Atlas van de Vecht

Page 120

5.3 Buurschappen, kerspelen, marken en de adel

Erfgenamen, meiers en keuters Binnen de marke hadden in principe alleen de eigenaren van de boerderijen gebruiksrechten. Zo’n eigenaar werd goedsheer of landsheer genoemd als hij de verpachter van een of meerdere boerderijen was. Een boer die zelf eigenaar was, werd aangeduid als erfgenaam of geërfde. De horigen of pachters van de grond werden ook wel meiers genoemd. Zij werden in de markerechten vaak omschreven als de buren. De boerderijen met rechten in de marke werden ‘gewaarde’ erven genoemd. Van oorsprong had elke boerderij één waardeel. Veel erven werden gesplitst, waardoor in de loop der tijd ook halve waardelen, vierendelen of nog kleinere eenheden ontstonden. Vanaf de veertiende eeuw ontstond de stand van de keuters (ook katers of koters genoemd): jongere zonen, die geen boerderij erfden, maar toch in hun bestaan moesten voorzien. Ze vestigden zich op de nog onontgonnen grond niet ver van de buurschap. Ze werden getolereerd, kregen beperkte rechten op de woeste grond, maar geen waardeel in de marke. Voor de grond die zij gebruikten, moesten zij een huurbedrag betalen. Omdat in het Vechtdal het overgrote deel van de boerderijen in eigendom was van grootgrondbezitters, hadden die het in de marken vrijwel volledig voor het zeggen. Daarnaast hadden ook kloosters en kerken eigendom en dus een stem in de marke. Anders dan in bijvoorbeeld Drenthe, waar

Om vast te leggen wie tot de markegenoten of gewaarden behoorden, legde de marke Rozengaarde rond 1420 deze ‘leden’ voor het eerst vast op een twee meter lange namenlijst.

veel eigengeërfde boeren waren, was in het Vechtdal dus nauwelijks sprake van gezamenlijk boerenbeheer over de gemeenschappelijke gronden.

Markevergaderingen en markerichterschap Gewoonlijk kwamen de gewaarden in de marke één keer per jaar bijeen in de markevergadering of holtsprake. Waar deze vergaderingen gehouden werden is niet altijd duidelijk en varieerde soms ook in de loop van de tijd. Zo vinden we in het oudste markeboek van de marke Lenthe, dat begint in

1470, de bepaling dat de erfgenamen jaarlijks bijeenkwamen op de maandag na Sint Pieter (22 februari) in Lenthe ‘op die stege’. Vermoedelijk was dit de latere Hagensteeg, waar nog steeds een boerderij staat die de naam Holtink draagt. Deze boerderij behoorde vanouds onder het erf De Ierte, dat in de Middeleeuwen het centrum voor landbouw en ontginning was in deze streek. In latere eeuwen werden de markevergaderingen ook op andere plaatsen gehouden, bijvoorbeeld in 1616 op Ekencate (nu Twentseweg 22), in 1635 op de Grote Ierte (nu Ganzepanweg 4) en in 1643 op de Haar (nu Zwolseweg 78, Heino). Een bestuur van markerichter en gezworenen oefende het dagelijks bestuur uit. De markerichter en gezworenen werden in principe gekozen uit de markegenoten. In veel marken in het Vechtdal was het markerichterschap verbonden aan het adellijke huis dat de meeste waardelen in de marke bezat. In die gevallen was er sprake van een erfmarkerichter. Zo bezat de heer van Rechteren het erfmarkerichterschap in Leuzen, Emmen, Dalmsholte en in de marke van Rechteren en Millingen. De heer van Eerde had in de marke Eerde álle erven in bezit, waardoor hij het markebestuur kon opheffen. Daarnaast was hij erfmarkerichter over Beerze. De heer van Gramsbergen was erfmarkerichter over de marken Ane en Lozen en Radewijk. Daarnaast had hij als hoogste gewaarde veel invloed in de marke

5 Late Middeleeuwen

Kaart van ‘Enige landscheidingen in Overijssel, gelegen in de schoutambten Ambt-Ommen, Dalfsen en Staphorst, in verband met een grensgeschil tussen Ommen en Avereest’, ca. 1705, maar vervaardigd naar een kaart van 1617. Tussen de verschillende marken deden zich regelmatig grensgeschillen voor. Hier was er onenigheid over een stuk land, waarna werd afgesproken dat het land gemeenschappelijk door de beide twistende marken gebruikt mocht worden, maar geen van beide mocht over de scheidingen komen met het vee, voor het graven van turf of voor het zaaien van zaad.

van Holtheme en De Velde. Soms werden ook wel pachters toegelaten als gezworene in het markebestuur, zoals bij de marke Lenthe onder Dalfsen.21 Veel pachters bedankten echter voor deze eer. Ze kregen als taak om de uitvoering van de besluiten van de markevergadering te controleren en kregen daarmee in feite een politionele rol. Vanwege de onwil bij de pachters werd vaak in de markerechten de bepaling opgenomen dat de rol van gezworene niet mocht worden geweigerd. Vele eeuwen lang zouden de boeren langs de Vecht een ondergeschikte rol spelen in de marken. Pas na 1750 werd de rol van de grootgrondbezitters kleiner en verschenen er meer boeren in de markebesturen (zie thema 7.1).

119

Taken van de marken De marken hadden hun eigen rechtspraak, met een markerecht of -willekeur.22 Daarin werd het gebruik van de woeste gronden geregeld, zoals het hakken van hout, het aangraven van grond, de voor- en naweide, het akeren (weiden van varkens op eikels in het bos), de veedrift en het schutten van vee. Alle marken in het Vechtdal kregen na verloop van tijd te maken met zandverstuivingen. In de markeboeken is dan ook voortdurend sprake van maatregelen om deze te bestrijden (zie ook thema 10.2). Veel marken gingen in de loop van de zestiende tot de achttiende eeuw ook buurschapstaken op zich nemen, zoals het begraven van dood vee, de dijkschouw en het onderhoud van wegen en waterleidingen. In het marke-


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.