http://www.rosco.dk/pdf/IFU-Neo-S-nl-091105-071107-091105

Page 1

Rosco Diagnostica Gebruiksvoorschriften NEO-SENSITABS™

Revisie: Publicatiedatum: Taalversie:

DBV0004E 09.11.2005 Nederlands

NEO-SENSITABS™ Tabletten voor anti-microbiële gevoeligheidsbepaling Fabrikant Rosco Diagnostica A/S, Taastrupgaardsvej 30, DK-2630 Taastrup, Denemarken, www.rosco.dk Gebruik Neo-Sensitabs zijn tabletten die bij de agar diffusiemethode worden toegepast voor de semi-kwantitatieve in vitro bepaling van de gevoeligheid van veelvoorkomende, snelgroeiende niet-commensale organismen, bepaalde commensale pathogene bacteriën en gisten. Principes van de procedure Neo-Sensitabs bevatten een variëteit aan anti-microbiële stoffen en worden aangebracht op het oppervlak van een geschikt agar medium, dat geënt is met een reincultuur van klinisch geïsoleerde micro-organismen. Van niet-commensale organismen, waaronder de Enterobacteriaceae, Staphylococcus spp., Pseudomonas spp., Acinetobacter spp., Enterococcus spp. en Vibrio cholerae, is de gevoeligheid te bepalen middels een voedingsbodem waaraan geen bloed of andere supplementen toegevoegd worden, zoals een Mueller Hinton II agar (MH). De Haemophilus influenzae vereist een Haemophilus testmedium (HTM), de Neisseria gonorrhoeae een GC agarbasis (GCA), terwijl voor de Streptococcus pneumoniae en overige streptokokken een Mueller Hinton II agar voedingsbodem + 5 % bloed (MH+B) gebruikt dient te worden. Gist dient getest te worden op RPMI-1640 agar of op gemodificeerde Shadomy-agar en voor het testen van anaërobe organismen dienen speciale procedures gevolgd te worden .1,2 Na het verstrijken van de incubatietijd worden de voedingsbodems onderzocht en wordt de zonediameter van de remming rondom de tabletten gemeten en vervolgens vergeleken met de zone interpretatietabellen voor de individuele antibiotica, om zo vast te kunnen stellen welke stof(fen) het meest geschikt lijkt(en) voor anti-microbiële therapie. Neo-Sensitabs voldoen aan de normen volgens de MIC-criteria zoals deze aanbevolen worden door het CLSI (NCCLS).3,4 Voorts worden de Neo-Sensitabs aangepast aan de MIC-criteria zoals die aanbevolen worden door "Susceptibility Testing Standardization Groups" voor tal van Europese landen (Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk). De interpretatiecriteria voor de zonediameters die door de verschillende landen worden gehanteerd zijn terug te vinden in de Neo-Sensitabs User's Guide (www.rosco.dk).1 Reagentia Neo-Sensitabs zijn tabletten met een diameter van 9 mm die kristalfijne anti-microbiële stoffen bevatten die zorgvuldig vermengd zijn met een beschermend granulaat. De tabletten zijn aan beide zijden voorzien van een unieke code die bestaat uit 5 tekens. Neo-Sensitabs worden geleverd in cartridges die 50 tabletten bevatten. De cartridges zijn te gebruiken in combinatie met de Neo-Sensitabs dispenser. Met de dispensers worden 7, 9, 12 of 16 Neo-Sensitabs tegelijk gedispenseerd en omdat de tabletten zich vanzelf hechten op het gebruikte medium, bestaat er geen noodzaak om de tabletten in de voedingsbodem te drukken. Bewaarvoorschriften 1) Controleer bij ontvangst welk temperatuursymbool er op de omverpakking aangegeven staat. Neo-Sensitabs die gemerkt zijn met een temperatuursymbool van 2 °C tot 8 °C dienen in de koelkast bewaard te worden, terwijl NeoSensitabs waarvoor volgens het temperatuursymbool op de omverpakking een bovenwaarde van 25 °C geldt, bij kamertemperatuur bewaard dienen te worden. 2) Indien de Neo-Sensitabs in de koelkast bewaard worden, dient de cartridge voor het openen gedurende 30 – 60 minuten op kamertemperatuur gebracht te worden, om condensatie van water op de tabletten te voorkomen. 3) Neo-Sensitabs die voorzien zijn van het temperatuursymbool 2 °C tot 8 °C kunnen gedurende maximaal 2 maanden bij kamertemperatuur bewaard worden, zonder dat ze aan essentiële werkzaamheid verliezen.

DBV0004E

1/28


Rosco Diagnostica 4) Geopende cartridges die in een dispenser geplaatst worden, moeten binnen 2 maanden gebruikt worden in het geval van Neo-Sensitabs die voorzien zijn van het temperatuursymbool 2 °C tot 8 °C, en binnen 12 maanden indien het Neo-Sensitabs betreft die voorzien zijn van een temperatuuraanduiding van minder dan 25 °C. De vervaldatum die op de cartridges vermeld staat is alleen van toepassing voor cartridges waarvan het deksel gesloten is en die bij de voorgeschreven temperatuur bewaard worden. Voorzorgsmaatregelen Houd u aan de gebruiksvoorschriften. De prestatie van de Neo-Sensitabs is niet alleen afhankelijk van het potentieel van de tabletten zelf, maar ook van het gebruik van het geschikte inoculum en de agar voedingsbodems, de incubatietemperatuur, de juiste interpretatie van de zonediameter, de juiste bewaarmethode van de Neo-Sensitabs, alsmede van het gebruik van controlekweken.5 Monsters Het monster dient volledig kenmerkend te zijn voor de infectieplaats, d.w.z. dat alles in het werk gesteld dient te worden om een representatief monster te verkrijgen van de betreffende pathogene bacterie. Zie hiertoe de aanwijzingen waarin de voorbereiding van het inoculum behandeld wordt. PROCEDURE Geleverd materiaal: Neo-Sensitabs volgens aanduiding op etiket. Vereiste, niet meegeleverde materialen: voedingsbodems, reagentia, stammen voor kwaliteitscontrole en laboratoriumuitrusting voor de uitvoering van een gevoeligheidsbepaling met behulp van de agar diffusiemethode via een gestandaardiseerde procedure. Bereid een McFarland 0,5 troebelheidsstandaard door onder constant roeren 0,5 ml 0,048 M BaCl2 (1.175 % g/v BaCl2.2H2O) toe te voegen aan 99.5 ml 0,18 M H2SO4 (1% (vol/vol)). Het is eveneens mogelijk om hiervoor een gebruiksklaar standaardproduct in te kopen. Voer een controle uit met behulp van een spectrofotometer in een cuvette met een weglengte van 1 cm; de lichtabsorptie bij 625 nm dient tussen de 0,08-0,10 te bedragen.3,4 I. Gebruiksvoorschriften/Bacteriën I.1. Inoculum standaardisatie volgens CLSI (NCCLS) 3 Kweekmethode: a) Selecteer tenminste 3 tot 5 gelijke kolonies. Raak de bovenzijde van elke kolonie aan met een entnaald en plaats de entnaald in 4-5 ml voedingsbodem zoals trypton sojabouillon. b) Laat de bouillonkweek bij een temperatuur van 35 °C incuberen totdat de troebelheid van de 0,5 McFarland standaard bereikt of overschreden wordt; gewoonlijk neemt dit 2-6 uur in beslag. c) Stel de troebelheid van de bouillonkweek bij door toevoeging van steriel NaCl of door er zoveel bouillon aan toe te voegen totdat troebelheid overeenkomt met de 0,5 McFarland standaard. De suspensie zal nu circa 1-2 x 108 kolonievormende eenheden (kve)/ml bevatten van de E. coli ATCC 25922. Rechtstreekse kolonie suspensiemethode: Het is eveneens mogelijk om direct met de bepaling te beginnen in plaats van het ontstaan van een subkweek op bouillon af te wachten.6 Door verschillende morfologisch overeenkomstige koloniën van een 18-24 uurs agar voedingsbodem (niet-selectief) te suspenderen in 4-5 ml 0,9 % NaCl-oplossing, kan er een troebelheid verkregen worden die overeenkomt met de BaSO4 standaard (0,5 McFarland). De methode komt overeen met de standaard CLSI (NCCLS) methode en neemt minder tijd in beslag. Deze methode wordt aanbevolen voor het uitvoeren van tests met commensale organismen als Haemophilus spp., N. gonorrhoeae, Moraxella catarrhalis, pneumokokken/streptokokken en voor de bepaling van potentiële resistentie van stafylokokken tegen meticilline of oxacilline.3 I.2. Enten a)

Binnen 15 minuten doopt u vervolgens een steriel wattenstaafje in de bijgestelde suspensie en maakt u inoculum van het wattenstaafje (swab) vrij door krachtige druk uit te oefenen tegen de binnenzijde van de reageerbuis. b) De wattenstaafjes dienen binnen 15 minuten gebruikt te worden om er de voedingsbodems mee te beënten. c) Ent het gedroogde oppervlak van de daarvoor bestemde agar voedingsbodem door het gehele oppervlak van de voedingsbodem ermee te bestrijken. Laat het oppervlak van de voedingsbodem vervolgens 3 à 5 minuten en maximaal 15 minuten aandrogen alvorens de Neo-Sensitabs op de voedingsbodems aan te brengen.

DBV0004E

2/28


Rosco Diagnostica d) Kies de geschikte tabletten bijv. op grond van de aanbevelingen van het CLSI (NCCLS).7 Gebruik niet meer dan negen Neo-Sensitabs voor voedingsbodems met een diameter van 150 mm en niet meer dan vier Neo-Sensitabs voor voedingsbodems van 100 mm bij de gevoeligheidsbepaling van H. influenzae, N. gonorrhoeae en Streptococcus spp. I.3. Incubatie en aflezen van voedingsbodems/platen a)

Plaats de voedingsbodem met de van agar voorziene zijde naar boven toe binnen 15 minuten in een incubator van 35 °C. Haemophilus spp., N. gonorrhoeae, S. pneumoniae en overige streptokokken dienen geïncubeerd te worden in een atmosfeer met toediening van 5 % CO2 . b) Bekijk de voedingsbodems na een incubatietijd van 16-18 uur (voor N. gonorrhoeae, S. pneumoniae en overige streptokokken geldt een incubatieperiode van 20 – 24 uur). Een volledige incubatietijd van 24 uur wordt aanbevolen voor de detectie van de Meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en voor de Enterococcus spp. bij de bepaling van resistentie voor vancomycine. Houd de voedingsbodem in het invallende licht en controleer de oxacilline- en vancomycinezones respectievelijk op geringe ontwikkelingen (minuscule kolonies) van meticilline of vancomycine-resistente kolonies die zich binnen de duidelijk herkenbare remzones kunnen vormen. Elke waarneembare groei binnen de remzone duidt op een resistentie voor meticilline of vancomycine. De begrenzingen van de remzones worden gevormd door een groot aantal kleine kolonies bij toepassing van Trimethoprim, sulfonamiden en Trimethoprim + Sulfamethoxazol tabletten. In een dergelijk geval worden de remzones voor wat betreft omvang vergeleken met kolonies van normale afmeting (zonder aandacht te schenken aan geringe groei, waarbij de goed zichtbare omtrekken gemeten worden). Voor nadere gegevens verwijzen we naar de User’s Guide Neo-Sensitabs (www.rosco.dk).1 c) De diameters van de zones waarin gehele remming optreedt worden gemeten volgens het protocol dat geldt ten aanzien van globale visuele beoordeling. De zones worden gemeten en afgerond op hele millimeters. II. Gebruiksvoorschriften/Gisten II.1. Voorbereiding van inoculum Met het inoculum dient slechts een confluente groei teweeggebracht te worden. Voor de meeste stammen dient het inoculum ca. 5x105CFU/ ml te bevatten (McFarland 0,5 verdund 1+1 met zoutoplossing). Voor de Candida krusei dient een inoculum gebruikt te worden dat overeenkomt met McFarland 0,5 in een mengverhouding van 1:10 en voor Cryptococcus spp. dient een inoculum toegepast te worden dat overeenkomt met McFarland 1,0 onverdund. II.2. Enten a) b) c)

De voedingsbodems worden gedurende 20 à 25 minuten bij 35 °C gedroogd alvorens deze te enten. 0,5 ml (9 cm voedingsbodem) of 1,0 ml (14 cm voedingsbodem) van het bereide inoculum wordt over de agar gegoten (vloeimethode) en teveel aangebrachte vloeistof wordt onmiddellijk met een pipet verwijderd. De onafgedekte voedingsbodem wordt gedurende 10 minuten bij 35 °C gedroogd, waarna de tabletten op het agaroppervlak worden aangebracht.

II.3. Incubatie en aflezen van voedingsbodems Voor de meeste stammen die geïsoleerd zijn uit systemische infecties geldt een incubatie bij 35 °C tot de volgende dag als geschikt. Het onderzoek en het aflezen van de voedingsbodem dient na 18-24 uur te gebeuren. Indien er bij bepaalde stammen nog geen groei waar te nemen is, kunnen de voedingsbodems nog eens maximaal 24 uur in de incubator geplaatst worden. Voor de stam Cryptococcus spp. geldt een incubatieperiode van 42 - 48 uur bij 30 °C. II.4. Meten van de remzones Bij de polyenen (Amphotericine B en Nystatine) wordt de vrije zone gemeten waarbinnen geen zichtbare groei optreedt. Hier dienen de anti-schimmelkolonies binnen de zone beschouwd te worden als resistente mutanten. Om de stabiliteit van Amphotericine B te waarborgen, wordt er nystatine aan toegevoegd. Bij de Azolen, de Imidazolen en bij Terbinafine dienen de zones voor wat betreft omvang vergeleken te worden met kolonies van normale afmetingen. Vaak wordt er een groeizone aangetroffen die bestaat uit deels geremde kolonies die kleiner zijn naarmate ze zich dichter bij de tablet bevinden en groter wanneer ze meer aan de buitenkant van de zone liggen. Deze kleine en middelgrote kolonies zijn geen resistente mutanten. De Neo-Sensitabs van het type Imidazolen/azolen bevatten doxycycline om zo de afleesbaarheid van hun zones te verbeteren. Voor Fluorocytosine dient de zone gemeten te

DBV0004E

3/28


Rosco Diagnostica worden tot aan de kolonies van normale omvang. Individuele kolonies binnen de zone zijn gewoonlijk resistente mutanten (isoleer deze en voer de test opnieuw uit). INTERNE KWALITEITSCONTROLE De kwaliteitscontroleprocedure d.m.v. ATCC stammen dient tenminste eenmaal per week uitgevoerd te worden en telkens wanneer er een nieuwe charge agar wordt aangebroken. De gemeten diameter dient te liggen binnen de gecontroleerde zonediametergrenzen die gelden ten aanzien van de specifieke combinatie van Neo-Sensitabs en controlestammen. De grenzen van de controlestammen zijn vermeld in de tabellen en vormen een indicatie voor de juiste uitvoering van de gehele procedure.1,3 RESULTATEN Vergelijk de bepaalde zonediameter met die in de tabellen. De resultaten voor een specifiek organisme kunnen omschreven worden als Gevoelig (S), Intermediair (I) of Resistent (R)3: Gevoelig (S): De infectie van de onderzochte stam kan geacht worden te reageren op een normale dosering van de antimicrobiële stof die de tablet bevat. Indien er uitsluitend “S” criteria gespecificeerd worden: Bij bepaalde combinaties van organismen/anti-microbiële stoffen, kan de afwezigheid van resistente stammen uitsluiten dat er andere categorieën dan alleen de gevoelige gedefinieerd dienen te worden. Bij stammen die resultaten opleveren die duiden op "niet-gevoelig", dienen de organismen geïdentificeerd en de resultaten van de anti-microbiële gevoeligheidsbepaling bevestigd te worden. Vervolgens dienen de geïsoleerde stammen voor verder onderzoek naar een Referentielab verstuurd te worden. Intermediair (I): De categorie van tussenliggende resultaten impliceert de klinische toepasbaarheid in delen van het lichaam waar de geneesmiddelen in een hoge concentratie aanwezig zijn (zoals in de urine) of wanneer er een hoge dosering van een anti-microbieel middel toegepast kan worden (zoals β-lactamasen). De tussenliggende categorie kent verder ook een zogeheten "bufferzone", die de functie heeft te voorkomen dat er kleine, ongecontroleerde technische factoren aanleiding kunnen geven tot discrepanties van de interpretaties; d.w.z. dat indien een zone in het tussenliggende gebied valt, de resultaten als twijfelachtig beschouwd kunnen worden en als er geen alternatieve geneesmiddelen voorhanden zijn, het raadzaam geacht wordt om tot een MIC-bepaling over te gaan. Resistent (R): Het anti-microbiële middel kan in een dergelijk geval niet als aanbevelenswaardige behandeling beschouwd worden. Screening en controleonderzoeken voor Extended-Spectrum β-lactamasen (ESBL) Overdraagbare plasmide-gemedieerde β-lactamasen die weerstand opbouwen tegen derde-generatie cefalosporinen en monobactams (waaronder aztreonam) zijn aangetroffen bij stammen van de Klebsiella pneumoniae, K. oxytoca, E. coli en overige Enterobacteriaceae. Deze enzymen worden geclassificeerd als extended-spectrum β-lactamasen (ESBL) en deze worden in verband gebracht met de klinische resistentie voor monobactams en breed-spectrum cefalosporinen. Bij enkele van deze stammen zullen remzones aangetroffen worden die kleiner zijn dan die van normaal gevoelige stammen, terwijl ze de standaardwaarden overschrijden in het geval van bepaalde breed-spectrum cefalosporinen of aztreonam. Deze stammen zijn te screenen door gebruik te maken van geschikte ESBL screeningwaarden. De meeste ESBL worden geremd door clavulaanzuur, tazobactam of sulbactam en zijn eenvoudig te traceren middels een tweelaags (tablet) synergietest.7 Ceftazidime + Clavulanaat en Cefepime + Clavulanaat lenen zich bij uitstek voor de uitvoering van controle-onderzoeken van ESBL. Nadere gegevens worden vermeld in de Neo-Sensitabs User's Guide (www.rosco.dk).1 Alle ESBL-stammen dienen gerapporteerd te worden als zijnde resistent voor alle penicillines, cefalosporinen en aztreonam. Meticilline-resistente stafylokokken De screening op MRSA en meticilline (oxacilline) resistentie van coagulase-negatieve stafylokokken dient plaats te vinden m.b.v. Oxacilline 1 µg en Cefoxitine. Resistentie geeft aan dat alle β-lactamasen als resistent aangemerkt dienen te worden. Nadere gegevens zijn te vinden in de Neo-Sensitabs User's Guide (www.rosco.dk).1 Staphylococcus aureus met verminderde gevoeligheid voor vancomycin (hVISA, VISA(GISA) and VRSA) Vancomycin-resistente Staphylococcus aureus (VRSA) moet gedetecteerd worden door vancomycin 5 mcg te gebruiken maar de mogelijkheid om VRSA te detecteren is onbekend (m.a.w. niet geevalueerd sinds een aantal klinische VRSA isolaten zijn gedetecteerd wereldwijd). Stammen met verminderde gevoeligheid voor vancomycin (hVISA en VISA(GISA)) kunnen niet gedetecteerd worden met de huidige diffusie methode. Meer informatie kan verkregen worden in de "Neo-Sensitabs User's Guide" (www.rosco.dk).1

DBV0004E

4/28


Rosco Diagnostica Vancomycine-resistente enterokokken (VRE) Voor de detectie van VRE middels de diffusiemethode gelden de onderstaande voorschriften: 1) Gebruik van Vancomycine 5 µg Neo-Sensitabs; 2) Incubatie gedurende de volledige 24 uur; 3) Zorgvuldig onderzoek van de remzone. Gevoelige stammen vertonen een scherpe omlijning, terwijl resistente stammen gekenmerkt worden door een diffuse omlijning. Nadere gegevens zijn te vinden in de Neo-Sensitabs User's Guide (www.rosco.dk).1 Hoge aminoglycoside-resistentie (HLR) Een hoge resistentie voor aminoglycosiden duidt erop dat een enterokokken isolaat niet synergetisch zal worden beïnvloed door een combinatie van een penicilline of door glycopeptide plus een aminoglycoside. De screening op een hoge resistentie voor gentamicine en streptomycine dient uitgevoerd te worden op enterokokken isolaten afkomstig uit bloed of CSF. Hooggedoseerde Neo-Sensitabs zoals Gentamicine 250 µg, Kanamycine 500 µg en Streptomycine 500 µg worden toegepast voor de screening op dit type van resistentie. BEPERKINGEN VAN DE DIFFUSIEMETHODEN Het doel van het gebruik van Neo-Sensitabs bestaat erin een snelle en betrouwbare anti-microbiële gevoeligheidstest uit te kunnen voeren. Acceptabele resultaten die verkregen worden middels kwalitatief hoogwaardige controlestammen kunnen geen betrouwbare resultaten garanderen met elk soort patiëntmonster. Indien er a-typische of inconsistente resultaten gemeten worden, dient het onderzoek en/of de identificatieprocedure hernieuwd uitgevoerd te worden om er zeker van te zijn dat de resultaten betrouwbaar zijn. Onverwachte resultaten dienen aangetekend te worden en de geïsoleerde stalen zouden naar een referentielab gestuurd kunnen worden voor verder onderzoek. Gevaarlijk misleidende resultaten kunnen geregistreerd worden wanneer er bepaalde anti-microbiële stoffen getest worden op specifieke micro-organismen.3,7 De resistentiemechanismen van bepaalde soorten zijn moeilijker te herkennen dan bij andere en ofschoon de resultaten ervan in vitro actief lijken, blijken de anti-microbiële stoffen in de klinische praktijk niet doeltreffend te zijn. Het gaat hierbij onder meer om de volgende combinaties: • • • • • •

Alle β-lactam antibiotica (met uitzondering van oxacilline, meticilline) voor het onderzoek van meticilline-resistente stafylokokken Cefalosporinen, aminoglycosiden (met uitzondering van de bepaling van hoge resistentie), clindamycine en trimethoprime + sulfamethoxazol voor het onderzoek van enterokokken Eerste- en tweede-generatie cefalosporinen en aminoglycosiden voor het onderzoek van Salmonella spp. en Shigella spp. Cefalosporinen voor het onderzoek van Listeria spp. Glycopeptiden tegen S. aureus met verminderde gevoeligheid voor vancomycin. Cefalosporines en aztreonam tegen ESBL-producerende E. coli, K. pneumoniae en P. mirabilis

Routinematige rapportage van resultaten met stammen die geïsoleerd zijn uit CSF kunnen gevaarlijk misleidend zijn voor de patiëntbehandeling in onderstaande gevallen: • • • • • •

Stoffen die uitsluitend oraal toegediend worden Eerste- en tweede-generatie cefalosporinen (met uitzondering van Cefuroxim natrium) Clindamycine Macroliden Tetracyclinen Fluoroquinolonen

Bepaalde anti-microbiële middelen worden in verband gebracht met het optreden van resistentie bij een langere behandelduur. Als gevolg hiervan kunnen geïsoleerde stammen die er aanvankelijk gevoelig voor bleken binnen enkele dagen na de start van de behandeling al resistent zijn. Het meest komt dit voor bij: • • •

Enterobacter, Citrobacter en Serratia spp. Bij een behandeling met derde-generatie cefalosporinen Pseudomonas aeruginosa bij behandeling met de meeste anti-microbiële middelen Stafylokokken bij behandeling met quinolonen

In wezen beschikken alle stammen van de Enterobacter aerogenes, E. cloacae, Citrobacter freundii, Providencia spp., Proteus spp. (P. mirabilis uitgezonderd), Serratia marcescens en P. aeruginosa over de genen die vereist zijn voor Groep I β-lactamase

DBV0004E

5/28


Rosco Diagnostica productie. Om die reden verschaft het bewijs van de in-vitro inductie van het enzym ons geen nuttige informatie. Onderzoekslaboratoria dienen zich te concentreren op de uitvoering van herhaalde onderzoeken (elke 3-4 dagen) van geïsoleerde stammen die herhaaldelijk geoogst dienen te worden bij geïnfecteerde patiënten die een behandeling ondergaan om zo tot een selectie van klonen te kunnen komen die essentieel is voor de productie van Groep I β-lactamase. REFERENTIES: 1) Neo-Sensitabs User's Guide. 2005. www.rosco.dk. 2) National Committee for Clinical Laboratory Standards. 2004. Methods for antimicrobial susceptibility testing of anaerobic bacteria. Approved Standard M11-A6. 6th ed. NCCLS, Wayne, Pa., USA. 3) National Committee for Clinical Laboratory Standards. 2000. Performance Standards for Antimicrobial Disk Susceptibility Tests. Approved Standard M2-A8. 8th ed. NCCLS, Wayne, Pa., USA. 4) National Committee for Clinical Laboratory Standards. 2002. Performance Standards for Antimicrobial Disk and Dilution Susceptibility Tests for bacteria isolated from animals. Approved Standard M31-A2. 2nd ed. NCCLS, Wayne, Pa., USA. 5) Ericsson H.M. and J.C. Sherris. 1971. Antibiotic susceptibility testing. Report of an international collaborative study. Acta Path. Microbiol. Scand. Sec. B, Suppl. 217: 1-90. 6) D'Amato R.F. and L. Hochstein. 1982. Evaluation of a rapid inoculum preparation method for agar disk diffusion susceptibility testing. J. Clin. Microbiol. 15: 282-285. 7) Clinical and Laboratory Standards Institute/NCCLS. 2005. Performance Standards for Antimicrobial Susceptibility Testing. M100-S15. 15th Informational Suppl.. CLSI, Wayne, Pa., USA.

DBV0004E

6/28


Rosco Diagnostica Tabel 1. Interpretatie van zone diameters voor langzaam groeiende organismen en andere algemene bacterie species Revisie DBV0005I CLSI (voorheen NCCLS) methode (Kirby-Bauer) Publicatiedatum Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Amikacin 40 µg Amoxycillin** a 30 µg Enterococcus spp. S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. c Streptococcus spp. (viridans) d e Amoxycillin+Clavulanate 30+15 µg Staphylococcus spp. (test cefoxitin) S. pneumoniae (non-meningeal) b Haemophilus spp. f Ampicillin 2.5 µg Haemophilus spp. f Ampicillin a 33 µg Enterococcus spp. Haemophilus spp. f Beta-haemolytic Streptococcus spp. c Streptococcus spp. (viridans) d e Ampicillin+Sulbactam 30+30 µg Haemophilus spp. f Apramycin (Vet)** 40 µg Azithromycin 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Aztreonam 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. Bacitracin** 40 U DBV0005I

Code AMIKA AMOXY

AM+CL

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 26 ≥ 28 ≥ 30 ≥ 20 ≥ 26 ≥ 26 ≥ 24

I 19-17 19-17 25-21 29-21 19-17 25-21 -

R ≤ 16 ≤ 16 ≤ 20 ≤ 27 ≤ 20 ≤ 16 ≤ 20 < 24

S ≤ 16 ≤8 ≤2 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤ 8/4 ≤ 4/2 ≤ 2/1 ≤ 4/2

R ≥ 32 ≥ 32 ≥ 16 ≥8 ≥8 ≥ 32/16 ≥ 8/4 ≥ 8/4 ≥ 8/4

≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 30 ≥ 20 ≥ 26 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 16 ≥ 22 ≥ 23 ≥ 28 ≥ 20

19-17 19-17 27-24 29-21 19-17 22-20 17-15 21-19 22-20 19-17

≤ 16 ≤ 16 ≤ 23 ≤ 27 ≤ 20 ≤ 16 < 26 ≤ 19 ≤ 14 ≤ 18 ≤ 19 < 26 ≤ 16

≤1 ≤8 ≤1 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤ 8/4 ≤ 2/1 ≤4 ≤2 ≤4 ≤ 0.5 ≤8 ≤2

≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥4 ≥8 ≥ 32/16 ≥ 4/2 ≥ 16 ≥8 ≥2 ≥ 32 >1 -

AMP.L AMP33

AM+SU APRAM AZITR

AZTRM BACIT

07.11.2007

ATCC 25922 24-30 21-26

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 22-29 25-31 26-32 36-42

22-27

28-36

-

-

20-26

-

-

-

-

-

9-14

-

22-27

-

-

25-31

22-27

36-42

25-30

-

-

-

-

-

21-27 -

23-29 21-27

21-27 -

-

15-22

-

29-36

-

24-30

-

-

-

-

21-27

-

-

-

-

E. coli

7/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Cefaclor h 30 µg Haemophilus spp. f Cefadroxil** h 30 µg hI Cefazolin 60 µg Cefepime h 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae k Cefepime+Clavulanate 30+10 µg Cefixime h l 30 µg Haemophilus spp. N. gonorrhoeae Cefonicid h 30 µg Cefotaxime g h 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae Cefoxitin 60 µg Staphylococcus aureus, S. lugdunensis h m Coag. neg. staph. h N. gonorrhoeae Cefoxitin 10 µg ( MRSA screening) h m Cefpirome** h 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) DBV0005I

Code CCLOR CFDRO CFZOL CFEPM

S ≥ 20 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 26 ≥ 26 ≥ 32

CP+CL CFFIX

CFCID CFTAX

CFOXT

≥ 26 ≥ 32 ≥ 32 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 26 ≥ 30 ≥ 32 ≥ 23 ≥ 25 ≥ 28 ≥ 32

I 19-17 22-20 19-17 22-20 19-17 -

R ≤ 16 ≤ 19 ≤ 16 ≤ 19 ≤ 16 -

Break- points MIC µg/ml S ≤8 ≤8 ≤8 ≤8 ≤8 ≤2

R ≥ 32 ≥ 32 ≥ 32 ≥ 32 ≥ 32 -

16-22 26-32 31-38

28-36 -

26-33

-

-

28-35

27-24 ≤ 23 25-23 ≤ 22 (detection of ESBL) 25-23 ≤ 22 19-17 ≤ 16 22-20 ≤ 19 -

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.5

≥4

≤1 ≤1 ≤ 0.25 ≤8 ≤8 ≤2

≥4 -

27-33

-

-

-

-

-

≥ 32 ≥ 32*** -

26-32 30-36

28-34

18-25

-

34-42

33-41

≤ 23 ≤ 26 ≤ 19 ≤ 24 ≤ 27 ≤ 26

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.5 ≤8 Oxa S Oxa S ≤2

29-35

26-34

-

-

-

-

-

19-25

-

-

-

-

31-38

-

26-32

18-22

-

-

27-24 29-27 22-20 31-27

≥4 -

≥4 ≥4 ≥ 32 MecA pos MecA pos

≥8

CFO10 CFPIR

ATCC 25922 22-27

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 25-33 13-18 -

E. coli

≥ 20 ≥ 28

19-17 -

≤ 16 -

≤8 ≤2

≥ 32 -

≥ 30

29-27

≤ 26

≤1

≥4 8/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Cefpodoxime 30 µg (ESBL screening) n g Haemophilus spp. S. pneumoniae (non-meningeal) b N. gonorrhoeae Cefquinome (Vet)** 30 µg h Ceftazidime 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. N. gonorrhoeae S. maltophilia, B. cepacia Acinetobacter spp. Ceftazidime+Clavulanate 30+10 µg Ceftiofur (Vet) 30 µg Ceftizoxime h 30 µg S. pneumoniae (3rd gen. cephalosporins) j Ceftriaxone h 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae Cefuroxime (parenteral) h o 60 µg Haemophilus spp. j N. gonorrhoeae Cefuroxime (peroral) h o 60 µg S. pneumoniae (non-meningeal) b Cephalexin** h 30 µg Cephalothin h i 66 µg Haemophilus spp. Cephradine** h 60 µg DBV0005I

Code CFPOX

CFQUI CEZDI

CZ+CL CFTIO CEZOX

S ≥ 25 ≥ 28 ≥ 32 ≥ 32 ≥23 ≥ 20 ≥ 28 ≥ 32 ≥ 22 ≥ 20

I R 24-21 ≤ 20 < 20 31-27 ≤ 26 22-20 ≤ 19 19-17 ≤ 16 < 24 21-17 ≤ 16 19-17 ≤ 16 (detection of ESBL) 22-20 ≥ 23 ≤ 19 22-20 ≥ 23 ≤ 19 ≥ 30 ≤ 25

ATCC 25922 29-35

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 -

29-35 27-33

26-34 18-23

24-31 22-30

-

29-36

-

≥8 ≥ 32 -

23-29 -

24-32 -

-

-

-

28-34

29-35

21-28

17-24

-

32-39

33-40

24-30

29-36

-

-

20-26

32-38

24-30

29-36

-

-

20-26

32-38

16-21 21-27

32-40

-

18-23

20-25

-

20-26

-

-

-

-

-

Break- points MIC µg/ml S ≤2 ≤2 ≤ 0.5 ≤ 0.5 ≤2 ≤8 ≤2 ≤ 0.5 ≤8 ≤8

R ≥8 >8 ≥2 ≥8 ≥ 32 >2 ≥ 32 ≥ 32

≤2 ≤8 ≤ 0.5

E. coli

(CTAX etc.)

CETRX

CEFUR

CEFUR CFLEX CLOTN CFRAD

≥ 20 ≥ 28

19-17 -

≤ 16 < 24 -

≤8 ≤2

≥ 32*** >2 -

≥ 28 ≥ 26 ≥ 28 ≥ 32 ≥ 23 ≥ 28 ≥ 32 ≥ 25 ≥ 30 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 28 ≥ 23

27-24 27-24 22-20 27-24 31-27 24-21 29-27 19-17 22-20 22-20

≤ 23 ≤ 23 ≤ 19 ≤ 23 ≤ 26 ≤ 20 ≤ 26 ≤ 16 ≤ 19 ≤ 23 ≤ 19

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.25 ≤8 ≤4 ≤1 ≤4 ≤1 ≤8 ≤8 ≤8 ≤8

≥4 ≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥4 ≥ 32 ≥4 ≥ 32 ≥ 32 (amp R) ≥ 32

9/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Chloramphenicol 10 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Chloramphenicol 60 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Cinoxacin (U) p 30 µg Ciprofloxacin p 0.5 µg Salmonella spp. Haemophilus spp. q r N. gonorrhoeae s Ciprofloxacin p 10 µg Haemophilus spp. N. gonorrhoeae s Clarithromycin 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Clindamycin 25 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Colistin Diatabs 10 µg 2+18 h. prediffusion jj Ps. aeruginosa Acinetobacter Daptomycin (+Calcium) 30 µg 2+18 h. prediffusion jj Staphylococcus spp. and Streptococcus spp. Enterococcus spp. Doxycycline 80 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae DBV0005I

Code CLR10

CLR60

CINOX CIP.L

CIP10

CLARI

CLIND

S

I

R

≥ 20 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 25 ≥ 32 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 16

19-17 15-11 24-21 31-27 27-21 15-14

≥ 24 ≥ 18 ≥ 28 ≥ 20 ≥ 26 ≥ 41 ≥ 18 ≥ 13 ≥ 24 ≥ 24 ≥ 26 ≥ 28

17-15 27-15 19-17 40-28 17-15 12-11 23-21 23-21 25-23 27-24

Break- points MIC µg/ml S

R

≤ 16 ≤ 15 ≤ 10 ≤ 20 ≤ 26 ≤ 27 ≤ 20 ≤ 13

≤2 ≤4 ≤4 ≤8 ≤2 ≤4 ≤4 ≤ 16

≥8 ≥8 ≥ 16 ≥ 32 ≥8 ≥8 ≥ 16 ≥ 64

≤ 23 ≤ 14 ≤ 14 ≤ 16 ≤ 27 ≤ 14 ≤ 10 ≤ 20 ≤ 20 ≤ 22 ≤ 23

≤ 0.06 ≤ 0.12 ≤ 0.06 ≤1 ≤1 ≤ 0.06 ≤2 ≤8 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤ 0.5 ≤ 0.25

≥ 0.12 ≥1 ≥1 ≥4 ≥1 ≥8 ≥ 32 ≥1 ≥1 ≥4 ≥1

Co.10 ≥ 15 ≥ 15

14-11 14-11

≤ 10 ≤ 10

≤2 ≤2

≥8 ≥4

≥ 22 ≥ 12 ≥ 22 ≥ 28 ≥ 30 ≥ 36

21-19 27-24 29-27 35-27

≤ 18 ≤ 23 ≤ 26 ≤ 26

≤1 ≤4 ≤4 ≤2 ≤2 ≤ 0.25

≥ 16 ≥8 ≥8 ≥2

ATCC 25922 -

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 27-34 18-24

24-32

23-30

-

21-27

36-43

28-35

20-26 24-34

-

16-22

-

-

-

30-40

21-29

24-32

17-24

34-42

-

-

24-31

-

-

12-18

-

-

30-38

-

-

-

29-36

11-17

-

11-17

-

-

-

25-31

29-35

-

18-23

-

27-34

E. coli

DAPCa

DOXYC

10/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Enrofloxacin (Vet) p 10 µg Erythromycin 78 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Florfenicol (Vet) 30 µg Cattle Swine Flumequine (Vet)** p 30 µg Fosfomycin (U) 70 µg

Code ENROF ERYTR

ATCC 25922 31-37 -

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 27-34 16-22 26-33 19-24 21-27 28-35

≥8 ≥8 ≥4 ≥ 256

22-28

22-28

-

19-27

-

-

28-36 25-33

-

28-35

-

-

-

≥4 ≥8 ≥4 ≥2

23-29 30-37

28-38 20-26 27-33

20-28

16-22 -

33-41

24-31

25-31 -

25-32 -

25-31 -

17-23

-

-

≥ 16 ≥1 ≥1

29-34

-

23-31

26-31

-

-

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 23 ≥ 26 ≥ 28

I 22-17 25-19 27-24

R ≤ 16 ≤ 18 ≤ 23

S ≤ 0.5 ≤ 0.5 ≤ 0.25

R ≥4 ≥8 ≥1

≥ 20 ≥ 22 ≥ 20 ≥ 16

19-17 21-19 19-17 15-14

≤ 16 ≤ 18 ≤ 16 ≤ 13

≤2 ≤2 ≤2 ≤ 64

≥ 28 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 21 ≥ 23 -

27-24 22-20 17-15 22-20 20-18 22-20 -

≤ 23 ≤ 19 ≤ 14 ≤ 19 ≤ 17 ≤ 19 < 14

≤1 ≤4 ≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤1 ≤4 -

≥4 ≥8 > 500

≥ 20 ≥ 22 ≥ 30 ≥ 30

19-17 29-27 29-27

≤ 16 ≤ 26 ≤ 26

≤4 ≤4 ≤ 0.12 ≤ 0.25

E. coli

FFC30 FLUME FOSFO

(+ glucose-6-phosphate)

Fucidin** t 100 µg Furazolidone** 50 µg Gatifloxacin p 5 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Gentamicin u aa 40 µg Gentamicin v 250 µg (Enterococcus spp. HLR all aminoglycosides) Imipenem h 15 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Imipenem+EDTA 15 + 750 µg Isepamicin** 30 µg Kanamycin w 100 µg Kanamycin 500 µg (Enterococcus spp. HLR amikacin) Levofloxacin p 5 µg Stahylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Acinetobacter spp., S. maltophilia, B. cepacia Lincomycin** 19 µg DBV0005I

FUCID FURAZ GATIF

GEN40 GN250 IMIPM

IM+ED ISP30 KANAM KA500 LEVOF

LINCO

(detection of Metallo-beta-lactamases)

≥ 20 ≥ 25 -

19-17 24-21 -

≤ 16 ≤ 20 < 14

≤8 ≤6 -

≥ 32 ≥ 25 > 1000

25-31 26-32 -

20-26 25-31 -

22-28 -

18-24

-

-

≥ 16 ≥ 19 ≥ 20 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 23 ≥ 26

15-14 18-16 17-15 17-15 22-20 25-23

≤ 13 ≤ 15 ≤ 14 ≤ 14 ≤ 19 ≤ 22

≤2 ≤1 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2 ≤2

≥8 ≥4 ≥8 ≥8 ≥8 ≥8

30-38

26-31

21-28

-

-

20-25

-

26-34

-

-

-

11/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Linco-spectin (Vet)** 15+200 µg Linezolid 30 µg Enterococcus spp. Staphylococcus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Marbofloxacin (Vet)** p 5 µg h Mecillinam (U) 33 µg Meropenem h 10 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae x Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) P. aeruginosa Acinetobacter spp., S. maltophilia, B. cepacia Methicillin h 29 µg Metronidazole 16 µg Minocycline 80 µg Acinetobacter spp. S. maltophilia, B. cepacia Moxifloxacin p 5 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae Mupirocin** 10 µg Naf/Pen/Strep (Vet)** 5+2+20 µg (Nafcillin+Penicillin+Streptomycin) Nalidixan (U) p y 130 µg Enterobacteriaceae Haemophilus spp. q N. gonorrhoeae z Neomycin** 120 µg Netilmicin aa 40 µg Nitrofurantoin (U) 260 µg

DBV0005I

Code LI+SP LINEZ

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 20

I 19-17

R ≤ 16

S ≤ 4/32

R ≥16/64

MUPIR N+P+S

≥ 23 ≥ 21 ≥ 21 ≥ 20 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 26 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 22 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 22 ≥ 22 ≥ 22 ≥ 26 ≥ 19 ≥ 24 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 14 ≥ 20

22-21 19-15 17-15 17-15 27-24 21-19 22-19 19-17 21-18 21-19 21-19 25-23 18-16 23-21 17-15 19-17

≤ 20 ≤ 20 ≤ 20 ≤ 14 ≤ 14 ≤ 14 ≤ 23 ≤ 18 ≤ 18 ≤ 16 < 18 ≤ 18 ≤ 18 ≤ 22 ≤ 15 ≤ 20 ≤ 14 ≤ 13 ≤ 16

≤2 ≤4 ≤2 ≤1 ≤8 ≤4 ≤ 0.5 ≤ 0.25 ≤ 0.5 ≤4 ≤4 ≤8 ≤8 ≤4 ≤4 ≤4 ≤2 ≤ 0.5 ≤1 ≤1 ≤4 ≤1/1/4

≥8 ≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥1 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 32 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥8 ≥2 ≥4 ≥8 ≥ 2/2/16

NALID

≥ 25

24-21

≤ 20 < 25 < 25 < 28 ≤ 20 ≤ 16 ≤ 19

≤8

≥ 32

MAR.5 MECIL MEROP

METHI MTR16 MINOC

MOXIF

NEOMY NETIL NITRO

≥ 25 ≥ 20 ≥ 23

24-21 19-17 22-20

ATCC 25922 26-33 -

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 25-32 27-31 21-25 28-34

31-39 27-35 31-38

23-30 32-42

20-26 31-38

18-24

-

30-37

-

27-32

-

-

-

-

24-30

27-33

-

-

-

-

28-35

28-35

17-25

-

31-39

25-31

18-26

21-26 23-30

-

-

-

-

27-33

-

-

-

36-44

-

23-28 24-30 24-30

23-30 25-32 24-30

22-27 -

24-29

-

-

E. coli

(decreased susceptibility to quinolones)

≤6 ≤ 12 ≤ 32

≥ 25 ≥ 32 ≥ 128

12/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Norfloxacin (U) p S. pneumoniae

Potency 10 µg

S ≥ 16 -

I 15-14 -

R ≤ 13 < 12

≥ 16 ≥ 18 ≥ 20 ≥ 22 ≥ 20 ≥ 32

15-14 17-15 19-17 19-17 31-25

≤ 13 ≤ 14 ≤ 16 ≤ 16 ≤ 24

≤2 ≤2 ≤1 ≤2 ≤2 ≤ 0.25

≥8 ≥4 ≥8 ≥2

≥ 13 ≥ 18 ≥ 20

12-11 ≤ 19

≤ 10 ≤ 17 ≤ 19

≤2 ≤ 0.25 ≤ 0.06

≥4 ≥ 0.5 ≥ 0.12

Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) dd

≥ 14

≤ 13

≤ 13

N. gonorrhoeae ee

≥ 12

-

-

≥ 16 ≥ 26 ≥ 26 ≥ 10 ≥ 20 ≥ 22 ≥ 26 ≥ 44 ≥ 17

15-14 25-23 19-17 25-13 43-26 -

≤ 13 ≤ 22 ≤ 16 ≤ 12 ≤ 25 ≤ 16

≤ 0.1 ≤1 ≤ 0.12 ≤ 0.12 ≤ 0.06 ≤ 1/2

≥ 18 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 18

17-15 19-17 22-20 22-20 -

≤ 14 ≤ 16 ≤ 19 ≤ 19 ≤ 17

≤4 ≤ 16 ≤ 64 ≤ 16/4 ≤ 64/4 ≤2

Novobiocin ** t 5 µg Ofloxacin p 10 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae Oxacillin h a 1 µg S. aureus m Coag. neg. staph. bb S. pneumoniae cc

Oxolinic acid** (U) p 10 µg Penicillin Low a 5 µg Staphylococcus spp. Enterococcus spp. Haemophilus spp. Beta-haemolytic Streptococcus spp. c Streptococcus spp. (viridans) d e N. gonorrhoeae k Pen/Novo (Vet) 10U/30 µg (Penicillin+Novobiocin) Mastitis Pipemidic acid** (U) p 30 µg Piperacillin a 100 µg P. aeruginosa ff Piperacillin+ Tazobactam 100+10 µg P. aeruginosa ff Pirlimycin (Vet) 10 µg DBV0005I

Code NORFX

Break- points MIC µg/ml

NOVO5 OFLOX

S ≤4

R ≥ 16

(pen)

(I/R) (pen)

≤ 0.12

≥ 0.25

(pen)

PEN+N PIPEM PIPRA PI+TZ PIRLI

29-38

18-25 23-29

22-26

16-22

-

17-23

-

18-24

-

-

-

12-16

30-36 -

18-24 26-36

-

15-21

-

22-28

-

27-33

-

14-20

-

-

26-32 26-31

-

25-33

25-30

-

-

26-31

-

25-33

-

-

-

-

23-31

-

16-23

-

-

(decreased susceptibility to quinolones)

OXA.1

OXOLI PEN.L

ATCC 25922 28-35

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 17-26 19-26 12-17 -

E. coli

≤ 0.06 (pen) ≤4

(I/R)

≥8 Beta-Lactamase

≥ 16 ≥4 ≥4 ≥2 ≥ 4/8 ≥ 16 ≥ 128 ≥ 128 ≥ 128/4 ≥ 128/4 ≥4

13/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Polymyxins (colistin)** (U) 150 µg Pristinamycin** 30 µg Quinupristin/ Dalfopristin gg 15 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Rifampicin 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Spectinomycin 200 µg N. gonorrhoeae Spiramycin** 200 µg Streptomycin 100 µg Streptomycin 500 µg (Enterococcus spp. HLR) Sulphonamides (U) 240 µg (sulfamethizole) Teicoplanin 30 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. 2+18 h. prediffusion jj (staph. BHI+5% blood) Telithromycin 15µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Haemophilus spp. Temocillin** 30 µg Tetracyclines 10 µg (Oxytetracycline) Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae ee Tetracyclines 80 µg (Oxytetracycline) Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae ee Tiamulin (Vet) 30 µg DBV0005I

Code CO150 PRIST SYN15

Break- points MIC µg/ml

SPIRA ST100 ST500

S ≥ 20 ≥ 23 ≥ 19 ≥ 19 ≥ 26 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 28 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 26 ≥ 26 -

I 19-17 22-20 18-16 18-16 25-23 27-24 27-24 27-24 19-15 22-20 25-23 25-23 -

R ≤ 16 ≤ 19 ≤ 15 ≤ 15 ≤ 22 ≤ 23 ≤ 23 ≤ 23 ≤ 16 ≤ 19 ≤ 22 ≤ 22 < 14

S ≤2 ≤2 ≤1 ≤1 ≤1 ≤1 ≤1 ≤1 ≤ 16 ≤ 32 ≤2 ≤6 -

R ≥4 ≥8 ≥4 ≥4 ≥4 ≥4 ≥4 ≥4 ≥ 64 ≥ 128 ≥8 ≥ 25 > 1000

SULFA

≥ 23

22-20

≤ 19

≤ 100

≥ 350

TPN30

≥ 14 ≥ 18 ≥ 22 ≥ 19 ≥ 15 ≥ 18

13-11

≤ 10

21-19 18-16 14-12 17-15

< 20 ≤ 18 ≤ 15 ≤ 11 ≤ 14

≤8 ≥ 32 ≤1 Detection of GISA ≤1 ≥4 ≤1 ≥4 ≤4 ≥16 ≤ 16 ≥ 32

TET80

≥ 20 ≥ 20 ≥ 32 ≥ 22

19-17 19-17 31-26 21-19

≤ 16 ≤ 16 ≤ 25 ≤ 18

≤2 ≤2 ≤ 0.25 ≤4

29-27 29-27 41-34

TIAMU

≥ 30 ≥ 30 ≥ 42 ≥ 11

≤ 26 ≤ 26 ≤ 33 no zone

≤2 ≤2 ≤ 0.25 ≤ 16

RIFAM

SPECT

TEL15

TEMOC TET10

E. coli ATCC 25922 19-24 -

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 20-25 26-32 15-21 21-28 15-21 19-24

-

32-40

-

-

-

-

24-32

23-30

-

-

-

-

24-32 -

26-32 26-32 -

-

16-24

-

-

18-25

23-33

-

-

-

-

-

16-21

-

17-23

-

-

-

24-30

-

-

17-23

27-33

18-24 -

-

-

-

9-14

20-26

≥8 ≥8 ≥2 ≥ 16

26-32

26-34

-

15-21

17-23

28-35

≥8 ≥8 ≥2 ≥ 32

-

25-31

-

-

-

14/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Ticarcillin a 75 µg P. aeruginosa ff Ticarcillin+Clavulanate 75+15 µg ff P. aeruginosa Tigecycline 15 µg Enterobacter spp. Staphyloccus spp./Enterococcus spp. S. pneumoniae Tilmicosin (Vet) 80 µg Bovine RD Swine RD Tobramycin 40 µg Trimethoprim (U) 5.2 µg Haemophilus spp. Trimethoprim+Sulfa 5.2+240 µg (Trimethoprim+ Sulfamethoxazole) Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Acinetobacter spp., S. maltophilia, B. cepacia Tylosin (Vet)** 150 µg Vancomycin ii 5 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. 2+18 h. prediffusion (staph. BHI+5% blood) 2+18 h. prediffusion (enterococci MH plain)

Code TICAR TI+CL

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 20 ≥ 16 ≥ 23 ≥ 16

I 19-17 22-20 -

R ≤ 16 ≤ 19 -

S ≤ 16 ≤ 64 ≤ 16/2 ≤ 64/2

R ≥ 128 ≥ 128 ≥ 128/2 ≥ 128/2

≥ 19 ≥ 19 ≥ 19

18-15 -

≤ 14 -

≤2 ≤0.5/0.25 ≤ 0.25

≥8 -

≥ 18 ≥ 15 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 28

17-15 22-20 19-17 22-20 27-24

≤ 14 ≤ 14 ≤ 19 ≤ 16 ≤ 19 ≤ 23

≤8 ≤ 16 ≤4 ≤4 ≤1 ≤ 2/38

≥ 32 ≥ 32 ≥8 ≥ 16 ≥4 ≥ 8/152

≥ 28 ≥ 32 ≥ 30 ≥ 26 ≥ 16 ≥ 17 ≥ 16

27-24 31-27 29-24 25-23 15-14 -

≤ 23 ≤ 26 ≤ 23 ≤ 22 ≤ 13 < 20 < 16

≤ 0.5/9.5 ≥ 4/76 ≤ 0.5/9.5 ≥ 4/76 ≤ 2/38 ≥ 8/152 ≤4 ≥ 16 ≤4 ≥ 32 ≤1 Detection of GISA Detection of VRE

E. coli ATCC 25922 24-30

Quality Control S. P. E. H. S. aureus aeruginosa faecalis influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 29212 49247 49619 22-28 -

25-31

-

24-30

-

-

-

-

23-31

-

16-23

-

-

25-30 22-29

26-32 19-25

28-34 -

21-27

-

-

30-38

29-38

-

26-32

30-41

32-38

-

24-31 16-21

-

19-26 15-18

-

19-26

TIG15

TILMI TOBRA TRIME TR+SU

TYLOS VAN.5

(U) Uitsluitend voor urineweginfecties. (Vet) Neo-Sensitabs, voornamelijk, gebruikt in Veterinaire laboratoria. Niet opgenomen in EU richtlijn 98/79/EC * ** ***

Indien er geen bacteriesoorten vermeld worden, kan de interpretatie van de zonediameter toegepast worden voor snelgroeiende bacteriën (Enterobacteriaceae, Pseudomonas spp., Staphylococcus spp., Enterococcus spp., Acinetobacter spp.). Er zijn nog geen criteria vastgesteld door het CLSI. CLSI beveelt hiervoor een MIC-criterium aan van 64 µg/ml.

DBV0005I

15/28


Rosco Diagnostica Opmerkingen (Table 1): a)

Stafylokokken dienen uitsluitend getest te worden op hun gevoeligheid voor β-lactam antibiotica als penicilline en oxacilline. Gebruik Penicillin Low voor stafylokokken. Stafylokokken die resistent voor penicilline zijn, dienen geregistreerd te worden als zijnde resistent voor amoxycilline, ampicilline, piperacilline en ticarcilline.

b)

Alleen voor gebruik in combinatie met non-meningale isolaten.

c)

Penicilline-resistente stammen van streptokokken uit Groep A en Groep B zijn tot dusver niet aangetroffen.

d)

Voor stammen die gevoelig zijn voor Penicillin Low mag aangenomen worden dat ze gevoelig zijn voor ampicilline, amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat, ampicilline + sulbactam, cefaclor, cefepime, cefotaxime, ceftriaxon, cefuroxime, cefpodoxime, ceftizoxime en imipenem voor de toegelaten indicaties, en deze behoeven niet op de gevoeligheid voor deze stoffen getest te worden. Penicilline-resistente stammen die afkomstig zijn uit CSF kunnen geacht worden resistent te zijn voor ampicilline, amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat en eerste/tweede-generatie cefalosporinen.

e)

Viridans streptokokken die geïsoleerd zijn uit bloed of CSF dienen getest te worden op hun gevoeligheid voor penicilline of ampicilline door toepassing van een MIC-methode.

f)

β-lactamase negatieve, ampicilline-resistente stammen (BLNAR) zijn het best op te sporen met de Ampicilline 2,5 µg Neo-Sensitabs. BLNAR isolaten dienen beschouwd te worden als resistent voor amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat, alsmede voor eerste- en tweede-generatie cefalosporinen, ongeacht de omvang van de remzone.

g)

Stammen van Enterobacteriaceae die ESBL produceren kunnen klinisch resistent zijn voor een behandeling met penicillines, cefalosporinen of aztreonam, terwijl ze hier in vitro gevoelig voor kunnen blijken.7 Raadpleeg van de Neo-Sensitabs User's Guide voor nadere gegevens m.b.t. ESBL screening en controletest.

h)

Oxacilline-resistente stafylokokken dienen gezien te worden als resistent voor alle beschikbare β-lactam antibiotica en combinaties met β-lactamaseremmers. Cefoxitine kan toegepast worden voor de detectie van mec A positieve stafylokokken (oxacilline R). S. aureus en S. lugdunensis resistent voor cefoxitin (Cefoxitin 60 µg zone ≤ 24 mm) en coagulase negatieve staphylococci resistent voor cefoxitin (Cefoxitin 60 g zone ≤ 27 mm) zijn Mec A positief. Lees oxacillin remmings zone met gebruik van doorvallend licht en cefoxitin remmings zone met gebruik van reflecterend licht. Cefoxitin 10 µg kan gebruikt worden voor detectie van MRSA zie Neo-Sensitabs User's Guide.

i)

Enterobacteriaceae die geïsoleerd zijn uit CSF dienen getest te worden met cefotaxime (of ceftriaxon) in plaats van met cefalothine (cefazoline).

j)

Cefotaxime en ceftriaxon mogen niet gebruikt worden voor de gevoeligheidsbepaling van pneumokokken d.m.v. de diffusiemethode. In plaats daarvan wordt een vervangende test uitgevoerd, en wel met Ceftizoxime. Ceftizoxime wordt gebruikt voor de detectie van een verminderde gevoeligheid voor derde-generatie cefalosporinen. Stammen die gevoelig zijn voor ceftizoxime geven in de regel een waarde van MIC < 0,5 µg/ml te zien in vergelijking met cefotaxime/ceftriaxon (gevoelig), terwijl isolaten die resistent zijn voor ceftizoxime middels de toepassing van een MIC-methode getest dienen te worden.

k)

Een positieve β-lactamasetest duidt op resistentie voor penicilline, amoxycilline/ampicilline, piperacilline en ticarcilline.

l)

Morganella morganii dient niet getest te worden op cefixime (schijngevoeligheid).

m)

BORSA (borderline oxacilline-resistente S. aureus) kan resistent blijken te zijn voor oxacilline, maar is mec A negatief. Niet klinisch resistent. M.b.v. cefoxitine 60 µg is de species BORSA te detecteren: zonediameter ≥ 25 mm.

n)

Van de E. coli / Klebsiella spp./ Salmonella spp. die bij gevoeligheidstest middels Cefpodoxime Neo-Sensitabs een zonediameter van < 20 mm te zien geven, moet verondersteld worden dat ze ESBL produceren.

o)

Cefuroxime Neo-Sensitabs worden toegepast voor de bepaling van de gevoeligheid voor zowel cefuroxime natrium (voor injectie) (23/19) als cefuroxime axetil (oraal gebruik) (25/20). De verschillende zonediameters komen overeen met de aanbevolen MIC-criteria.

p)

Stafylokokken kunnen resistent worden tijdens een behandeling met quinolonen. Er treedt kruisresistentie op tussen quinolonen wanneer deze worden ingezet tegen stafylokokken.

DBV0005I

16/28


Rosco Diagnostica q)

Van stammen die resistent zijn voor nalidixinezuur mag verondersteld worden dat ze een verminderde gevoeligheid hebben voor quinolonen.

r)

Stammen met een verminderde gevoeligheid voor cipofloxacine (MIC ≥ 0,125 µg/ml) blijken minder gevoelig voor alle quinolonen.

s)

Van ciprofloxacine-resistente gonokokken wordt aangenomen dat ze resistent zijn voor alle quinolonen.

t)

Wanneer er bloed aan het medium wordt toegevoegd, dienen de volgende interpretatiecriteria gehanteerd te worden: Novobiocine 5 µg: S: ≥ 13 mm; I: 12-11 mm; R: ≤ 10 mm en Fucidine: S: ≥ 26 mm; I: 25-23 mm; R: ≤ 22 mm. Er dient uitsluitend bloed toegevoegd te worden in geval de stam zich goed ontwikkelt op een Mueller-Hinton agar voedingsbodem waaraan geen supplementen toegevoegd zijn.

u)

Stafylokokken die resistent zijn voor gentamicine dienen geclassificeerd te worden als zijnde resistent voor zowel netilmicine als tobramycine (APH (2") + AAC (6')).

v)

Een hoge resistentie (HLR) voor gentamicine bij enterokokken duidt op een resistentie voor alle aminoglycosiden met uitzondering van streptomycine.

w)

Interpretatie geldig voor amikacine en isepamicine bij stafylokokken.

x)

Tot de klinische indicaties behoren bacteriële meningitis en gelijktijdig optredende bacteremie.

y)

Enterobacteriaceae resistent voor Nalidixinezuur (zonediameter < 25 mm) vertonen een verminderde gevoeligheid voor quinolonen (MIC ≥ 0,125 µg/ml in het geval van ciprofloxacine). Nalidixinezuur vormt een goed screeningmiddel voor de detectie van Salmonella met een verminderde gevoeligheid voor de quinolonen.

z)

Nalidixinezuur kan effectief toegepast worden voor de detectie van stammen met een verminderde gevoeligheid voor quinolonen.

aa)

Gentamicine wordt aanbevolen als testbehandeling van stafylokokken, vanwege het feit dat netilmicine onjuiste gevoeligheidsresultaten kan opleveren bij het onderzoek van coagulasenegatieve stafylokokken. Isolaten die gevoelig zijn voor gentamicine zijn in de regel ook gevoelig voor netilmicine.

bb)

Van toepassing voor S. epidermidis, S. hominis en S. haemolyticus. Overige coagulase-negatieve stafylokokken (zoals S. saprophyticus, S. xylosus) dienen getest te worden op basis van de zonediameters die aanbevolen worden voor de species S. aureus (13/10) en /of d.m.v. cefoxitine.

cc)

Oxacilline 1 µg wordt toegepast voor de detectie van een verminderde gevoeligheid voor penicilline bij pneumokokken. Penicilline-resistente isolaten van de hersenvliezen moeten beschouwd worden als resistent voor ampicilline/amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat en eerste- en tweede-generatie cefalosporinen. Isolaten mogen niet aangemerkt worden als penicilline-resistent of behorend tot de tussenliggende categorie alleen vanwege het feit dat de oxacillinezone ≤ 19 mm in diameter meet.

dd)

Oxacilline 1 µg en Oxacilline 5 µg Neo-Sensitabs kunnen effectief gebruikt worden voor de screening op penicillinegevoeligheid bij streptokokken.

ee)

Oxacilline 1 µg en Oxacilline 5 µg Neo-Sensitabs kunnen effectief gebruikt worden voor de detectie van β-lactamase negatieve gonokokken met een verminderde gevoeligheid voor penicilline (chromosomale resistentie).

ff)

Voor de species P. aeruginosa die geïsoleerd is bij patiënten met cystic fibrose geldt een incubatieperiode van maximaal 24 uur.

gg)

De species E. faecalis is resistent voor quinupristine/dalfopristine.

hh)

Alle stafylokokken met een zonediameter ≤ 17 mm die ontstaan rondom de Teicoplanin Neo-Sensitabs dienen onderzocht te worden op basis van een MIC-methode.

ii)

Voor het onderzoek van enterokokken dient Vancomycine 5 µg gebruikt te worden. De voedingsbodems dienen gedurende de volledige 24 uur geïncubeerd te worden en vervolgens nauwgezet beoordeeld te worden. Vancomycine-resistente stammen vertonen een diffuse zone/omlijning, terwijl gevoelige stammen omgeven worden door een scherpe zoneomlijning. Voor nadere gegevens m.b.t. de detectie van GISA/VISA stammen en de detectie van vancomycine- resistente enterokokken (VRE) verwijzen we respectievelijk naar de Neo-Sensitabs User's Guide.

jj) De techniek voor de prediffusiemethode 2+18 uur wordt in de gebruiksaanwijzing voor de Neo-Sensitabs beschreven. DBV0005I

17/28


Rosco Diagnostica Tabel 2. Neo-Sensitabs met de concentraties (lading) die overeenkomt met de aanbevelingen van CLSI (voorheen NCCLS) Interpretatie van zone diameters voor langzaam groeiende organismen en andere algemene bacterie species CLSI methode (Kirby-Bauer) Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Amikacin 30 µg Amoxycillin+Clavulanate 20+10 µg Staphylococcus spp. (test cefoxitin) S. pneumoniae (non-meningeal) b Haemophilus spp. f Ampicillin a 10 µg Staphylococcus spp. (test penicillin) Enterococcus spp. Haemophilus spp. f Beta-haemolytic Streptococcus spp. c Streptococcus spp. (viridans) d e Ampicillin+Sulbactam 10+10 µg Haemophilus spp. f Azithromycin 15 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae Aztreonam 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. Cefaclor h 30 µg Haemophilus spp. f Cefazolin h I 30 µg

DBV0005I

Code AMI30 AMC30

AMP10

SAM20 AZI15

AZT30

CCL30 CFZ30

S ≥ 17 ≥ 18 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 17 ≥ 29 ≥ 17 ≥ 22 ≥ 24 ≥ 24 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 18 ≥ 12 ≥ 18 ≥ 24 ≥ 22 ≥ 26 ≥ 18 ≥ 20 ≥ 18

I 16-15 17-14 22-20 16-14 21-19 23-17 14-12 17-15 17-14 21-16 17-15 19-17 17-15

R ≤ 14 ≤ 13 ≤ 19 ≤ 19 < 19 ≤ 13 ≤ 28 ≤ 16 ≤ 18 ≤ 23 ≤ 16 ≤ 11 < 19 ≤ 13 ≤ 13 ≤ 23 ≤ 15 ≤ 27 ≤ 14 ≤ 16 ≤ 14

Break- points MIC µg/ml S ≤ 16 ≤ 8/4 ≤ 4/2 ≤ 2/1 ≤ 4/2 ≤8 ≤ 0.25 ≤8 ≤1 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤ 8/4 ≤ 2/1 ≤2 ≤4 ≤ 0.5 ≤1 ≤8 ≤2 ≤8 ≤8 ≤8

R ≥ 32 ≥ 32/16 ≥ 8/4 ≥ 8/4 ≥ 8/4 ≥ 32

ATCC 25922 19-26 18-24

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 20-26 18-26 28-36 15-23 -

16-22

27-35

-

13-21

30-36

19-24

29-37

-

14-22

-

-

21-26

-

13-21

19-25

28-36

-

23-29

30-38

-

23-27

27-31

-

-

24-32

21-27

29-35

-

-

-

E. coli

Beta-Lactamase

≥ 16 ≥4 ≥8 ≥ 32/16 ≥ 4/2 ≥8 ≥2 ≥2 ≥ 32 >1 ≥ 32 ≥ 32 ≥ 32

18/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Cefepime h 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae k Cefepime+Clavulanate 30+10 µg Cefixime h l 5 µg Haemophilus spp. N. gonorrhoeae Cefonicid h 30 µg Haemophilus spp. Cefotaxime g h 30 µg (ESBL screening) Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae Cefotaxime+Clavulanate 30+10 µg Cefoxitin 30 µg Staphylococcus aureus, S. lugdunensis h m Coag. neg. staph. h N. gonorrhoeae Cefpodoxime 10 µg (ESBL screening) n g Haemophilus spp. S. pneumoniae (non-meningeal) b N. gonorrhoeae Cefpodoxime+Clavulanate ** 10+1 µg

DBV0005I

Code FEP30

S ≥ 18 ≥ 26 ≥ 24 ≥ 24 ≥ 24 ≥ 31

FEP+C CFM.5

CID30 CTX30

≥ 19 ≥ 21 ≥ 31 ≥ 18 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 26 ≥ 24 ≥ 24 ≥ 28 ≥ 31

CTX+C CFO30

CPD10

CPD+C

I 17-15 -

R ≤ 14 -

23-22 ≤ 21 23-22 ≤ 21 (detection of ESBL) 18-16 ≤ 15 17-15 ≤ 14 19-17 ≤ 16 22-15 ≤ 14 ≤ 27 -

23-22 ≤ 21 27-26 ≤ 25 (detection of ESBL) 17-15 ≥ 18 ≤ 14 ≥ 22 ≤ 21 ≥ 25 ≤ 24 27-24 ≥ 28 ≤ 23 20-18 ≥ 21 ≤ 17 ≤ 17 ≥ 21 22-19 ≥ 23 ≤ 18 ≥ 29 (detection of ESBL)

Break- points MIC µg/ml S ≤8 ≤2

R ≥ 32 -

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.5

≥4

≤1 ≤1 ≤ 0.25 ≤8 ≤4 ≤8 ≤2

≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥ 64 -

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.5

≥4

≤8 Oxa S Oxa S ≤2 ≤2 ≤2 ≤ 0.5 ≤ 0.5

E. coli ATCC 25922 31-37

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 23-29 24-30 25-31 28-35

≥4 23-27

-

-

25-33

16-23

25-29

22-28

-

-

-

29-35

25-31

18-22

31-39

31-39

23-29

23-29

-

-

-

-

25-31

28-34

≥4 ≥ 32 MecA pos MecA pos

≥8 ≥8 >8 ≥2 -

23-28

19-25

19/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Ceftazidime h 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. N. gonorrhoeae Ceftazidime+Clavulanate 30+10 µg Ceftizoxime h 30 µg rd S. pneumoniae (3 gen. cephalosporins) j

Code CAZ30

CAZ+C ZOX30

I R 17-15 ≤ 14 ≤ 22 (detection of ESBL) 19-15 ≥ 20 ≤ 14 ≥ 26 ≤ 25

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 18 ≥ 26 ≥ 31

S ≤8 ≤2 ≤ 0.5

R ≥ 32 >2 -

≤8 ≤ 0.5

≥ 32 -

ATCC 25922 25-32

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 16-20 22-29 27-35 -

30-36

27-35

12-17

29-39

28-34

29-35

22-28

17-23

31-39

30-35

20-26

27-35

-

-

-

20-26

27-35

-

-

-

15-21

29-37

-

-

26-32

21-27

19-26

-

31-40

23-27

30-40

22-30

25-33

34-42

-

E. coli

(CTAX etc.)

S. aureus Haemophilus spp. Ceftriaxone h 30 µg (ESBL screening) g Haemophilus spp. S. pneumoniae (use ceftizoxime) j S. pneumoniae (non-meningeal) b Beta-haemolytic Streptococcus spp. Streptococcus spp. (viridans) d N. gonorrhoeae Cefuroxime (parenteral) h o 30 µg j Haemophilus spp. N. gonorrhoeae Cefuroxime (peroral) h o 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae (non-meningeal) b Cephalothin h i 30 µg Haemophilus spp. Chloramphenicol 30 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Ciprofloxacin p 5 µg Haemophilus spp. N. gonorrhoeae s DBV0005I

CTR30

CXM30

CXM30

CEP30 CLR30

CIPR5

≥ 20

-

< 15

≥ 26 ≥ 21 ≥ 26

20-14 -

≤ 13 ≤ 25 -

≤2 ≤8 ≤2

≥ 64 >2 -

≥ 24 ≥ 24 ≥ 27 ≥ 35 ≥ 18 ≥ 20 ≥ 31 ≥ 23 ≥ 20 ≥ 24 ≥ 18 ≥ 22 ≥ 18 ≥ 29 ≥ 21 ≥ 21 ≥ 21 ≥ 21 ≥ 41

23-22 26-25 17-15 19-17 30-26 22-15 19-17 23-22 17-15 17-13 28-26 20-18 20-16 40-28

≤ 21 ≤ 24 ≤ 14 ≤ 16 ≤ 25 ≤ 14 ≤ 16 ≤ 21 ≤ 14 ≤ 21 ≤ 12 ≤ 25 ≤ 20 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 27

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤ 0.25 ≤8 ≤4 ≤1 ≤4 ≤4 ≤1 ≤8 ≤8 ≤8 ≤2 ≤4 ≤4 ≤1 ≤1 ≤ 0.06

≥4

mecA pos. (oxa R)

-

≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥4 ≥ 32 ≥ 16 ≥4 ≥ 32 (amp R) ≥ 32 ≥8 ≥8 ≥ 16 ≥4 ≥1

20/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Clarithromycin 15 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Clindamycin jj 2 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Cloxacillin Diatabs 500 µg Colistin Diatabs ll 10 µg 2+18 h. prediffusion Ps. aeruginosa Acinetobacter Daptomycin 30 µg (+Calcium) 2+18 h. prediffusion Staphylococcus spp. and Streptococcus spp. Enterococcus spp. Doxycycline 30 µg Acinetobacter Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae Ertapenem 10 µg Haemophilus spp. Erythromycin 15 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Fosfomycin (U) 200µg

Code CLA15

CLI.2 CL500

S I R 17-14 ≥ 18 ≤ 13 12-11 ≥ 13 ≤ 10 20-17 ≥ 21 ≤ 16 20-17 ≥ 21 ≤ 16 20-15 ≥ 21 ≤ 14 18-16 ≥ 19 ≤ 15 (Detection of plasmid mediated AmpC beta-lactamases)

Break- points MIC µg/ml S ≤2 ≤8 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤ 0.5 ≤ 0.25

R ≥8 ≥ 32 ≥1 ≥1 ≥4 ≥1

Co.10 ≥ 15 ≥ 15

14-11 14-11

≤ 10 ≤ 10

≤2 ≤2

≥8 ≥4

≥ 22 ≥ 12 ≥ 14 ≥ 13 ≥ 29 ≥ 23 ≥ 38 ≥19 ≥ 23 ≥ 21 ≥ 16

13-11 12-10 28-26 22-19 37-31 18-16 22-14 20-16 15-13

≤ 10 ≤9 ≤ 25 ≤ 18 ≤ 30 ≤ 15 ≤ 19 ≤ 13 ≤ 15 ≤ 12

≤1 ≤4 ≤4 ≤4 ≤2 ≤2 ≤ 0.25 ≤2 ≤ 0.5 ≤ 0.5 ≤ 0.25 ≤ 64

≥ 16 ≥ 16 ≥8 ≥8 ≥2 ≥8

≥ 18 ≥ 23 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 21 ≥ 15

17-15 22-20 17-15 20-18 14-13

≤ 14 ≤ 19 ≤ 14 ≤ 17 ≤ 12

≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤2 ≤1 ≤4

≥4 ≥2

E. coli ATCC 25922 -

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 26-32 11-17 25-31

-

24-30

-

-

19-25

11-17

-

11-17

-

-

18-24

23-29

-

-

-

29-36

24-31

13-21

20-28

28-35

-

22-30

-

-

25-30

22-30

25-33

-

-

-

30-37

27-33

20-28

33-41

24-31

19-26

19-27

16-21

-

-

DAPCa

DOX30

ETP10 ERY15 FO200

≥8 ≥1 ≥ 256

(+ glucose- 6-phosphate)

Gatifloxacin p 5 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. Enterococcus spp. (U) S. pneumoniae and Streptococcus spp. Gentamicin u v aa kk 10 µg DBV0005I

GATIF

GEN10

≥8 ≥4 ≥8

21/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Imipenem h 10 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Imipenem+EDTA 15 + 750 µg Kanamycin w 30 µg Levofloxacin p 5 µg Stahylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Linezolid 30 µg Enterococcus spp. Staphylococcus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Mecillinam (U) h 10 µg N. meningitidis (screen pen/ampi) Meropenem h 10 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae x Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) P. aeruginosa Minocycline 30 µg Acinetobacter S. maltophilia, B. cepacia Moxifloxacin p 5 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Nalidixan (U) p y 30 µg Enterobacteriaceae Haemophilus spp. q N. gonorrhoeae z DBV0005I

Code IMI10

IM+ED KAN30 LEVOF

S ≥ 16 ≥ 16 ≥ 28 ≥ 26

I 15-14 27-25 27-23

R ≤ 13 ≤ 24 ≤ 22

Break- points MIC µg/ml S ≤4 ≤4 ≤ 0.12 ≤ 0.25

R ≥ 16 ≥1 ≥1

MRP10

MIN30

MOXIF

NAL30

17-25 29-37

19-26 25-30

19-26

32-40

20-25

-

25-32

-

-

25-34

24-30

-

-

-

-

28-34

29-37

27-33

20-28

28-35

19-25

25-30

-

-

-

28-35

28-35

17-25

31-39

25-31

22-28

-

-

-

-

(detection of Metallo-beta-lactamases)

≥ 18 ≥ 17 ≥ 19 ≥ 17 ≥ 17 ≥ 17

17-14 16-14 18-16 16-14 16-14

≤ 13 ≤ 13 ≤ 15 ≤ 13 ≤ 13

≤6 ≤2 ≤1 ≤2 ≤2 ≤2

≥ 25 ≥8 ≥4 ≥8 ≥8

≥ 23 ≥ 21 ≥ 21 ≥ 15 ≥ 23 ≥ 16 ≥ 20 ≥ 26 ≥ 26 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 19 ≥ 18 ≥ 24 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 21 ≥ 19 -

22-21 14-12 15-14 25-23 25-23 15-14 15-13 15-13 18-15 17-15 23-21 17-15 20-18 18-14 -

≤ 20 ≤ 11 ≤ 22 ≤ 13 ≤ 22 ≤ 22 ≤ 13 ≤ 12 ≤ 12 ≤ 14 ≤ 14 ≤ 20 ≤ 14 ≤ 17 ≤ 13 < 19 < 19 < 20

≤2 ≤4 ≤2 ≤8 ≤ 0.06 ≤4 ≤ 0.5 ≤ 0.25 ≤ 0.25 ≤4 ≤4 ≤4 ≤4 ≤1 ≤ 0.5 ≤1 ≤1 ≤1 ≤8

≥8 ≥ 32 ≥ 16 ≥1 ≥1 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 16 ≥4 ≥2 ≥4 ≥4 ≥ 32

LINEZ

MEC10

ATCC 25922 26-32

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 20-28 21-29 -

E. coli

(decreased susceptibility to quinolones)

22/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Netilmicin aa 30 µg Nitrofurantoin (U) 300 µg Norfloxacin (U) p 10 µg Ofloxacin p 5 µg Staphylococcus spp. Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae Oxacillin h a 1 µg S. aureus m Coag. neg. staph. bb S. pneumoniae cc

S ≥ 15 ≥ 17 ≥ 17 ≥ 16 ≥ 18 ≥ 16 ≥ 16 ≥ 31

I 14-13 16-15 16-13 15-13 17-15 15-13 30-25

R ≤ 12 ≤ 14 ≤ 12 ≤ 12 ≤ 14 ≤ 12 ≤ 24

S ≤ 12 ≤ 32 ≤4 ≤2 ≤1 ≤2 ≤2 ≤ 0.25

R ≥ 32 ≥ 128 ≥ 16 ≥8 ≥4 ≥8 ≥2

≥ 13 ≥ 18 ≥ 20

12-11 ≤ 19

≤ 10 ≤ 17 ≤ 19

≤2 ≤ 0.25 ≤ 0.06

≥4 ≥ 0.5 ≥ 0.12

Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) dd

≥ 14

≤ 13

≤ 13

N. gonorrhoeae ee

≥ 12

-

-

≤ 0.06 (pen)

≥ 29 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 24 ≥ 26 ≥ 47 ≥ 21 ≥ 18 ≥ 21 ≥ 18 ≥ 18 ≥ 19 ≥ 19

19-17 25-13 46-27 20-18 20-18 18-16 18-16

≤ 14 ≤ 16 ≤ 12 ≤ 26 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 17 ≤ 15 ≤ 15

≤ 0.12 ≤8 ≤1 ≤ 0.12 ≤ 0.12 ≤ 0.06 ≤ 16 ≤ 64 ≤ 16/4 ≤ 8/4 ≤ 64/4 ≤1 ≤1

Penicillin a 10 U Staphylococcus spp. Enterococcus spp. Haemophilus spp. Beta-haemolytic Streptococcus spp. c Streptococcus spp. (viridans) d e N. gonorrhoeae k Piperacillin a 100 µg P. aeruginosa ff Piperacillin+ Tazobactam 100+10 µg Staphylococcus spp. P. aeruginosa ff Quinupristin/ Dalfopristin gg 15 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp.

DBV0005I

Code NET30 NI300 NORFX OFL.5

Break- points MIC µg/ml

OXA.1

(pen)

(I/R) (pen)

≤ 0.12

≥ 0.25

(pen)

PI+TZ

SYN15

ATCC 25922 22-30 20-25 28-35 29-33

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 22-31 17-23 18-22 23-29 17-28 22-29 15-21 24-28 17-21 31-40 16-21

-

18-24

-

-

12-16 **

-

26-37

-

-

24-30

24-30

-

25-33

-

-

24-30

27-36

25-33

33-38

-

-

21-28

-

15-21

19-24

(I/R)

-

PEN10

PIPRA

E. coli

Beta-Lactamase

≥ 16 ≥4 ≥4 ≥2 ≥ 128 ≥ 128 ≥ 128/4 ≥ 16/4 ≥ 128/4 ≥4 ≥4

23/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Rifampicin 5 µg Haemophilus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) Streptomycin kk 10 µg Teicoplanin uu 30 µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. 2+18 h. prediffusion ll (staph.) Telithromycin 15µg S. pneumoniae and Streptococcus spp. Haemophilus spp. Tetracyclines 30 µg (Oxytetracycline) Acinetobacter Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. N. gonorrhoeae ee Ticarcillin a 75 µg Staphylococcus spp. (use Penicillin) P. aeruginosa ff Ticarcillin+Clavulanate 70+10 µg Staphylococcus spp. P. aeruginosa ff Tigecycline 15 µg Staphylococcus spp. Enterococcus spp., Haemophilus spp., S. pneumoniae and Streptococcus spp. Acinetobacter spp., B. cepacia, S. maltophilia Tobramycin 10 µg Trimethoprim (U) 5 µg Haemophilus spp.

DBV0005I

Code RIF.5

I 19-17 19-17 18-17 19-17 14-12 13-11

R ≤ 16 ≤ 16 ≤ 16 ≤ 16 ≤ 11 ≤ 10

TET30

S ≥ 20 ≥ 20 ≥ 19 ≥ 20 ≥ 15 ≥ 14 ≥ 16 ≥ 22 ≥ 19 ≥ 15 ≥ 15

21-19 18-16 14-12 14-12

TICAR

≥ 15 ≥ 29 ≥ 23 ≥ 38 ≥ 20

STR10 TPN30 TEL15

TIM85

TIG15

TOB10 TRIM5

Break- points MIC µg/ml

< 20 ≤ 18 ≤ 15 ≤ 11 ≤ 11

S R ≤1 ≥4 ≤1 ≥4 ≤1 ≥4 ≤1 ≥4 ≤8 ≥ 32 ≤1 Detection of GISA ≤1 ≥4 ≤1 ≥4 ≤4 ≥16 ≤4 ≥ 16

14-12 28-26 22-19 37-31 19-15

≤ 11 ≤ 25 ≤ 18 ≤ 30 ≤ 14

≤4 ≤2 ≤2 ≤ 0.25 ≤ 16

≥ 16 ≥8 ≥8 ≥2 ≥ 128

≥ 15 ≥ 20 ≥ 23 ≥ 15 ≥ 19 ≥ 19 ≥ 19

19-15 18-15 -

≤ 14 ≤ 14 ≤ 22 ≤ 14 ≤ 14 -

≤ 64 ≤ 16/2 ≤ 8/2 ≤ 64/2 ≤2 ≤ 0.5 ≤ 0.25

≥ 128 ≥ 128/2 ≥ 16/2 ≥ 128/2 ≥8 -

≥ 20 ≥ 15 ≥ 16 ≥ 23

19-17 14-13 15-11 22-20

≤ 16 ≤ 12 ≤ 10 ≤ 19

≤2 ≤4 ≤4 ≤1

≥8 ≥8 ≥ 16 ≥4

ATCC 25922 8-10

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 26-34 22-30 25-30

12-20 -

14-22 15-21

-

-

-

-

24-30

-

17-23

27-33

18-25

24-30

-

14-22

27-31

24-30

-

21-27

-

-

24-30

29-37

20-28

-

-

20-27

20-25

9-13

23-31

23-29

18-26 21-28

19-29 19-26

19-25 -

-

-

E. coli

24/28


Rosco Diagnostica Zone diameter in mm NEO-SENSITABS * Potency Code Trimethoprim+Sulfa 1.25+23.75 µg SxT25 (Trimethoprim+ Sulfamethoxazole) Haemophilus spp. S. pneumoniae and Streptococcus spp. Vancomycin ii 30 µg VAN30 Staphylococcus spp. S. pneumoniae Streptococcus spp. (non S. pneumoniae) 2+18 h. prediffusion ll (staph. BHI + 5% blood) 2+18 h. prediffusion ll (enterococci MH plain)

Break- points MIC µg/ml

S ≥ 16

I 15-11

R ≤ 10

S ≤ 2/38

R ≥ 8/152

≥ 16 ≥ 19 ≥ 17 ≥ 15 ≥ 17 ≥ 17 ≥ 16

15-11 18-16 16-15 -

≤ 10 ≤ 15 ≤ 14 < 20 < 16

≤ 0.5/9.5 ≥ 4/76 ≤ 0.5/9.5 ≥ 4/76 ≤4 ≥ 32 ≤4 ≤1 ≤1 Detection of GISA ≤4

E. coli ATCC 25922 23-29

-

Quality control S. P. H. S. aureus aeruginosa influenzae pneumoniae ATCC ATCC ATCC ATCC 25923 27853 49247 49619 24-32 24-32 20-28

17-21

-

-

20-27

(U)

Uitsluitend voor urineweginfecties.

*

Indien er geen bacteriesoorten vermeld worden, kan de interpretatie van de zonediameter toegepast worden voor snelgroeiende bacteriën (Enterobacteriaceae, Pseudomonas spp., Staphylococcus spp., Enterococcus spp., Acinetobacter spp.).

**

Verschillend van CLSI aanbevelingen of zonder aanbevelingen van CLSI.

Opmerkingen (Table 2): a)

Stafylokokken dienen uitsluitend getest te worden op hun gevoeligheid voor β-lactam antibiotica als penicilline, oxacilline en cefoxitin. Stafylokokken die resistent voor penicilline zijn, dienen geregistreerd te worden als zijnde resistent voor amoxycilline, ampicilline, piperacilline en ticarcilline.

b)

Alleen voor gebruik in combinatie met non-meningale isolaten.

c)

Penicilline-resistente stammen van streptokokken uit Groep A en Groep B zijn tot dusver niet aangetroffen.

d)

Voor stammen die gevoelig zijn voor Penicillin Low mag aangenomen worden dat ze gevoelig zijn voor ampicilline, amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat, ampicilline + sulbactam, cefaclor, cefepime, cefotaxime, ceftriaxon, cefuroxime, cefpodoxime, ceftizoxime en imipenem voor de toegelaten indicaties, en deze behoeven niet op de gevoeligheid voor deze stoffen getest te worden. Penicilline-resistente stammen die afkomstig zijn uit CSF kunnen geacht worden resistent te zijn voor ampicilline, amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat en eerste/tweede-generatie cefalosporinen.

e)

Viridans streptokokken die geïsoleerd zijn uit bloed of CSF dienen getest te worden op hun gevoeligheid voor penicilline of ampicilline door toepassing van een MIC-methode.

f)

β-lactamase negatieve, ampicilline-resistente stammen (BLNAR) zijn het best op te sporen met de Ampicilline 2,5 µg Neo-Sensitabs. BLNAR isolaten dienen beschouwd te worden als resistent voor amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat, alsmede voor eerste- en tweede-generatie cefalosporinen, ongeacht de omvang van de remzone.

DBV0005I

25/28


Rosco Diagnostica g)

Stammen van Enterobacteriaceae die ESBL produceren kunnen klinisch resistent zijn voor een behandeling met penicillines, cefalosporinen of aztreonam, terwijl ze hier in vitro gevoelig voor kunnen blijken.7 Raadpleeg van de Neo-Sensitabs User's Guide voor nadere gegevens m.b.t. ESBL screening en controletest.

h)

Oxacilline-resistente stafylokokken dienen gezien te worden als resistent voor alle beschikbare β-lactam antibiotica en combinaties met β-lactamaseremmers. Cefoxitine kan toegepast worden voor de detectie van mec A positieve stafylokokken (oxacilline R). S. aureus en S. lugdunensis resistent voor cefoxitin (Cefoxitin 30 µg zone ≤ 19 mm) en coagulase negatieve staphylococci resistent voor cefoxitin (Cefoxitin 30 g zone ≤ 24 mm) zijn Mec A positief. Lees oxacillin remmings zone met gebruik van doorvallend licht en cefoxitin remmings zone met gebruik van reflecterend licht.

i)

Enterobacteriaceae die geïsoleerd zijn uit CSF dienen getest te worden met cefotaxime (of ceftriaxon) in plaats van met cefalothine (cefazoline).

j)

Cefotaxime en ceftriaxon mogen niet gebruikt worden voor de gevoeligheidsbepaling van pneumokokken d.m.v. de diffusiemethode. In plaats daarvan wordt een vervangende test uitgevoerd, en wel met Ceftizoxime. Ceftizoxime wordt gebruikt voor de detectie van een verminderde gevoeligheid voor derde-generatie cefalosporinen. Stammen die gevoelig zijn voor ceftizoxime geven in de regel een waarde van MIC < 0,5 µg/ml te zien in vergelijking met cefotaxime/ceftriaxon (gevoelig), terwijl isolaten die resistent zijn voor ceftizoxime middels de toepassing van een MIC-methode getest dienen te worden.

k)

Een positieve β-lactamasetest duidt op resistentie voor penicilline, amoxycilline/ampicilline, piperacilline en ticarcilline.

l)

Morganella spp. dient niet getest te worden op cefixime (schijngevoeligheid).

m)

BORSA (borderline oxacilline-resistente S. aureus) kan resistent blijken te zijn voor oxacilline, maar is mec A negatief. Niet klinisch resistent. M.b.v. cefoxitine is de species BORSA te detecteren: Cefoxitin 30 µg zonediameter ≥ 20 mm. Lees cefoxitin af met behulp van reflecterend licht.

n)

Van de E. coli / Klebsiella spp./ Salmonella spp. die bij gevoeligheidstest middels Cefpodoxime 10 µg Neo-Sensitabs een zonediameter van ≤ 17 mm te zien geven, moet verondersteld worden dat ze ESBL produceren.

o)

Cefuroxime Neo-Sensitabs worden toegepast voor de bepaling van de gevoeligheid voor zowel cefuroxime natrium (voor injectie) als cefuroxime axetil (oraal gebruik). De verschillende zonediameters komen overeen met de aanbevolen MIC-criteria.

p)

Stafylokokken kunnen resistent worden tijdens een behandeling met quinolonen. Er treedt kruisresistentie op tussen quinolonen wanneer deze worden ingezet tegen stafylokokken.

q)

Van stammen die resistent zijn voor nalidixinezuur mag verondersteld worden dat ze een verminderde gevoeligheid hebben voor quinolonen.

r)

Stammen met een verminderde gevoeligheid voor cipofloxacine (MIC ≥ 0,125 µg/ml) blijken minder gevoelig voor alle quinolonen.

s)

Van ciprofloxacine-resistente gonokokken wordt aangenomen dat ze resistent zijn voor alle quinolonen.

u)

Stafylokokken die resistent zijn voor gentamicine dienen geclassificeerd te worden als zijnde resistent voor zowel netilmicine als tobramycine (APH (2") + AAC (6')).

v)

Een hoge resistentie (HLR) voor gentamicine bij enterokokken duidt op een resistentie voor alle aminoglycosiden met uitzondering van streptomycine.

w)

Interpretatie geldig voor amikacine en isepamicine bij stafylokokken.

x)

Tot de klinische indicaties behoren bacteriële meningitis en gelijktijdig optredende bacteremie.

y)

Enterobacteriaceae resistent voor Nalidixinezuur (Nalidixan 30 µg zonediameter < 19 mm) vertonen een verminderde gevoeligheid voor quinolonen (MIC ≥ 0,125 µg/ml in het geval van ciprofloxacine). Nalidixinezuur vormt een goed screeningmiddel voor de detectie van Salmonella met een verminderde gevoeligheid voor de quinolonen.

z)

Nalidixinezuur kan effectief toegepast worden voor de detectie van stammen met een verminderde gevoeligheid voor quinolonen.

DBV0005I

26/28


Rosco Diagnostica aa)

Gentamicine wordt aanbevolen als testbehandeling van stafylokokken, vanwege het feit dat netilmicine onjuiste gevoeligheidsresultaten kan opleveren bij het onderzoek van coagulasenegatieve stafylokokken. Isolaten die gevoelig zijn voor gentamicine zijn in de regel ook gevoelig voor netilmicine.

bb)

Van toepassing voor S. epidermidis, S. hominis en S. haemolyticus. Overige coagulase-negatieve stafylokokken (zoals S. saprophyticus, S. xylosus) dienen getest te worden op basis van de zonediameters die aanbevolen worden voor de species S. aureus en /of d.m.v. cefoxitine.

cc)

Oxacilline 1 µg wordt toegepast voor de detectie van een verminderde gevoeligheid voor penicilline bij pneumokokken. Penicilline-resistente isolaten van de hersenvliezen moeten beschouwd worden als resistent voor ampicilline/amoxycilline, amoxycilline + clavulanaat en eerste- en tweede-generatie cefalosporinen. Isolaten mogen niet aangemerkt worden als penicilline-resistent of behorend tot de tussenliggende categorie alleen vanwege het feit dat de oxacillinezone ≤ 19 mm in diameter meet.

dd)

Oxacilline 1 µg Neo-Sensitabs is bruikbaar voor screening van penicillinegevoeligheid bij streptokokken.

ee)

Oxacilline 1 µg Neo-Sensitabs is bruikbaar voor de detectie van β-lactamase negatieve gonokokken met een verminderde gevoeligheid voor penicilline (chromosomale resistentie).

ff)

Voor de species P. aeruginosa die geïsoleerd is bij patiënten met cystic fibrose geldt een incubatieperiode van maximaal 24 uur.

gg)

De species E. faecalis is resistent voor quinupristine/dalfopristine.

hh)

Alle stafylokokken met een zonediameter < 14 mm die ontstaan rondom de Teicoplanin Neo-Sensitabs dienen onderzocht te worden op basis van een MIC-methode.

ii)

Wanneer er Enterococcen getest worden, dan moeten de platen geïncubeerd worden voor de volle 24 uur en daarna zorgvuldig beoordeeld. Vancomycine-resistente stammen vertonen een diffuse zone/omlijning, terwijl gevoelige stammen omgeven worden door een scherpe zoneomlijning. Voor nadere gegevens m.b.t. de detectie van GISA/VISA stammen en de detectie van vancomycine- resistente enterokokken (VRE) verwijzen we respectievelijk naar de Neo-Sensitabs User's Guide.

jj)

Macrolide resistente isolaten kunnen een inductie van clindamycine resistentie hebben die gedetecteerd kan worden door de D-zone test, zie ook de Neo-Sensitabs User’s Guide.

kk)

Voor de detectie van High-Level Aminoglycoside Resistance (HLAR) gebruik high level Neo-Sensitabs.

ll)

De techniek voor de prediffusiemethode 2+18 uur wordt in de gebruiksaanwijzing voor de Neo-Sensitabs beschreven.

DBV0005I

27/28


Rosco Diagnostica

Interpretatie van de Zonediameter van Schimmels

Revisie Publicatiedatum

Zone diameter in mm NEO-SENSITABS Amphotericin B a Caspofungin# * Ciclopirox Clotrimazole Econazole Fluconazole a b Fluorocytocine a d Fluorocytocine a d Griseofulvin Isoconazole b Itraconazole a b Ketoconazole a b Miconazole Natamycin Nystatin Terbinafine Voriconazole a b

Potency 10 µg 5 µg 50 µg 10 µg 10 µg 25 µg 1 µg 10 µg 25 µg 10 µg 8 µg 15 µg 10 µg 10 µg 50 µg 30 µg 1 µg

Code AMPHO CASP5 CICLO CTRIM ECONZ FLUCZ FLU.1 FLU10 GRISE ISOCN ITRAC KETOC MICOZ NATAM NYSTA TERBI VOR.1

S ≥ 15 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 20 ≥ 22 ≥ 20 ≥ 30 ≥ 10 ≥ 20 ≥ 16 ≥ 30 ≥ 20 ≥ 15 ≥ 15 ≥ 20 ≥ 17

I 14-10 14-12 19-12 19-12 19-12 21-15c 19-12 29-23 19-12 15-10c 29-23 19-12 14-10 14-10 19-12 16-14c

R < 10 ≤ 11 ≤ 11 ≤ 11 ≤ 11 ≤ 14 ≤ 11 ≤ 22 no zone ≤ 11 < 10 ≤ 22 ≤ 11 no zone no zone ≤ 11 ≤ 13

Break- points MIC µg/ml

DBV0006E 09.11.2005

9-13

C. parapsilosis ATCC 22019 20-26

C. krusei ATCC 6258 15-21

C. albicans ATCC 64548 18-23

C. albicans ATCC 64550 19-24

C. glabrata 2238 NL

S ≤1 ≤1

R ≥4 ≥2

≤8 ≤4 ≤4

≥ 64 ≥ 32 ≥ 32

36-42 34-40

11-17 26-33

45-53

30-36 35-43

10-16 9

≤ 0.12 ≤ 0.12

≥1 ≥ 0.5

25-31 36-44

9 21-29

-

28-35 41-49

16-22 20-26

≤1

≥4

39-46

16-23

36-45

18-27

# Enkel te gebruiken voor onderzoek * De interpretatiezones zijn voorlopig Opmerkingen: a) b) c) d)

Interpretatie geldt voor systemische infecties. MIC-criteria volgens CLSI (voorheen NCCLS) en EUCAST. MIC-waarden voor azolen binnen 42-48 uur (CLSI). Dosisafhankelijk Fluorocytosine 10 µg wordt aanbevolen voor de gevoeligheidsbepaling van Aspergillus spp., terwijl Fluorocytosine 1 µg wordt aanbevolen voor de gevoeligheidsbepaling van Candida spp. en overige gisten.

DBV0006E

28/28


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.