Atlas van de Vecht

Page 32

2.4 Kronkels en landschap

Meanderende rivier bij hoog water in de Cumberland Marshes, Saskatchewan, Canada.

Schematische weergave van het meanderproces.

binnenbocht

buitenbocht

-

weggespoeld land

-

nieuw aangeslibd land

+

snelste stroming

Het proces van meandering In het schema rechtsboven wordt duidelijk hoe de lussen van de meanderende rivier steeds de neiging hebben om zich te vergroten. In de buitenbocht, waar het water het snelst stroomt, wordt grond weggespoeld, zowel uit de diepte als van de oever (stootoever). Hier ontstaat een steilrand of klif. Het water vervoert het uitgeschuurde materiaal naar de volgende binnenbocht. Hier stroomt het water het langzaamst, en wordt het sediment weer afgezet. De bedding in de binnenbocht (glijoever) is dus relatief ondiep. De rivierbochten van meanderende rivieren schuren zich steeds meer naar buiten uit tot het punt waarop ze een andere bocht tegenkomen en de rivier zichzelf afsnijdt. Als dit gebeurt, ontstaat een verlaten ‘restgeul’ waar nagenoeg geen water meer doorheen stroomt en die langzaam wordt opgevuld met klei en veen. Langs de rivier liggen zogenaamde oeverwallen. Die ontstaan als bij hoogwater de hele dalvlakte van de rivier overstroomt. Het overstromingswater zet een dun laagje zand en klei af dat direct langs de loop het dikst is. Daardoor ontstaan ruggetjes aan weerszijden van de rivierbedding die oeverwallen worden genoemd. Tot

aan de riviernormalisatie van de twintigste eeuw vertoonde de Vecht tussen Dalfsen en Hardenberg een bijzonder sterke meandering, die deels door menselijke invloed is te verklaren (zie thema 2.6).

Verlanding Meanderende rivieren hebben van nature vele afgesneden rivierbochten. Dat is ook in het Vechtdal het geval, hoewel het merendeel stamt uit de tijd van de riviernormalisatie in het begin van de twintigste eeuw. De term ‘dode rivierarm’, die hier wel eens voor wordt gebruikt, is eigenlijk een verkeerde term voor deze wateren, want ze barsten van het leven. Uitbundige groei van water- en moerasplanten zorgt voor verlanding. Een stilstaande waterplas groeit van de rand naar binnen toe dicht en verandert in tientallen tot honderden jaren in een min of meer droog moerasbos. Factoren die een rol spelen zijn de diepte, uitgestrektheid van het water, samenstelling van het water, afzetting van slib en de aanwezigheid van kwelwater. Hierdoor heeft elke afgesneden meander een eigen karakter. In vrijwel elke oude rivierbocht met open water groeien de drijvende bladeren van waterlelie en gele plomp. In de

ondiepe oeverzone van relatief voedselarm water groeit waterdrieblad en wateraardbei. Ergens halverwege komt een laag van drijvende planten (drijftilvegetatie) voor, wortelend in een gasrijk rottingsslib met soorten als waterscheerling, cyperzegge en grote watereppe. De drijftillen vormen op den duur een geheel met de oeverbegroeiing waarna veelal een soortenrijk rietland ontstaat met hoogopgaande kruiden zoals lisdodde, waterscheerling, grote waterweegbree en grote boterbloem. Plaatsen met een sterk wisselende waterstand zijn vaak soortenarmer en bestaan soms uit louter lisdodden, riet of holpijp. Naarmate de verlanding doorzet verandert het soortenrijke rietland gaandeweg in een zeggenvegetatie (met bijvoorbeeld moeraszegge en pluimzegge), of in de richting van een kruidenrijk grasland met zompzegge, gewone zegge en moerasviooltje. In de laatste fase van de verlanding ontstaat wilgenbroekbos, dat op den duur over gaat in elzenbroekbos.

Slingerende of rechte rivieren Slingerende of rechte rivieren kronkelen veel minder dan meanderende rivieren. Ze stromen traag en voeren weinig sediment mee. De geul slijt zijn bochten veel minder sterk uit en de rivier bestaat uit een vrij brede en rechte loop. Dit type rivier vormt zich vooral in gebieden waar de hoogteverschillen gering zijn. De huidige Vecht heeft dit karakter in het mondingsgebied, stroomafwaarts van Dalfsen (zie ook thema 2.7).

2 Ontstaan van het Vechtdal

stootoever (klif)

zandige zandige glijoever

afkalvende afkalvende buitenbocht buitenbocht (stootoever) (stootoever)

zijwaartse zijwaartse erosie erosie ingezakt ingezakt deelvan vande deel de oever oever

depositie erosie depositie

geulverplaatsing geulverplaatsing

slingerend/recht

hogere gronden dalvlakte

zwakste zwakste stroming stroming

meanderend

sterkste sterkstestroming stroming

vlechtend

Indeling op grond van de vorm van de rivierloop: slingerende of rechte rivieren, meanderende rivieren, vlechtende rivieren.

31


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.