
4 minute read
Gesignaleerd
Bruine winterjuffer
Libellen brengen de koude wintermaanden door als eitje of als larve. Eentje vormt daarop een uitzondering, de bruine winterjuffer. Zij brengt de winter door als volwassen juffer. Van vrieskou, ijs en sneeuw heeft zij duidelijk geen last. Eens de temperaturen milder worden, is de bruine winterjuffer de eerste libel die je bij ons kan zien rondvliegen. Op ’t Ven in Rijmenam werden er zelfs al gespot tijdens een warme februaridag.
Advertisement

De bruine winterjuffer was zeldzaam maar laat zich steeds vaker zien, vooral in heide- en vennengebieden. Ondiepe plassen die snel opwarmen, zijn ideaal voor de ontwikkeling van de larven. In de heidevegetatie vindt de volwassen juffer tijdens de winter voldoende schuilplaatsen. Haar camouflagepakje, een zandkleurig lijf met donkerbruine vlekken en bruine ogen, maakt haar totaal onopvallend.
Waaraan kan je een bruine winterjuffer nog herkennen? De gekleurde langwerpige vlekjes in de vleugels (pterostigma) zijn lang en smal. Die van de voor-en achtervleugel liggen niet even ver van de vleugeltop. Bovendien houdt de bruine winterjuffer haar vleugels strak tegen elkaar, langs één zijde van haar achterlijf, waardoor de pterostigma elkaar niet overlappen. Dit is duidelijk te zien op de foto (vergroting in witte cirkel).
Andere juffers zitten met hun vleugels lichtjes gespreid. Een soort die je dus makkelijk kan herkennen in ’t veld, als je ze tenminste vindt.
Pleisterende buidelmezen
Misschien stel je jezelf de vraag hoe deze vogel aan z’n naam komt. Dat is simpel, ze laten zich niet zelden zien in de nabijheid van koeien (en andere grazers). Tijdens het grazen stoten die insecten op en daar is het de koereiger om te doen. Naast deze insecten laat hij ook z’n oog vallen op prooien als muizen en amfibieën.
Aan het Zennegat is altijd wel iets te zien en te beleven, maar afgelopen winter kwamen er toch heel wat meer vogelaars over de vloer dan gewoonlijk. Ze kwamen van heinde (Nederland) en verre (Wallonië) om een glimp op te vangen van een groepje zeldzame buidelmezen.
De buidelmees is een klein (niet langer dan 11 cm), maar bijzonder fraai vogeltje. Het heeft een mooie roodbruine mantel, een grijze kap en een zwart masker. In het overstromingsgebied van het Zennegat vindt het z’n geliefkoosde habitat: uitgestrekte rietvelden met veel lisdodde en hier en daar wat wilgenopslag. In de sigaren van lisdodde gaat de buidelmees op zoek naar voedsel. De hele dag zijn ze in de weer met het uitpluizen van de lisdoddesigaren, waaruit ze overwinterende insecten plukken.
Nu is het afwachten wat de buidelmezen de komende lente zullen doen. Blijven ze hier en bouwen ze een nest, of trekken ze opnieuw weg? De mogelijkheid dat ze hier blijven broeden is allerminst uit te sluiten én het zou niet de eerste keer zijn dat de soort in de regio tot broeden komt. In 2002 werd een nest ontdekt in het Mechels Broek. De nestjes van buidelmezen zijn trouwens erg bijzonder. Het is een diepe pluizige ‘buidel’ waarin bovenaan een kokervormige toegang is gemaakt. Als broedlocatie verkiezen de buidelmeesouders wilgenbosjes, waar ze het nest aan het uiteinde van een tak ophangen.
De steeds vaker opduikende koereiger
Ook de koereiger verdient een vermelding in deze rubriek. Deze kleine witte reiger is al decennialang bezig met een opmerkelijke expansie. Oorspronkelijk leefden de vogels in Afrika. Vandaaruit koloniseerden ze in de loop van de 20ste eeuw Zuid-Europa. Ondertussen zijn ook de eerste broedgevallen in België opgetekend (Zwin, Blankaart, Marais d’Harchies).

De afgelopen jaren worden steeds vaker in de regio koereigers gezien. Ook dit jaar werden er al meermaals gemeld. Begin januari liet er zich één zien in Heindonk (6 januari), van 22 tot 24 januari zocht een koereiger het gezelschap op van de Galloways van Mispeldonk en op 25 januari werd een overvliegende koereiger opgemerkt boven het Zennegat.
Nu is het afwachten wat de buidelmezen de komende lente zullen doen. Blijven ze hier en bouwen ze een nest, of trekken ze opnieuw weg? De mogelijkheid dat ze hier blijven broeden is allerminst uit te sluiten én het zou niet de eerste keer zijn dat de soort in de regio tot broeden komt. In 2002 werd een nest ontdekt in het Mechels Broek. De nestjes van buidelmezen zijn trouwens erg bijzonder. Het is een diepe pluizige ‘buidel’ waarin bovenaan een kokervormige toegang is gemaakt. Als broedlocatie verkiezen de buidelmeesouders wilgenbosjes, waar ze het nest aan het uiteinde van een tak ophangen.
Diane Appels, Bert Mestdagh