Maja 2

Page 11

en voelde me snel thuis in mijn nieuwe faculteit. Dus ik heb nooit echt moeten strijden als vrouw om vooruit te geraken. Anderzijds werd er niet altijd rekening gehouden met het feit dat je een vrouw bent op momenten dat dat nodig is. In 1974 was ik hoogzwanger. Op een avond kreeg ik een telefoontje van de toekomstige rector, Roger Van Geen, die vroeg of ik zijn lessen optica wilde overnemen voor de periode van zijn rectorschap. Dat was natuurlijk een hele eer, maar ik wist niet onmiddellijk wat ik daarop moest antwoorden gezien mijn zwangerschap. Mijn man, ook een wetenschapper (Manuel Paiva, n.v.d.r.), reageerde enthousiast en ik heb het dan toch maar aanvaard. Trouwens, als je naar mijn publicaties kijkt op Web of Science, dan is het net alsof ik pas op het einde van de jaren ’80 ben beginnen te publiceren. Dat komt omdat ik pas vanaf het ogenblik dat ik in het gebied van de fotonica begon te werken, al mijn papers met mijn eigen naam heb ondertekend. Voordien gebruikte ik ook de naam van mijn echtgenoot, Paiva-Veretennicoff, dus. Toen was het sowieso niet zo belangrijk om heel veel geciteerd te worden of om zoveel mogelijk te publiceren. We waren vrij, vrij om zelf het ritme te bepalen van onze productie, vrij om risico’s te nemen. Ik heb me dan ook veel kunnen inzetten voor de organisatie van het onderwijs, voor het departement, voor de jonge onderzoekers en voor de maatschappij, bijvoorbeeld als expert voor de Europese commissie. Dat waren echt gouden jaren. Hoe zat het met de combinatie werk en gezin? Uw echtgenoot was ook wetenschapper: speelde dat een rol? Als wetenschapper had hij natuurlijk veel begrip voor mij. We hebben altijd heel hard gewerkt, ook in het weekend en ’s avonds. We waren wel vrij, maar dat betekende niet dat we niets deden. Onze familie woonde

in het buitenland, dus we moesten wel op eigen benen staan. Dat betekende dan ook dat onze dochters veel tijd in de crèche en in de opvang op school hebben doorgebracht. Dat hebben ze me toen niet verweten, maar nu wel. Toch besteedde ik elk vrij moment dat ik had aan de kinderen, ook later, toen ze adolescenten waren. Ook moest elke maaltijd een feest zijn: de tafel mooi gedekt, een kaars op tafel, samen eten en praten over de dag. Dat was voor mij een absolute prioriteit.

— Als bevoorrechte burgers moeten wetenschappers dienen, niet bediend worden. Zou u opnieuw onderzoeker en professor willen worden in deze tijd? Nee, omdat ik heb geproefd van hoe het vroeger was. Vandaag heb ik de indruk dat onderzoekers de tijd niet meer krijgen om te doen waarvoor ze opgeleid zijn: nadenken! Anderzijds was er op het moment dat ik departementshoofd was, ook al heel veel administratie en bureaucratie. Dat was toen niet anders dan nu. Ik beklaag de jonge vorsers, maar jullie hebben toch ook veel meer opportuniteiten en zijn beter voorbereid. Voor ons waren projectaanvragen bijvoorbeeld een moeilijke opgave. We wisten helemaal niet hoe we dat moesten doen. Het fantastische was dan wel dat je een project kon schrijven op basis van je buikgevoel, en niet op basis van een strak format dat je opgelegd werd. We konden echt schrijven waarom we de dingen wilden doen in de vorm die we daarvoor geschikt vonden en op die manier proberen te overtuigen. Dat ging natuurlijk met vallen en opstaan.

Mochten jullie falen? Absoluut! Ik ben benoemd zonder expliciet een onderzoeksproject te moeten schrijven. Ook moesten we niet om het jaar een verslag schrijven van de activiteiten. Je kon dus gerust falen. Als een berekening of een experiment niet goed uitkwam, hielp dat je in de eerste plaats om te groeien. Het hoefde niet per se onmiddellijk iets op te leveren qua output. Vandaag zijn we dan ook verkeerd bezig. Een kennismaatschappij is een maatschappij waarin kennis van fundamentele waarde is. Niet alleen kennis genereren is belangrijk, maar ook kennis doorgeven en kritisch nadenken over kennis. Kennis moet ook voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Dat is nu zeker niet het geval. We moeten verder durven te gaan dan alleen een kenniseconomie gecombineerd met een informatiemaatschappij. Heeft u, tot slot, een advies voor jonge onderzoekers? Misschien is het een verkeerd advies, maar het enige wat telt, is de passie voor je werk. Je moet gaan voor je zaak, je mag niet te veel compromissen sluiten. Roei gerust tegen de stroom in. Als je overtuigd bent van iets, dan zullen de mensen jou volgen of je uiteindelijk wel zeggen dat je verkeerd bent. Het is evident dat je hard moet werken, dat is eigen aan de job. Maar het is de mooiste job die je kunt hebben, denk ik, zeker met al die vrijheid en met alle opportuniteiten die de maatschappij je geeft. We zijn wie we zijn omdat de maatschappij in ons heeft geïnvesteerd. We moeten dat erkennen en de maatschappij dingen teruggeven. Mijn vader — en ik denk dat hij dat van mijn grootvader, een generaal in het Russische leger, had — zei altijd dat je als bevoorrechte burger moest dienen, niet bediend worden. Wetenschappers moeten ook de maatschappij dienen.

Maja 2

11


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.