8.1 Strijd aan de Vecht (deel 4)
Leden van de verzetsgroep ‘De Groene’ uit Zwolle bij het onderduikschip in de winter van 1944/1945. Van links naar rechts: de Engelse vliegeniers James Brandford en Harry Macfarlane, en de Nederlandse onderduiker Harm Jan Snel. De laatste had een onderduikadres aan land, maar was een belangrijke contactpersoon.
Bewaker bij de poort van kamp Erika. De gevangenen in kamp Ommen werden veelal tewerk gesteld bij boeren in de omtrek.
Op het Landgoed Eerde ligt het graf van Frits Herbert Iordens die in de Tweede Wereldoorlog joodse kinderen hielp onderduiken toen hij op Eerde verbleef. In 1944 werd hij door de Duitsers gefusilleerd nadat hij neergeschoten geallieerde vliegers had geholpen. Na de oorlog werd hij op Eerde herbegraven.
Zwolle hielp hen daarbij. Het is een wonder dat het schip nooit is ontdekt. Veel mensen in de omgeving wisten van het bestaan van het schip en brachten bijvoorbeeld voedsel, kleding of medische zorg. De Duitsers hadden wel een vermoeden. Tot drie maal toe hielden ze een zoekactie, maar gelukkig op de verkeerde plek. Alle schepen bij het Haersterveer, iets stroomopwaarts aan de Vecht, werden doorzocht. Toch stonden er op een dag opeens twee Duitsers op de loopplank. Gelukkig vermoedden ze niets. Ze waren achterna gezeten door een koppel koeien met een stier en hadden op de loopplank een veilig heenkomen gezocht.2 Maar helaas liep het ook wel verkeerd af, zoals met Joop Huiberts, Gerard Bouwmans en Piet de Valk. Ze waren tewerkgesteld aan de IJssellinie, maar wisten in de herfst van 1944 te ontsnappen door zich in de loopgraven onder aarde te verstoppen. De familie Rijzebosch die aan de dijk woonde, ving de drie mannen op en bracht ze naar de boot waar ze enkele dagen verbleven terwijl onderduikadressen werden geregeld. Op 6 oktober vertrokken ze naar adressen in
Kamp Erika
kamp leeg te staan. Erika werd achtereenvolgens een opvoedingskamp en in 1944 weer een strafkamp. Berucht was de bewaker Herbertus Bikker, een Waffen-SS-er die door zijn gewelddadige gedrag ‘De Beul van Ommen’ werd genoemd. Hij maakte deel uit van de vaste knokploeg van Erika en joeg op onderduikers en verzetsmensen. Hij vermoordde onder andere de verzetsstrijder Jan Houtman op een boerderij in Hoonhorst. In het bos herinneren een kruis en een bescheiden gedenksteen aan de gruweldaden die in het kamp zijn begaan.
Ruinerwold. Toen ze twee dagen later over het Meppelerdiep probeerden te varen, werden ze gesnapt door leden van de Duitse Kriegsmarine.In Zwartsluis werden ze overgedragen aan Duitse Zollbeambten en nog dezelfde dag werden ze ter dood gebracht.
Werkkampen Vanaf voorjaar 1942 werden werkloze joodse mannen tewerkgesteld in kampen langs de Vecht.3 Het waren werkkampen die in de jaren dertig waren aangelegd voor Nederlandse werklozen. Het leven in de kampen – met namen als De Molengoot, Arrïën en De Vecht – was moeilijk. Het werk was zwaar, er was weinig en slecht eten en het regime werd steeds strenger. De kampen bleken uiteindelijk een voorportaal van de deportatie naar kamp Westerbork en de vernietigingskampen. Na de oorlog werden collaborateurs in de kampen geïnterneerd. Ook teruggekeerde Indië-gangers werden eind van de jaren veertig tijdelijk in de barakken gehuisvest.
Ten zuiden van Ommen, op de Besthmenerberg, maakten de Duitsers gebruik van de accommodatie van de sterkampen die tot 1939 in gebruik waren geweest van de theosofische beweging (zie thema 8.2). De barakken, keukens en gebouwen werden uitgebreid tot de ‘Arbeitseinsatzlager Erika’, een strafkamp waar vanaf 1942 economische delinquenten werden opgesloten (zwarthandelaren, illegale slachters en mensen die de distributiewetten hadden overtreden).4 De kampbewaarders bestonden vooral uit Amsterdamse werklozen die werden aangestuurd door SS-ers die in Ommen een opleiding tot kampbewaarder hadden gevolgd. Ze waren uitzonderlijk wreed. De afgelegen ligging in de bossen gaf ze de mogelijkheid de gevangen systematisch te mishandelen en zelfs regelrecht te vermoorden. De gevangen waren naar Ommen gestuurd door Nederlandse rechters, maar toen die weet kregen van de onmenselijke omstandigheden besloten ze er geen veroordeelden meer heen te sturen. Zo kwam het
8 De laatste veranderingen
Droppings Niet ver van kamp Erika was de verzetsgroep Salland uit Vroomshoop actief. Tussen oktober 1944 tot en met april 1945 vonden op het landgoed van baron Bentink in het Stegerenseveld veertien grote vliegtuigdroppings plaats.5 Op het afwerpterrein kwamen aan parachutes containers neer met wapens, munitie, proviand en zendmateriaal. Ook werden acht agenten gedropt en vonden vanuit Stegeren de nodige sabotageactiviteiten plaats. De droppings wer-
205
Vanaf de Eelerberg in Hellendoorn en Mataram en Hessum bij Dalfsen werden eind 1944 en begin 1945 vele V2-raketten afgevuurd op Antwerpen.
den aangekondigd via gecodeerde berichten, bijvoorbeeld ‘De kikvors zit in het riet’. De vliegtuigen reageerde op lichten van de verzetsgroep. Tijdens de dropping stonden mitrailleurs opgesteld om onverhoedse indringers zonder pardon neer te schieten. In luttele uren werd hard gewerkt om alle