor nodig.” Door innovaties kan er sprake zijn van ‘creatieve destructie’; een door de bekende innovatie-econoom Joseph Schumpeter geïntroduceerde term. Oude producten en processen worden vervangen door nieuwe combinaties. Deze creatieve destructie kan negatieve gevolgen hebben voor bedrijven en zelfs voor hele gebieden. Denk aan de ineenstorting van de autoindustrie in Detroit. Belangrijke aanleiding was dat de productie naar elders verhuisde, waar deze goedkoper gerealiseerd kon worden. Waar in de mondiale economie waardeketens internationaal steeds meer versnipperen of fragmenteren, is de competitie heviger en neemt de noodzaak tot innovatie toe; voor bedrijven om goed te blijven presteren en voor regio’s om te zorgen voor werkgelegenheid en groei van welvaart. Innovatie kan creatieve destructie voorkómen of helpen overkomen. Het nut van innovatie gaat overigens verder dan alleen economisch nut. Innovatie is ook nodig voor het oplossen van maatschappelijke problemen, zoals ten aanzien van energie, milieu, water, medische zorg bij een verouderende bevolking, onderwijs, veiligheid en mobiliteit. Innovatie heeft bovendien intrinsieke waarde als expressie van creativiteit en als basis en prikkel voor ondernemerschap.[1] In Naar een lerende economie bepleit de WRR dat kennisontwikkeling niet langer voldoende is om innovatie te bewerkstelligen. Voor een veerkrachtige economie is kenniscirculatie nodig. Dat gaat over het mobiliseren en toepassen van ideeën en technieken die te vinden zijn in andere bedrijven, sectoren of landen. Dat vereist het vermogen om nieuwe en elders aanwezige kennis te signaleren, op te nemen en vaardig te gebruiken. En omdat (met name technologische) veranderingen elkaar tegenwoordig zo snel opvolgen, is het noodzakelijk continu te blijven leren. De WRR vraagt dan ook aandacht voor het gehele systeem van innovatie en specifiek ook voor het (verder) ontwikkelen van onderzoeks- en onderwijsinstellingen tot regionale kenniscentra die structureel verbonden zijn met hun omgeving.[2]

Plekgebonden De WRR is absoluut niet de eerste die het belang van innovatie benadrukt en dit verbindt aan de omgeving. Al in 1890 beschreef beroemd econoom Alfred Marshall de kracht van industriële clusters.[3] Waar industriële bedrijven zich hadden gevestigd konden specifieke industrieën zich versterken doordat ze toeleveranciers en afnemers aantrokken. Dit droeg bij aan een gespecialiseerde lokale arbeidsmarkt en daarmee aan de verspreiding van kennis tussen bedrijven. In Marshalls latere woorden is er in dat soort gebieden een ‘industrial atmosphere in the air’, die ervoor zorgt dat dergelijke gebieden voordelen bieden die bedrijven elders niet hebben.

6


waar gedijt innovatie?

Het denken over innovatie in economische clusters heeft echter pas echt een vlucht genomen na de introductie van de term ‘cluster’ door Michael Porter in 1990.[4] Volgens Porter is het succes van een land in bepaalde economische sectoren toe te schrijven aan het feit dat succesvolle groepen bedrijven, samen met overige bedrijven die een rol spelen in de productieketen, clusters vormen. Deze clusters bevorderen rivaliteit, samenwerking en netwerken tussen bedrijven. En dat zijn belangrijke ingrediënten voor succes. In Nederland heeft het werk van Porter de basis gelegd voor de framing van regionale clusters, die – ironisch in een plat Nederland – naar analogie van Silicon Valley niet zelden ook valley werden genoemd. Het denken over innovatiemilieus is verder gevoed door economen als Michael Storper, Anthony Venables en Harald Bathelt. Storper en Venables schreven in 2003 over het belang van face-to-face-contact. Alleen nabijheid van bedrijven is niet voldoende om de voordelen die worden toegeschreven aan clustering te realiseren.[5] Ook Bathelt benadrukt het belang van fysieke nabijheid en herhaalde persoonlijke ontmoeting voor innovatie.[6] Hij beschrijft innovatie als het resultaat van interactieve processen waarbij actoren met verschillende typen kennis en competenties samenkomen en informatie uitwisselen. In literatuur over de kenniseconomie worden expliciete en impliciete kennis onderscheiden. Uitwisseling van expliciete kennis – kennis vastgelegd in tekst, beeld of formules – is veelal weinig plaatsafhankelijk. Uitwisseling van kennis als resultaat van opleiding en vaardigheden – impliciete kennis – is daarentegen gebaat bij fysieke nabijheid en herhaalde persoonlijke ontmoeting. Hetzelfde geldt voor het op nieuwe manieren koppelen van expliciete kennis aan impliciete kennis waardoor nieuwe waarde gecreëerd kan worden. Virtuele ontmoeting via digitale platforms als Skype kan de uitwisseling van kennis bevorderen, maar het belang van face-to-face-ontmoeting moet volgens Bathelt niet worden onderschat.[7]

Innovatiemilieus Geïnspireerd door het werk van Storper, Venables en Bathelt is in onze verkenning van innovatiemilieus het schaalniveau waar interactie en persoonlijke ontmoeting plaatsvindt het startpunt. Het gaat daarbij om bepaalde gebieden in een stedelijke omgeving. Waar interactie plaatsvindt is echter niet met een uniforme geografische schaal te vangen. De vijf innovatiemilieus die voor de verkenning zijn geselecteerd zijn, verschillen dan ook qua omvang. Het zijn gebieden die bekend staan om de innovatie die er plaatsvindt. Bijvoorbeeld doordat ze worden gekenmerkt door hoge R&D-activiteit of patentaanvragen, maar ook omdat ze in een analyse op laag schaalniveau (viercijferige postcodes) over de afgelopen 15 jaar succesvolle groei lieten zien in zowel werkgelegenheid als productiviteit. De High Tech Campus in Eindhoven, Healthy Ageing Campus in Groningen, Kennispark Twente, de Binnenstad van Amsterdam en Rivium in Capelle aan den IJssel voldoen alle aan een of meer van deze kenmerken. Bovendien zijn de innovatiemilieus zodanig geselecteerd dat er sprake was van geografische spreiding binnen Nederland en variatie in specialisatie en levensfase.

7


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

De geselecteerde gebieden vormen een voor de verkenning interessante dwarsdoorsnede van het brede palet aan Nederlandse innovatiemilieus. Uiteraard zijn er buiten deze vijf gebieden ook elders in Nederland succesvolle innovatiemilieus.

Verschillende soorten en levensfasen Innovatiemilieus zijn niet zomaar over één kam te scheren. In een recente studie onderscheidt de Adviesraad voor Wetenschap, Techniek en Innovatie (AWTI) drie soorten innovatiemilieus: creatieve urbane hotspots, engineering hotspots en wetenschappelijk gedreven hotspots.[8] De Healthy Ageing Campus in Groningen en Kennispark Twente passen in de laatste categorie. Het zijn hotspots gevormd rondom een universiteit, onderzoeksinstituut of academisch ziekenhuis. De High Tech Campus in Eindhoven is te typeren als een engineering hotspot, een hotspot die is gegroeid op het terrein dat ooit tot één of meerdere grote industriële bedrijven toebehoorde. De binnenstad van Amsterdam is een typische creatieve urbane hotspot, waarbij een veelheid van kleinere bedrijven en organisaties is gevestigd in een levendige, dichtbevolkte en stadse omgeving. Rivium in Capelle aan den IJssel is een gebied met meer zakelijke dienstverlening en IT-bedrijven en past niet direct in deze indeling van innovatiemilieus.

Levenscyclus van clusters (Menzel, M.P., Fornahl, D. (2007), Cluster Life Cycles – Dimensions and Rationales of Cluster Development, Jena Economic Research Paper No. 2007-076.)

Ook zijn innovatiemilieus te onderscheiden in levensfase. In navolging van de economen Max-Peter Menzel en Dirk Fornahl onderscheidt de AWTI de volgende fasen: opkomst, groei, consolidatie en afname of nieuwe groei/ transitie. In sommige sectoren is de dynamiek in de levenscyclus van bedrijven hoger dan in andere. Zo kunnen in de IT-sector – waar innovaties elkaar snel opvolgen –bedrijven snel groeien en succesvol zijn, maar ook snel weer wegzakken. Dit kan leiden tot snelle groei, maar ook snelle neergang van een hotspot. Om dit te voorkomen acht de AWTI een bepaalde mate van heterogeniteit van bedrijvigheid in een gebied en kennis van concurrerende technologieën en businessmodellen van belang. Anders dreigt een lock-in, zoals het geval was in Detroit (auto-industrie) en het Ruhrgebied (staal- en kolenindustrie).

8


waar gedijt innovatie?

Van de innovatiemilieus die wij hebben verkend is de High Tech Campus in Eindhoven degene die het meest volwassen is. Daar wordt al sinds eind jaren 90 bewust gewerkt aan de ontwikkeling van het gebied als hotspot van innovatie. “Het is het kloppend hart van Brainport,” aldus de directeur van de campus Frans Schmetz. Iets wat andere betrokkenen beamen. Kennispark Twente is ook een gebied dat als innovatiemilieu volwassen te noemen is. Sinds 2005 zijn diverse bij het gebied betrokken partijen actief in de ontwikkeling van Kennispark Twente als innovatiemilieu. Volwassen betekent overigens niet dat er geen werk aan de winkel is om de prestatie van het gebied te verbeteren. Om de groei te consolideren en afname te voorkomen is continue vernieuwing nodig. Van de Healthy Ageing Campus in Groningen kan gezegd worden dat deze in de groeifase zit. Het gebied wordt sinds 2011 als campus gezien en sindsdien wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het gebied als campus. De binnenstad van Amsterdam kan gekenschetst worden als een opkomend gebied. De groei gaat nu snel, maar welke richting op is nog enigszins onhelder. Van Rivium in Capelle aan den IJssel kan gezegd worden dat dit gebied na een snelle eerste groei bezig is zich opnieuw uit te vinden. Het gebied kent een hoge leegstand van bedrijfsgebouwen. Betrokkenen waren dan ook enigszins verbaasd dat we het gebied benaderden als innovatiemilieu. Zoals een betrokkene het verwoordde: “Om Hans Wiegel te quoten, de mensen in het land merken er nog weinig van.” De snelle opkomst van de IT-sector en vervolgens het barsten van die internetbubbel vormen in de ogen van betrokkenen de oorzaak van een goede prestatie van het gebied in het verleden en van het huidige functioneren waarbij veel ruimte voor verbetering is.

Maakbaarheid Met onze verkenning zijn we op zoek gegaan naar kernelementen van succesvolle innovatiemilieus. We hebben er vijf geïdentificeerd. Met deze publicatie nemen we jullie mee in het belang van de elementen en hoe we hebben gezien dat er aan deze elementen gewerkt wordt of gewerkt kan worden. Dat impliceert een bepaalde maakbaarheid. Als er echter één ding duidelijk wordt uit alle gesprekken die we hebben gevoerd is het dat er maar tot op een bepaalde hoogte sprake kan zijn van maakbaarheid. Zo speelt in het ontstaan van innovatiemilieus padafhankelijkheid een grote rol. Het lijkt vaak een samenloop van omstandigheden, geografische ligging en toeval. Achteraf is vaak duidelijk na te gaan welke factoren bijgedragen hebben aan het ontstaan van een innovatiemilieu. Vooruitkijkend is het echter moeilijk te voorspellen of een gebied succesvol wordt. In de woorden van Steve Jobs: “You can’t connect the dots looking forward.” Op basis van verschillende onderzoeken is er wel een aantal factoren noemen die bij het ontstaan van innovatiemilieus een rol spelen. Ze ontstaan vaak rond sectoren waarin nieuwe technologieën worden ontwikkeld en toegepast. Een kennisinstelling in de nabijheid en een goede verbinding ervan met het lokaal bedrijfsleven, of een van oudsher aanwezig groot bedrijf, kan een belangrijke factor zijn. Ook geografische ligging speelt een rol. Nabijheid van een vliegveld, haven of knooppunt van wegen of spoorverbindingen kan bevorderlijk zijn.[9]

9


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Kernelementen Nu we de innovatiemilieus in perspectief hebben geplaatst, is de vraag die al snel rijst of je met al die verscheidenheid in type innovatiemilieu en levensfase, wel generieke kernelementen van succesvolle innovatiemilieus kunt benoemen. Wij menen van wel. In de individuele en groepsgesprekken die wij in de verschillende gebieden hebben gevoerd zijn de kernelementen veelvuldig teruggekomen, als thema’s die belangrijk zijn en waar het gebied goed op presteert of als thema’s waarop nog werk aan de winkel is. In de komende hoofdstukken zullen we de volgende vijf kernelementen belichten: – Local buzz en global pipelines. In een succesvol innovatiemilieu is sprake van een lokale dynamiek, die gevoed wordt door internationale verbindingen. – Entrepreneurial dynamism. In een succesvol innovatiemilieu wordt de ondernemersgeest gevoed door een ambitieus ondernemend ecosysteem. – Urbanity. Een succesvol innovatiemilieu ligt in een regio die een diverse stedelijke omgeving biedt en ook in het innovatiemilieu zelf komen elementen van deze stedelijkheid terug. – Branding. Een succesvol innovatiemilieu heeft een sterk merk en daar wordt op velerlei manieren aan gewerkt. – Governance of innovation. Een succesvol innovatiemilieu vergt organisatie. Een nauwe samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid biedt daarbij een goede basis, maar moet wel met de tijd mee. De manier waarop vervolgens aan een kernelement gewerkt kan worden verschilt wel degelijk. Bij het ene type milieu past soms een andere invulling dan bij het andere. In de onderzochte innovatiemilieus is de invulling van een kernelement soms al volwassen en soms staat deze nog in de kinderschoenen. Soms liggen er voor de onderzochte innovatiemilieus nog grote opgaven op het gebied van een kernelement. De kernelementen die wij hebben geïdentificeerd zijn geen ingrediënten van het recept voor het realiseren van een innovatiemilieu. Een innovatiemilieu kan je niet maken. Je kan het wel helpen organisch te groeien, door op alle vijf kernelementen goed te presteren. — Voetnoten: [1] WRR (2008), Innovatie Vernieuwd, Amsterdam: Amsterdam University Press. [2] WRR (2013), Naar een lerende economie, Amsterdam: Amsterdam University Press. [3] Marshall, A. (1890), Principles of Economics, London: MacMillan. [4] Porter, M. E. (1990), The competitive advantage of nations, New York: Free Press. [5] Storper, M., Venables, A.J. (2003), Buzz: Face-To-Face Contact and the Urban Economy, London: London School of Economics and Political Science. [6] Bathelt, H., et al (2004), Clusters and Knowledge: Local Buzz, Global Pipelines and the Process of Knowledge Creation, In: Progress in Human Geography (Vol. 28) pp. 31-56. [7] Bathelt, H., Turi, P. (2011), Local, global and virtual buzz: the importance of face-toface contact in economic interaction and possibilities to go beyond, In: Geoforum (vol. 42) pp. 520-529. [8] AWTI (2014), Regionale hotspots, Broedplaatsen voor innovatie, Den Haag: Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie. [9] Zie bijvoorbeeld: PBL (2014) Topsectoren en regio’s of PBL (2012) Concurrentiepositie van regio’s, voor het economisch belang van locatiefactoren.

10


local buzz en global pipelines

local buzz en global pipelines In een succesvol innovatiemilieu is sprake van een lokale dynamiek, die gevoed wordt door internationale verbindingen. Innovatie is het resultaat van interactieve processen waarvoor face-to-face contact onontbeerlijk is. Local buzz is de term die wordt gebruikt voor de dynamiek van face-to-face-ontmoetingen. Het is de kracht die kennisuitwisseling faciliteert en het mechanisme dat sociale netwerken ondersteunt. Een succesvol innovatie milieu kan niet zonder local buzz, maar heeft ook prikkels van buitenaf nodig en verbindingen met andere hotspots van innovatie. Met dit hoofdstuk gaan we in op het belang van face-to-face-contact, hoe gewerkt kan worden aan een local buzz en internationale verbindingen; global pipelines. In het eerste hoofdstuk benadrukten we dat innovatie het resultaat is van interactieve processen waarbij mensen met verschillende typen kennis en competenties informatie uitwisselen. In de woorden van Steven Johnson, auteur van het boek Where good ideas come from: “A good idea is a network. A

11


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

specific constellation of neurons – thousands of them – fire in sync with each other for the first time in your brain, and an idea pops into your consciousness.”…“The trick to having good ideas is not to sit around in glorious isolation and try to think big thoughts. The trick is to get more parts on the table.” En daarvoor is face-to-face-contact onontbeerlijk. Alleen dan kan daadwerkelijk overdracht plaatsvinden van persoonlijke en complexe kennis; kennis als resultaat van opleiding en vaardigheden. Voor deze ontmoetingen is een lokale dynamiek, een local buzz, cruciaal. Volgens de econoom Anthony Venables en geograaf Michael Storper is deze local buzz niet alleen onontbeerlijk voor innovatie, maar ligt deze ten grondslag aan alle lokalisatievoordelen die bedrijven kunnen genieten. Nabijheid van toeleveranciers en afnemers is alleen voordelig als deze bedrijven een handelsrelatie kunnen opbouwen. Een gespecialiseerde lokale arbeidsmarkt kan slechts benut worden als er aansluiting is op lokale professionele netwerken. Het gaat telkens om ontmoeting; formeel en informeel, bedoeld en onbedoeld, gepland en toevallig.[1]

De waarde van face-to-face-contact Venables en Storper onderscheiden verschillende kenmerken van face-toface-contact. Het is allereerst een zeer efficiënte communicatietechnologie. De voordelen zijn kwaliteit en snelheid van feedback, je kan direct merken hoe gereageerd wordt op de boodschap en indien nodig daarop acteren. Er kan op verschillende lagen tegelijk gecommuniceerd worden, verbaal en non-verbaal, en ook de context van de ontmoeting speelt een rol. Deze multidimensionale vorm van communicatie kan bedoelde en onbedoelde effecten hebben en stimuleert creativiteit en serendipiteit. Face-to-facecontact is hiermee een waardevolle manier om kennis over te dragen die niet vastgelegd kan worden en om nieuwe kennis te ontwikkelen; voor onderwijs en R&D. Face-to-face-contact is daarnaast een belangrijk middel om communicatieproblemen te voorkomen en vertrouwen en relaties op te bouwen. Mensen zijn bijzonder goed in het waarnemen van non-verbale boodschappen als het gaat om emoties, samenwerkingsbereidheid en betrouwbaarheid. De moeite en kosten die gemoeid zijn met een ontmoeting zijn ook bevorderlijk voor het bouwen van vertrouwen. De manier waarop een boodschap overgebracht wordt is de boodschap. Een email sturen heeft zodoende een andere strekking dan elkaar in levenden lijve zien. Persoonlijke ontmoetingen kunnen fungeren als middel om drive en motivatie te genereren. De waarde van face-to-face-contact gaat verder dan de voordelen die de combinatie van verbale en visuele/fysieke communicatie biedt. De menselijke psyche wordt gedreven door het streven naar succes, waardering en status. Het imiteren van anderen en streven om beter te presteren dan anderen is iets wat ons drijft. Deze drijfveer zwakt snel af als we weer in een omgeving verkeren zonder direct contact met ‘uitdagers’. Faceto-face-contact is de beste prikkel om motivatie te genereren. Tot slot is het een middel om mensen te screenen en te netwerken (socializen). Sociale en professionele netwerken hebben face-to-facecontact nodig. Door ontmoeting wordt anonimiteit doorbroken, iets wat

12


local buzz en global pipelines

onontbeerlijk is in de vorming van deze persoonlijke netwerken. Daarnaast zit de waarde van sociale en professionele connecties in de overdracht van impliciete kennis, wat het best gaat tijdens persoonlijke ontmoetingen. Herhaalde ontmoeting bevordert dan ook deze overdracht van kennis. Dus zowel voor het leren kennen als voor het onderhouden van contacten is persoonlijke ontmoeting relevant.

Local buzz De gecombineerde effecten van de kenmerken van face-to-face-contact werken versterkend met groeiende toegevoegde waarde voor betrokken mensen en activiteiten. De mensen die in de local buzz opereren hebben contact en werken samen met andere getalenteerde mensen, kunnen complexe ideeën met hen uitwisselen en worden geprikkeld in hun motivatie. Om deze voordelen zo veel als mogelijk te benutten zijn herhaalde ontmoeting en daarom ook fysieke nabijheid te prefereren boven incidenteel face-to-face-contact. Mensen die in een omgeving met een local buzz opereren blijken zeer productief. In steden met een local buzz vindt daarnaast sneller kruisbestuiving plaats tussen sectoraal gespecialiseerde netwerken. Jane Jacobs beschreef in haar betoog over het belang van stedelijke diversiteit voor de lokale economie al de waarde van dynamische geplande en ongeplande interactie tussen netwerken. Fysieke nabijheid is belangrijk voor deze interactie, aangezien het dan voor nieuwe ideeën en talenten makkelijker, goedkoper en effectiever is om toegang te krijgen tot bestaande dynamiek. Wederom in de woorden van Steven Johnson: “When one looks at innovation in nature and in culture, environments that build walls around good ideas tend to be less innovative in the long run than more open-ended environments.”… “This is not the wisdom of the crowd, but the wisdom of someone in the crowd. It’s not that the network itself is smart; it’s that the individuals get smarter because they’re connected to the network.”

Global pipelines Maar alleen het hebben van een local buzz is niet voldoende. In een globaliserende wereld bouwen academici aan professionele netwerken op internationale congressen, zonder dat dagelijkse fysieke nabijheid nodig is. En waar in de creatieve sector netwerken op middenniveau zeer lokaal en dynamisch zijn, waarbij informatie wordt gedeeld die sterk gebonden is aan de lokale context, zijn de netwerken op topniveau internationaal. Ook in de financiële en hightechsector is er intensieve uitwisseling tussen lokale netwerken en internationale netwerken. Innovatie heeft local buzz én global pipelines nodig, zoals econoom Harald Bathelt het verwoordt. Voor het genereren van nieuwe kennis en vaardigheden zijn prikkels van buitenaf nodig. Daarnaast kunnen verbindingen met mensen in innovatiemilieus elders leiden tot nieuwe samenwerkingen, financieringsmogelijkheden en het aanboren van nieuwe markten.[2]

13


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Local buzz stimuleren Wat kan je doen om local buzz te stimuleren en hoe zorg je ervoor dat deze internationaal verbonden is? In onze verkenning zijn we daar meerdere voorbeelden van tegengekomen. Een belangrijk onderscheid kan daarbij gemaakt worden tussen het stimuleren van formele, geplande, bedoelde ontmoeting en het stimuleren van informele, ongeplande en toevallige ontmoeting. Waarbij de laatste soort ontmoeting vooral het screenen en socializen en het prikkelen van motivatie dient. Zoals Arno Nijhof van StartupAmsterdam zegt: “Bij dat soort ontmoetingen ontstaat een gevoel van vertrouwen, omdat je elkaars gezicht een keer hebt gezien, maar dan is nog niet meteen de stap naar samenwerking gezet.” Daarnaast kwam in de gesprekken die wij voerden ook meermaals terug dat het belangrijk is te beseffen dat mensen die werkzaam zijn in sterk wetenschapsgedreven en hightechsectoren vaak andere behoeften hebben dan mensen in de creatieve of financiële sector. Dat onderscheid in behoefte van mensen in verschillende sectoren komt allereerst terug in het type innovatiemilieu. Bij engineering hotspots of wetenschappelijk gedreven hotspots is een duidelijk afgebakend gebied met een dominante concentratie van het type bedrijven belangrijker dan bij creatieve urbane hotspots. Naast dat praktische overwegingen, als een relatief groot ruimtebeslag of milieuzonering van het type bedrijvigheid, een rol spelen, zijn er ook zachte factoren die belangrijk zijn. Waar mensen in de creatieve sector elkaar makkelijk opzoeken, is daar bij mensen die werkzaam zijn in wetenschapsgedreven en hightechsectoren vaak minder sprake van. Een overzichtelijk gebied met een duidelijke gemeenschappelijke deler vergemakkelijkt het contact. Campussen zijn daar instrumenteel in. Zoals Floor de Jong van de gemeente Groningen zegt: “Vanaf het moment dat wat er al was werd geframed als campus is er een nieuwe dynamiek ontstaan.” Maar met het dicht bijeenzitten op een campus, of het gebied bestempelen tot een campus ben je er nog niet.

Ruimtelijke ingrepen Laten we eerst kijken naar hoe informele ontmoeting in de onderzochte innovatiemilieus wordt gestimuleerd. En laten we daarbij beginnen met de harde ruimtelijke ingrepen. Bij de High Tech Campus in Eindhoven is in het gebied allereerst ingezet op architectuur en landschap die contact tussen mensen faciliteren. De moderne gebouwen hebben transparante gevels en de ruimte tussen de gebouwen is ingericht met veel bijzonder groen en water. Er zijn aantrekkelijke wandelpaden aangelegd en mooie verblijfsplekken aan het water gecreëerd. Langs de paden zijn veel zitplekken. Parkeren kan alleen in parkeergebouwen, voorzien van begroeide gevels, of op twee terreinen aan de rand van het gebied. Dit zorgt voor weinig ‘blik’ in beeld. Het concentreren van parkeren zorgt ervoor dat je even een stukje moet lopen naar je werkplek en dus makkelijker andere mensen tegenkomt. Dat is ook de gedachte achter het concentreren van alle voorzieningen op The Strip. Bedrijven mogen geen eigen bedrijfskantine hebben en ook vergaderruimtes voor meer dan 25 mensen zijn taboe. Die voorzieningen zijn er volop in The Strip, die fungeert als een soort dorpsplein voor het gebied.

14


local buzz en global pipelines

The Strip op de High Tech Campus in Eindhoven (foto: High Tech Campus Eindhoven)

Er zijn diverse horecagelegenheden gevestigd, een conferentiecentrum, een supermarkt, een kapper, een fitnesscentrum, een stomerij en je kan er zelfs je vaccinaties krijgen voor verre reizen. Bij Kennispark Twente zijn ook ruimtelijke ingrepen gedaan om ontmoeting te faciliteren. Van oudsher zijn hier de voorzieningen op het terrein geconcentreerd. Meer vanuit de oorspronkelijke campusvisie met gescheiden zones voor wonen, voorzieningen en onderwijs/werk, dan vanuit de wens ontmoeting te faciliteren. Toch functioneert het voorzieningengebied wel als zodanig. Recent is bovendien op de plek waar onderwijs, onderzoek en bedrijvigheid bij elkaar komen – vroeger een grote parkeerplaats – het O&Oplein ingericht. In de openbare ruimte staan daar grote rode blobvormige banken waar zowel studenten als docenten gebruik van maken. Het Kennispark heeft daarnaast nog meer plannen om ontmoeting te stimuleren. De ‘Common Green’ zal de centrale groene strook zijn die fungeert als hoofdentree van het gebied, maar met een veelheid aan voorzieningen vooral als dé plek voor verblijf en ontmoeting. In de gesprekken kwam ook naar voren wat niet werkt als het gaat om ruimtelijke structuren van een gebied. Bij Rivium in Capelle aan den IJssel heeft elk gebouw zijn eigen parkeerplaats. Aan de hoofdas in het gebied is die vaak aan de achterzijde van het gebouw gesitueerd. Gecombineerd met het feit dat door de ligging van het gebied direct aan de snelweg het merendeel van de mensen die er werken met de auto komt, zorgt dit ervoor dat mensen elkaar op straat maar weinig zien, laat staan ontmoeten. De architectuur is daar ook niet behulpzaam in. Veel gebouwen dateren uit de periode dat spiegelend en donker glas in de mode was. Het aantrekkelijke groen langs de hoofdas ten spijt, is de uitstraling van het gebied verder erg stenig en nodigt het niet uit tot een ommetje.

15


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Communities De voorzieningen in de gebieden en de inrichting van de openbare ruimte zorgen voor ontmoetingsplekken en -gelegenheden. In de verschillende gebieden worden acties ondernomen waarbij deze voorzieningen nog meer waarde krijgen voor ontmoeting. Er wordt actief gewerkt aan het opbouwen van communities. De campusorganisaties in Eindhoven, Groningen en Twente organiseren evenementen om mensen die in het gebied werken bijeen te brengen. Kennispark Twente organiseert de Kennispark TennisCup en de Kennispark Run, sportieve evenementen om mensen informeel met elkaar in contact te laten komen. Frans Schmetz van High Tech Campus in Eindhoven: “We organiseren zo’n 200 events per jaar. Van klein tot middelgroot tot groot. Soms inhoudelijk, maar vaak ook om de fun. Zoals de duurzame mobiliteitsbeurs. We organiseren dat tussen de middag als iedereen is aangewezen op The Strip als ze iets willen eten. Daar ontmoet je elkaar op een informeel moment. Al die mannen lopen daar rond, kijken even naar de auto’s en ontmoeten dan toch weer een oud-collega van vijf jaar geleden. Je creëert een moment van verbinding.” Bij Rivium vertelt de nieuwe speler Tribes, een luxe co-werkplek en cowerkersnetwerk voor met name zakelijke dienstverlenging, evenementen te organiseren waarbij nadrukkelijk ook de andere ‘bewoners’ van Rivium uitgenodigd zijn. Daarmee kan, in tegenstelling tot de gebieden waar vanuit een campusorganisatie aan een community wordt gebouwd, ook ‘van onderop’ een community ontstaan.

Fysieke knooppunten Dit soort communities die ‘van onderop’ ontstaan, zien we veel rond cowerkplekken. Deze fysieke knooppunten faciliteren aan de ene kant formele ontmoeting. Ze bieden plek aan bijeenkomsten – van zakelijke afspraken tot evenementen op een bepaald thema – en fungeren als platform waarbij je makkelijk in contact komt met gelijkgestemde professionals. Ook stimuleren ze ongeplande ontmoeting en gesprekken doordat voorzieningen als koffiehoek of restaurant gedeeld zijn en door informele bijeenkomsten als borrels of yoga-lessen te organiseren. In een creatieve urbane hotspot zoals de binnenstad van Amsterdam speelt dit soort co-werkplekken een grote rol. Voorbeelden daarvan zijn Spaces, in 2008 begonnen aan de Herengracht in het centrum van Amsterdam, nu met vestigingen ook in Rotterdam en Den Haag en in het buitenland in Londen, New York, Sydney en Melbourne; The Impact Hub, een co-werkplek voor sociaal ondernemers – in 2005 gestart in Londen, in 2008 door enkele ondernemers naar Amsterdam gehaald. The Impact Hub heeft momenteel een netwerk van 73 locaties wereldwijd; en het Amerikaanse WeWork (vier jaar geleden opgericht) dat onlangs in de Amsterdamse binnenstad geland is, naast Londen de tweede plek in Europa. Deze keten van co-werkplekken biedt flexibele plekken voor zowel zelfstandige ondernemers en start-ups als dat het inspeelt op de behoefte van grotere bedrijven om dicht op hippe en innovatieve bedrijvigheid aan te schurken. Deze verbinding tussen klein en groot hebben we ook terug gezien in Groningen en Eindhoven. In Groningen is bij de Healthy Ageing Campus het R&D Hotel opgezet, een flexibel aanbod van lab- en kantoorruimte dat op projectbasis kan worden gehuurd door onderzoekers en ondernemers.

16


local buzz en global pipelines

Discussietafels tijdens een evenement van het R&D-hotel op de Healthy Ageing Campus in Groningen (foto: Healthy Ageing Campus)

Zij kunnen inchecken wanneer ze willen en op elk moment weer vertrekken. Momenteel maken Siemens, DSM en Philips er gebruik van. Voor hen is het interessant om dicht op de faciliteiten en kennis, de access to clinic, van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) te zitten. De daadwerkelijke menging van grotere bedrijven en start-ups komt echter nog niet geheel van de grond. Daan Bultje, directeur Healthy Ageing Network Noord-Nederland: “Dat komt onder meer doordat er al zo’n groot aanbod flexplekken is, ook in de panden van het UMCG en Rijksuniversiteit Groningen. Die zijn vaak goedkoper en de toegang tot faciliteiten is er beter.” Op de High Tech Campus in Eindhoven komen grote en kleine bedrijven en onderzoek samen in de Nederlandse vestiging van EIT Digital. Dit is een Europese ‘open innovatie’ organisatie met een focus op innovatie in digitale technologie en met meerdere locaties in Europa en een in Silicon Valley. Elke locatie zien zij als een knooppunt waar lokale grote bedrijven, onderzoeksinstellingen en ondernemers aan zijn verbonden, tezamen vormen zij een internationaal netwerk. Shinjan Dasgupta, eigenaar van start-up Proxible: “We are in a co-location center of EIT Digital: an international network that has co-location spaces all over Europe. We could use those places too, which is very interesting to get in touch with other people. The network is not limited to the HTC, but is international.”

Internationaal verbonden EIT Digital illustreert mooi het statement van Bathelt, dat innovatie zowel een lokale dynamiek (local buzz) vergt als internationale verbindingen (global pipelines). Ook veel van de andere genoemde co-werkplekken zorgen voor internationale verbindingen, met hun vestigingen in verschillende steden. Ze faciliteren internationale netwerken van gelijkgestemden. Een grote rol voor het leggen van internationale verbindingen is daarnaast weggelegd voor universiteiten. Allereerst doordat academici zeer internationaal opereren. Denk aan alle congressen waar zij collega’s

17


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

uit het buitenland ontmoeten en kennis uitwisselen. Daarnaast kunnen universiteiten buitenlands talent aantrekken met toponderzoekers en gespecialiseerde onderzoeksgroepen die optimaal gefaciliteerd worden met onderzoeksfaciliteiten en -budgetten. Universiteit Twente biedt met het MESA+ Nanolab een zeer hoogwaardige onderzoeksfaciliteit met internationale aantrekkingskracht. Vincent ten Thij van bedrijf Thales: “Met het MESA+ Nanolab hebben we een unieke onderzoeksinfrastructuur, waarmee je vanzelf spinoffs krijgt. Dergelijke faciliteiten zijn onze propositie.” Het MESA+ Nanolab is een open innovatielab. Dat betekent dat dit vrij toegankelijk is voor onderzoekers en ondernemers. De faciliteiten zijn daarmee laagdrempelig toegankelijk voor spinoffs van de universiteit en stimuleren kruisbestuiving tussen onderzoekers en ondernemers. Het lab maakt ook onderdeel uit van een netwerk van nanolabs in Nederland. Dit netwerk van nanolabs – met elkaar aanvullende faciliteiten in Delft, Eindhoven, Twente en Groningen – zorgt voor een state-of-the-art onderzoeksinfrastructuur voor nanotechnologie in Nederland. Daarmee wil men nationaal en internationaal uitwisseling tussen onderzoek bewerkstelligen. Dus met een nationaal netwerk is het doel nog beter te voorzien in global pipelines.

Nationale en regionale netwerken Het nationale netwerk van nanolabs illustreert dat er uiteindelijk diverse schaalniveaus zijn, tussen local buzz en global pipelines, waarop netwerken zijn georganiseerd die bijdragen aan betekenisvolle interactie. Met het initiatief Startup Delta, onder aanvoering van oud-eurocommissaris Neelie Kroes, wordt gewerkt aan een nationaal netwerk van start-up-hubs. Aan de ene kant wordt daarmee beoogd om het start-up-ecosysteem in Nederland te versterken door onderlinge uitwisseling. Aan de andere kant is de ambitie om dit ecosysteem beter te verbinden met andere internationale start-up-hubs, multinationals en internationale investeerders. Ook op regionaal niveau zijn netwerken die van betekenis zijn voor de versterking van een innovatiemilieu. In de regio Eindhoven wordt onder de vlag van ‘Brainport’ samengewerkt door bedrijven, universiteit en gemeenten en verschillende campusorganisaties. In Twente wordt gewerkt aan een netwerk van campussen, met Kennispark Twente als kloppend hart, met als doel de hele keten van specialisatiegebieden van de regio te kunnen huisvesten. De Healthy Ageing Campus in Groningen is het brandpunt van het Healthy Ageing Netwerk Noord-Nederland, dat ook op andere locaties interactie organiseert, waaronder in de Health Hub in Roden (Drenthe). Met deze regionale samenwerkingen wordt de eigen concurrentiekracht versterkt, hetgeen kan bijdragen aan internationale zichtbaarheid en vanuit de samenwerking kunnen soms ook makkelijker internationale verbindingen worden gelegd.

Fysieke verbindingen Internationale, nationale en regionale netwerken zijn instrumenteel in het leggen van internationale verbindingen. Uiteindelijk gaat het ook hierbij telkens om face-to-face-ontmoeting en daarmee is het evident dat internationale fysieke verbindingen een belangrijke rol spelen. In de

18


local buzz en global pipelines

gesprekken die wij voerden wordt daarbij belang gehecht aan een snelle en comfortabele treinverbinding met internationale luchthavens met relevante verbindingen. Naast Schiphol kwam daarbij de luchthaven van Düsseldorf ter sprake. Eindhoven Airport is van betekenis voor het innovatiemilieu van Brainport vanwege de frequente verbindingen met economische centra en specifieke innovatieregio’s. Die economische relevantie wordt groter naarmate verbindingen (meer)dagelijks worden gevlogen en indien enkele ontbrekende kennissteden alsmede transferhubs als London Heathrow als bestemmingen worden toegevoegd. Edgar van Leest van Brainport: “Als je als bedrijf ergens een dochtervestiging wilt oprichten, wil je snelle bereikbaarheid, liefst zeven dagen per week.” En ook voor buitenlandse kenniswerkers is het relevant. Vincent ten Thij van Thales: “Expats hebben behoefte aan snelle internationale verbindingen. Vaak blijft bij een nieuwe baan het gezin in eerste instantie nog even achter en soms, zeker als de kinderen wat ouder zijn, komt het gezin helemaal niet mee.” In de gesprekken die wij buiten de Randstad voerden, kwam soms frustratie naar boven over de Nederlandse inzet op hogesnelheidstreinverbindingen. In Eindhoven wordt voor de verbetering van de internationale bereikbaarheid veel belang gehecht aan snelle treinverbindingen die aantakken op het hogesnelheidsspoornetwerk in Duitsland. Ook werd er verscheidene malen gezegd dat een snelle treinverbinding met Schiphol en Amsterdam van grote waarde zou zijn voor de regio. In Groningen zien veel betrokkenen de gestrande Zuiderzee-lijn nog steeds als onbenutte kans.

Kortom Een belangrijk kernelement voor succesvolle innovatiemilieus is een lokale dynamiek en internationale verbondenheid, local buzz en global pipelines. Het gaat hierbij in de kern om face-to-face-ontmoetingen. Co-locatie zoals in campussen kan een lokale dynamiek bevorderen, maar alleen met co-locatie ben je er nog niet. Lokale dynamiek kan je bevorderen door ruimtelijke ingrepen die informele ontmoeting stimuleren. Het gaat hierbij zowel om architectuur als om de inrichting van de openbare ruimte en strategische planning van voorzieningen in een gebied. Daarnaast spelen communities en fysieke knooppunten als co-werkplekken een belangrijke rol in het bevorderen zowel informele ontmoeting als samenwerking. Regionale en nationale netwerken kunnen de internationale aantrekkingskracht van innovatiemilieus versterken en kunnen instrumenteel zijn in het leggen van internationale verbindingen. Hoewel het hebben van global pipelines in essentie gaat om internationaal contact tussen mensen, kan een innovatiemilieu niet zonder goede fysieke internationale bereikbaarheid.

— Voetnoten: [1] Storper, M., Venables, A.J. (2003), Buzz: Face-To-Face Contact and the Urban Economy, London: London School of Economics and Political Science. [2] Bathelt, H., et al (2004), Clusters and Knowledge: Local Buzz, Global Pipelines and the Process of Knowledge Creation, In: Progress in Human Geography (Vol. 28) pp. 31-56.

19


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

entrepreneurial dynamism In een succesvol innovatiemilieu wordt de ondernemersgeest gevoed door een ambitieus ondernemend ecosysteem. Ambitieus ondernemerschap is essentieel voor innovatie. Als het gaat over innovatiemilieus, gaat het ook vaak over start-ups. Aan nieuwe bedrijven wordt veel innovatiekracht toegekend. Echter, veel start-ups blijven klein. Het zijn de snel groeiende bedrijven die een belangrijke bijdrage leveren aan innovatie. In de verkenning van de vijf Nederlandse innovatiemilieus kwam dan ook telkens het belang naar voren van het bieden van een vruchtbare voedingsbodem voor deze snelle groeiers ĂŠn het behouden van deze bedrijven voor de regio. In dit hoofdstuk verkennen we het belang van ambitieus ondernemerschap, wat een ondernemend ecosysteem vraagt en hoe daar in innovatiemilieus aan gewerkt kan worden. Innovatie en ambitieus ondernemerschap zijn onlosmakelijk verbonden. In de woorden van de grote econoom Joseph Schumpeter: “Ondernemerschap is gebaseerd op individuele actoren die de geest en het doorzettingsvermogen

20


entrepreneurial dynamism

hebben om verandering te realiseren, door het creëren van nieuwe economische activiteiten en organisaties of bestaande te transformeren.” Ambitieus ondernemerschap gaat verder dan ondernemerschap geïnterpreteerd als de keuze om zelfstandig te opereren in plaats van te werken voor een ander.[1] Het gaat om mensen met een ondernemersgeest.

Start-ups en grote bedrijven Het heersende idee is veelal dat het ambitieus ondernemerschap met name in het mkb te vinden is en dat het innovatieve mkb’ers zijn, die de gevestigde orde uitdagen. Hoewel grote bedrijven een voordeel hebben, omdat ze meer middelen hebben om in innovatie (en bijvoorbeeld dure faciliteiten daarvoor) te investeren, kan hun omvang ook een hinder zijn om innovatief ondernemerschap te gelde te maken. Bureaucratie kan vertragen. Ook kunnen innovaties gezien worden als onwenselijk als ze negatief uitpakken voor bestaande competenties, businessmodellen, eerdere investeringen en de marktpositie van een bedrijf. Tot slot is de persoonlijke motivatie om te innoveren bij grote bedrijven veelal minder dan bij kleine ondernemingen. Er is minder sprake van dat er persoonlijk profijt te behalen is met een succes. Kleinere bedrijven zijn wendbaarder. Ze kunnen snel reageren op veranderde omstandigheden en nieuwe kansen. In beleid dat op innovatie gericht is, gaat er dan ook veel aandacht uit naar het ondersteunen van start-ups. Waar Schumpeter begin jaren 30 zei dat industrieën waar kleine bedrijven floreren meer innovatie kennen, concludeerde hij begin jaren 40 echter dat het grote bedrijven zijn en industrieën die door grote bedrijven worden gedomineerd, die het meest bijdragen aan innovatie. Ook recent Zweeds onderzoek plaatst kanttekeningen bij de focus op kleine bedrijven. Waar in een periode van drie jaar slechts een op de vijf mkb-bedrijven een productinnovatie op de markt heeft gebracht, gold dit voor een op de twee grote bedrijven.[2] Vaak aangehaald Amerikaans onderzoek van rond de eeuwwisseling laat daarentegen juist zien dat vijftien procent van de innovaties in de maakindustrie gekoppeld kon worden aan de investeringen van venture capitalists (de investeerders in start-ups), terwijl de investeringen van venture capitalists slechts drie procent uitmaken van het totaal aan investeringen in R&D in die sector. Investeringen in start-ups lijken daarmee veel efficiënter om innovaties aan te jagen, dan investeringen in R&D door grote bedrijven. [3]Reflecterend op dit onderzoek zou je ook kunnen zeggen dat venture capitalists heel gericht investeren in bedrijven met innoverend vermogen en groeipotentie. Dit soort innovatieve, snelgroeiende, kleine bedrijven, ook wel ‘gazellen’ genoemd, blijkt vaak een voorbode van economische groei in een bepaalde sector.[4] Maar we moeten ons niet blindstaren op deze ‘gazellen’. De Britse onderzoeksorganisatie Nesta deed onderzoek naar de bedrijven van meer dan 10 werknemers die de helft van de groei in werkgelegenheid in het Verenigd Koninkrijk voor hun rekening namen. Deze snelgroeiende bedrijven noemen zij de ‘vitale zes procent’ van de bedrijven. Zij nemen niet alleen een sterke groei van werkgelegenheid voor hun rekening, maar groeien ook sterker in productiviteit, zijn innovatiever, investeren meer in opleiding en bieden vaker banen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

21


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Met het onderzoek concludeerde Nesta dat er niet zoiets is als het typische snelgroeiende bedrijf en dat er veel variatie is in leeftijd en grootte, sector, businessmodel, et cetera. Nesta presenteerde daarom zes mythes die over snelgroeiende bedrijven heersen en ontkrachtte ze: 1. ‘Snelle groeiers zijn allemaal jong’; zeventig procent van de snel groeiende bedrijven bestaat langer dan vijf jaar en de gemiddelde leeftijd van bedrijven ligt al snel rond de twintig jaar. 2. ‘Snelle groeiers zijn allemaal high tech’; snelgroeiende bedrijven opereren ook in andere sectoren, slechts circa een vijfde van deze bedrijven is direct actief in de high tech sector. 3. ‘Universiteiten zijn een heel belangrijke bron voor snelle groeiers’; onder de snelgroeiende bedrijven zijn er weinig spinoffs van universiteiten. Daarnaast zien de snelle groeiers zelf toeleveranciers, klanten en gebruikers als belangrijker bron van innovatie dan universiteiten. 4. ‘Snelle groeiers zijn vooral gefinancierd met risicokapitaal’; snelgroeiende bedrijven wenden zich voornamelijk tot traditionele bronnen van financiering in de vorm van een banklening, slechts weinig bedrijven zoeken venture capital waarmee derden een aandeel krijgen in een bedrijf. 5. ‘Snelle groeiers hebben een regelmatig lineair groeipad’; groei van bedrijven komt met horten en stoten. Snelgroeiende bedrijven kunnen na een periode van groei ook snel weer stabiliseren of zelfs weer snel inkrimpen. Ranglijsten van snelle groeiers tonen per jaar een ander beeld. 6. ‘Snelle groeiers groeien organisch’; acquisitie van bedrijven is naast organische groei een belangrijke oorzaak van groei van bedrijven. Kortom, je kan niet zwart-wit zeggen of innovatie nou meer door kleine bedrijven of door grote bedrijven wordt gerealiseerd.

Ecosysteem Het ecosysteem van ambitieus ondernemerschap is uiteindelijk divers, met een sterke wisselwerking tussen grotere en kleinere bedrijven. Voor snelgroeiende, succesvolle bedrijven is een klimaat nodig met veel ruimte voor start-ups. Experimenten zijn nodig om uiteindelijk baanbrekende innovaties en nieuwe toepassingen te realiseren. Niet alleen kunnen succesvolle start-ups uitgroeien tot succesvolle bedrijven, ook kan de kennis over geslaagde en mislukte experimenten van waarde zijn voor grotere bedrijven en kunnen ze door de die kennis de noodzaak voelen ook zelf te innoveren (dit wordt ook wel corporate venturing genoemd). Start-ups kunnen als spinoff voortkomen uit kennisinstellingen, maar ook uit grote bedrijven.[5] In lijn met het al eerdere genoemde Nesta-onderzoek, blijkt de laatste categorie over het algemeen meer voor te komen en meer succesvol. En ook al zijn universiteiten misschien niet direct een bron van innovatie, meerdere empirische onderzoeken laten zien dat bedrijven die dicht bij een kennisinstelling gevestigd zijn, in een sneller tempo innovaties realiseren dan elders gevestigde soortgelijke bedrijven.[6] De uitdaging is om een klimaat te creëren waarin de voordelen van grote bedrijven worden gecombineerd met de voordelen van kleine ondernemingen, of waar de schaalnadelen van kleine ondernemingen gecompenseerd worden door samenwerking en netwerkvorming. Een klimaat waar bedrijven kunnen starten en doorgroeien en waar (grote) bedrijven kunnen blijven vernieuwen, waar ruimte is voor ambitieus ondernemerschap.

22


entrepreneurial dynamism

Het is belangrijk om daarbij oog te hebben voor het feit dat in een mondiale economie innovatiesystemen niet gesloten zijn. De ontdekkingen die op de ene plek gedaan worden, kunnen elders gecommercialiseerd worden. In een andere regio of in een ander land. Om te voorkomen dat bedrijven wegtrekken, is het belangrijk om te zorgen voor een goed functionerend ‘ecosysteem’ waarin groeiende bedrijven geaccommodeerd worden. In dit licht groeit het besef dat effectief beleid voor snel groeiende bedrijven inzet op ‘groei van binnenuit’. Deze benadering van lokale economische ontwikkeling wordt ook wel ‘economic gardening’ genoemd. Het is gestoeld op de gedachte dat lokale ambitieuze ondernemers nieuwe groei realiseren en bijdragen aan een levendig lokaal bedrijfsleven. Deze aanpak richt zich op de groei en het voeden van lokale bedrijven, in plaats van vooral in te zetten op het aantrekken van nieuwe grote bedrijven van buiten of te focussen op start-ups.[7]

Elementen ecosysteem Deze benadering komt ook terug in de benadering van het ecosysteem voor ambitieus ondernemerschap van Erik Stam, hoogleraar Economics of Entrepreneurship and Innovation. Volgens hem zijn de elementen van een succesvol ecosysteem te onderscheiden in systeemelementen en randvoorwaarden. De systeemelementen zijn ondernemersnetwerken, leiderschap, financiering, talent, nieuwe kennis en intermediaire diensten. De aanwezigheid van deze elementen en de interactie tussen deze elementen bepalen in belangrijke mate het succes van een ecosysteem.

Stam, E. (2014), Het Entrepreneurial Ecosystem.

23


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

De randvoorwaarden worden gevormd door sociale en fysieke condities die interactie faciliteren of kunnen hinderen (formele instituties, de lokale cultuur, de fysieke infrastructuur) en een markt met vraag naar nieuwe producten en diensten. Deze toegang tot de markt is steeds meer gerelateerd aan de positie van het ecosysteem in de mondiale markt, dan dat dit een interne aangelegenheid is in het ecosysteem zelf.[8] Hieronder gaan we dieper in op de verschillende elementen en kijken we hoe daar in praktijk aan gewerkt kan worden.

Talent Talent is het systeemelement van een succesvol ondernemend ecosysteem dat misschien wel het belangrijkst is. Het gaat hierbij om een diverse en gekwalificeerde (veelal hoogopgeleide) groep arbeidskrachten. In de afgelopen jaren is de internationale arbeidsmigratie van hoogopgeleiden sterk toegenomen en concentreert toptalent zich steeds meer in enkele stedelijke regio’s. Econoom Enrico Moretti spreekt in dit licht over the new geography of jobs. Er is steeds sterker sprake van een internationale war on talent, maar ook nationaal worden hogeropgeleiden mobieler en trekken zij naar die regio’s met de beste carrièrekansen. Gespecialiseerde regionale clusters kunnen aantrekkingskracht hebben op buitenlands hoogopgeleid talent. Zo trekken de regio Eindhoven en Twente ingenieurs van over de hele wereld aan. In Eindhoven spraken we met een Indiër en in Twente met een werknemer van een bedrijf opgezet door twee Russen. Toch doet Nederland het vergeleken bij andere Europese landen niet goed als het gaat om het aandeel buitenlandse kenniswerkers in de bevolking. Ook is Nederland subtopper als het gaat om het aantrekken van mobiele internationale wetenschappers en het aandeel buitenlandse studenten is lager dan in de meeste Noordwest-Europese landen. Er lijkt een verband te zijn tussen het vermogen buitenlandse studenten aan te trekken en het aandeel buitenlandse kenniswerkers in een land. Bovendien kunnen buitenlandse studenten na hun studie in het ontvangende land blijven.[9] Voor een goed functionerend ecosysteem is een lokale arbeidsmarkt met alleen specialisten niet voldoende. Groeiende bedrijven vragen ook andere competenties als creativiteit, marketingvaardigheden en managementcapaciteiten. Met slimme samenwerkingen kan worden voorzien in de eerste competenties. In Eindhoven wordt uitwisseling georganiseerd tussen de High Tech Campus en de creatieve campus Strijp S en zijn er ook korte lijnen met de Design Academy. In Enschede is er verbinding tussen Kennispark Twente en de CeeCee Campus, een gebied met creatieve bedrijven gespecialiseerd in nieuwe media en online strategie. Dergelijke verbindingen kunnen tot kruisbestuiving leiden. Managementcapaciteiten zijn voor de groei van een onderneming onontbeerlijk en kunnen niet zo snel via slimme verbindingen worden gecompenseerd. In Groningen kwam in ons gesprek met diverse belanghebbenden bij de Healthy Ageing Campus het gebrek aan goede managers in de lokale arbeidsmarkt aan de orde. In alle gebieden buiten de Randstad werd het aantrekken en behouden van talent als een van de belangrijkste uitdagingen genoemd. Een aspect dat daarbij volgens de gesprekspartners een rol speelt, is dat er naast die ene interessante baan ook verdere carrièremogelijkheden moeten zijn. Voor een

24


entrepreneurial dynamism

volgende carrièrestap, maar zeker ook voor de partner van degene voor wie die ene baan wellicht interessant is. In Twente en Eindhoven worden carrièremogelijkheden in de regio expliciet zichtbaar gemaakt met online vacaturebanken. Andere aspecten die een rol spelen bij de aantrekkelijkheid van een regio voor talent, zijn een aantrekkelijke woonomgeving, een breed aanbod van voorzieningen en bereikbaarheid. In het hoofdstuk Urbanity gaan we nader in op deze aspecten. Afkomst en regionale binding kunnen een positieve invloed hebben. Na een periode van elders studeren en werken, keren sommige hoogopgeleiden terug naar de stad of regio van herkomst. Ook kunnen lokale onderwijsinstellingen, op verschillende onderwijsniveaus, hier een grote rol spelen. Door onderwijs af te stemmen op de competenties waar in de regionale arbeidsmarkt behoefte aan is, kan lokaal talent voor de regio behouden blijven. In Groningen wordt expliciet ingezet op stageplekken waarmee talent kennismaakt met bedrijven in de regio, hetgeen de kans vergroot dat dit talent ook na de studie bij dit bedrijf blijft werken. Veel aandacht van onderwijsinstellingen gaat daarnaast uit naar het aanmoedigen van ondernemerschap bij hun studenten. Zo bieden zij onderwijs gericht op ondernemerschap, faciliteren zij startende ondernemers met incubators en leggen ze verbindingen tussen groeiende start-ups en vers talent. Ook hiermee wordt beoogd bij te dragen aan het cultiveren en behouden van talent in de regio. In de gesprekken die we voerden, kwam ook een andere manier van het aantrekken en behouden van talent ter sprake. In de regio Eindhoven en Amsterdam werken bedrijven samen om talent dat solliciteert bij het ene bedrijf door te verwijzen naar voor deze persoon wellicht interessante vacatures elders. Ruben Nieuwenhuis van StartupAmsterdam: “We werken momenteel aan een TechConnect platform. Het overgrote deel van alle sollicitaties vanuit het buitenland op een vacature bij Booking.com wordt afgewezen. Deze mensen willen we doorverwijzen naar start-ups en snelgroeiende bedrijven.”

Ondernemersnetwerken en leiderschap In lijn met het kernelement Local buzz en global pipelines dat we eerder identificeerden, is een belangrijk ingrediënt van een succesvol ondernemend ecosysteem de aanwezigheid van ondernemersnetwerken. Deze bottom-up, organisch gegroeide persoonlijke netwerken zorgen voor uitwisseling van informatie, mogelijke partnerschappen, het vinden van de juiste werknemers, toeleveranciers, klanten, adviseurs en investeerders. In deze netwerken motiveren en adviseren ondernemers elkaar en is een belangrijke rol weggelegd voor leiderschap. Succesvolle ondernemers kunnen als rolmodel in het lokale ecosysteem fungeren en met hun betrokkenheid bij de regio helpen richting te geven aan de beste condities om te ondernemen en daarmee aan lokale economische ontwikkeling. Het vertrouwen en de reputatie die ondernemers in lokale netwerken opbouwen en de lokale samenwerkingen die via de netwerken worden bevorderd, zorgen ervoor dat een ondernemer een sterke binding met een regio heeft en minder snel geneigd zal zijn de onderneming te verplaatsen naar elders. De manieren waarop gewerkt kan worden aan deze netwerken, komen veelvuldig terug in het hoofdstuk Local buzz en global pipelines.

25


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Financiering Snelgroeiende bedrijven hebben toegang tot financiering nodig. In de eerste fases van de groei van ondernemingen zijn de risico’s groot. Investeringen worden gedaan op basis van een idee of een prototype en een inschatting van de capaciteiten van de ondernemer. Voor investeringen zijn ondernemers afhankelijk van angel investors (succesvolle ondernemers), venture capitalists (institutionele investeerders) of crowdfunding. In de allereerste fase, als de investeringsbehoefte nog beperkt is, kunnen overheidsfondsen een rol spelen. Traditionele financiering, via bankleningen, komt vaak pas in zicht als een nieuw product of dienst al ontwikkeld en succesvol getest is en de risico’s beperkter zijn. In het aantrekken van financiering voor de eerste fase van een groeiende onderneming kan een innovatiemilieu faciliteren. Janneke Bik van SHIFT Invest: “Op zich is in welk ecosysteem een bedrijf opereert voor ons van ondergeschikt belang bij de beoordeling van bedrijven. Wel zijn innovatiehubs goede kanalen om al in vroege fase met ventures in aanraking te komen.” Ook volgens Koos Koops van Carduso Capital is het voor investeerders aantrekkelijk om dicht op kenniscentra te zitten. “Omdat je dan eerder op de hoogte bent van interessante ontwikkelingen.” Daarnaast gaat het om vertrouwen. “Eerst de mannen, dan de plannen, dan de poen,” aldus Koops. Als iemand een goed idee heeft, maar je twijfelt aan de capaciteiten van de persoon, is het plan ook minder interessant. “Voor start-ups kunnen de drempels voor financiering wat lager zijn als je dicht bij de investeerder zit, omdat je elkaar makkelijker tegen kan komen. Als investeerder zijn wij actief aanwezig bij bijeenkomsten en borrels.” Het belang van nabijheid van financiering, startende ondernemingen en kennis wordt ook geïllustreerd door de Amerikaanse investeerder Cottonwood Technology Fund dat haar Nederlandse vestiging in incubator The Gallery op Kennispark Twente heeft en niet op de Zuidas in Amsterdam. Innovatiemilieus kunnen dus fungeren als hub waar investeerders en startende en groeiende ondernemers elkaar ontmoeten. Tegelijkertijd kan een investeerder het ook prettig vinden dat een start-up gevestigd is op een locatie met alle voorzieningen die een start-up helpen en dat er meerdere start-ups waar deze in investeert in hetzelfde gebied gevestigd zijn. Voor financiering van de eerste fase zijn ondernemers vooral aangewezen op investeringen uit eigen land. “Als je wat groter bent, wordt het makkelijker om buiten Nederland geld op te halen,” zegt Geert-Jan Bruinsma van Booking.com, een bedrijf dat gestart is in Enschede om al snel naar Amsterdam te verhuizen. Makkelijker, maar in veel gevallen ook noodzakelijk aangezien het gebrek aan venture capitalists in Nederland en heel West-Europa veelvuldig in onderzoeken naar voren komt. En dat wordt dan ook als reden genoemd wanneer een groeiend bedrijf naar het buitenland verhuist. De financier verlangt dat het bedrijf dichter bij hem in de buurt komt zitten. Venture capitalists hanteren de ‘20-minute rule’, concludeerde hoogleraar bedrijfskunde Randall Stross in 2006. Als een start-up op zoek naar kapitaal niet binnen 20 minuten reizen van de investeerder gevestigd is, krijgt het geen financiering. Investeringen vergen vertrouwen en om dat op te bouwen is frequent contact nodig. Amerikaanse investeerder Sequoia vertelt aanvragers van financiering in de seed stage (tot 1 miljoen dollar) en early stage

26


entrepreneurial dynamism

(tot 10 miljoen dollar) dan ook dat het handig is als een bedrijf in de buurt van zijn bedrijf gevestigd is.[10] Maar andersom zoeken venture capitalists ook concentraties van interessante ventures op, zoals door onze gesprekspartners wordt geïllustreerd. Soms verhuist een bedrijf dat in Nederland is gestart na een eerste succesvolle periode in zijn geheel naar het buitenland (veelal de Verenigde Staten), maar ook co-locaties van bedrijven zijn een groeiend fenomeen. Ook Amsterdamse incubator en co-werkplek B Amsterdam, waar grotere bedrijven en start-ups samenkomen, is momenteel bezig met een nevenvestiging in de Verenigde Staten. Mede-oprichter van B Amsterdam Ricardo van Loenen: “Er is te weinig kapitaal in Amsterdam, veel minder dan in New York. Daarom zijn we nu bezig met een vestiging in die stad.”

B Amsterdam, Co-werkplek en incubator in Amsterdam (foto: Jacob Drenth, via B Amsterdam)

Nieuwe kennis Een belangrijke bron van ondernemerskansen wordt gevormd door nieuwe kennis en nieuwe ideeën. Die kunnen zowel door bedrijven als door kennisinstellingen gegenereerd worden. De nabijheid van kennisinstellingen blijkt een grote rol te spelen door de kennis spillovers die ze genereren. Kennis spillovers betreft kennis die niet direct door de organisatie waar de nieuwe kennis wordt geproduceerd te gelde wordt gemaakt. Bedrijven die investeren in R&D genereren deze spillovers, maar universiteiten nog in veel grotere mate. Volgens de Knowledge Spillover Theory of Entrepreneurship van econoom David Audretsch, genereren gebieden met meer investeringen in kennis ook meer ondernemerschap. Zeker in sectoren waar nieuwe kennis en technologie een grote rol spelen.[11]

27


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

De vraag is nu hoe de spillover van kennis gefaciliteerd wordt. In de gebieden die wij onderzochten wordt hier op verschillende manieren aan gewerkt. Allereerst zijn (internationale) netwerken en ontmoeting hier ook weer een toverwoord en zijn ontmoetingsplekken van groot belang. Voor inzicht in hoe hier aan gewerkt kan worden, verwijzen we weer naar het hoofdstuk Local buzz en global pipelines. Een aanvulling hierop is dat ‘open innovatie’ een belangrijk concept is in het benutten van kennis spillovers. Open innovatie gaat over het in een precompetitieve fase samenwerken. In verschillende gebieden die wij onderzochten wordt expliciet ingezet op open innovatie. Op de High Tech Campus speelt het Holst instituut een belangrijke rol. Daar werken aan de ene kant topwetenschappers, maar ook bedrijven kunnen er lid van worden. Zo hebben zij toegang tot kennis en kunnen ze samenwerken met wetenschappers aan innovaties. In Twente is op het Kennispark geïnvesteerd in open innovatiecentra. Daar hebben expliciet ook startende bedrijven toegang tot state-of-the-art onderzoeks- en productiefaciliteiten als het MESA+ Nanolab en de High Tech Factory.

Intermediaire diensten Een laatste systeemelement dat Stam onderscheidt, wordt gevormd door intermediaire diensten. Daarbij gaat het vooral om accelerators en incubators. Deze kunnen de drempel voor nieuwe ondernemingen aanzienlijk verlagen door de tijd tot het vermarkten van een innovatie te verkorten. Het zijn ontmoetingsplaatsen voor ambitieuze ondernemers en ze leggen nieuwe verbindingen tussen kennis, kapitaal en talent. Ze zijn een belangrijke aanjager in een succesvol ondernemend ecosysteem, mits goed geïntegreerd in het ecosysteem. In de gebieden die wij onderzochten, zien we veelvuldig incubators en accelerators terug. Maar er zijn ook kritische opmerkingen over incubators die we hebben gehoord. Bijvoorbeeld dat ze effectiever zijn als ze worden gerund door ondernemende mensen die de weg weten in diverse netwerken en relevante verbindingen kunnen leggen. Een rol die niet altijd goed wordt ingevuld bij incubators die vanuit een universiteit zijn opgezet. Symen Jansma van succesvolle start-up Travelbird ziet geen directe rol voor universiteiten in incubators: “Wat universiteiten zouden moeten doen, is in de avonduren een collegereeks organiseren waarbij succesvolle ondernemers, rolmodellen, vertellen over ondernemen. Daarmee trek je gemotiveerde mensen aan. Dat moeten ze doen. En geen ingewikkelde incubators opzetten. Grote bedrijven komen niet uit een incubator. Het is iets wat universiteiten zelfstandig kunnen opzetten. een incubator hoeft hier niet direct aan verbonden te zijn.” Hij nuanceert dus de rol die incubators spelen. “Serieuze ondernemers vinden elkaar wel. Dat gaat op code, zoals dat in elke groep geldt. Het is wel vrij toegankelijk, hoor, ook voor nieuwe ondernemers. Als je door woord en gedrag laat zien dat je serieus bent en met iets leuks bezig bent.” En daarmee illustreert Jansma het grote belang van ondernemersnetwerken als systeemelement van een succesvol ondernemend ecosysteem.

28


entrepreneurial dynamism

Randvoorwaarden Ondernemers zijn in ecosysteem dus de leaders. Overheden, investeerders en kennisinstellingen kunnen als feeders zorgen voor optimale randvoorwaarden: ondersteunende fysieke infrastructuren (van inrichting van gebieden tot optimale datanetwerken en verbindingen tussen gebieden), regelgeving die stimuleert, een lokale cultuur die ambitieus ondernemerschap prikkelt en toegang tot de (wereld)markt. In de gesprekken die wij voerden, gaat het soms letterlijk over ruimte voor groeiende bedrijven. Om de groei van bedrijven te accommoderen, is er betaalbare huisvesting nodig en een flexibel aanbod van ruimte. Sommige succesvolle start-ups groeien heel snel en daar is ruimtelijke capaciteit voor nodig. Soms zijn er bedrijfsverzamelgebouwen die daar behendig op inspelen door flexibele ruimte-indeling. Maar ook wordt gekeken hoe gebieden in een stad of in een regio elkaar kunnen aanvullen. Zo wordt in Amsterdam gekeken naar gebieden buiten de ring A10. In Groningen biedt de, aan de rand van de stad gelegen, Zernike Campus ruimte en kunnen bedrijven ook terecht in bijvoorbeeld Roden. Als het gaat om huisvesting van bedrijven is een belangrijk aandachtspunt dat snelgroeiende bedrijven geen lange tijd kunnen wachten op nieuwbouw waarbij de realisatie veelal pas begint als huurcontracten zijn afgesloten. Met betrekking tot toegang tot de markt kan de overheid een rol spelen als launching customer. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan met de inzet van gemeenten op innovatie voor stedelijke opgaven. In Amsterdam en Eindhoven zien we dit terug in de strategie van deze gemeenten. Zo is Amsterdam bijvoorbeeld recent gestart met ‘Startup in residence’. Startende bedrijven helpen de gemeente met innovatieve oplossingen voor sociale vraagstukken op het gebied van mobiliteit, gezondheid, circulaire economie en stedelijke drukte. In ruil daarvoor wordt de gemeente hun launching customer, krijgen ze intensieve training, accommodatie en toegang tot het gemeentelijk netwerk. In Eindhoven is de gemeente launching customer in verschillende living labs in de stad, bijvoorbeeld Stratumseind 2.0 waarbij wordt ingezet op innovatie op het gebied van veiligheid en technologie. Grotere bedrijven en de universiteiten van Eindhoven en Tilburg werken hierin samen. Daarnaast zet Eindhoven als lichtstad in op innovatie op het gebied van openbare verlichting. Ook kan de overheid een belangrijke rol spelen in handelsmissies en het ontvangen van buitenlandse delegaties. Voorbeelden daarvan zagen we terug in Amsterdam en Eindhoven.

Mens en plek Ambitieus ondernemerschap en innovatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een ecosysteem dat de ondernemersgeest voedt is elementair voor economische groei en veerkracht. Ambitieus ondernemerschap is een fenomeen dat zich geografisch concentreert en succesvolle innovatiemilieus kunnen niet zonder. Een succesvol ondernemend ecosysteem voorziet in systeemelementen en randvoorwaarden die interacteren. Voor een groot deel zijn deze people based, het zijn de ondernemers die leidend zijn en persoonlijke interactie loopt als een rode draad overal doorheen. Tegelijkertijd zijn er

29


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

veel ruimtelijke factoren die een rol spelen en de overheid kan, samen met diverse partners, een heel belangrijke bijdrage leveren in het zorgen voor de beste place based condities waarin ambitieus ondernemerschap, in start-ups én bestaande bedrijven, kan bloeien.

— Voetnoten: [1] Stam, E. (2007), Entrepreneurship and innovation, In: Nooteboom et al. (2007) Microfoundations for innovation policy. The Hague: WRR. [2] WRR (2014), Naar een lerende economie, Den Haag: WRR. [3] Stam, E. (2007), Entrepreneurship and innovation, In: Nooteboom et al. (2007) Microfoundations for innovation policy, The Hague: WRR. [4] Stam, E. Bos, J. (2011), Gazelles, Industry Growth and Structural Change, Utrecht: Universiteit Utrecht. [5] F.C. Stam (2015), Entrepreneurial Ecosystems and Regional Policy : A Sympathetic Critique, Working Papers 15-07, Utrecht School of Economics. [6] Audretsch, D.B., (2005), The Knowledge Spillover Theory of Entrepreneurship and Economic Growth, In: G.T. Vinig, R.C.W. Van Der Voort (ed.) The Emergence of Entrepreneurial Economics (Research on Technological Innovation, Management and Policy, Volume 9) Emerald Group Publishing Limited, pp.37 – 54. [7] Nesta (2014), Increasing ‘The Vital 6 Percent’: Designing Effective Public Policy to

Support High Growth Firms, Nesta Working Paper Series. [8] F.C. Stam (2015), Entrepreneurial Ecosystems and Regional Policy : A Sympathetic Critique, Working Papers 15-07, Utrecht School of Economics. [9] PBL (2014), Buitenlandse kenniswerkers in Nederland; Waar werken en wonen ze en waarom?, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. [10] http://www.nytimes.com/2006/10/22/business/yourmoney/22digi.html?pagewanted=1&_ r=0 [11] Audretsch, D.B. (2005), The Knowledge Spillover Theory of Entrepreneurship and Economic Growth, in G.T. Vinig, R.C.W. Van Der Voort (ed.) The Emergence of Entrepreneurial Economics (Research on Technological Innovation, Management and Policy, Volume 9) Emerald Group Publishing Limited, pp.37 – 54.

30


urbanity

urbanity Een succesvol innovatiemilieu ligt in een regio die een diverse stedelijke omgeving biedt en ook in het innovatiemilieu zelf komen elementen van deze stedelijkheid terug. De stad trekt. Hoe groter de stad, hoe meer carrièremogelijkheden voor mensen en hoe makkelijker bedrijven geschikte werknemers, kennis en informatie en toeleveranciers en afnemers vinden. De stad is bovendien centrum van lering en vermaak. In de gesprekken die wij in de vijf innovatiemilieus voerden kwam vaak het belang van een diverse, stedelijke omgeving ter sprake. In dit hoofdstuk gaan we in op de belangrijke aspecten daarvan, hoe daar in de verschillende gebieden aan wordt gewerkt en welke aandachtspunten er zijn. Maar eerst even het perspectief. De trekkracht van de stad wordt ook wel agglomeratiekracht genoemd. Bedrijven zijn productiever in steden, waarbij met ‘stad’ de stedelijke regio wordt bedoeld: een centrale stad met omliggende gemeenten (ook wel daily urban system genoemd). De voordelen

31


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

van de stad voor bedrijven zijn te beschrijven met sharing, matching en learning. Steden bieden bedrijven een grotere en daarmee gespecialiseerdere arbeidsmarkt, waardoor het voor bedrijven makkelijker is geschikte werknemers te vinden. Vice versa is het voor arbeidskrachten makkelijker een baan te vinden die bij ze past. De match wordt makkelijker gemaakt. In een stedelijke regio is er bovendien een grotere en gespecialiseerdere markt van toeleveranciers en een grotere markt van afnemers. Door deze markten en eventuele benodigde voorzieningen en infrastructuren te delen (sharing), kunnen er thuismarkteffecten ontstaan. Bedrijven die markten delen, clusteren. Daarmee vergroten ze hun eigen markt, waarmee het cluster weer aantrekkingskracht kan hebben op soortgelijke bedrijven. Tot slot biedt de stad voordelen door ‘kennis spillovers’. Bedrijven profiteren van de overdracht van kennis (learning) door interactie met elkaar. Steden bieden de beste omgeving voor deze interactie: ontmoeting en face-to-facecontact. En met die interactie zijn we weer terug bij de kern van innovatie. Steden bieden bedrijven dus de beste omgeving voor innovatie en groei. Ook vanuit het perspectief van bewoners en bezoekers is er sprake van agglomeratie-effecten. Een uitgebreid aanbod van voorzieningen maakt dat een stad een aantrekkelijk milieu is om te wonen of om te bezoeken. Met een groeiend draagvlak voor voorzieningen kan het aanbod nog uitgebreider (meer en/of diverser) worden en wordt de aantrekkingskracht van de stad nog groter. Maar het gaat niet alleen over voorzieningen. Net noemden we al dat het in een grotere stad makkelijker is om een baan te vinden die bij je past. Een grote stad maakt het bovendien makkelijker om sociale contacten te onderhouden en gelijkgezinden tegen te komen, waaronder een mogelijke levenspartner.[1] In de gesprekken die wij in de vijf innovatiemilieus voerden, ging het met name over het belang van een diverse stedelijke omgeving om talent aan te trekken en te behouden.

De stad in een gebouw Al op het kleinste schaalniveau, komen we voorbeelden tegen van hoe in de verschillende innovatiemilieus met voorzieningen gewerkt wordt aan een aantrekkelijke leef- en werkomgeving voor de beoogde doelgroep. In de panden waar incubators of co-werkplekken gevestigd zijn, is aandacht voor uitnodigende horeca, maar zijn er ook voorzieningen en diensten gericht op ontspanning en gemak. Zo heeft WeWork in Amsterdam een game lounge, B Amsterdam heeft een eigen health club en in Rivium biedt Tribes naast comfortabele werkplekken, ook fitness en een boodschappen-, stomerij- en schoenmaakservice. De organisatoren van de incubators en co-werkplekken halen de lusten en de gemakken van de stad naar binnen. De aandacht voor een aantrekkelijk en divers voorzieningenaanbod zien we ook terug in hoe er gedacht wordt over en gewerkt wordt aan de gebieden die we bestudeerden. Daarbij wordt ook waarde gehecht aan een divers voorzieningenaanbod, omdat dit kan bijdragen aan levendigheid. In Rivium wordt het gebrek aan levendigheid als belangrijk aandachtspunt gezien. In het gebied zijn wel enkele restaurants, een fitnessruimte en

32


urbanity

een kinderopvang gevestigd, maar levendig is het niet. Voor nieuwe voorzieningen is er weinig draagvlak en veel ondernemers zijn niet geïnteresseerd in een vestiging in Rivium. De concurrentie met het levendige centrum van Rotterdam, waar steeds meer werkruimte aangeboden wordt, is groot. Het net in het gebied gevestigde Tribes ziet dit als uitdaging. Richard van de Berg van Tribes: “Ik vraag me steeds af wat Tribes voor Rivium kan betekenen. Je kan de ambitie hebben om grootschalig voorzieningen te realiseren in het gebied, maar ik denk dat het beter is om klein te beginnen. Wij zijn nu bezig op kleine schaal iets te faciliteren, waarvoor we ook mensen uit het gebied uitnodigen. Met het bouwen aan een community kan het draagvlak groeien. De wereld is groot geworden door klein te beginnen.”

Draagvlak organiseren Bij de High Tech Campus in Eindhoven hebben ze met een slimme strategie gezorgd voor voldoende draagvlak voor een divers voorzieningenaanbod in het gebied, dat aan de rand van de stad gelegen is. Sinds de start van de ontwikkeling van het gebied geldt het uitgangspunt dat bedrijven geen eigen kantine mogen realiseren in hun gebouwen, ook vergaderzalen voor meer dan 25 mensen zijn taboe. Daarmee is er voldoende draagvlak voor diverse horecavoorzieningen. De concentratie ervan in The Strip maakt deze zone ook interessant voor andere voorzieningen. Momenteel is er een breed aanbod in het gebied, toegespitst op de gebruikers van de campus. Zo zijn er acht restaurants (waaronder een Indiaas restaurant), een kapper (onder andere gespecialiseerd in Aziatisch haar) die ook een stomerij- en schoenmakersservice aanbiedt en wenskaarten en wijnen verkoopt, een computerwinkel en copyshop, een bank en verzekeraarskantoor, een to go-supermarkt en een sportclub en gezondheidscentrum waar makkelijk vaccinaties voor buitenlandse reizen te halen zijn. Elders op het terrein zijn een fietsenmaker en een kinderopvang gevestigd. Mede door de inzet op een breed voorzieningenaanbod werd de campus ooit uitgeroepen tot beste bedrijventerrein van Nederland. Dezelfde eer is Kennispark Twente toegekomen. Ook in dit uitgestrektere gebied is er een divers voorzieningenaanbod. Aan de noordzijde van het gebied, de oude universiteitscampus, maakten voorzieningen onderdeel uit van de oorspronkelijke campusopzet. De campus is ooit volgens Amerikaans model ontwikkeld, met aparte zones voor onderwijs, wonen en voorzieningen. Tussen de universiteitsgebouwen aan de ene kant en de woningen aan de andere kant liggen sport- en cultuurvoorzieningen en ondersteunende voorzieningen als een hotel, een supermarkt, een kapper, restaurants en kinderopvang. Door de aanwezigheid van de universiteit en doordat er in het gebied ook gewoond wordt en de perifere ligging van het gebied is er draagvlak voor dit brede voorzieningenaanbod. Door de uitgestrektheid van het gebied is de afstand tot de voorzieningen soms wel groot. In de verdere ontwikkeling van Kennispark Twente is de ambitie nu om het voorzieningenniveau uit te breiden en de nieuwe voorzieningen een plek te geven in het zuidelijk deel van het gebied. Erik Rouwette van de gemeente Enschede: “We horen veel van ondernemers dat er behoefte is aan buurtvoorzieningen. We hoeven niet te streven naar een kopie van Roombeek [de stadswijk waar de creatieve sector zit, red.] of van de binnenstad, maar een beetje meer horeca, levendigheid en een aantrekkelijke openbare ruimte om te verblijven, zijn nodig.”

33


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Bij de Healthy Ageing Campus in Groningen ligt de binnenstad om de hoek (foto: Healthy Ageing Campus Groningen)

Binnenstad Bij de Healthy Ageing Campus in Groningen ligt de binnenstad om de hoek. “Wij hebben niet de noodzaak alle voorzieningen op de campus te hebben. Binnen vijf minuten lopen sta je op de Grote Markt,” aldus Jan Sikkema van het Universitair Medisch Centrum. De uitdaging zit er volgens betrokkenen in om de verbinding met de stad beter te maken. “We moeten de campus open zetten richting de stad en de stad de campus intrekken.” Met de plannen voor de ontwikkeling van de campus is dit ook precies wat beoogd wordt. Aan de noordzijde zal het Healthy Ageing-plein, waar ook horeca een plek zal krijgen, een verbindende schakel moeten vormen. De campus grenst daar aan het in ontwikkeling zijnde Ebbingekwartier; een gebied dat geleidelijk ontwikkeld wordt tot gemengd stedelijk milieu met veel ruimte voor creatieve bedrijvigheid. Aan de zuidzijde van de campus is er al een groot plein. Op de begane grond van de bebouwing rond het plein zijn echter alleen bedrijfsruimten en een apotheek gevestigd. Vooralsnog blijft het voorzieningenaanbod in het gebied beperkt tot een hotel en verschillende winkels en horecagelegenheden in het complex van het ziekenhuis, die vooral dienst doen voor de mensen die in het ziekenhuis werken, er verblijven of op bezoek komen. Het toppunt van een innovatiemilieu met een aantrekkelijk voorzieningenaanbod is natuurlijk de binnenstad van Amsterdam. De veelheid en diversiteit aan voorzieningen zorgt voor een levendige, hoogstedelijke dynamiek, die aansprekend is voor creatieve ondernemers. De levendigheid en het karakter van de binnenstad heeft bovendien een sterke internationale aantrekkingskracht. Werken in de binnenstad van Amsterdam is een beleving geworden, die veel buitenlandse ambitieuze jonge

34


urbanity

professionals zichzelf toewensen. Deze internationale aantrekkingskracht is volgens betrokkenen tevens een bedreiging voor de binnenstad van Amsterdam als innovatiemilieu. Met groeiende populariteit van de stad als toeristische bestemming, verandert ook het landschap van horeca en winkels. Met een toenemend aantal zaken dat zich specifiek richt op toeristen, komt de diversiteit van het voorzieningenaanbod onder druk en daarmee de aantrekkelijkheid van het gebied voor bedrijven en creatieve ondernemers. Zoals een betrokkene het verwoordde: “We moeten oppassen dat de reuring straks niet alleen van rolkoffers komt.”

Divergerend of convergerend denken Het is niet zo dat het brede en diverse voorzieningenaanbod van de Amsterdamse binnenstad het ideaalbeeld is voor elk innovatiemilieu. En dat is niet alleen omdat in de meer wetenschaps- en technologiegedreven innovatieprocessen vaak onderzoeks- en productiefaciliteiten nodig zijn die ruimte vergen, of met het oog op veiligheid slecht te mengen zijn met andere functies. De innovatieprocessen in de creatieve sector hebben een ander karakter dan die in meer wetenschaps- en technologiegedreven sectoren. Mensen in de creatieve sector zijn meer afhankelijk van divergerend denken waarbij er niet slechts één antwoord is op een vraag, noem het out-of-the-box-denken, en daarmee ook meer afhankelijk van prikkels van buitenaf. Voor mensen die actief zijn in de wetenschap en technologie is convergerend denken belangrijk, gericht toewerken naar de oplossing voor het vraagstuk. Voor mensen en ondernemingen in de eerste groep is het belangrijk om in een omgeving te opereren met maximale blootstelling aan een diversiteit van prikkels. Uit onderzoek blijkt dan ook dat ‘creatieven’ vaak veel grotere sociale netwerken hebben dan mensen in welke andere sector dan ook. Dat ‘creatieven’ vaak dichter bij hun werkplek wonen dan mensen die werkzaam zijn in andere sectoren, doet vermoeden dat werk en privé ook veel meer door elkaar lopen. Ruimtelijk bezien is voor dit type mensen een diverse levendige omgeving – met een veelheid aan voorzieningen en veel mogelijkheden tot interactie – de omgeving die de voorkeur geniet.[2] Maar ook voor innovatie in wetenschaps- en technologiegedreven sectoren is interactie belangrijk. In het convergerend denken is zeker een rol weggelegd voor het combineren van verschillende typen kennis en vaardigheden. Het besef van het belang van interactie in deze sectoren groeit en dat zie je dan ook terug in hoe gewerkt wordt aan innovatiemilieus voor deze sectoren. De praktijk in en de ambities voor de gebieden die wij naast de Amsterdamse binnenstad bestudeerden, illustreren dit. In zijn blog Goodbye Silicon Valley, hello Silicon City spreekt Bruce Katz van de opkomst van Innovation Districts. Zij clusteren toonaangevende kennisinstellingen en moderne innovatieve bedrijven en verbinden deze met ondersteunende dienstverleners, spinoffs, incubators, gemengde woonmilieus, kantoorruimte, winkels en 21ste-eeuwse stedelijke voorzieningen. Maar het is niet alleen het groeiend besef van het belang van interactie voor innovatie, volgens Katz. Het is ook een culturele ontwikkeling.

35


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Kwaliteit van leven Deze culturele ontwikkeling gaat over het toenemend belang van de kwaliteit van de leef- en werkomgeving. De concurrentie in het aantrekken van de beste werknemers zorgt ervoor dat talent veeleisender wordt. Een baan met een mooi carrièreperspectief en een goed salaris zijn niet langer genoeg. De aantrekkelijkheid van de werk- en leefomgeving is vaak even belangrijk geworden. Waar mensen, dankzij de opkomst van sociale media, bewuster bezig zijn met het zorgvuldig vormgeven van de eigen identiteit, maken mensen ook bewuster een keuze voor een baan en de werk- en leefomgeving, aangezien die mede bepalend zijn voor het beeld dat anderen van je hebben. Werken en wonen in Amsterdam, New York, Parijs, Shanghai, Londen is een keuze waarbij beleving (en de mogelijkheid om die te delen met je vrienden) een grote rol speelt. Ook hier geldt natuurlijk dat er verschillende type mensen zijn. Leeftijd, culturele achtergrond en ook leefstijl spelen allemaal een rol en maken dat dit voor de een belangrijker is dan voor de ander. Tot slot is een culturele ontwikkeling dat hoogopgeleiden steeds vaker in andere hoogopgeleiden hun levenspartner vinden. Grotere steden bieden meer mogelijkheden om een (potentiële) levenspartner te ontmoeten. Om talent aan te trekken, groeit daarnaast het belang dat ook de partner op acceptabele reisafstand een baan met carrièreperspectief kan vinden. In het perifeer gelegen Twente en Groningen wordt dit gezien als een grote uitdaging.

Hutspot, Amsterdam. Een ultiem voorbeeld van meerdere stedelijke functies op één plek: bar, lunchroom, flexwerkplek, kapper en lifestyle winkel (foto: Franklin Heijnen, via Flickr)

36


urbanity

Culturele en vrijetijdsvoorzieningen En daarmee komen we weer aan op het schaalniveau van de stad en stedelijke regio. In de woonaantrekkelijkheid van een stad (quality of life) spelen verschillende aspecten een rol. Een belangrijke rol is weggelegd voor culturele voorzieningen en recreatiemogelijkheden. De aantrekkingskracht van steden komt tot uiting in grondprijzen voor woningen in stedelijke gebieden. Onderzoek naar de verschillen in grondprijzen tussen (hoog) stedelijke gebieden en rurale gebieden toont dat deze verschillen in belangrijke mate (voor veertig procent) worden bepaald door culturele- en vrijetijdsvoorzieningen. Hiervan kan 22 procentpunt worden toegeschreven aan voorzieningen als podiumkunsten, horeca en het dagelijkse en luxe winkelaanbod. De overige 18 procentpunt is het gevolg van de aanwezigheid van rijksmonumenten, nabijheid van parken, natuur en zee en een grachtengordel.[3] In Eindhoven wordt het beperkte culturele aanbod gezien als zwakte. In Enschede zijn ze tevreden met de investeringen in het aanbod van de afgelopen jaren, maar maken ze zich zorgen over het draagvlak om het echt interessant te maken en te houden.

Woonomgeving De aantrekkelijkheid van een stad wordt ook bepaald door de diversiteit in het aanbod van type woonmilieus. Mensen van verschillende leeftijden, culturele achtergronden en leefstijlen vragen verschillende woonmilieus. Pas afgestudeerden wonen vaak liever in een hoogstedelijk woonmilieu met voorzieningen om de hoek, gezinnen hebben eerder voorkeur voor een groene en rustigere woonomgeving met goede scholen in de nabijheid. Geven creatieven eerder de voorkeur aan een woonomgeving met veel culturele voorzieningen, verkiezen bètamensen een rustig en groen landschap. In de regio Eindhoven hebben ze op basis van onderzoek naar de woonvoorkeuren van verschillende type mensen ontwerpend onderzoek gedaan naar de optimale woonomgeving voor bèta’s. Jonge expats (buitenlandse kenniswerkers) wonen graag in een dynamische omgeving waar ze makkelijk andere jonge expats kunnen ontmoeten, expat-gezinnen wonen veelal liever in een rustiger omgeving, maar vaak ook graag bij andere expatgezinnen in de buurt. In Eindhoven kan de wijk Meerhoven gekarakteriseerd worden als echte expat-buurt. Bijeenkomsten van de bewonersvereniging worden in het Engels gehouden.

Internationaal Het belang van goede internationale scholen is in onze gesprekken meerdere malen ter sprake gekomen. Zonder goede Engelstalige lagere en middelbare scholen sta je als regio bij voorbaat op achterstand. Maar zorgen dat je een aantrekkelijke vestigingsplaats bent voor buitenlandse kenniswerkers, gaat verder dan dat. Frans Schmetz directeur van de High Tech Campus in Eindhoven: “Je moet als stad een aantal basisdingen bieden: een internationale school, een goed programma voor partners en een cultureel programma dat ook tweetalig is, dus zo nu en dan ook eens een toneelstuk in het Engels.” In de verschillende steden die wij met de verkenning bezochten, wordt steeds

37


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

meer aandacht besteed aan dienstverlening voor buitenlandse kenniswerkers. Zo zijn er verschillende expatcenters, die nieuwkomers helpen hun weg te vinden in Nederland op het gebied van werk, onderwijs, huisvesting, verzekeringen, belastingen en immigratiewetgeving. Ook zijn er initiatieven vanuit de expat-community zelf. IamExpat is een groot netwerk opgezet door expats, met een online platform met veel praktische informatie, een vacaturebank en een agenda voor evenementen. Daarnaast organiseren ze evenementen, zoals eens per jaar de IamExpat Fair. Afgelopen jaar namen daar 75 bedrijven en organisaties en 3.000 deelnemers met 120 verschillende nationaliteiten aan deel.

IamExpat Fair, een beurs voor expats in Nederland (foto: Monyart, via IamExpat)

Ook groeit de aandacht voor huisvesting van buitenlandse kenniswerkers en studenten. Zo zijn er verschillende marktpartijen die short- en longstay huisvesting aanbieden en wordt dit door gemeenten gefaciliteerd. Een bijzonder initiatief is The Student Hotel, gericht op buitenlandse studenten. Zij bieden fully serviced huisvesting en hebben vestigingen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en openen binnenkort ook vestigingen in Groningen en Eindhoven. Naast huisvesting bieden ze ook studieruimtes, co-werkplekken, vergaderruimte en breiden ze hun activiteiten uit met incubatorprogramma’s voor start-ups. In de dienstverlenging voor buitenlandse kenniswerkers zien betrokkenen nog wel ruimte voor verbetering. Zo zijn bewegwijzering en omroepberichten in het openbaar vervoer vaak nog alleen in het Nederlands.

Bereikbaarheid En daarmee komen we op bereikbaarheid. Voor de innovatiemilieus is internationale bereikbaarheid een belangrijk aandachtspunt. Snelle treinverbindingen de grens over, of naar Schiphol, zijn punten waarop verbetering gewenst is in Eindhoven, Groningen en Twente. In Eindhoven benadrukken diverse belanghebbenden de kansen die goede verbinding met Düsseldorf biedt. In de woorden van Edgar van Leest van Brainport Eindhoven: “Het is niet alleen Düsseldorf luchthaven maar ook Düsseldorf

38


urbanity

Hauptbahnhof, met zo’n 135-150 ICE-treinen, die de verbinding maken met de rest van Duitsland. De verbinding met Düsseldorf is dus ook belangrijk om snel in Hamburg, Hannover of Stuttgart te komen.”

Borrowed size Ook binnen Nederland is bereikbaarheid en connectiviteit een belangrijk aandachtspunt. Het ontbreken van bepaalde voorzieningen, of een gewenste woonomgeving, kan gecompenseerd worden door goede verbindingen met steden en gebieden waar mensen deze wel vinden. Zo zijn er mensen die in Amsterdam wonen, maar in Eindhoven werken. Maar er zit een grens aan reistijd. Voor Nederlanders ligt deze vaak bij een kortere reistijd dan voor buitenlandse kenniswerkers. In de diverse gesprekken die we voerden, kwam een uur reistijd vaak als acceptabel naar voren, maar langer niet. Frans Schmetz, directeur van de High Tech Campus: “Een uur reistijd is prima, dat hebben ze in Shanghai en Silicon Valley ook, maar niet twee uur.” Met goede verbindingen kunnen steden en regio’s kracht aan elkaar ontlenen. Maar die netwerkkracht gaat ook over programmatische afstemming. Door het aanbod van stedelijke functies op elkaar af te stemmen, kunnen steden zich complementair gaan ontwikkelen waardoor een regio aan aantrekkingskracht kan winnen. In Twente vindt, mede door nood gedwongen, in de cultuursector nu afstemming plaats. Maar op andere vlakken is er vooral discussie. Marjan Weekhout van Kennispark Twente: “Je ziet een aantal wethouders en partijen elkaar vinden, maar betrokkenen in kleinere gemeenten vertonen geregeld verongelijkt gedrag. Er gaat in hun visie teveel aandacht en geld naar de stad en te weinig naar het platteland. Dit ontkracht elke keer gewenste ontwikkelingen. Je ziet nu ook vanuit ondernemers dat ze het zat zijn. Onlangs plaatsten zij een advertentie in de krant. Met als boodschap: Hou nou eens op, voet aan de bal en spelen.”

Complete stad De voordelen van samenwerking en afstemming worden in Eindhoven gezien. Toch meent Eindhoven dat het cruciaal is om bepaalde voorzieningen ook zelf in de regio te hebben. Zo hechten verschillende betrokkenen belang aan het verbeteren van het culturele aanbod in Eindhoven. En daarmee hebben ze wel een punt. Zeker als je je bedenkt dat culturele voorzieningen niet alleen de plek zijn van vermaak. Het zijn ook plekken voor sociale ontmoetingen en het onderhouden van netwerken. En zo zijn ook restaurants, sportverenigingen, een internationale school, enzovoort, allemaal ontmoetingsplekken. Dit leidt tot een heldere conclusie: een stedelijke regio met een groot en divers aanbod van voorzieningen biedt de meeste kansen voor interactie en daarmee, uiteindelijk, voor innovatie. — Voetnoten: [1] PBL en CPB (2015), De economie van de stad, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. [2] Spencer, G.M. (2015), Knowledge neighbourhoods: urban form and evolutionary economic geography, In: Regional Studies, 49:5, 833-898. [3] PBL en CPB (2015), De economie van de stad, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

39


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

branding Een succesvol innovatiemilieu heeft een sterk merk en daar wordt op velerlei manieren aan gewerkt. In gesprekken die wij voerden in het kader van de verkenning naar de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus is ‘branding’ een terugkerend thema. In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan waarom branding eigenlijk belangrijk is en hoe daar in de praktijk aan gewerkt kan worden. Analyse van de gesprekken, bevindingen ter plaatse en literatuur maakte duidelijk dat zowel het belang van branding als de manieren waarop daar aan gewerkt kan worden, breder opgevat kunnen worden dan in eerste instantie gedacht. “The world is spiky.” Met deze uitspraak voedde Richard Florida tien jaar geleden het debat over de invloed van globalisering op de ontwikkeling van steden.[1] Het economisch speelveld is veranderd, en het is er niet gelijker op geworden. Steden zijn op verschillende schaalniveaus met elkaar in concurrentie en de aantrekkelijkheid van een stad is een maatstaf van succes geworden. Ranglijstjes zijn belangrijke graadmeters geworden.

40


branding

De groeiende bewustwording van de concurrentie tussen steden en regio’s heeft de aandacht voor branding aangewakkerd. Waar steden hubs zijn geworden in dynamische en vloeibare economische processen – ‘spaces of flows’ noemt Manuel Castells ze – is branding een middel geworden om invloed uit te oefenen op de dynamiek. Een middel om regionaal, nationaal of internationaal de aandacht op je te vestigen om zo bedrijven, bewoners en bezoekers aan te trekken en je te profileren als producent van producten en kennis voor de externe markt. Placebranding is in iets meer dan een decennium een universele economische strategie geworden.[2]

Het belang van branding Terwijl concurrentie – en daarmee ook de angst om niet mee te spelen of het onderspit te delven – vaak de belangrijkste reden is voor branding van een gebied, zijn er ook andere motieven die een rol kunnen spelen. Naast economische motieven zijn er ook sociale motieven. Branding kan bijdragen aan lokaal bewustzijn, zelfvertrouwen, trots en betrokkenheid. Het doel van branding kan zodoende variëren van promotie, tot het bewerkstelligen van samenwerking en community building.[3] In de gesprekken die wij in de innovatiemilieus voerden, kwamen de verschillende motieven terug. De zichtbaarheid en profilering moet overal beter. Martin Bekker van de Stadsregio Amsterdam: “Voor de regio Amsterdam is de internationale concurrentiepositie uitgangspunt en doel van beleid. Daarom kijken we ook steeds hoe we in de vergelijkende lijstjes staan. Voor een regio als Utrecht – toch meer de nationale draaischijf – is dat vast anders. Zij kunnen er wat relaxter in zitten en hoeven niet steeds, zoals wij, beter te zijn dan Barcelona.” Opvallend is dat men in de onderzochte gebieden buiten de Randstad vindt dat ze in die competitie eigenlijk veel te bescheiden zijn. Maar ze zijn ook strijdbaar. Marjan Weekhout van Kennispark Twente: “We zijn dé incubatorregio van Nederland en dat kunnen we gewoon hardop zeggen zonder daarin bescheiden te zijn.” En in Groningen zegt Floor de Jong van de gemeente: “Er is een bepaalde vanzelfsprekendheid waarmee mensen focussen op Eindhoven of Amsterdam, die niet terecht is. De profilering moet beter, wij hebben daar als stad samen een verantwoordelijkheid in, die we beter moeten nemen en waarin we niet bescheiden moeten zijn.” Die bescheidenheid zit volgens onze gesprekspartners in de Groningse of Twentse volksaard, of zelfs in de Nederlandse. Maar het heeft ook te maken met zelfvertrouwen en trots. “Trots is best een aandachtspunt geweest in deze regio. Dat we trots op onszelf zijn is nu langzaam gegroeid. Maar kijken we breder, dan zou ik zeggen dat Nederland best wat trotser op de regio Eindhoven mag zijn,” zegt Camille Wildeboer Schut van de gemeente Eindhoven. Het merk Brainport heeft in Eindhoven veel betekend voor die trots en ook voor de samenwerking tussen verschillende belanghebbenden.

Hoe aan branding gewerkt wordt Voor we dieper ingaan op hoe en met welk motief in de diverse gebieden aan branding en marketing gewerkt wordt, eerst nog een paar verhelderende zinnen over wat nu marketing is en wat branding, want die worden veel door

41


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

elkaar gehaald. Marketing is het verkopen van het merk (‘koop mij’), dat met branding gedefinieerd wordt (‘dit ben ik’). Zonder goede branding geen goede marketing. Met de verschuiving van een praktijk van ‘zenden’ naar een praktijk waar consumentbeleving centraal kwam te staan, is branding synoniem geworden voor een fundamentelere aanpak dan marketing om een product aan de man te brengen. En dat geldt ook voor gebieden; werd er vroeger nog gesproken over citymarketing, tegenwoordig hebben mensen het over placebranding. Daarmee wordt zorgvuldig gebouwd aan een eigen identiteit, positionering en imago. In de praktijk van branding worden verschillende middelen ingezet: slogans en logo’s, ruimtelijke ingrepen van iconische gebouwen tot de inrichting van de openbare ruimte of hele gebieden, culturele festivals en sportieve evenementen. Ook worden verbinding met andere merken en branding via beleid steeds vaker als middel ingezet en spelen digitale media en de ‘virtuele wereld’ een steeds grotere rol. Op verschillende manieren hebben we de inzet van deze middelen teruggezien in de innovatiemilieus die wij bezochten. Soms heel direct gekoppeld aan het gebied, soms breder in de stad of regio, maar telkens met duidelijke betekenis voor het innovatiemilieu.

Turning tecgnology into business, de slogan van de High Tech Campus in Eindhoven (foto: High Tech Campus)

Slogans en logo’s Brainport is een belangrijke slogan, of eerder gezegd een belangrijk merk, in de regio Eindhoven. Brainport staat voor de regio Eindhoven en verbindt Eindhoven en enkele omringende gemeenten. Het is bovendien de naam waaronder een samenwerking is opgezet tussen overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen. In de gesprekken die wij voerden komt deze dubbele lading, regio en samenwerking, telkens terug. De term lijkt echter vooral van waarde voor betrokkenen. De mensen die wij in de andere gebieden

42


branding

spraken hebben het vooral over Eindhoven. Dat neemt niet weg dat het merk waardevol is. Het is het label waaronder diverse belanghebbenden een economische strategie formuleren (Brainport 2020 en de opvolger Brainport Next Generation), een samenwerkingsorgaan (met Stichting Brainport voor de algemene samenwerking en Brainport Industries, een orgaan voor samenwerking tussen bedrijven), een uitvoeringsorgaan (Brainport Development) en een label voor gezamenlijke initiatieven als de Brainport talentBox (een online vacaturebank voor de regio, speciaal gericht op buitenlandse kenniswerkers). In Twente kijken ze bewonderend naar Eindhoven. “De zichtbaarheid van waar wij hier in Twente mee bezig zijn laat nog wel te wensen over,” zegt bijzonder hoogleraar city- en regiomarketing Gert-Jan Hospers. “In de regio hebben we geen groot bekend bedrijf als Philips. We hebben een beetje last van het ‘Intel Inside-syndroom’. Die chips, ze zitten overal in, maar het is voor mensen heel moeilijk om zich er iets bij voor te stellen.” Marjan Weekhout van het Kennispark: “Veel technologie die in een BMW zit, komt hier vandaan. Met ‘Powered by Twente’, de vlag waaronder evenementen worden georganiseerd, zetten we in op bewustwording bij mensen hier op het Kennispark.”

Ruimtelijke ingrepen In de verschillende gebieden hebben we ruimtelijke ingrepen gezien die bijdragen aan de branding van het innovatiemilieu. Ruimtelijke ingrepen kunnen variëren van iconische gebouwen tot de inrichting van de openbare ruimte of hele gebieden. Bij de High Tech Campus in Eindhoven heeft het gebied een duidelijke signatuur in architectuur en landschap en daarmee onderscheidt het zich van andere gebieden. Het gebied presenteert zich aan de randen echter enigszins bescheiden aan verkeer dat passeert. Wel draagt de afslag van de snelweg ook de naam van de campus. In Twente rijdt passerend verkeer over de ‘Laan van Innovatie’. Waar verkeer vroeger over een verhoogde weg het gebied doorkruiste, is de weg teruggebracht naar maaiveldniveau om de twee delen van het Kennispark beter met elkaar te verbinden én om het gebied beter zichtbaar te maken voor passanten. Met de Laan van Innovatie wil het Kennispark innovatie zichtbaar maken voor een breed publiek. De laan staat vol met bomen (wel 800 eiken) die elk een innovatief bedrijf, gevestigd in het gebied vertegenwoordigen. Ook wordt de Laan van Innovatie gemarkeerd met een aantal borden en staan er bij de hoofdentree sinds kort met grote letters ‘UNIVERSITY OF TWENTE’. Aan de Laan van Innovatie, bij de entree, wordt gewerkt aan de ontwikkeling van The Gallery. Een bestaand gebouw wordt geleidelijk herontwikkeld tot landmark van het gebied. Uiteindelijk zal het gebied met de realisatie van dit gebouw een 300 meter lange etalage voor kennisintensieve bedrijvigheid krijgen. Voor degenen die niet met de auto komen, maar met het openbaar vervoer wordt gewerkt aan het Innovatiepad. Dat loopt van het treinstation (dat binnenkort wordt omgedoopt van Enschede Drienerlo tot Enschede Kennispark) naar het hart van het gebied, het O&O-plein (het Onderzoek en Onderwijsplein). Het pad moet een aantrekkelijke looproute worden waarlangs bedrijven gevestigd in de regio hun innovatie tastbaar tonen en ook kunnen testen. Daarmee kan het dus ook als een soort living lab fungeren.

43


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Het pad zal ook een digitale vertaling krijgen. De campusorganisatie heeft bedrijven uit de regio uitgedaagd om plannen in te dienen en daar is gretig op gereageerd. Momenteel zijn drie samenwerkingsverbanden geselecteerd om het concept van het Innovatiepad verder te ontwikkelen.

Kennispark Twente, met zichtbaar: Links het O&O-plein, het langgerekte gebouw waar The Gallery in gevestigd is en op de voorgrond de Laan van Innovatie (foto: Kennispark Twente)

Een dergelijke ambitie van het fysiek maken van innovatie is er ook in Groningen. Een deel van het compacte gebied van de Healthy Ageing Campus wordt de komende tijd herontwikkeld. In de ontwikkeling van het noordelijk deel van de campus zal ook gewerkt worden aan het meer zichtbaar maken van de activiteiten op de campus. De ambitie is om daar een Healthy Ageing-plein te realiseren met diverse publieke functies op de begane grond. Daar kunnen onderzoeksresultaten en ontwikkelde producten worden gepresenteerd aan en het grote publiek – de ‘stadjers’ – en ook worden getest. Het is bovendien een plek waar studenten, onderzoekers en ondernemers elkaar treffen in researchfaciliteiten, bedrijfsgebouwen en horecagelegenheden. De grote witte letters ‘UNIVERSITY OF TWENTE’ zijn geïnspireerd op de letters van ‘IAmsterdam’ – die op hun beurt weer sterk doen denken aan ‘I ♥ NY’. De campagne met letters in de openbare ruimte heeft ‘Amsterdam’ als merk versterkt. Het speelt in op de wisselwerking tussen de fysieke en digitale wereld. Elke dag worden er duizenden foto’s van mensen met de letters via sociale media gedeeld. Perfecte consumer-to-consumer marketing dus. Wat er verder sterk er aan is, is dat het mensen uitnodigt om deel te worden van het merk Amsterdam. IAmsterdam en jij kan het ook zijn. Daarmee speelt het heel goed in op de trend dat mensen steeds meer aandacht besteden aan het bouwen van hun eigen imago, waarbij sociale media een grote rol spelen. De vraag is of de letters in Twente ook zo zullen werken.

44


branding

Amsterdam heeft ook met zijn grachten een sterk beeld dat bekend is in land en wereld. Maar dat maakt nog niet dat Amsterdam bekend raakt als innovatiemilieu, als het gebied waar je moet zijn voor innovatieve bedrijvigheid, carrièrekansen, investeringsmogelijkheden en economische groeipotentie. De stad trekt jonge mensen uit het buitenland aan die gewoon een tijdje in Amsterdam willen wonen en werken, zegt onder andere Geert-Jan Bruinsma, oprichter van Booking.com. Maar toch is hier een ontwikkeling te zien dat mensen gerichter keuzes maken. Een werknemer van Bruinsma koos tussen Londen, Berlijn en Amsterdam, waarbij zowel leefkwaliteit als carrièrekansen een rol speelden. En volgens Sergios Charalampos van IamExpat, platform voor en door buitenlandse kenniswerkers en studenten, komt hun doelgroep veel meer geïnformeerd en gericht naar Amsterdam of andere plaatsen in Nederland, dan een aantal jaar terug. We zien dan ook dat Amsterdam zich meer poogt te profileren als innovatiemilieu. Daarbij wordt er ook aandacht besteed aan branding met gebieden. Zo wordt gewerkt aan de Knowledge Mile, een as die loopt van binnenstad tot in Oost met vestigingen van zowel universiteit en hogeschool, die moet uitgroeien tot “de slimste straat van Nederland; een creatieve leeromgeving, waar iedereen slimme oplossingen voor de uitdagingen van de stad kan ontwikkelen, testen en tonen. Op de Knowledge Mile passen wij de kennis van morgen toe op de straat van vandaag.” De Knowledge Mile is zowel een fysieke uiting als een online community van kennisinstellingen, bedrijven en bewoners. Een andere gebiedsontwikkeling die moet bijdragen aan Amsterdam als innovatieve hotspot is de ontwikkeling van het Marineterrein. Dat moet zich de komende jaren ontwikkelen tot broedplaats van creatieve bedrijvigheid en start-ups, tot een waar innovatielab.

Evenementen Aan culturele en sportieve evenementen wordt een belangrijke rol toegedicht in citybranding. Niet voor niets proberen landen en steden wereldkampioenschappen voetbal of Olympische spelen naar zich toe te trekken, of willen steden Culturele Hoofdstad van Europa worden. De daadwerkelijke economische spinoff van dit soort evenementen is echter nog altijd onderwerp van debat. Ook op kleinere schaal worden culturele en sportieve evenementen ingezet voor de branding van gebieden. Amsterdam barst van de culturele evenementen, Rotterdam heeft zijn Internationale Architectuur Biënnale, Groningen het muziekevenement Eurosonic Noorderslag en Enschede haalde recent The Passion en het Glazen Huis naar de stad. Allemaal activiteiten die bezoekers naar de stad halen en hen kennis laten maken met de stad. De Dutch Design Week in Eindhoven zet de stad op de kaart en is een podium voor onder andere innovaties waar ontwerp en technologie elkaar raken. Sinds een aantal jaar heeft deze week een evenknie in de Dutch Technology Week. Daar wordt de innovatiekracht van de regio Eindhoven expliciet geëtaleerd en komt ook de High Tech Campus als locatie voor het evenement in beeld. Bijzonder is bovendien dat vanuit dit evenement tevens verbinding wordt gelegd met andere high tech regio’s in Nederland, zoals met Twente en Drachten (waar Philips ook een vestiging heeft).

45


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Kijken we naar de onderzochte gebieden zelf, dan zien we vooral in Twente dat met evenementen, die de naam van het gebied dragen, gewerkt wordt aan branding. Doelgroep van de evenementen als de Kennispark TennisCup en de KennisparkRun, zijn de mensen in het gebied zelf.

Verbinding met andere merken Wat in de branding van een gebied aan waarde toeneemt is de verbinding van een gebied met ‘sterke merken’. Zoals een flagshipstore betekenis kan hebben voor de aantrekkelijkheid van een binnenstad, zo kunnen internationale merken ook betekenis hebben voor een innovatiemilieu. En dat gaat van koffiebar (de Starbucks op de High Tech Campus Eindhoven) tot internationale co-working-formules en verbinding met bekende internationale kennisinstellingen. Voorbeelden van dat laatste zijn de Singularity University die een vestiging opent in Eindhoven, het gerenommeerde MIT dat deel uitmaakt van het universiteiten-consortium achter het nieuwe Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS) en Cambridge Innovation Center dat onlangs opende in Rotterdam. Ook activiteiten kunnen werken als ‘merken’, denk aan StartupBootcamp of TEDx. En tot slot werkt ook een initiatief als Startup Delta, waarmee start-up-hubs in heel Nederland worden verbonden, als verbinding met een merk dat groter is dan alleen het gebied zelf, dat het gebied opneemt in een groter netwerk. We zien ook een dat andere steden als merk kunnen dienen. Zo is Rivium onlangs omgedoopt tot Business Parc Rivium Rotterdam Area. Het gebied ligt binnen de gemeentegrenzen van Capelle aan den IJssel, maar dat is weinig bekend en spreekt minder tot de verbeelding. Dat komt ook tot uiting in het feit dat het voor een van de bedrijven die wij spraken belangrijk was dat het bij de verhuizing naar Rivium een 010-nummer (het netnummer van Rotterdam) kon behouden. En in Eindhoven zijn ze zich ervan bewust dat Eindhoven wereldwijd weinig bekend is, maar Amsterdam wel. In zakelijke contacten in het buitenland wordt dan ook vaak gezegd ‘near Amsterdam’.

Beleid Een relatief nieuw fenomeen is dat beleid wordt ingezet voor brandingdoeleinden. Een maatschappelijke doelstelling staat centraal. Dit heeft een sterke relatie met de focus die er veel is op ranglijstjes. Voorbeelden ervan zijn steden die ernaar streven de meest duurzame stad te zijn, of de meest innovatieve stad, ondernemende stad, slimme stad, etc. Beleidsbranding raakt aan het pleidooi van Mariana Mazzucato in haar boek De ondernemende staat. Daarbij schetst zij het belang van een overheid die een stevige richting voor langere termijn ontwikkeling, een maatschappelijke doelstelling, neerzet en daar ook in investeert om zo lokale bedrijven te prikkelen om daaraan bij te dragen. Maar het kunnen ook andere partijen zijn die initiatief nemen tot branding gebaseerd op een maatschappelijke doelstelling. In de verkenning van de vijf innovatiemilieus kwamen we verschillende voorbeelden tegen. De Healthy Ageing Campus en het netwerk daaromheen in NoordNederland, hebben een duidelijke maatschappelijke opgave als uitgangspunt. Daarmee verbinden zij partijen. Aan de ene kant helpt het om partijen verder te laten kijken dan het eigenbelang. Aan de andere kant kan een

46


branding

maatschappelijke opgave partijen uitlokken om samen te werken omdat in die maatschappelijke opgave vaak ook nieuwe business zit. Zoals Jan Post van Philips (Drachten) zei: “Wij liften graag mee op de profilering van de Healthy Ageing Campus, bovendien kan ik daarmee mensen over de streep trekken te investeren in Noord-Nederland.” In Amsterdam wordt momenteel ingezet op Amsterdam als dé stad voor innovatieve ondernemers, op Amsterdam als ‘Startup Capital’. Ook dat kan je zien als beleidsbranding. Een economische ontwikkelingsrichting wordt sterk geprofileerd met als doel om de diverse belanghebbenden die nodig zijn voor die ontwikkelingsrichting erbij te betrekken. Belangrijke belanghebbenden zijn daarbij allereerst de innovatieve ondernemers, maar ook financiers en grote bedrijven die dicht bij het innovatieve sociaal kapitaal willen zitten. In Eindhoven wordt tot slot ook een slag gemaakt naar beleidsbranding. “In Brainport bedenken we oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen,” staat in de herijkte strategie van Brainport Brainport Next Generation. Deze zet expliciet in op vijf maatschappelijke opgaven: gezondheid, mobiliteit, energie, voedsel en veiligheid. Rondom die opgaven wordt beoogd nog meer betrokkenheid te genereren van de bestaande samenwerkingspartners (overheid, kennisinstellingen en bedrijven), maar ook van burgers, klanten, consumenten, investeerders, designers, kunstenaars, corporaties etc.

Kritische reflectie Tot zover de verschillende manieren waarop we hebben gezien dat aan de branding voor succesvolle innovatiemilieus gewerkt kan worden. In wetenschappelijke literatuur over branding van gebieden klinkt soms scepsis door. Het is nog een relatief nieuw fenomeen, dat sinds eind jaren 90 snel populair is geworden. Gedegen onderzoek naar de bijdrage van placebranding aan het functioneren van gebieden is er nog nauwelijks. Daar komt bij dat de doelen van branding vaak niet duidelijk gesteld worden. Soms lijkt het wel dat ‘het doen aan branding’ belangrijker is dan het bereiken van bepaalde resultaten voor een gebied. Aldus een recente publicatie van gezaghebbende experts op het gebied van placebranding: Rethinking Place Branding.[4] Kritiek is er ook op het feit dat veel placebranding-initiatieven vaak voorbij gaan aan een belangrijk primair doel van branding: het jezelf onderscheiden van anderen en daarmee opvallen en mensen aan je binden. Er is veel homogeniteit in placebranding activiteit. Elk innovatiemilieu is de slimste kilometer, lijkt soms wel. In placebranding activiteiten wordt daarnaast soms voorbijgegaan aan de diversiteit van belanghebbenden in een gebied. Net als in de praktijk van gebiedsontwikkeling wordt in literatuur over placebranding onderscheid gemaakt tussen top-down en bottom-up-benaderingen. Waarbij gesteld wordt dat een bottom-up benadering een belangrijke rol kan spelen in het stimuleren van betrokkenheid, trots, samenwerking én een authentieker merk en een unieke ‘sense of place’. In succesvolle bottom-up benaderingen worden lokale belanghebbenden niet alleen als potentiële doelgroep van branding gezien, maar is er ook oog voor hun rol in het creëren en het venten van een merk.

47


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Deze bottom-up-benadering zien we al een klein beetje groeien in de innovatiemileus die wij onderzochten. Zoals in de inspanningen om innovatie zichtbaar te maken in het gebied door middel van living labs waar verschillende partijen bij betrokken zijn – het Innovatiepad, het Healthy Ageing-plein en de Knowledge Mile.

Kansen voor kleine en middelgrote stad De Zweedse onderzoekster Ida Andersson ziet drie trends, die wij ook in onze verkenning zijn tegengekomen, als bijzonder kansrijke brandingstrategie voor kleine en middelgrote steden.[5] Via het verbinden van een gebied aan (inter)nationale merken zet een gebied zich op de kaart als interessant voor zo’n merk, dus ook voor de doelgroep van het merk. Bovendien kan de verbinding met een merk ertoe bijdragen dat een gebied zich kan verbinden aan een groter netwerk. De branding van een gebied middels beleid of een maatschappelijke doelstelling, kan er ook voor zorgen dat een relatief klein gebied zich toch in de kijker weet te spelen. De verweving van fysieke wereld en digitale wereld als brandingstrategie helpt daarbij. Tot slot acht Andersson het voor kleine en middelgrote steden makkelijker om, bottom-up, met diverse belanghebbenden te werken aan unieke branding, die de lokale cultuur en kwaliteiten incorporeren en het resultaat zijn van een gemeenschappelijke inspanning. Voor de Nederlandse innovatiemilieus liggen er dus volop kansen om te werken aan place branding die werkt.

— Voetnoten: [1] Florida, R. (2005), The World is Spiky, In: The Atlantic Monthly, October 2005. [2] Paul, D.E. (2004), World cities as hegemonic projects: The politics of global imagineering in Montreal, In: Political Geography, 23.5, 571-596. [3] Warnaby, G., Ashworth, G.J., Kavaratzis, M., (2015), Sketching futures for place branding, In: Kavaratzis, M., et al, Rethinking Place Branding, Cham: Springer. [4] Kavaratzis, M., Warnaby, G. and Ashworth, G.J. (eds) (2014) Rethinking Place Branding: Comprehensive Brand Development for Cities and Regions, Springer. [5] Andersson, I. (2015),Geographies of place branding: Researching through small and medium-sized cities, Stockholm University.

48


governance of innovation

governance of innovation Een succesvol innovatiemilieu vergt organisatie. Een nauwe samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid biedt daarbij een goede basis, maar moet wel met de tijd mee. Tot nu toe hebben we verschillende inhoudelijke kernelementen voor succesvolle innovatiemilieus uiteengezet. De vraag die dan nog rest, is hoe je daar aan kunt werken. In de verkenning van de gebieden hebben we gezien dat er telkens samenwerking wordt gezocht tussen verschillende actoren in het innovatiemilieu. Soms is de samenwerking formeel en structureel, soms informeel en incidenteel. Soms heeft deze al een lange geschiedenis, soms is deze net gestart. Met dit hoofdstuk verdiepen we hoe samenwerking aan innovatiemilieus vorm kan krijgen, welke waarde verschillende samenwerkingen hebben en welke ontwikkelingen van invloed zijn op deze samenwerkingen.

49


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Met de opkomst van de kenniseconomie en een groeiend besef dat het innovatieproces niet langer een lineair proces is waar na een periode van onderzoek nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld en vermarkt, is ook de samenwerking in economische clusters veranderd. De verschillende partijen die een rol spelen in het innovatiesysteem – kennisinstellingen, bedrijven en overheid –zijn meer met elkaar gaan samenwerken. Een samenwerking die ook wel triple helix-samenwerking wordt genoemd. Regio’s die zich bij (dreigende) economische tegenslagen opnieuw hebben kunnen uitvinden, kenmerken zich over het algemeen door een goede ‘governance of innovation’, waarbij deze samenwerking in de triple helix extra waarde heeft. Ze zorgt voor meer economische veerkracht en focus: de drie partijen houden elkaar scherp en zorgen voor vernieuwing. Illustratief is de regio Eindhoven, waar het faillissement van DAF en de reorganisatie van Philips in de jaren 90 maakte dat alle partijen de noodzaak voelden om een gezamenlijke strategie te formuleren om de lokale economie er weer bovenop te helpen. Het was de aanleiding voor een triple helix-strategie en intensieve samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid.

Triple helix De triple helix-samenwerking wordt geroemd, maar tegelijkertijd is het nog een abstract begrip en wordt deze samenwerking op verschillende manieren opgevat. In het samenspel van samenwerking tussen deze partijen zijn er twee smaken te onderscheiden, die we ook in de gebieden zijn tegengekomen.[1] Aan de ene kant een laissez-faire-samenwerking. Er is meer sprake van bilaterale relaties, dan van samenwerking in driemanschap. Vaak ligt het accent bij bedrijven en zijn de overheid en universiteit meer ondersteunend in het leveren van kennis en talent en faciliterende regelgeving. De samenwerking gaat vaak niet verder dan het identificeren van gemeenschappelijke belangen om daar vervolgens vanuit te handelen. De andere smaak van samenwerking is een gebalanceerde configuratie, waarbij de drie partijen gelijkwaardige partners zijn. Elke speler behoudt zijn eigenheid en er worden nieuwe relaties en condities geschapen, waarbij de actoren buiten hun traditionele rollen treden en daarbij ook rollen van een ander overnemen. Daarmee vullen partijen elkaar aan waar nodig, maar er kunnen ook hybride vormen ontstaan die meerwaarde opleveren. Dat aanvullen waar nodig gebeurt bijvoorbeeld wanneer het lokale bedrijfsleven niet in staat is om zichzelf te vernieuwen en dreigt af te glijden, zoals dat de aanleiding voor samenwerking in Eindhoven was. Maar het kan ook gaan om een overheid die met publiek geld, via investeringsfondsen, investeert in (startende) bedrijven; iets wat traditioneel een taak van het bedrijfsleven is. In Nederland doen verschillende regionale ontwikkelingsmaatschappijen dit. En universiteiten kunnen actief werken aan valorisatie van ontwikkelde nieuwe kennis. Zo was in Twente de eerste stap in het werken aan Kennispark Twente als innovatiemilieu de aanstelling van ‘business development functionarissen’. Zij hadden als taak om te kijken hoe ideeën bij de vakgroepen konden worden vermarkt. Ook binnen de partijen van de triple helix kan het elkaar aanvullen overigens vorm krijgen. Bijvoorbeeld als hogescholen of beroepsonderwijs de

50


governance of innovation

universiteiten aanvullen. Of wanneer belangenorganisaties van het lokale bedrijfsleven de rol oppakken om samenwerking te bewerkstelligen met overheid en kennisinstellingen. Een bijzonder voorbeeld van dit laatste hebben we in Groningen gezien, waar een coöperatie van kleinere bedrijven zorgt voor bundeling van onderzoeksvragen van bedrijven en daarmee voor een betere propositie voor onderzoeksgroepen aan de universiteit, waarmee samenwerking tussen universiteit en het lokale mkb wordt geholpen.

Biomarker Bay, Bbay, is een samenwerking tussen het UMCG, RUG en de bedrijven QPS, ABL, Syncom, IQ Products and Brains Online brengt academische expertise op het gebied van biomarkers, biobanken en langdurig contractonderzoek bij elkaar. Een resultaat van de Healthy Ageing Buisiness Cooperative (foto: Healthy Ageing Campus Groningen)

De hybride vormen, waar rollen overlappen, gaan bijvoorbeeld over universiteiten die naast hun onderwijs- en onderzoeksactiviteiten werken aan ondernemerschap, bijvoorbeeld met eigen incubators. Daar zet Universiteit Twente sterk op in. Bedrijven op hun beurt, kunnen de rol van kennisinstellingen incorporeren door opleidings- en onderzoeksactiviteiten te ondernemen. Waar de rollen overlappen vindt waardevolle interactie plaats. Op het snijvlak van de verschillende partijen kan synergie ontstaan en een grote potentiële bron voor innovatie en economische groei. Zoals Henri Eskowitz, grondlegger van het begrip triple helix, zegt: hier is ‘innovatie in innovatie’ mogelijk. Om deze meerwaarde te realiseren is een laissez-fairesamenwerking niet genoeg, daar is een gebalanceerde samenwerking voor nodig.

Oog voor twee werelden De drie partijen van de triple helix zijn kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid. Achter deze partijen schuilt een grote diversiteit van individuele actoren.

51


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Allereerst zijn er de uitvoerders van onderzoek en ontwikkeling (R&D) binnen universiteiten, bedrijven, of publieke onderzoekstinstellingen en hun equivalenten in de creatieve industrie. Daarnaast zijn er actoren die niet direct betrokken zijn bij onderzoek en ontwikkeling, maar die wel een rol spelen; mensen die actief zijn in ontwerp, marketing, sales, acquisitie, toepassing van technologie, het slim op nieuwe manieren combineren van bestaande kennis, interactie met gebruikers et cetera. En je hebt mensen die werken aan hybride vormen waar partijen (kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid) samenkomen, zoals interdisciplinaire onderzoekscentra, open innovatielaboratoria, incubators, investeringsfondsen voor start-ups, of ‘technology transfer offices’ van universiteiten. In een succesvolle triple helix-samenwerking erkennen betrokkenen het belang van de interactie tussen al deze individuele actoren en werken ze aan de local buzz. Hoewel de triple helix-samenwerking op het oog primair een samenwerking op regionale schaal is, is er ook een andere kant. De partijen van de triple helix participeren zelf in een veelheid van verschillende netwerken. Kennisinstellingen en bedrijven opereren in netwerken op wereldschaal en ook de overheid is actief in netwerken die de eigen regio overstijgen. Succesvolle triple helix-samenwerkingen hebben zowel oog voor de local buzz in de regio, als voor bovenregionale en vooral internationale verbindingen: global pipelines. Waar de samenwerking deze beide werelden weet te verankeren, scheppen zij de beste condities om de internationale concurrentiepositie van de regio te versterken.

Drie spaces In wetenschappelijke analyses van het triple helix-model worden drie spaces onderscheiden waar de triple helix-samenwerking aan werkt: knowledge space (kennis), innovation space(innovatie) en consensus space (consensus). Ze worden omschreven als de diverse fasen waar een triple helix-samenwerking in groeit, maar vooral de interactie tussen de verschillende spaces levert de meerwaarde van de samenwerking.

Knowledge space Vaak begint een samenwerking met de knowledge space. Daarin werken de partijen samen aan een kritische massa van onderzoekers, een concentratie van relevante onderzoekscentra en -middelen en daarmee aan ontwikkeling van nieuwe kennis in het lokale en regionale ecosysteem. Gezamenlijk strategieën kunnen worden ontwikkeld om de lokale capaciteit te versterken. Het is daarbij van belang om oog te hebben voor het feit dat het kennisdomein allang niet meer alleen wordt bevolkt door kennisinstellingen. Ook onderzoeksafdelingen bij bedrijven en publieke onderzoeksorganisaties, equivalenten in de creatieve industrie en mensen die niet direct aan R&D werken, maar wel nieuwe kennis genereren – bijvoorbeeld door slimme combinaties van bestaande kennis of toepassing van technologie – spelen in dit domein een rol. Focus op één of enkele (kennis)sectoren waar de regio sterk in is, vergroot de kans op succes.

52


governance of innovation

Het versterken van het kennisdomein kan met verschillende maatregelen. Het zorgen voor state-of-the-art onderzoeksfaciliteiten is bijvoorbeeld een maatregel om talentvolle onderzoekers aan te trekken. In Groningen is eind 2013 in de directe nabijheid van UMCG-complex het European Research Institute for the Biology of Ageing (ERIBA) geopend. In Twente opende in 2010 het MESA+ Nanolab op de campus. Op de High Tech Campus in Eindhoven verhuurt Philips zijn onderzoeksfaciliteiten aan derden en in het Holst Instituut kunnen bedrijven in samenwerking met topwetenschappers onderzoek doen. Een andere maatregel die in onze gesprekken de revue is gepasseerd, is uitwisseling met kennisinstellingen elders. Zo werken de TU Eindhoven en de Universiteit van Tilburg samen in de business school TIAS en is er uitwisseling geweest met een universiteit uit BelgiÍ om business-opleidingen aan te bieden. Ook het aantrekken van een kennisinstelling van elders kan de lokale kennisinfrastructuur versterken. In Eindhoven gaat de Singularity University, een bekend kennisinstituut uit Silicon Valley, haar eerste vestiging buiten de Verenigde Staten openen. In Amsterdam zijn met het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS) de universiteiten van Delft, Wageningen en het Amerikaanse MIT naar de hoofdstad gehaald. Een belangrijke rol is er voor investeringen in onderzoek. Op regionaal niveau kan investering in onderzoek georganiseerd worden, bijvoorbeeld door samenwerking met bedrijven. In de regio Eindhoven is er een programma waarmee bedrijven gezamenlijk investeren in onderzoek. Maar ook nationale en Europese investeringen spelen een grote rol. In onze gesprekken hoorden we soms oproepen om die praktijk te verbeteren. Zo werd in Eindhoven enigszins jaloers gekeken naar Duitsland, waar langjarige financiering van onderzoek meer gemeengoed is dan in Nederland. In het kennisdomein gaat het ook om lokaal talent optimaal benutten en talent voor de regio behouden. Aandacht is er dan ook voor de verbinding tussen verschillende onderwijslagen en tussen onderwijs en bedrijfsleven. Tot slot wordt er in de meeste gebieden die we onderzochten aandacht besteed aan randvoorwaarden voor het aantrekken van talent, zoals het inzichtelijk maken van carrièremogelijkheden in de regio en het zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Dit laatste zullen we uitvoerig behandelen in het hoofdstuk Urbanity. Ook regelgeving rondom immigratie speelt een belangrijke randvoorwaardelijke rol om toptalent uit het buitenland aan te kunnen trekken.

Innovation space In de innovation space werken partijen samen aan het stimuleren van innovatie; aan de kruisbestuiving tussen mensen met verschillende type kennis en vaardigheden. Op kleine schaal kan hier vanuit de triple helix aan gewerkt worden met het realiseren van incubators. Plekken waar mensen met verschillende competenties samenkomen en waar gericht wordt gewerkt aan innovaties. De organisatoren van de incubator brengen de juiste mix van mensen bijeen en zorgen voor de beste condities voor de innovators om te werken en in contact te komen met potentiĂŤle samenwerkingspartners en investeerders.

53


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

Soms initieert een universiteit een incubator, of wordt er door de partners van de triple helix een onafhankelijke partij opgericht die een incubator realiseert. Ook zijn er initiatieven vanuit de markt, die soms ook internationaal opereren. Amsterdamse voorbeelden zijn WeWork, Spaces, The Impact Hub en B Amsterdam. In Eindhoven spraken we met EIT Digital, een Europees opererende incubator die zich meer richt op tech-ondernemers. De triple helix-samenwerking kan actief werken aan het aantrekken van internationale incubator-organisaties en kan deze faciliteren door bijvoorbeeld te zorgen voor verbinding met lokale netwerken. Op de schaal van een gebied gaat het om het werken aan innovatiemilieus; zorgen voor de beste condities voor betekenisvolle interactie. Vaak is er op dit schaalniveau een organisatie opgericht om de ontwikkeling van het gebied te sturen. Hier zorgen deze organisaties voor het bijeenbrengen van een relevante mix aan partijen en kruisbestuiving door te werken aan ruimtelijke structuren (hardware) en het opbouwen van lokale netwerken en acquisitie (software). In de ontwikkeling van deze gebieden is er vaak nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen van de triple helix. Op het schaalniveau van de regio kunnen ook acties ondernomen worden om interactie te faciliteren. Een interessant voorbeeld daarvan kwamen we tegen in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, waar ze in het kader van de Roadmap Next Economy (een traject onder leiding van de bekende econoom Jeremy Rifkin) begonnen zijn het eigen economische DNA in beeld te brengen. Per cluster wordt de lokale en internationale bedrijvigheid in de regio in kaart gebracht. Daarvoor worden diverse databronnen van zowel de overheid als particuliere organisaties gebruikt en wordt gesproken met verschillende belanghebbenden in het veld. In deze exercitie is expliciet aandacht voor innovatieve bedrijven, wereldmarktleiders en vestigingen van hoofdkantoren en voor kennisinstituten, scholen en universiteiten en bedrijven die aan R&D doen. Wat je daar uiteindelijk mee kan? Marije ten Kate en Hans Scheepmaker van de gemeente Rotterdam “Met de kaarten krijg je een gevoel van hoe de lokale economie in elkaar zit. Welke clusters vooral lokaal zijn, en welke juist internationaal. Je kan vervolgens goed zien waar er dynamiek is en waar er zaken ontbreken. Met deze kennis kan je vervolgens het gesprek aangaan met andere belanghebbenden. Inzichtelijk krijgen hoe de uitwisseling plaatsvindt, waar de interactie is, waar de innovatie is en waar aan gewerkt kan worden. Tegelijkertijd merken we ook dat internationale bedrijven als Unilever heel geïnteresseerd zijn in dit overzicht van lokale bedrijvigheid. Dit faciliteert dus ook kruisbestuiving.” Kijken we tot slot naar het nationale niveau, dan zijn er ook initiatieven die een rol spelen in het organiseren van kruisbestuiving, waar vanuit de regio op aangetakt kan worden. Zo biedt Startup Delta, dat verschillende start-uphubs in heel Nederland verbindt, een interessant platform voor startende, innovatieve bedrijven en geïnteresseerde investeerders.

Consensus space In de consensus space komen de verschillende partijen van de triple helix bijeen om een gezamenlijke koers, strategie en maatregelen voor lokale

54


governance of innovation

economische ontwikkeling te formuleren en te evalueren. Door de kruisbestuiving tussen de verschillende perspectieven van de partijen kunnen resultaten worden behaald waartoe individuele partijen niet in staat zouden zijn; leiderschap door samenwerking. ‘Vertrouwen’ en ‘gunnen’ zijn woorden die in onze gesprekken veelvuldig naar voren kwamen. Er zijn altijd tegengestelde belangen, maar die kunnen geslecht worden als de wil er is om deze te overkomen. Het consensusdomein voedt de andere domeinen en is de lijm ertussen. Om de relevante actoren met elkaar samen te laten werken, wordt vaak een aparte organisatie opgezet. Het voornaamste schaalniveau waarop dit wordt gedaan is die van de regio. In de regio Eindhoven opereert Stichting Brainport, in Amsterdam de Amsterdam Economic Board. Ook in Twente en Groningen is sprake van een regionale economic board. In Rotterdam richt Rotterdam Partners, waar de Economic Development Board Rotterdam onderdeel van is, zich met name op de gemeente Rotterdam, al is ons onderzoeksgebied Rivium wel onlangs toegevoegd aan de scope van de organisatie. De invulling van deze organisaties verschilt onderling behoorlijk, ook omdat de ene al veel langer actief is dan de andere. De meest volwassen samenwerking vinden we in Eindhoven. Daar is de triple helix-samenwerking in de jaren 90 gestart en werd Stichting Brainport in 2005 opgericht. Vanuit deze samenwerking wordt de strategie voor de economische ontwikkeling van de regio geformuleerd. Ondertussen opereert parallel aan de stichting ontwikkelingsmaatschappij Brainport Development, die gezien kan worden als uitvoeringsorganisatie. Ook is er sinds kort structureel overleg tussen de verschillende campusdirecteuren in de regio. Wethouder Staf Depla: “De verbeterpunten die uit zo’n overleg komen, nemen wij ter harte. Als zij die belangrijk vinden, moeten wij die belangrijk vinden. En dan moeten we niet in de weg lopen en ondersteunen waar nodig. Dat is de rol die je als overheid in de triple helix hebt.” In Brainport is de triple helix daarmee bepalend voor de governancestructuur en daarmee is de slagkracht van de triple helix-samenwerking fors. Die inbedding van een triple helix-samenwerking in de lokale governancestructuur is uniek. [2] In Amsterdam wordt langzaam gewerkt aan meer inbedding. Rijk van Ark, van de gemeente: “Met de economic board beginnen we nu pas echt focus aan te brengen in de strategie. Nadat vorig jaar vijf challenges zijn benoemd, formuleren we nu een ambitie, een stip op de horizon, voor elk daarvan. Die stip moet je niet al te gedetailleerd uittekenen, maar het zou wel goed zijn om een gezamenlijke visie te hebben, deze langdurig vol te houden en daar gezamenlijk aan te werken.” De twee andere regionale samenwerkingen, in Twente en Groningen, beperken zich vooral tot het formuleren van een gezamenlijke koers voor de regio en hebben geen eigen uitvoeringsorganisatie. In Twente stuurt de Twente Board wel de organisatie voor regiomarketing, Twente Branding, aan. Eigenlijk is in deze regio de campusorganisatie van Kennispark Twente, de spil in de triple helix-samenwerking. En in Groningen (en Friesland en Drenthe) is het Healthy Ageing Network Noord Nederland (HANNN) eigenlijk een relevantere regionale triple helix-samenwerking dan de Economic Board Groningen. Dit netwerk verbindt op cluster kennisinstellingen, bedrijven en overheden. Interessant is hierbij dat het cluster gedefinieerd is op een maatschappelijk vraagstuk: gezondheid en

55


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

vergrijzing. Met dit thema bindt het diverse meer sectoraal gedefinieerde clusters. Het beslaat domeinen als MedTech, LifeSciences, Care & Cure maar maakt ook de verbinding met Food.

Multiple helix Het triple helix-model wordt geroemd. Niet voor niets zijn er overal initiatieven om deze samenwerking vorm te geven en te versterken, of komt – zoals in onze gesprekken met betrokkenen bij Rivium – de behoefte aan een dergelijke samenwerking ter sprake. Sinds een aantal jaar zijn er echter mensen die betogen dat een samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid een te beperkte benadering is voor het werken aan innovatiemilieus in de 21ste eeuw. Soms vallen daarbij termen als quadruple helix en penta helix (of multi helix). Er zijn verschillende geluiden te horen als het gaat om de noodzaak om de triple helix-benadering uit te breiden. Allereerst zijn er economen, zoals Carayannis en Campell, die zeggen het maatschappelijk middenveld (de ‘civil society’) ook onderdeel moet zijn van de samenwerking. Deze groeit daarmee tot quadruple helix. Innovatie is een steeds interactiever en complexer proces geworden, waarin ook de samenleving een belangrijke rol speelt. Allereerst omdat democratie een bepalende factor is in het scheppen van de condities voor innovatie. Maar ook omdat het betrekken van bewoners, sociale ondernemers en burgerinitiatieven bij de ontwikkeling van nieuwe kennis en innovaties een steeds grotere rol speelt.[3] Bij de Healthy Ageing Campus in Groningen is bijvoorbeeld het grootschalige onderzoeksprogramma LifeLines van grote waarde. Daar nemen 165.000 mensen uit de noordelijke provincies aan deel, van wie 30 jaar lang de gezondheid gevolgd wordt. Het trekt topacademici aan en bedrijven, die graag gebruik maken van de kennis van deze academici. En waar met living labs in de praktijk geëxperimenteerd wordt met innovaties, kan het nodig zijn om draagvlak te hebben in de samenleving, om zo creatieve ondernemers, bewonerscollectieven of potentiële gebruikers bij het experiment te betrekken. De triple helix behelst volgens de genoemde economen vooral een top-down benadering. De quadruple helix combineert top-down, mid-level-out en bottom-up en zorgt daarmee voor efficiëntere en effectievere actie van de triple helix. Een verdere aanvulling van de genoemde economen, is de uitbreiding van de triple helix-benadering met een focus op maatschappelijke vraagstukken in de directe omgeving en samenleving; met de eerdere toevoeging komen we nu op de quintuple helix. Dit kan partijen binden en werken als een prikkel voor innovaties waarmee een slimmere, duurzamere en inclusievere ontwikkeling van de lokale economie en samenleving wordt gerealiseerd. Deze aanvullingen kunnen bijdragen aan het voorkomen dat het werken aan innovatie een besloten aangelegenheid is – weliswaar met goede verbindingen met soortgelijke netwerken elders. Ook lokaal, buiten de triple helix, zijn er mogelijkheden voor markt-, kennis- en netwerk-spillovers. Een toevoeging vanuit een ander perspectief komt van onder andere

56


governance of innovation

Annemieke Roobeek, hoogleraar Strategie en Transformatiemanagement aan de Nyenrode Business University. Zij pleit ervoor dat naast de partijen van de triple helix, ook financiers en adviesbureaus betrokken worden bij de samenwerking, die daarmee wordt uitgebreid tot een penta helix. Als je een innovatiemilieu beschouwt als ecosysteem, dan hoort daar een netwerkende manier van werken bij die dat hele ecosysteem beslaat. De financiële sector (van crowdfunding-platforms tot de grote investeerders) en adviesbureaus (van grote bureaus tot kleine eigenwijze gespecialiseerde bureaus) zijn partijen die zelf ook veel klanten hebben, en vaak een hele diversiteit aan klanten. En die financiële sector en adviesbureaus hebben vaak veel meer overzicht en andere kennis dan afzonderlijke bedrijven en de overheid. In de penta helix laat je die met elkaar werken. “Onlangs hebben we bij de kick off van de Circular Hotspot rond sustainable logistics en circulariteit mensen uitgenodigd vanuit de ‘penta helix-gedachte’. Dan krijg je veel meer dat er in een grotere entiteit van ecosystemen gedacht kan worden en dat er gemakkelijker over de echte issues gepraat wordt, in plaats van het eigenbelang of het sectorbelang van een onderneming.”

Leiderschap Annemieke Roobeek is ook degene die zegt dat een netwerksamenwerking, zoals de triple helix of uitbreidingen daarvan, niet kan zonder leiderschap. “Net zoals een netwerk niet vanzelf komt, heb je voor een netwerksamenwerking een motor nodig. ‘Webbers’ noem ik die. Dat zijn mensen die heel goed zowel binnen als buiten de eigen organisatie kunnen schakelen. Die het overzicht hebben en zien hoe zaken onderling samenhangen. Dat is niet iets wat per se bij de overheid ligt. De overheid is geen ondernemende organisatie. En het kan ook niet meer zo zijn dat één bedrijf die rol op zich neemt. Goede ‘webbers’ zijn vaak onafhankelijken.” Toch zijn er veel mensen die wij gesproken hebben, die in de invulling van dit leiderschap juist wel een rol zien weggelegd voor de overheid en dan vooral voor een bestuurder. Vanuit enkele gebieden werd daarbij verwezen naar de rol die burgemeester van Eindhoven Rob van Gijzel speelt. “A mayor with a passport who talks business,” zoals de Amerikaanse onderzoeker van innovatiedistricten Bruce Katz ooit over hem zei. Daarmee bedoelde hij dat de burgemeester goed op de hoogte is van de mondiale economische dynamiek en hoe de private sector werkt. Daarmee kan hij als burgemeester en ‘leider’ van de regio een belangrijke rol vervullen. Als samenbindende factor en als boegbeeld naar buiten toe. Het belang van dat laatste werd ook benadrukt door verschillende betrokkenen die we spraken in Amsterdam. Zij vertelden over de instrumentele rol die Kajsa Ollongren, wethouder Economie, speelt in het openen van deuren en leggen van verbindingen met partijen in het buitenland tijdens buitenlandse handelsmissies.

Behapbare helix Met de uitbreidingen van de triple helix wordt de samenwerking wel een complexer vraagstuk, zeker als je nog middenin een proces zit van de ontwikkeling van een triple helix-samenwerking. Tegelijkertijd wordt er al aan gewerkt. Zo hebben ze in Eindhoven recent de strategie geactualiseerd (Next Generation Brainport) en wordt daarin al expliciet verbinding gelegd met maatschappelijke vraagstukken en ingezet op verbinding met inwoners en

57


kernelementen van succesvolle innovatiemilieus

creatieve ondernemers. En in Groningen is een maatschappelijk vraagstuk al vanaf het begin de spil van de samenwerking in het Healthy Ageing Network Noord Nederland en op de campus. De triple helix wordt niet vaarwel gezegd, maar aangevuld, op een manier die past bij de dynamiek in een gebied en op een manier die behapbaar is.

— Voetnoten: [1] Etzkowitz, H. (2008), The Triple Helix: University-Industry-Government Innovation in Action, London: Routledge. [2] Hooning, N., (2014), De Triple Helix in perspectief, Vergelijkend onderzoek naar de governance structuur in de drie economische kerngebieden. [3] Park, H.W. (2013), Transition from the Triple Helix to N-Tuple Helices? An interview with Elias G. Carayannis and David F. J. Campbell.

58


nawoord

nawoord De verkenning naar de kernelementen van succesvolle innovatiemilieus is in 2015 uitgevoerd in het kader van het Jaar van de Ruimte. Aanleiding was de vraagstelling hoe het economische groeipotentieel van Nederland en regio’s afzonderlijk beter benut kan worden. Veel gebeurt daarbij door bedrijven zelf, maar beleid zou zich kunnen richten op het faciliteren en versterken van regionale clusters en de productie- en innovatiemilieus die daarbij horen. Verbinding van theorie en praktijk stond in de verkenning centraal. Zodoende spraken we in totaal meer dan 50 personen; mensen die werken voor de overheid, bij grote bedrijven, in start-ups, voor universiteiten (al dan niet als wetenschapper), als venture capitalist, in campusorganisaties, incubator-bedrijven en zelfstandige organisaties die innovatie aanjagen. We spraken ze individueel en in groepsverband; per gebied organiseerden we een ‘gebiedstafel’. We vroegen hen wat zij belangrijk achtten voor het goed functioneren van een gebied als innovatiemilieu, we testten bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek en uit onze verkenning en reflecteerden met betrokkenen op het functioneren van het eigen gebied. We danken voor hun bijdrage aan de verkenning: Marjan Weekhout, Kees van Ast, Vincent ten Thij, Erik Rouwette, Gert-Jan Hospers, Jantsje op de Hoek, Ewout Maaskant, Ron Nuwenhof, Pieter Dillingh, Janinka Feenstra, Edward van der Meer, Jan Sikkema, Kees Leenhouts, Ton Vries, Frank Mennega, Floor de Jong, Daan Bultje, Koos Koops, Gerard Lenstra, Frans Schmetz, Patrick Essers, Hans Brouwhuis, Edgar van Leest, Camille Wildeboer Schut, Steef Blok, Mark de Greeff, Shinjan Dasgupta, Staf Depla, Joan van Dijk, Kees Rijkhoff, Gert Don, Henk van Ree, Bas van Kooperen, Richard van den Berg, Frits Berkhout, Luc Boot, Rogier Brinkhof, Ruud Verschuren, Ruben Nieuwenhuis, Jos Gadet, Rijk van Ark, Edwin Oskam, Martin Bekker, Ricardo van Loenen, Tatiana Glad, Arno Nijhof, Symen Jansma, Geert-Jan Bruinsma, Annemieke Roobeek, Janneke Bik, Like Bijlsma, Wim Hulsink, Marije ten Kate, Hans Scheepmaker, Wijnand van Smaalen, Marcel Kleijn, Mattijs van ’t Hoff, Stijn Kuipers, Daphne Koenders, Andrea Wagemans en Jacqueline Timmerhuis.

Judith Lekkerkerker (RUIMTEVOLK) Otto Raspe (Planbureau voor de Leefomgeving)

59



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.