Boerderij te Ommen met onderschoer getekend door Jan Jans.
nokgording
haanhout spoor
slieten gebintplaat windschoor
oplanger
hilde
ankerbalk korbeel
zijbeuk gebintstijl poer
deel stalligger Balkenconstructie van boerderij Erve Borrink in Vilsteren.
stalliggerdrager
In de esdorpen langs de Vecht kwamen veel schaapskooien voor, ook buiten de boerenerven. Deze heeft een rieten dak en zwarte, gepotdekselde, houten gevels (met iets over elkaar liggende planken die in de lengterichting de wand vormen). Net als de boerderijen zijn veel schaapskooien gebouwd met het ankerbalkgebint.
Schematische doorsnede van een hallenhuis met de naamgeving van de constructie-elementen. De reeks gebinten met ankerbalken en korbelen vormen het skelet van de constructie.
kamer
Op balken werden telmerken gezet als aanwijzing voor de bouwers. Ook werden in balken vaak de naam van de bewoners en het bouwjaar gezet. In 1797 plaatsten op deze balk Harmen Zwiese en Geesjen Prenger hun initialen. (Boerderij Zwiese in Loozen).
paardenstal
deel
herd
Voor en achter; wonen en werken In de grote ruimte onder het hoge dak leefden mensen en dieren in eerste instantie samen. De scheiding tussen woongedeelte, werkgedeelte en veestalling was summier.
opkamer w.o. kelder
spoelkamer ofwel geut
stallen
Pas in de zeventiende eeuw werd het
0gebruikelijk om in hallenhuizen een schei-
dingswand aan te brengen tussen woongedeelte en werkgedeelte. Dat gaf meer com-
Plattegrond van een hallenhuis.
Cultuurhistorische Atlas van de Vecht
potstal grootvee
naamde telmerken die het in elkaar puzzelen vergemakkelijkten. Telmerken kunnen iets vertellen over de bouwhistorie. Uit het gehanteerde tekensysteem kan een deskundige afleiden in welke tijd de constructie is vervaardigd. Een complicerende factor kan zijn dat in de boerenbouw houten balken vaak werden hergebruikt. Dat blijkt bijvoorbeeld uit ‘onverklaarbare’ gaten, uitsparingen en telmerken die niet passen in het systeem.
282
fort en hygiëne. Zo’n scheiding was gemakkelijk te maken dankzij de gelede opbouw van de boerderij, met ‘vakken’ tussen de opeenvolgende gebinten. Het woongedeelte lag voor de scheidingswand. ‘Voor’ was het domein van de boerin. ‘Achter’ was het bedrijfsgedeelte, het domein van de boer, en nam het grootste aantal vakken in beslag. Het verschil tussen voor en achter kwam tot uitdrukking in de materiaalkeuze en de aandacht voor de afwerking. ‘Voor’ werden chiquere en duurdere materialen toegepast. Aan de voorkant was het dak soms met kostbare dakpannen bekleed in plaats van met riet. De gevel was hier wel van baksteen in plaats van hout. De voorzijde van de boerderij was asymmetrisch, de deur zat naast het midden. In de voorgevel zaten grote, verticale ramen (met roeden en/of luiken). De kleuren van de luiken verwezen naar de eigenaar van het