Degeus 01januari14

Page 17

ARENA

officieel onderwijs, in gemeentehuizen, rechtszalen en andere openbare gebouwen. De overheid moet ruimtes garanderen waar alle burgers zich gelijk toe kunnen bekennen. Het vrijheid- en gelijkheidsbeginsel betekent ook dat elke ambtenaar iedere burger onpartijdig moet behandelen. Ambtenaren vertegenwoordigen de overheid en moeten onpartijdig hun gezag of dienstverlening ten aanzien van de burger uitvoeren. Het is in dit verband stuitend dat het aantal klachten van moslimburgers die denigrerende opmerkingen krijgen van ambtenaren nog steeds hoger is dan het aantal klachten van burgers die zich door niet-neutraal geklede ambtenaren ongelijk behandeld weten. Over deze twee punten moeten zowel de voor- als de tegenstanders van een verbod het eens zijn – zo niet verlaat men de basisgedachte dat de overheid iedereen gelijk moet behandelen. Het is dus niet zo dat tegenstanders van een verbod de onpartijdigheid van de overheid in vraag stellen. De discussie in verband met de levensbeschouwelijke symbolen gaat over de vraag in hoeverre de vereiste onpartijdigheid

hoofddoek, dus elke specifieke argumentatie tegen

zich niet alleen in het handelen moet veruitwendigen, maar ook in de kledij van (alle) ambtenaren.

De discussie in verband met de levensbeschouwelijke symbolen gaat over de vraag in hoeverre de vereiste onpartijdigheid zich niet alleen in het handelen moet veruitwendigen, maar ook in de kledij van (alle) ambtenaren Vanuit seculier perspectief is hierover geen principiële en doorslaggevende uitspraak te doen. Hier botst de godsdienstvrijheid van de ambtenaar met de vrijheid van de burger om niet met de levensbeschouwelijke overtuiging van een ambtenaar geconfronteerd te worden. Ik ben het op dit punt eens met Jürgen Habermas: ‘Het zal altijd een punt van discussie blijven hoe de grens tussen de positieve godsdienstvrijheid, dus het recht om het eigen geloof in praktijk te brengen, en het negatieve vrijheidsrecht om van de religieuze praktijken van andersdenkenden verschoond te blijven, in het concrete geval getrokken moet worden.’ Voorstanders van een verbod leggen de nadruk op de vrijheid van de burger om neutraal bediend te worden zonder hierbij door levensbeschouwelijke verwijzingen gestoord te worden. Tegenstanders van een verbod vragen een vorm van tolerantie van de burger voor levensbeschouwelijke verwijzingen, benadrukken de handelingsmogelijkheden en werkgelegenheid van religieuze minderheden en de vrijheid van de ambtenaren – zolang ze maar hun werk naar behoren uitvoeren en in hun handelen onpartijdigheid verzekeren.

Context Door deze onbeslistheid is het goed om naast principiële ook pragmatische en contextuele overwegingen mee in rekening te brengen: hoeveel mensen

vallen onder het verbod, zijn er al klachten, heeft een verbod invloed op de gelijke kansen op de arbeidsmarkt en hoe wordt zo’n verbod gepercipieerd? Indien er voor een verbod gekozen wordt, is het alvast niet nodig dat voor alle ambtenaren en functies gelijk te implementeren. Er is geen reden waarom mensen het grondrecht van de gewetensvrijheid niet zouden mogen uitoefenen in functies waarbij de neutraliteit van de overheid minder in het geding is en er hieromtrent ook geen verkeerde perceptie kan ontstaan: bibliotheekbedienden en parkeerwachters verschillen in dat opzicht van bijvoorbeeld politie en leerkrachten. Er moet in dat opzicht ook een onderscheid gemaakt worden tussen mensen die front-office en dus zichtbaar werken en mensen die back-office werken en nauwelijks of niet met de burger in contact komen. Een algemene wet die het alle ambtenaren verbiedt, lijkt me dus gechargeerd. Het verbiedt meer dan nodig is. Tegenstanders van een verbod zullen er bovendien op wijzen dat zo’n verbod niet in het luchtledige hangt. Het is een wet die verschijnt in een maatschappelijke context waarin discriminatie inzake tewerkstelling al een erg voelbaar fenomeen is. Hierdoor geeft het verbod een verkeerd signaal. Hoewel het zeker niet door alle voorstanders van een verbod zo bedoeld is, komt een algemeen verbod over als een afwijzing. Religieuze minderheden voelen zich door dergelijke maatregel (nog maar eens) geviseerd en uitgesloten.

Integratie-erkenningsparadox We botsen hier op wat ik de integratieerkenningsparadox noem: opdat mensen zich geïntegreerd zouden voelen en zich met de samenleving zouden associëren en identificeren, is het toelaten en erkennen van verschil soms de beste strategie. Dat is een paradox omdat er vaak over integratie gesproken wordt in termen van aanpassing, terwijl hier het omgekeerde aan de orde is: door miskenning van het verschil gaan mensen zich vaak niet integreren, maar zich van de samenleving afkeren en zich terugplooien op

januari 2014  >  17


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.