
3 minute read
Adelaarsvaren
Invasief, agressief dominant, tot drie meter hoog en onder de grond tot drie meter diep; onder deze planten ontkiemt niets, groeit niets; de plant werd bestreden met glyfosaat en je moet al wanhopig zijn om zoiets te doen. We zouden het kunnen hebben over de Japanse duizendknoop, maar dit artikel gaat, zoals de titel al zegt over de adelaarsvaren, een inheemse plant. Komt daar bovenop dat de soort profiteert van de vermesting van ons landschap en van het opwarmende klimaat en je weet: dit is een succesverhaal!
Inheems bij ons en tegelijk wereldburger, hoewel de adelaarsvarens op het zuidelijk halfrond tegenwoordig tot aparte soorten gerekend worden.
Over de naam adelaarsvaren bestaan drie verschillende theorieën. Linnaeus zou hem ‘Pteris aquilina’ genoemd hebben omdat je bij het doorsnijden van de (tot 5 cm dikke) wortelstok een figuur van een adelaar ziet. Eerder, in de Middeleeuwen, zag men diezelfde figuur bij het (schuin) doorsnijden van de bladsteel vlak boven de grond. Dat is de versie die je tegenwoordig nog het meest tegenkomt, misschien omdat je voor die wortelstok te diep moet graven? Christelijk geïnspireerde mensen zien in diezelfde doorsnede zelfs de letters GOD, IHS of JC. Daar wou ik het fijne van weten en dus trok ik met een scherp mes de wijde natuur in… om nadien ontgoocheld te moeten vaststellen dat mijn geduld en mijn fantasie schromelijk tekortschieten. Op foto’s op het internet is de enige figuur die ik duidelijk herken die van een ballonnenverkoper.
Mijn voorkeur gaat naar de derde theorie: als de eerste deelbladeren zich ontrollen in de lente, is de groeitop nog opgerold en zie ik een kop en twee arendsvleugels. Die vleugels (‘pteron’ in het Grieks) zitten ook al in de wetenschappelijke naam ‘Pteridium’.
Adelaarsvaren is een giftige plant die zelfs kankerverwekkende stoffen bevat. Vooral jonge scheuten zijn giftig en naarmate de plant ouder wordt, verbreedt het gamma aan verschillende gifstoffen. In het Verre Oosten (voornamelijk in Japan en Korea) wordt de plant nochtans courant gebruikt in de keuken, weliswaar na bewerking waardoor de schadelijke stoffen afgebroken worden. Voor dieren, van grote grazers tot kleine insecten, is de plant ook niet te vreten. Enkele insecten (de larven van een handvol bladwespen en nachtvlinders) zijn er toch in geslaagd om het gif te neutraliseren.

Door de diepe schaduw, de dichte mat van dode varenbladen en door het afscheiden van groeiremmende stoffen, zorgt de adelaarsvaren ervoor dat er maar weinig planten in de nabijheid kunnen gedijen.
Adelaarsvarens hebben extraflorale nectariën (suikerlekken) om mieren te lokken. Waarom ze dat doen? Ook daarover bestaan uiteenlopende theorieën. Moeten die mieren de vraat door grote en/of kleine dieren ontmoedigen? Of verspreiden ze de sporen? Of werken beide?

In de winter sterven de bovengrondse delen volledig af en krijg je een dikke laag traag verterend strooisel. Eikels die daarop vallen, maken geen kans om te ontkiemen: geen licht, geen lucht en ook de stervende bladeren bevatten groeiremmers.
Is die adelaarsvaren dan nergens goed voor? Toch wel. Vroeger werden de droge bladeren als dakisolatie gebruikt, als vloerbedekking in de potstal en als meststof. In het landschap is de dichte, hoge begroeiing een perfecte schuilplaats voor o.a. reeën of vossen die er overdag rustig kunnen schuilen. Enkele insecten zouden slechtgezind zijn als de adelaarsvaren zou verdwijnen. En wie zijn wij als soort om waardeoordelen te vellen over dominante en agressieve organismen?