Vlakbijl uit Holthone Een van de grafheuvels van het grafveld Calsum. Deze grafheuvels dateren uit de IJzertijd.
opgravingen in Mariënberg (zie thema 3.2).22 Een bijzonder vlakgraf is aangetroffen in Ittersumerbroek, bij Zwolle: een kleine grafkuil met een standvoetbekertje.23 Volgens de opgravers was het mogelijk een kindergraf.
uit Zuid-Scandinavië en Noord-Duitsland.24 Uit het Vechtdal kennen we exemplaren uit Herfte, De Haerst, Collendoorn, Anerveen en De Haandrik.
Begraven grafheuvels Langs de Vecht waren ooit meer grafheuvels dan dat er nu zichtbaar zijn. Een aantal is waarschijnlijk begraven onder plaggenmest dat sinds de Middeleeuwen op de akkers langs de Vecht werd gebracht. Alleen bij toeval, als voor wegaanleg of huizenbouw in deze essen wordt gegraven, worden ze ontdekt. Dat was het geval bij twee grafmonumenten bij Brucht, ten zuiden van Hardenberg en bij Holt nabij Gramsbergen. Bij graafwerkzaamheden kwamen zogenaamde kringgreppels tevoorschijn. Dit zijn greppels die rond grafheuvels werden aangelegd, vermoedelijk als (ceremoniële) afbakening. De eigenlijke heuvellichamen waren bij het ontstaan van de es geëgaliseerd. Het was niet mogelijk om de graven uit Brucht en Holt scherp te dateren, omdat ze geen complete potten of andere vondsten bleken te bevatten. In de loop van het Laat-Neolithicum en de Bronstijd nam het aantal bronzen werktuigen, wapens en sieraden geleidelijk toe. Toch bleven ook vuurstenen werktuigen in gebruik. Hiervan zijn de zogenaamde Scandinavische dolken goede voorbeelden. Deze prachtig bewerkte vuurstenen dolken uit omstreeks 2000 v. Chr. zijn importstukken
Cultuurhistorische Atlas van de Vecht
In het Vechtdal zijn verschillende typen vuurstenen dolken gevonden. Het linker exemplaar is afkomstig uit Gramsbergen. De rechter dolk werd gevonden in Herfte, en is van het Scandinavische type.
Standvoetbekertje gevonden in een bijzonder vlakgraf, mogelijk zelfs een kindergraf, in Ittersumerbroek, bij Zwolle.
Een gouden kom uit Gölenkamp
In februari 1840 kwam tijdens zandwinning bij de Duitse buurtschap Gölenkamp, niet ver van de Nederlands-Duitse grens, een spectaculaire vondst aan het licht. De Groninger Courant van 30 maart van dat jaar schreef erover: ‘Bij Neuenhaus heeft een landman bij het zandgraven een zeer merkwaardig stuk gevonden, namelijk een soort van gouden kelk zonder voet, die omgekeerd als deksel op eene Germaanse lijkurne stond…’.25 De deksel was een mooi versierd gouden kommetje van
66
11,5 centimeter hoog en een gewicht van 255 gram.26 Helaas is er over deze zeer zeldzame vondst veel informatie verloren gegaan. De heuvel waar de kom in werd gevonden, is bij een opgraving in 1877 geheel vergraven en ook de urn die samen met de kom gevonden werd, is verloren gegaan.27 Toch kunnen we nog iets zeggen over de vindplaats en ouderdom van de vondst. Uit de beschrijving in de Groninger Courant is af te leiden dat de kom afkomstig is uit een prehistorische grafheuvel op een stuwwal, de Spöllberg net over de grens tussen Uelsen en Neuenhaus. Deze plek biedt een wijds uitzicht over het twintig meter lager gelegen dal van de Vecht in het noordoosten. Gezien de bijzondere plek en de kostbare grafgrift moet hier een belangrijk persoon zijn laatste rustplaats hebben gevonden. Hoe zeldzaam de gouden kom van Gölenkamp is, wordt duidelijk wanneer we op zoek gaan naar parallellen. In een in 2006
gepubliceerde catalogus worden zestien ‘bijzondere kommen’ uit Europa vermeld, die een gebied bestrijken van ZuidEngeland tot de Alpen.28 In Nederland is nog nooit een exemplaar gevonden. Van de zestien kommen zijn er slechts zes of zeven van goud. De overige exemplaren zijn van zilver (vooral in Bretagne), barnsteen of van schaliegesteente. Deze topvondsten zijn qua vorm niet geheel identiek, maar hebben met elkaar gemeen dat ze ongeveer even oud zijn en dat de meeste in grafheuvels zijn gevonden. Ze stammen uit de tijd tussen 1900 en 1500 v. Christus. De bewoners van dit deel van de Vechtstreek moeten in de Bronstijd goede handelscontacten hebben gehad. Goud komt hier niet van nature voor en dus moet óf de complete beker, of het goud over een grote afstand geïmporteerd zijn.
De oudste metaalvondst uit het Vechtdal is een vlakbijl uit omstreeks 2000 voor Christus, die in 1987 met een metaaldetector werd gevonden in Holthone. Dergelijke bijlen zijn zeldzaam in Nederland. Ze bestaan uit verschillende soorten legeringen, waarin koper het belangrijkste bestanddeel is. Eeuwen later pas verschijnen in het Vechtdal voorwerpen gemaakt van het ‘klassieke’ brons, een veel sterkere legering van koper en tin. De vlakbijl van Holthone werd aangetroffen in een overstromingsvlakte van de rivier. In dergelijke gebieden werd veel geofferd (zie thema 3.7).